Topic: Rakettenbasis Florennes
"(...) Aanvankelijk reageerden de Amerikanen afwijzend op de kritiek van Schmidt en vonden ze dat hun kernwapens in en rond Europa volstonden. In 1979 kwam hierin echter verandering. Tijdens een informele top van de VS, Groot-Brittannië, Frankrijk en de Bondsrepubliek werd een tweesporenbeleid voor de Navo uitgedacht. De Amerikanen zouden met de Sovjets onderhandelen over de ontmanteling van de SS-20-raketten. Voor het geval die onderhandelingen mislukten, zou het bondgenootschap alvast beginnen met de modernisering van zijn middellangeafstandsraketten in Europa. In december 1979 werd dit tweesporenbeleid door de Navobondgenoten, België incluis, bekrachtigd in het fameuze Dubbelbesluit. (...) In mijn herinnering valt het verloop van het controversiële dossier uiteen in een tweetal fasen. In december 1979 moest mijn eerste rooms-rode coalitie haar goedkeuring verlenen aan het Navo-moderniseringsplan.
In het voorjaar van 1985 liet de regening de kernwapens effectief opstellen op de luchtmachtbasis van Florennes. (...) Samen met André Cools en andere communautaire voorvechters wilde ik tot elke prijs vermijden dat deze regeringscoalitie, die we pas na honderd moeizame dagen hadden kunnen vormen, zou struikelen vooraleer ze de communautaire hypotheek kon lichten. Het kwam dan ook niet in mij op om het rakettenvraagstuk te laten uitgroeien tot een regeringscrisis (...) De moeilijkheden begonnen op 19 november toen het BSP-partijbureau een resolutie uitvaardigde waarin de partij zich formeel kantte tegen de plaatsing van de Euroraketten ‘zolang voorafgaande, doorgedreven en ernstige onderhandelingen over wederzijdse ontwapening’ enige kans op slagen hadden. (...)
De socialistische regeringspartner engageerde zich nu ten volle in het antirakettenverzet en op maandag 9 december stapten haar mandatarissen mee in de massabetoging tegen de Navo-plannen. (...) Minister van Buitenlandse Zaken, de Franstalige socialist Henri Simonet, liet inmiddels horen dat hij zich weinig zou aantrekken van het Vlaams socialistisch voorbehoud en gaf onze Navo-partners het signaal dat België uiteindelijk wel zou instemmen met de Navo-plannen. Achteraf gezien liep de contentieuze Brusselaar toen te hard van stapel. Zijn actie zou hem enige maanden later zijn portefeuille kosten. (...) Samen met Desmarets en Simonet kwam ik tot de conclusie dat er geen andere mogelijkheid was dan ons 's anderendaags aan te sluiten bij het Navo-besluit.
We zouden dan wel een modaliteit bepleiten om de Vlaamse socialisten in de regering te houden. Simonet zou dat voor zijn rekening nemen. (...) Ik vroeg Van Miert of zijn partij in de Kamer al dan niet het vertrouwen zou schenken aan een regering die de Navo-resolutie onderschreef. (...) Maar Van Miert herhaalde dat hij een Belgische goedkeuring aan het Navo-besluit niet kon verdedigen (...) Ik verwonderde er mij tijdens deze bewogen dagen dikwijls over hoe ver hij zich met zijn rakettenstandpunt wel had verwijderd van François Mitterrand en Helmut Schmidt, die als socialisten de Navo-strategie wel ondersteunden. (...)
Hij introduceerde een nieuwe generatie die aan de in 1978 afgesplitste Vlaamse socialisten een progressiever uitzicht gaf. Tot deze zogenaamde ‘doorbraakgroep’ behoorden onder meer Louis Tobback, Luc Van den Bossche, Norbert De Batselier, Freddy Willockx, Louis Vanvelthoven en Marcel Colla. Samen met hen nam Van Miert een kritischer houding aan ten aanzien van het Navo-getrouwe defensiebeleid van ons land, wat niet zelden uitmondde in een agressief antiamerikanisme (...) Toen het partijbureau van de Vlaamse socialisten op die fameuze woensdagmiddag 12 december 1979 bijeenkwam om over het Dubbelbesluit de knoop door te hakken, kreeg het staatsbelang gelukkig voorrang op de verdoken electorale strategieën.
Minister van Economische Zaken Willy Claes had daar een grote verdienste in. Hij profileerde er zich als een van de meer staatsdragende politici. (...) België beloofde uitdrukkelijk trouw te blijven aan de collegiale beslissing van het bondgenootschap en keurde het Dubbelbesluit om 572 Amerikaanse raketten voor middellange afstand in vijf West-Europese landen op te stellen goed. (...) Inmiddels hadden de Navo-bondgenoten in Evere het moderniseringsprogramma aanvaard. Er werd officieel afgekondigd dat er tussen 1983 en 1986 108 Pershing-II-raketten en 464 Cruise-raketten in Europa zouden worden opgesteld. 1000 oude kernladingen werden teruggetrokken. België en Nederland zouden de nieuwe raketten op een latere datum kunnen installeren. (...)
Wie hoopte dat het rakettendossier na 12 december voorgoed van de baan was, kwam al gauw bedrogen uit. In mei 1980 liep het moratorium af, maar door de communautaire crisis werden we verhinderd om de definitieve beslissing te nemen over de opstelling van de kruisraketten. Tijdens de formatiebesprekingen voor het drieledige kabinet konden we enkel overeenkomen om de beslissing nogmaals met zes maanden uit te stellen (...) door de definitieve beslissing over de plaatsing telkens weer uit te stellen, bleef het Dubbelbesluit vijf jaar lang bovenaan op de politieke agenda staan, tot maart 1985. (...) Tot drie keer toe slaagde de Vredesbeweging erin om de Belgische bevolking massaal te mobiliseren, met de grootste betoging op zondag 23 oktober 1983 te Brussel, zo'n 400.000 betogers in totaal.
(...) toen de Russen in november 1983 deze gesprekken afbraken, scheen ons land niet langer te kunnen ontsnappen aan de uitvoering van het Navo-moderniseringsprogramma. In datzelfde jaar maakten de Belgische diensten van Landsverdediging en Buitenlandse Zaken trouwens allerhande afspraken met de Amerikaanse militaire autoriteiten inzake de uitbouw van de nodige infrastructuur om de installatie van de kruisraketten op Belgisch grondgebied mogelijk te maken. In feite ging het hier om een papieren voorbereiding, met opmetingen van mogelijke vestigingsplaatsen in België, allerhande berekeningen, tijdsbestekken, enzovoort.
Opmerkelijk was dat de regering nauwelijks werd betrokken bij deze bilaterale overeenkomsten en door de bevoegde diensten maar mondjesmaat werd geïnformeerd. Zo kwam de infrastructuurkwestie pas voor het eerst ter sprake op de kabinetsraad van 16 juli 1983, vlak voor mijn hartoperatie. Leo Tindemans merkte toen op dat de regering nog steeds niet had beslist over de plaats van de inplanting. Hij had een nota bij waarin zijn diensten de Henegouwse luchtmachtbasis Florennes aanraadden, omdat er daar al installaties stonden waar vroeger ook al nucleaire wapens in waren gestockeerd. Jean-Luc Dehaene weigerde er echter over te spreken omdat er vooraf geen dossier was ingediend. Uiteindelijk werd in september toch voor Florennes geopteerd. Dat gebeurde in mijn afwezigheid omdat ik nog herstellende was van mijn hartoperatie.
Op 14 februari 1984 vernam ik tot mijn grote verbazing dat Buitenlandse Zaken en Defensie zich al verregaand hadden geëngageerd in de uiteindelijke opstellingsdatum en de feitelijke aanvang van de infrastructuurwerken. Dit was gebeurd zonder voorafgaand overleg binnen de regering. In antwoord op een parlementaire vraag van SP-Kamerlid Sleeckx onthulde minister van Defensie Vreven namelijk het bestaan van een plaatsingsschema. Volgens die planning werd de opstelling van de eerste 16 kruisraketten te Florennes bepaald tegen maart 1985, het beëindigen van de werken voor de volledige plaatsing tegen eind 1987. Rond dit plaatsingsschema - men sprak al gauw van ‘de kalender’ - zou later nog heel wat polemiek ontstaan. Ik wil hier alvast opmerken dat wij de voorbereiding van de infrastructuur strikt gescheiden widen houden van de politieke beslissing over het al dan niet opstellen van kruisraketten op Belgisch grondgebied. Deze beslissing zouden we met de regering pas later nemen in het licht van de Amerikaans-Russische onderhandelingen.
Zaterdag 24 november 1984 was een cruciale dag. Met het nationaal partijbestuur kwamen we bijeen in het Serwir-hotel te Sint-Niklaas. Ofschoon de rakettenkwestie officieel niet geagendeerd stond, werd ze het voornaamste onderwerp van de urenlange discussie. Heel wat partijgenoten uitten hun ongenoegen over de verklaring van vicepremier Jean Gol dat er geen sprake meer kon zijn van uitstel ‘omdat de Russen misschien aan de onderhandelingstafel willen gaan zitten.’ Het partijbestuur besloot echter dat er geen enkele reden was voor de regering om op 15 maart het sein op groen te zetten voor de opstelling van de eerste kruisraketten. De onderhandelingen die op dat ogenblik waren hernomen moesten immers een maximale kans krijgen.
De voorbereidende werken in Florennes moesten op elk ogenblik kunnen worden stopgezet of zelfs ongedaan gemaakt. Het geactualiseerde CVP-standpunt zorgde voor heel wat beroering, omdat het lijnrecht inging tegen de opinie van de andere regeringspartijen. De vraag was nu wel hoe we binnen de regering nog tot een consensus konden komen over het rakettenstandpunt dat ik samen met Leo Tindemans op 14 januari 1985 aan president Reagan zou meedelen. De uitdrukkelijk negatieve houding van mijn partij was daarbij alvast geen optie, want dat zou in de ogen van de Amerikanen woordbreuk betekenen. (...)
Op dinsdagavond 8 januari kwamen we opnieuw samen. (...) Deze keer vlotte het beraad wel. Vrij snel werden we het erover eens dat België de 48 kruisraketten hoe dan ook zou installeren tegen eind 1987 als de onderhandelingen in Genève niet tot een akkoord leidden. Over de begindatum voor de inplanting van de eerste 16 kruisraketten zou België met de Navo-bondgenoten onderhandelen. Omdat ik daags nadien een afspraak had met de Amerikaanse ambassadeur, in voorbereiding van het bezoek aan president Reagan, moest er ook meer duidelijkheid zijn over het Belgische rakettenstandpunt.
Pas na een lange, moeizame discussie raakten we het eens over het onderhandelingsschema dat ik bij deze gesprekken als leidraad zou gebruiken. De inhoud ervan vatte ik toen in mijn eigen nota's als volgt samen: ‘In de inleiding moet worden verwezen naar het voorbehoud dat België destijds formuleerde bij het Navo-Dubbelbesluit van 1979. Dit voorbehoud werd op 19 september 1980 omgezet in een zesmaandelijkse evaluatie. Het is door de opeenvolgende regeringen telkens bekrachtigd. Vervolgens moeten de volgende vier punten naar voren worden gebracht. Primo: België verbindt zich om in geval van mislukking van de onderhandelingen van Genève 48 kruisraketten te plaatsen.
In geval van tussentijds akkoord moet het evenredig aandeel worden geplaatst. Secundo: het eindpunt van de installatie in 1987 zal in elk geval worden gerespecteerd. Tertio: het beginpunt van de ontplooiing en de eventuele tijdskalender zal in overleg met de bondgenoten worden vastgelegd. Deze kalender zal door de regering worden opgemaakt en hierover zal de vertrouwenskwestie in het parlement worden gesteld. In de geest van de meerderheid der aanwezigen is dit beginpunt te situeren in 1986 of 1987. Aan de onderhandelingen moet immers voldoende tijd worden gelaten om een ernstige kans te maken. Quarto: de voorbereidende werken te Florennes kunnen volledig worden uitgevoerd.’
Op maandag 14 januari werd de Belgische delegatie met veel egards op het Witte Huis ontvangen. (...) De president en zijn medewerkers waren duidelijk helemaal verrast door het feit dat de Belgische regering blijkbaar nog geen definitief standpunt had ingenomen. Voor hen was deze principiële kwestie allang rond. Zij gingen ervan uit, en onze diplomatie had dat moeten voorkomen, dat het moment van de plaatsing slechts afhankelijk was van technische factoren, zoals het al dan niet tijdig klaarmaken van de nodige opslagplaatsen en infrastructuur. (...)
Reagan zei mij bovendien dat hij documenten in zijn bezit had waarin een Belgisch minister politiek akkoord was gegaan met de plaatsing van alvast zestien raketten in maart 1985! (...) Ik viel totaal uit de lucht. (...) Op de vraag van de journalist wie die minister dan wel was geweest, antwoordde Tindemans cryptisch dat men nog op zoek was naar zijn naam. (...) Tot mijn verbazing moest ik vaststellen dat er eigenlijk van meet af aan al sprake was geweest van een vaste installatiedatum. Na mijn retraite vertelde ik aan een journalist, op zoek naar achtergrondinformatie: ‘Nu begrijp ik alles!’
‘Derde stadium, wegens de nieuwe vertraging, vooral in de infrastructuurwerken, zijn er contacten geweest tussen maart en juni 1983 met de Departementen van Landsverdediging en van Buitenlandse Betrekkingen om, met het oog op het welslagen van de onderhandelingen die in Genève begonnen waren, een minimum te kunnen behouden op de oorspronkelijke ontplooiingsdatum, zijnde maart 1985.’
‘Ingevolge deze contacten is een werkgroep samengesteld bestaande uit Amerikaanse technici, vertegenwoordigers van Landsverdediging en een vertegenwoordiger van Buitenlandse Betrekkingen. Daar is een voorstel geformuleerd om een eerste flight van 16 raketten te kunnen behouden op de oorspronkelijke datum, maart 1985, met dien verstande dat de rest, de 32 overige, zouden moeten worden uitgesteld tot het eind van het derde trimester van 1987. Dus, de laatste beslissing is in feite een beslissing van uitstel van twee derden van de 48 raketten naar het eind van het derde trimester van 1987.’
Als minister van Defensie keurde Frank Swaelen in 1981 het plaatsingsschema goed en hij verbond ons land ook technisch aan een vaste stationeringsdatum. (...) Maar de meest onthutsende vaststelling betrof de afspraken die ons departement van Buitenlandse Zaken had gemaakt met de Amerikaanse bondgenoten. In mijn archief bevindt zich een top secret diplomatiek memorandum, dat in maart 1983 door de Verenigde Staten aan ons departement Buitenlandse Zaken werd overgemaakt. (...) Ik werd echter nooit op de hoogte gebracht van het bestaan van dit diplomatiek memorandum uit maart 1983.
Het bevestigde zwart op wit dat ons departement Buitenlandse Zaken aan de Amerikaanse regering niet een technisch, maar wel degelijk een volwaardig politiek fiat had gegeven. Buitenlandse Zaken wilde tegemoetkomen aan de gemaakte afspraken en stelde daarom een werkgroep samen met deskundigen uit ons departement Landsverdediging en Amerikaanse afgevaardigden. Tijdens die contacten, tussen maart en juni 1983, werd er besloten om een eerste vlucht van 16 raketten te behouden op de oorspronkelijke datum, in maart 1985, en de plaatsing van de 32 overige raketten uit te stellen tot het einde van het derde trimester van 1987.
Die beslissing werd uiteindelijk gemodelleerd aan de vooravond van het grote parlementsdebat van vrijdag 15 maart 1985. Rond halfzeven kwamen we samen op het kabinet van Mark Eyskens aan de De Meeûssquare. Behalve alle CVP-ministers en -staatssecretarissen waren ook de fractie-Tindemans zei weinig. De andere ministers keken naar Jean-Luc. Tot mijn grote verbazing gaf hij in korte volzinnen toe dat er geen alternatief meer was dan de plaatsing. (...) Tijdens het overleg kreeg ik vanuit de Wetstraat 16 voortdurend telefonische oproepen van vicepremier Jean Gol, die daar met de overige regeringsleden het CVP-antwoord nagelbijtend afwachtte. Zijn grootste angst was dat het ACW zou blijven dwarsliggen en we de hele zaak zouden laten springen, met de val van het kabinet tot gevolg. Toen ik uiteindelijk naar hem toe ging, merkte ik dat hij bloed op zijn tanden had van pure nervositeit. "
Bron » www.dbnl.org