Vanaf het ogenblik dat ik in mijn artikels voor Le Soir duidelijk had gemaakt dat we nog over andere inlichtingen beschikten, zowel over de extreem-rechtse jongeren als over hun relaties met de Staatsveiligheid, de rijkswacht en het leger, zijn de moeilijkheden begonnen.
De eerste maal dat ik de indruk kreeg dat iemand me schaduwde was tijdens een rendez-vous in een café met twee militanten van Westland New Post. Ik had om enkele ophelderingen gevraagd in verband met de organisatie van de groep en die twee militanten waren daarop ingegaan. Mijn papieren lagen op de cafétafel en terwijl ik nota's nam, werd ik gewaar dat we bespioneerd werden. Aan de tapkast zat een man van ongeveer vijftig jaar die af en toe aan een Stella nipte. Vanop zijn barstoel kon hij ons zien en horen. Ik heb toen onmiddellijk mijn papieren verzameld, het rondje betaald en zo stil mogelijk een ander adres doorgegeven. Een half uur later zag ik de twee WNP-militanten terug.
"Je had gelijk", zeiden ze. "De man aan de tapkast had ons al van in het begin in de gaten. In een andere hoek van het café hield een van onze vrienden een oogje in het zeil en die heeft gezien dat de man aan de tapkast ons geen minuut uit het oog verloor."
De volgende dag had ik opnieuw een afspraak met een van de verantwoordelijken van WNP. We hadden telefonisch afgesproken in een café-restaurant in Brussel, niet ver van de Koningsstraat. We hadden mekaar al verschillende malen ontmoet in de loop van 1981 en 1982. Langs de telefoon hadden we afgesproken op 'hetzelfde uur van de dag ervoor en op de plaats die we vroeger gebruikten', zonder nadere bijzonderheden te geven.
Ik was er nog altijd niet helemaal gerust in en had een collega van Le Soir, Jean-Paul Colette, gevraagd om me te vergezellen. Jean-Paul had ook op het WNP-dossier gewerkt. We waren een half uur te vroeg. Er was niet veel volk in het etablissement, ongeveer een vijftiental klanten. Onze aandacht werd getrokken door het zonderlinge gedrag van een man die in het midden van de zaal had postgevat en die met regelmatige tussenpozen in onze richting keek. Hij was ongeveer dertig jaar. Jean-Paul kon zien hoe hij op het tafeltje geld voor zijn consumptie - een nog dampende koffie - had klaargelegd, als wou hij op elk moment kunnen vertrekken.
De WNP-verantwoordelijke had me nieuwe documenten beloofd. Ik sprak af met Jean-Paul dat ik voor het uur van het rendez-vous zou vertrekken. Tien voor drie stond ik op en zei, luid genoeg opdat iedereen het zou horen, dat ik naar een persconferentie moest die om 15 uur begon. Ik ben vertrokken zonder om te zien.
Kort daarop zag ik Jean-Paul terug op de redactie. Hij had gezien dat de man onmiddellijk was opgestaan na mijn vertrek en dat hij me gevolgd was tot voor de deur van Le Soir. Het stond nu als een paal boven water dat ik geschaduwd werd.
De twee daaropvolgende maanden waren er verschillende voorvallen van die aard. Zo heb ik bijvoorbeeld vernomen dat ik tijdens een afspraak op de Grote Markt in Brussel geschaduwd werd door een lid van de Europese Partij EPE. Degene die me dat vertelde was een lid van het Front de la Jeunesse. die ook opdracht had me te schaduwen. Die avond heb ik dus twee bewaarengels zonder dat ik ook maar iets gezien had ...
Op de Staatsveiligheid waren ze blijkbaar op de hoogte van een aantal van mijn zeer discrete contacten met extreem-rechtse militanten ze bevestigden dat ik enkele keren gevolgd was geweest door correspondenten van de Staatsveiligheid.
Ik heb mijn privé-telefoon laten nazien door een specialist. Alles leek OK. Toch was mijn telefoon dikwijls defect tijdens die periode. Ook de telefoon van een collega van Le Soir deed vreemd.
Het is ook gebeurd dat ik op een morgen mijn vrouw opbelde vanuit de redactie en dat ik het normale signaal te horen kreeg: er was dus niemand thuis. Toen ik enkele ogenblikken later hetzelfde nummer vormde, kreeg ik de 'bezettoon' te horen alsof er dus wel iemand thuis was, iemand die aan het telefoneren was. Bij een volgende poging kreeg ik weer het gewone signaal te horen.
Wat later werkte mijn telefoon helemaal niet meer. Of ik hoorde hoe de hoorn opgenomen werd: een aantal klikjes op een vage muzikale achtergrond, daarna werd weer opgehangen.
Na deze incidenten deed ik een beroep op de politie. Een man die aan het werken was een de telefoonpaal in mijn straat en die beweerde van de RTT te zijn werd meegenomen voor een identificatie maar ik heb er verder niets meer van gehoord.
Rond dezelfde periode had Jean-Paul eveneens problemen met zijn telefoon. Op een gegeven ogenblik draaide hij als test zijn eigen nummer en, hoewel er niemand in zijn appartement was kreeg hij toch de 'bezettoon' te horen.
Ik heb gedurende de periode van oktober tot en met november 1983 de nodige voorzorgsmaatregelen moeten nemen. Ik gebruikte uitsluitend nog de taxi om me naar belangrijke afspraken te begeven. Om me in verbinding te stellen met andere personen die ook het gevoel hadden dat ze geschaduwd werden, namen we onze toevlucht tot speciale technieken: afspraken op tien of vijftien kilometer van Brussel, verandering van voertuigen ...
Tussen de binnenkomende post vond ik een aantal veelzeggende anonieme brieven. Zoals in Kuifje: 'Bemoei je niet verder met de zaak WNP'. Of het visitekaartje van een leraar in judo en karate zonder commentaar.
Af en toe bereikten me berichten over interne reacties van verantwoordelijken van de Staatsveiligheid in verband met het onderzoek of in verband met mijn artikels in Le Soir. Meestal ging het om anonieme telefoontjes. Het gesprek was altijd zeer kort en werd plotseling afgebroken. Het was duidelijk dat mijn tipgever me vanuit een telefooncel opbelde.
Begin november werd ik geïnterviewd door radio Air Libre over het WNP-dossier. Verschillende luisteraars hebben tijdens de uitzending getelefoneerd om een aantal vragen te stellen. Een van hen, Roger A. uit Sint-Gillis, heeft me daarna een brief geschreven: "(...) Toen ik begin november het stempellokaal verliet zag ik toevallig een affiche met de smoel van Hitler in het rood doorstreept. Het was een afkondiging van een reeks programma's over extreem-rechts en de Staatsveiligheid. Tijdens de tweede uitzending heb ik getelefoneerd om René Haquin een vraag te stellen in verband met zijn persoonlijke veiligheid. Ik heb daar een duidelijk antwoord op gekregen."
"Tien minuten daarna hoorde ik de telefoon rinkelen. Ik nam op maar er was niemand aan de andere kant van de lijn. Alleen vaag gerucht. Toeval. Ik belde opnieuw naar de programmamakers om te vragen of het mogelijk was dat hun telefoon afgeluisterd werd. Ze antwoordden me dat zoiets meer dan waarschijnlijk was vanwege de aard van de uitzending."
Op een avond in november 1983 begafik me naar het Congrespaleis in Luik om deel te nemen aan L'Ecran Témoin van André François (RTBF). Verscheidene beroepsmilitairen stonden me in de grote zaal op te wachten; ze waren niet te spreken over mijn artikels over de diefstal van NAVO-telexen. Een van die militairen was een naast familielid van een WNP-verantwoordelijke. Hij zwaaide met een lidkaart waarop ik duidelijk een hakenkruis kon onderscheiden. Hij zei dat hij lid was van een groep die nog veel radicaler en gewelddadiger was dan WNP.
Dan heb ik het nog niet gehad over de auto's die op elk moment van de dag voor mijn deur geparkeerd stonden, meestal met twee of drie inzittenden. Ze bleven soms uren staan; ze maakten aantekeningen en schetsen van de voorgevel van mijn huis.
Tenslotte waren er de 'stille' telefoontjes. Ik werd opgebeld maar toen ik de hoorn opnam, hoorde ik niets of bijna niets: één enkel woord gevolgd door een lange stilte waarna de hoorn werd opgehangen. Ik heb deze voorvalletjes aangehaald in mijn artikels. Ook andere kranten maakten er toespelingen op en zelfs de RTBF gaf enige ruchtbaarheid aan de zaak. Ik moet toegeven dat deze bedreigingen me de stuipen op het lijf joegen. maar tegelijkertijd werd ik geprikkeld door het onzichtbare geweld waarvan ik het slachtoffer was. Ik verwittigde de politie en rijkswacht die een aantal mensen kwamen identificeren. Soms leverde dat iets niets op. Een onbekende naam. Soms de naam van een of andere militant van extreem-rechts.
Een van de onderzoeksrechters die met het WNP-dossier belast was, werd 's nachts opgebeld. Net zoals bij mij waren het 'stille' en anonieme telefoontjes.
Vermeldenswaard is ook het avontuur van Jan Capelle, een vriend van me die zich ook interesseerde voor het WNP-dossier. Hij was naar Molenbeek gekomen om een ex-lid van de VMO te ontmoeten. Plotseling merkte hij dat hij gevold werd door een blauwe Opel Rekord. In de Frans-Gasthuislaan in Koekelberg voerde hij een bruusk maneuver uit; de tweede wagen deed hetzelfde en zette de achtervolging in. Mijn vriend liet zijn wagen staan in de Goffinlaan en liep een café binnen van waaruit hij de politie opbelde. Toen hij te voet terugkwam, zag hij dat de andere wagen vlakbij zijn eigen auto geparkeerd stond. Daarnaast stond een witte moto. De twee bestuurders waren met mekaar aan het praten. De witte moto maakte een paar toertjes in de wijk, duidelijk op zoek naar mijn vriend die zich schuilhield in het café. Toen de politie aankwam was de blauwe Opel verdwenen.
Bron: Operatie Staatsveiligheid | René Haquin
"Le monde est dangereux à vivre! Non pas tant à cause de ceux qui font le mal, mais à cause de ceux qui regardent et laissent faire." Volg ons via »
Facebook |
twitter |
YouTube