De moord op Vandeuren
Uit het dossier blijkt duidelijk dat er een tijdlang gericht is gerechercheerd op Bruno Vandeuren, en wel van november 1982 tot maart 1987. Vandeuren werd direct na de overval op wapenhandel Dekaise verdacht van enigerlei betrokkenheid bij deze overval en op grond van deze verdenking zelfs enkele dagen aangehouden. Waarop deze verdenking rustte, blijkt niet uit de stukken. In november 1982 daagde er in elk geval een tipgever op die beweerde dat Vandeuren erbij betrokken kon zijn geweest.
Maar Vandeuren ontkende kennelijk dat dit het geval was. Dit deed hij ook in 1984 ten overstaan van leden van de opsporingsdienst van de gemeentepolitie Brussel. Wel erkende hij op een gegeven moment in dit verhoor dat hij in 1983 voor iemand die ook werd verdacht van de genoemde overval, een auto had weggebracht, en dat hem naderhand door weer iemand anders was verteld dat er zich wapens in de kofferbak van deze auto hadden bevonden. Die andere verdachte sprak deze verklaring van Vandeuren echter in alle toonaarden tegen.
Begin januari 1987 kreeg dit onderzoek een nieuwe impuls, mogelijk door toedoen van dezelfde tipgever als zich in november 1982 had gemeld. Deze keer zei hij uit goede bronnen te hebben vernomen dat Vandeuren, terwijl hij was ondergedoken bij de (andere) verdachte die hiervoor ten tonele werd gevoerd, van deze een wapen zou hebben gekregen dat was gestolen bij de overval op de wapenhandel van Dekaise. Deze verklaring werd, ook op last van Schlicker, onmiddellijk op verschillende manieren gecontroleerd.
Een van zijn familieleden beaamde dat Vandeuren ten tijde van die overval zeer nerveus was. Ook had de betrokkene van hemzelf het verhaal gehoord dat hij in opdracht van de andere verdachte een auto naar een bepaalde plaats had moeten brengen - een auto waarin zich, zo bleek achteraf, wapens bevonden.
Blijkens een kantschrift van 2 februari 1987 wilde Schlicker dit onderzoek nog wel voortzetten, maar het nadere onderzoek liep al vlug dood op het feit dat een mogelijke belangrijke getuige onvindbaar was.
Het onderzoek
Het onderzoek dat op dit punt te Charleroi werd verricht, sloot volledig aan bij het onderzoek dat eerder te Nijvel was gedaan; dit blijkt uit de stukken die zich in het dossier van Charleroi bevinden.
In januari 1988 ging men over tot het verhoor van Vandeuren. Hierin verklaarde hij dat alles wat hij tot dan toe aan deze en gene politiedienst had verklaard, onjuist was. Opnieuw legde hij uit waar hij was op het moment van de overval op wapenhandel Dekaise. En - niet onbelangrijk - hij stelde onomwonden dat hij met Bultot alleen in contact was geweest toen hij in de gevangenis van Sint-Gilles zat. Eerder had hij namelijk verklaard ooit een wapentransport voor Bultot te hebben uitgevoerd.
Onderzoeksrechter Lacroix vond het evenwel noodzakelijk om de verklaring van Vandeuren opnieuw te controleren, in het bijzonder ook zijn alibi. Voordat deze opdracht goed en wel kon worden uitgevoerd, kwam echter het bericht dat Vandeuren op 24 december 1988 te Oostende was doodgeschoten. Een verdachte was er aangehouden. De verbalisant merkte hierbij op dat het wenselijk was het onderzoek van deze moord op de voet te volgen:
"(...) ten einde op ballistisch vlak eventuele verbanden te vinden tussen die feiten en die welke gekend zijn als de feiten gepleegd door de Bende van Nijvel".
Met het oog hierop schreef onderzoeksrechter Lacroix op 26 januari 1989 een uitgebreide brief aan zijn collega te Brugge die de moord op Vandeuren behandelde. Blijkens het dossier leidde dit initiatief niet onmiddellijk tot een of andere vorm van concrete samenwerking.
In de daaropvolgende jaren, 1989 - 1990, werd enerzijds via het verhoor van verschillende getuigen getracht het alibi dat Vandeuren had opgegeven te controleren. Niet alleen zijn zus en (gewezen) schoonbroer werden opnieuw uitvoerig gehoord, maar ook een van de personen die samen met Vandeuren op 30 september 1982 - de dag van de overval op de wapenhandel van Dekaise - was aangehouden wegens diefstal van een motor en die, vanaf 1983, bevriend was geraakt met Beijer. Hiervan werd men niet veel wijzer.
Anderzijds verdiepte men zich verder in de mogelijke contacten tussen Bultot en Vandeuren in september-oktober 1982. Zo werd nauwgezet gecontroleerd wanneer Vandeuren in 1982 in de gevangenis van Sint-Gillis zat. Ook werd nagegaan wat er op dit punt in Nijvel reeds aan onderzoek werd verricht. En op 21 december 1990 werd uiteindelijk Bultot zelf omtrent een en ander gehoord. Hij verklaarde toen onder meer het volgende:
"In de zaak Dekaise heb ik inderdaad toegegeven informatie te hebben gekregen van een gevangene, in de tijd dat ik directeur was van de gevangenis van Sint-Gillis. Ik heb echter zijn identiteit niet bekend gemaakt, omdat ik in hoofdzaak gekant was tegen het feit dat een zondebok voor de rest 'zou opdraaien' en tevens omdat ik bijzonder 'ontdaan' was door de behandeling die ik van het Belgisch gerecht gekregen heb in 1985."
"In die tijd heb ik de heer Van Lisbeth een nauwkeurige inlichting doorgespeeld in verband met die gevangene en twee uur later stond ik onder aanhoudingsbevel. Thans kan ik u zeggen dat die gevangene Vandeuren Bruno was. Ik wens u erop attent te maken dat de speurders die naar het parket gegaan zijn heel goed wisten dat het om hem ging. Vandeuren Bruno heeft mijn spontaan toevertrouwd dat hij een van de daders was van de overval op Dekaise en zei dat hij Dekaise persoonlijk geslagen had en dat zij bij hem geweest waren om iets op te halen, zonder evenwel te verduidelijken waar het om ging."
"Ik kan me nog goed herinneren dat Vandeuren de indruk wekte echte haatgevoelens jegens Dekaise te koesteren. Hij zei letterlijk dat hij een klootzak was en dat hij geld gekregen had om een werkje op te knappen, hetgeen hij niet gedaan heeft. Naar aanleiding van diens verklaringen heb ik het daarover met mevrouw Weiss gehad die in die tijd directrice was van 'Info-Justice'. We hebben toen afgesproken er geen ruchtbaarheid aan te geven, enerzijds omdat die verklaringen niet in het openbaar werden afgelegd en anderzijds omdat we beiden van mening waren dat Vandeuren een tikkeltje mythomaan was."
"De periode waarin Vandeuren die verklaringen heeft afgelegd kan nagetrokken worden door de registers van de gevangenis in te kijken. Die verklaringen werden namelijk inderdaad afgelegd toen Vandeuren gehoord werd naar aanleiding van een tuchtrechtelijk onderzoek in de periode dat hij zich in vleugel A bevond waar hij mensen had bedreigd. Ik heb via journalisten begin april van dit jaar in Zuid-Afrika vernomen dat Vandeuren Bruno van kant gemaakt was. Verder week ik zelf niet meer dan hetgeen mij door de journalisten werd gezegd."
Later, eind januari 1991, wijdde Bultot in een vervolgverhoor nog wat verder uit over zijn uitspraken in verband met Vandeuren. Meer bepaald verklaarde hij dat via een schoonbroer van Dekaise ook in extreem-rechtse milieus bekend was welke rol Vandeuren had gespeeld in de overval op de betrokken wapenhandel. Ook deelde hij mee dat hij zijn informatie over deze hele kwestie al in 1985 had doorgegeven aan een substituut en een commissaris van gerechtelijke politie te Brussel; bij die gelegenheid was hem trouwens gebleken dat deze informatie reeds naar justitie was doorgespeeld door iemand uit extreem-rechtse kring.
Een andere getuige gaf in september 1991 echter weer een heel andere lezing van de feiten - de lezing die Vandeuren zelf eerder ook had rondverteld. Zij verklaarde dat:
"Ik kan me niet herinneren dat Vandeuren mij iets gezegd heeft over verklaringen die hij aan Bultot zou hebben gedaan in verband met de zaak Dekaise. Het klopt daarentegen wel dat Vandeuren aan mij persoonlijk dingen heeft gezegd in verband met de zaak Dekaise. In dat verband kan ik u zeggen dat hij mij heeft toevertrouwd dat de wapens uit de zaak Dekaise in het voertuig van Bultot werden vervoerd en dat ze op het Flageyplein in een ander voertuig werden overgeplaatst."
"Vandeuren zei me zelfs dat hj dat in detail had verteld en zelfs de weg heeft beschreven die ze daarbij hadden gevolgd en die reeds door Adjudant Goffinon gekend leek te zijn. Ik zeg dus dat Vandeuren melding maakte van plaatsen die betrekking hadden op de feiten en die aan Goffinon getoond werden, terwijl laatstgenoemde hiervan reeds op de hoogte bleek te zijn."
"Vandeuren zou uit de gevangenis gehaald zijn gedurende twee of drie opeenvolgende dagen om adjudant Goffinon te helpen. Ik heb dit reeds minstens eenmaal kunnen bevestigen ten overstaan van de griffier van Sint-Gillis. Ik blijf erbij dat ik nooit met Bultot gesproken heb over hetgeen Vandeuren gezegd heeft. Ik herinner me niet dat Bultot mij gesproken heeft over de verklaringen die Vandeuren aan hem zou hebben gedaan."
Op het einde van dat jaar - 1991 - werd nog onder ogen gezien of er wellicht langs ballistische weg een verbinding kon worden gelegd tussen de moord op Vandeuren - in het bijzonder een pistool dat in de buurt van zijn lijk was aangetroffen - en (wapens, gebruikt bij) de overvallen van de Bende van Nijvel. Dit onderzoek leverde echter evenmin iets positiefs op. Niettemin werd later - in het licht van nieuwe bevindingen van het Bundeskriminalamt rond bepaalde wapens van de Bende - een nieuw onderzoek nuttig geoordeeld. Maar ook deze nieuwe expertise bracht het onderzoek geen stap verder. Het liep in 1993 - net als andere deelonderzoeken - dan ook dood.
Bij wijze van afronding moet nog worden opgemerkt dat in de loop van het onderzoek betreffende Vandeuren ook een advocaat opdook die aan derden zou hebben verteld wat een van zijn cliënten hem vertrouwelijk zou hebben gezegd over de rol van Vandeuren in de overval op de wapenhandel van Dekaise. Na heel wat omzwervingen verklaarde deze advocaat op 18 maart 1993 tegenover onderzoeksrechter Hennuy evenwel dat het - wat hem betreft - ging om:
"(...) pure verzinsels van zijnentwege. Gedurende jaren tracht deze persoon mij, uit vrouwelijke wraaklust, te schaden door verschillende klachten tegen mij in te dienen, of het nu om gerechtelijke instanties gaat of om de balie. Zij heeft tevens getracht om mij geld afhandig te maken. U vraagt me tevens of Bruno Vandeuren mij, toen hij nog leefde, dingen heeft verteld die verband hielden met de Bende van Nijvel."
"Ingevolge het overlijden van Vandeuren, dacht ik dat ik ervan uit kon gaan dat ik niet meer gebonden was door het beroepsgeheim. Na mijn verhoor door eerste substituut Leysens, heb ik het erover gehad met de stafhouder van Brussel, die mij eraan herinnerd heeft dat het overlijden van een cliënt niet steeds aanleiding geeft tot ontheffing van het beroepsgeheim. Ik heb niets meer te zeggen."
Ook langs deze weg kon dit deelonderzoek dus niet worden geactiveerd.
Bron: Verslag Tweede Bendecommissie (bijlage 3)
"Le monde est dangereux à vivre! Non pas tant à cause de ceux qui font le mal, mais à cause de ceux qui regardent et laissent faire." Volg ons via »
Facebook |
twitter |
YouTube