Rechercheur Vermeersch van de BOB Gent werd van 11 november 1985 tot einde 1985 toegevoegd aan de BOB Aalst (werkte daar aan het natrekken van al dan niet anonieme tips) en werd in maart 1986 toegevoegd aan de Delta-cel. Hij werkte daar één jaar en twee maanden (dus t/m mei 1987) op het spoor Bende De Staerke ism Bende van Nijvel en hij was één van de vinders van de zakken in het kanaal van Ronquiéres (op 6/7-11-1986). Hieronder volgt het gedeelte van zijn getuigenis voor de Bendecommissie (achter gesloten deuren) dat gaat over de vondst van de zakken in het kanaal van Ronquiéres:
De heer Vermeersch: Dat is het geval of de vondst van de zakken in het Hellend Vlak van Ronquières. De elementen die ik heb gebruikt om die zaak boven water te brengen waren aanwezig twee dagen na de feiten te Aalst, maar dan op een andere onderzoekszaak.
De heer Van Parys: Hoe komt het dat er niet onmiddellijk gevolg werd aan gegeven?
De heer Voorzitter: Ik wens nog twee bijkomende vragen te stellen. Het onderzoek was reeds lang bezig bij een ander Parket. Men heeft het niet gedaan. Nu zegt U "wat ik gedaan heb was ook reeds in Aalst vroeg aanwezig." Het zijn dus twee elementen die voor ons toch belangrijk zijn. Waarom was dat dan niet gebeurd? Wat heeft U ervan overtuigd het toch door te zetten?
De heer Vermeersch: gewoon een samenhangen van bepaalde processen-verbaal. Inlichtingen die wij hadden en de manier waarop het hellend vlak van Ronquières werd doorzocht in de eerste fase waren volgens mij niet afdoende.
De heer Voorzitter: Dat begrijp ik niet goed.
De heer Vermeersch: De zwaaikom werd volgens mij op een amateuristische manier onderzocht. Nadat ik alle stukken had, hebben wij die zaak voorgelegd in de groep Delta. Men heeft een speciaal toestel uit West-Duitsland laten overkomen, samen met een specialist. Hoe het toestel noemt, ontsnapt mij op dit ogenblik. Wij hebben de zwaaikom systematisch laten onderzoeken door gespecialiseerde duikers van het leger, omdat wij 100 pct. zeker waren dat er zakken van de daders van de Bende van Nijvel in lagen.
De heer Voorzitter: Waren andere onderzoekers voor u daarvan op de hoogte of konden zij op de hoogte geweest zijn? U zegt "Wij waren 100 pct. zeker." Konden ook zij 100 pct. zeker geweest zijn? Als zij die zekerheid niet hadden, hoe komt het dan? U hebt met de marine gewerkt, maar hoe hebben zij het bassin onderzocht?
De heer Vermeersch: Ik dacht dat zij daarvoor een duiker hebben onder de arm genomen die de duiksport als hobby beoefent. Volgens ik heb gelezen werd er maar 2 uur gezocht om te zien of er de nacht na de feiten iets in het water was gegooid. Wij hebben zelf zakken in net water gegooid om te kunnen vaststellen of die zakken zich verplaatsen, aangezien de zwaaikom tamelijk groot is en de stroming die voorwerpen zou kunnen verplaatsen. Zo wisten wij dat wij niet moesten zoeken op de plaats waar werd gegooid.
De heer Voorzitter: U wist dus dat de zakken zich verplaatsten.
De heer Vermeersch: Het is een zwaaikom waarin de schepen draaien, met slib en veel stroming.
De heer Voorzitter: U hebt dat systematisch gedaan?
De heer Vermeersch: Wij hebben eerst een test gedaan met voorwerpen om te weten wat al dan niet afdrijft.
De heer Voorzitter: Wat geeft dat als concreet resultaat voor het onderzoek en wat had het resultaat kunnen zijn indien men dat een jaar vroeger had gedaan?
De heer Vermeersch: Ik denk dat er een grotere kans bestond, een meer gedetailleerde verklaring te krijgen van de getuigen die de zakken in het water hebben zien gooien.
De heer Voorzitter: Hebben zien gooien? Stonden de namen van die mensen ook in de processen-verbaal van de andere onderzoekers?
De heer Vermeersch: Ik heb de processen-verbaal die in Nijvel aanwezig waren op de kop kunnen tikken.
De heer Voorzitter: Die namen waren al een jaar gekend.
De heer Vermeersch: Ja.
De heer voorzitter: Hebt gij meer precieze verklaringen van die mensen kunnen afdwingen?
De heer Vermeersch: Er zijn verklaringen van die mensen afgenomen. Meer precies of minder precies, daar kan ik u op dit ogenblik geen antwoord op geven.
De heer Voorzitter: Het feit dat u resultaat had hangt niet zozeer van wat die mensen hebben verklaard, maar wel van het feit dat u hebt gezegd dat het niet gelijk is op welke manier men dit onderzoek doet. U hebt dus geprobeerd hoe u zo goed mogelijk aan de resultaten kunt geraken.
De heer Vermeersch: In de groep Delta waren wij van mening dat die zaak moest worden hernomen, maar op een grondige manier.
De heer Voorzitter: Hebt u dat kunnen doen in samenwerking met het parket van Nijvel of Charleroi of hebt u dat op uw eigen gedaan?
De heer Vermeersch: Wij hebben dat enkel met Delta gedaan. Eenmaal de zakken werden gevonden is Nijvel er achteraf wel tussengekomen.
De heer Van Parijs: Is het uw aanvoelen, als men zoveel tijd heeft verloren, of laat een aantal zaken heeft vastgesteld, dat de reden hiervoor is dat het op amateuristische wijze gebeurde, of was het onwil, of was er gebrek aan coördinatie? Het feit dat men op iemand beroep doet die de duiksport beoefent en niet op een professioneel iemand die gebruik kan maken van de meest moderne apparatuur, is dat uit onwil, uit gebrek aan aan opleiding of begeleiding?
De heer Vermeersch: Ik vermoed dat het gaat in de richting van het niet gepast inzetten van iemand die de duiksport als hobby beoefent. Elke politiedienst kan een beroep doen op de gespecialiseerde diensten van het leger. Die mensen werken zeer goed. Iedereen kan er trouwens een beroep op doen. Vandaar dat wij besloten hebben die zaak grondig te laten doorzoeken en niet door iemand die zomaar eens op de bodem voelt en vertrekt.
De heer Voorzitter: Volgens u was men niet voldoende bewust van het feit dat het belangrijk was en dat men het bijna op wetenschappelijke manier moest doen. Maar het feit dat u eerst zelf proeven doet enzovoort, schijnt te wijzen op een zekere wetenschappelijke aanpak om het grootst mogelijke resultaat te bekomen. Had men daaraan nooit gedacht bij de andere opsporingsdiensten?
De heer Vermeersch: Omtrent de vondsten in Ronquières heb ik geen contacten meer gehad, zeker niet met de mensen die daar de opzoekingen hebben verricht . De contacten daarover kunnen bestaan, rnaar dan zal dat de leiding Delta en de leiding Nijvel zijn .
De heer Van Parys: Is het feit dat men een beroep doet op iemand die niet in staat is die opzoekingen daar te doen, met name die bevindingen in dat bassin, gebaseerd op onwil, op onkunde of op wat? Het zou voor ons belangrijk kunnen zijn te weten of men eigenlijk niet wenste te vinden wat men kon vinden.
De heer Vermeersch: Ik denk zeker niet dat dat het geval is. "Niet kon vinden" zou ik zeker niet zeggen maar eens de stukken in ons bezit hebben wij gezegd : er moet iets zijn van de bende van Nijvel. Waarom die zaak door een andere cel op een andere manier werd aangepakt, weet ik niet.
De heer Voorzitter: U had vooraf geen contacten genomen met de andere cel om te vragen : hoe hebt u dat gedaan, en om te zeggen : wij zijn van plan het zo te doen? Heeft dergelijk gesprek plaatsgehad?
De heer Vermeersch: De vraag "waarom hebt u dat zo niet gedaan" heb ik nooit gesteld. Ik weet niet of de leiding Delta die vraag heeft gesteld. In elk geval heb ik opvragingen gedaan van processen-verbaal aan de cel van Nijvel ten einde te kunnen weten wat daar werd gezien die nacht.
De heer Voorzitter: U hebt dat gekregen?
De heer Vermeersch: Ja.
De heer Derycke: Heeft de getuige, door zijn grote ervaring die hij met die vondst heeft gehad, de indruk - en dit werd hier een tijd geleden door een bepaalde getuige gezegd - dat de daders, welke bende men ze ook noemt, door de manier waarop zij die zakken in het hellend vlak van Ronquières hebben gedeponeerd en de wijze waarop zij bewijsstukken hebben verpakt, daaraan een bepaalde boodschap aan vast zat? Was het de bedoeling van de daders om daar iets mede te delen? Dit blijft altijd het levensgrote vraagteken over die zaak.
De heer Vermeersch: Daar kan ik geen antwoord op geven.
De heer Voorzitter: Waarom niet?
De heer Vermeersch: Omdat ik dan het beroepsgeheim zou schenden. Omdat het onderzoek lastens de bende nog steeds lopende is.
De heer Voorzitter: Er heeft hier nochtans iemand verklaard dat de manier waarop die stukken verspreid lagen en de manier van verpakking van het bij elkaar gebrachte, niet zomaar toevallig was. Als u het beroepsgehein. inroept, mijnheer Vermeersch, zullen wij eventueel op een andere manier moeten te werk gaan. Ik tracht u er dus van te overtuigen maar ik dwing er u niet toe, hierop een antwoord te geven; misschien is het alleen de bevestiging van wat iemand anders hier al heeft gezegd. Het werd op zo een bewuste manier gedaan zodat men zegt dat die mensen wisten wat ze wilden. Sommigen hebben de indruk dat de leden van die bende in feite systematisch te werk gingen, wat bleek uit hun manier van optreden, anderen zeggen dat eenieder die milicien is geweest weet hoe dat gaat. Ter zake zijn er twee scholen en dit tot in de hoogste kringen van de universiteitsprofessoren en van de magistraten;de enen zeggen wit, de anderen zeggen zwart. Zulk een element zou toch richtinggevend kunnen zijn om te stellen dat er meer achter zit Dat dit geen toevallige uitstap was met een geweer en dat zij door de omstandigheden in een bepaalde situatie zijn geraakt, zodat ze geschoten hebben. Dit zijn elementen die wijzen op een systematisch tewerk gaan. Ik zal mijn vraag anders stellen : Hebben zij signalen aan een ander Parket of aan het uwe, gegeven waaruit men bij nader onderzoek had kunnen opmaken dat men daar iets zou kunnen vinden indien men grondig had gezocht. Hebben zij terzake signalen gegeven?
De heer Vermeersch: Mijnheer de Voorzitter, kan u de vraag anders formuleren?
De heer Voorzitter: Ik heb reeds tweemaal een andere formulering gegeven, maar ik zal pogen het nogmaals anders te formuleren: hebben zij een teken gegeven, direct of indirect, dat er hier of daar moest worden gezocht en dat er dan wel iets zou gevonden worden? Ik heb het dossier niet , ik weet het dus niet maar in het dossier kunnen zulke dingen vervat zijn . Werd er een vermoeden geuit in de zin van honderd procent zekerheid? Daarom stel ik de vraag. Was het vanuit uw eigen wetenschappelijk onderzoek of was het omdat er ergens signalen waren dat men daar beter moest zoeken?
De heer Vermeersch: Zeker niet. Zoals ik reeds gezegd heb was het een samen leggen van alle gegevens en onze primitieve proefnemingen.
De heer Voorzitter: Ook langs infiltranten of langs gewone informatie hebt u niets vernomen? Sommigen zeggen dat er daar niet voldoende werd gezocht.
De heer Vermeersch: Neen.
De heer Voorzitter: Vanuit de bende zelf hebt u die inlichtingen niet gekregen?
De heer Vermeersch: Neen.
De heer Voorzitter: U kan dan ook niet verklaren waarom zij eventueel die zakken op een bepaalde manier hadden gedeponeerd.
De heer Derycke: Ik heb de indruk dat de getuige een ernstig man is, die ook enige ervaring heeft op dat vlak. Als politieman met enige feedback in deze problematiek vindt u het persoonlijk normaal dat zo'n pakket eigenlijk samengesteld en gedropt wordt? Het is louter persoonlijk - en u schendt daarmee het beroepsgeheim niet - vindt u het abnormaal? Dat is toch een eigenaardige manier van doen.
De heer Voorzitter: Gaven zij niet zelf de mogelijkheid ontdekt te worden door zoveel dingen op dezelfde plaats te brengen.
De heer Vermeersch: Mijnheer de Voorzitter , ik zal enkel mijn mening naar voren brengen: ik dacht van niet. Niettemin, zoals gesteld in de brief die ik van uw commissie heb ontvangen zijn er door de vondst van Ronquiéres belangrijke zaken naar boven gekomen die de link leggen tussen bepaalde feiten , daar waar de link op gerechtelijk vlak nooit kon worden gelegd. Enkel door de vondst op het Hellend Vlak van Ronquières werd die link gelegd.
De heer Voorzitter: Als U zegt "link", tussen welke feiten is dat dan?
De heer Vermeersch: Dat start met de dubbele moord Temse.
De heer Voorzitter: Dus eigenlijk alle feiten.
De heer Vermeersch: Neen, niet alle feiten: de moord op de rijkswachter de heer Morue, Aalst: de kassa van Aalst werd teruggevonden, kogelvrije vesten van één der eerste feiten van de Bende van Nijvel.
De heer Derycke: Heeft getuige tijdens het tweede en decisieve onderzoek naar het Hellend vlak van Ronquières onregelmatigheden ontdekt tijdens het eerste onderzoek bijvoorbeeld naar vorm of inhoud? Op een bepaald ogenblik heeft getuige verklaard PVs te hebben opgevraagd.
De heer Vermeersch: Dat klopt.
De heer Derycke: Heeft u zaken ontdekt d ie u eigenaardig voorkwamen? Heeft u zich vragen gesteld waarom bepaalde formele aspecten niet werden benaderd?
De heer Vermeersch: Ik denk niet dat iets onregelmatigs werd vastgesteld ,enkel het feit dat de dreggingswerken niet op een deskundige manier werden verricht.
De heer Voorzitter: Dus een beslissing die eventueel anders kon worden genomen.
De heer Vermeersch: Men kon inderdaad een andere beslissing nemen.
De heer Voorzitter: Omtrent de laatste vraag die door de heer Derycke werd gesteld neem ik aan dat u gehouden is aan het beroepsgeheim. Het is in geuren en kleuren naar voren gebracht dat het allemaal geen toeval was. Ik zou toch willen vragen dat u daarover nadenkt en dat u eventueel aan uw oversten vraagt wat u mag mededelen. Als het mogelijk is zou ik er prijs op stellen dat wij deze gegevens ontvangen. Dit is voor ons belangrijk om eventueel tot een andere vraagstelling over te gaan, eventueel bij andere personen. Ik dank u. (De getuige verlaat de zaal).
Bron: Bendecommissie-notulen. Deel L (verhoor Vermeersch). Geen directe link beschikbaar dus vandaar deze lange quote.