Michel Libert gaf in 1989 de volgende uitleg over de rekrutering van manschappen voor het WNP en de toelatingsexamens die deze nieuwe WNP-leden moesten uitvoeren:
"Mijn tweede vader [wie?] was bij de Gestapo in dienst getreden, nadat hij een korte tijd in de rangen van Léon Degrelle had gediend. Daardoor kwam ik al heel vroeg in die wereld terecht. Na de oorlog liep hij een veroordeling op, maar hij werd in 1946 door de Amerikanen gerecupereerd. Hij werd meteen ingeschakeld in organisaties van hetzelfde soort als WNP, die zij vanuit Duitsland opzetten om de belangen van het Westen te verdedigen tegen de dreiging van het communisme.
Zowel spierbundels, huurdoders als denkers werden ingezet in organisaties met wisselende namen maar steeds opgebouwd volgens hetzelfde stramien. Het is alsof men andere stekkers in eenzelfde centrale voeding insteekt. Mijn tweede vader introduceerde mij aanvankelijk in de Teutoonse Orde, pas later kwam ik bij Westland New Post.
Ik heb zelf mannen voor de organisatie gerekruteerd. Van de graad van kapitein af had ik daar de bevoegdheid toe. Hoe gaat dat … Je bent anticommunist, je beoefent een gevechtssport, wij zijn al een keer samen wezen stappen. Dan vraag ik of je bereid bent je in te zetten voor de verdediging van het Vrije Westen. Ik vertel dat er een mogelijkheid is om iets reëels te doen terwijl je toch gedekt bent. Een antwoord vraag ik niet meteen, ik laat de zaak liever even bekoelen tot je bij een volgende ontmoeting zelf over de brug komt.
Door illegale missies uit te voeren, moet iedereen zich verbranden, dat is de regel. Eenmaal je je geëngageerd hebt, verandert dan ook alles. Dan is er tussen ons een moreel contract gesloten en dan geldt ook voor jou de wet van de stilte. Je kunt kiezen voor min of meer actief inlichtingenwerk, voor een universitaire groep die publicaties verzorgt of ook zowat barbouzewerk gaan doen. Maar altijd zul je ertoe gedreven worden iets onwettelijks te doen, helemaal in je eentje. En weigeren kan dan niet meer. Dat gaat van infiltreren van een militaire inlichtingendienst tot het liquideren van iemand. Ik vind niets uit, dat zijn concrete voorbeelden. Iedereen moet ergens zijn vingers aan branden.
Ik was pas zestien toen ik begon en mijn tweede vader zorgde ervoor dat ook ik verbrand raakte. Zo'n opdracht kan ook zijn ergens binnen te breken, een brandkoffer te kraken en ongezien weer buiten te raken. Als je gepakt wordt, is er altijd wel een autoriteit die op de hoogte is. Zelf werd ik verschillende keren gevat en telkens heeft men mij uit de gevangenis gehaald. Zo leer je, zo doe je praktische ervaring op. Tot je kunt binnendringen in een ambassade, een nacht lang klaar wakker blijven, een dossier vinden en ermee ontkomen.
In Antwerpen voerden we ooit zo'n operatie uit. We moesten er inbreken in het kantoor van de Antwerpse zakenman Herman Geschier. Onze opdracht was uit zijn koffer documenten te halen die bezwarend waren voor de veiligheidsdienst van Zuid-Afrika; documenten waarvoor de Belgische Staatsveiligheid interesse had. Een lid van de Sûreté gaf ons trouwens groen licht voor de operatie. Ons commando bestond uit vier man: Nemry, Elnikoff, Saucez en ikzelf. Wij kregen allen informatie mee over de verkeerslichten in de buurt, de interventietijd van de politie én we hadden een sleutel van het kantoor. Omdat een onvoorzien alarmsysteem in werking trad, moesten we er onverrichter zake vandoor gaan. Dat heb ik later allemaal aan mijn ondervragers verteld, maar ik heb er niets meer over gehoord.
Het gerecht heeft trouwens nooit wat gedaan met alle inlichtingen, met alle schema's die ik verstrekte. Niemand heeft er wat mee gedaan. Men houdt het er liever bij dat WNP een klein groepje was, een geïsoleerd fenomeen. Terwijl het tegendeel waar was."