Nog wat achtergrond informatie
Geslachtsdiagnose
De geslachtsdiagnose van skeletresten is gebaseerd op de morfologische verschillen tussen mannen en vrouwen. Er bestaan namelijk verschillen in afmeting en vorm op talloze plaatsen in het skelet. Door te kijken naar die kenmerken waar de verschillen het duidelijkst zijn, kunnen we van een skelet zeggen of het hoogstwaarschijnlijk een mannelijk of een vrouwelijk individu betreft. De meest bruikbare delen van het skelet voor de geslachtsdiagnose zijn de pelvis (bekken) en de cranium (schedel). Deze delen vormen samen een 98% zekerheid van de diagnose (Workshop of European Anthropologists 1980). De geslachtsbepaling kan alleen worden uitgevoerd aan skeletresten van volwassen individuen. Van niet-volwassen individuen is het skelet niet volgroeid, waardoor de geslachtskenmerkende elementen nog niet volledig ontwikkeld zijn.
Leeftijdsschatting
De leeftijdsschatting voor individuen jonger dan 25 jaar wordt gebaseerd op andere methoden dan op die van volwassen individuen. Voor de individuen jonger dan 25 jaar is het mogelijk om de leeftijd zeer nauwkeurig te schatten. De sluiting van de schedelsuturen, de fusie van de diafyse met de epifyse van de lange beenderen en de eruptie van de gebitselementen zijn de belangrijkste factoren voor het schatten van de leeftijd bij individuen jonger dan 25 jaar (Workshop of European Anthropologists 1980, pp. 530–532). Nadat een individu volgroeid is, begint de degeneratie. Deze slijtage en afbraak van het skelet zijn onderhevig aan de ouderdom en het gebruik van het lichaam. Voor het schatten van de leeftijd bij overlijden wordt van die morfologische veranderingen gebruik gemaakt.
Voor individuen ouder dan 25 jaar wordt de ‘complexe methode’ toegepast. Deze methode is gebaseerd op de degeneratie van het skelet en maakt gebruik van de sluiting van de schedelsuturen, de veranderingen van de pubissymfyse en de veranderingen in de botstructuur van de femur- (dijbeen) en humeruskop (opperarmbeen). Hoe meer factoren bij de leeftijdsschatting toegepast kunnen worden, hoe nauwkeuriger de leeftijd kan worden geschat (Workshop of European Anthropologists 1980, pp. 532–535). Om de botstructuur van de femur- en humeruskop te bekijken, moet deze botten longitudinaal of transversaal doorgezaagd worden. Tijdens dit onderzoek is daar van afgezien om de botten zo compleet mogelijk te houden. Naast het toepassen van de ‘complexe methode’ kan de leeftijd van een individu aan de hand van de gebitsslijtage geschat worden. Deze methode is echter minder nauwkeurig.
Lichaamslengte
De lichaamslengte van een individu kan worden berekend aan de hand van metingen van de pijpbeenderen. De femur en de tibia (scheenbeen) zijn hiervoor het meest geschikt. Deze maten worden toegepast in een formule, waarbij men er vanuit gaat dat er vaste verhoudingen bestaan tussen de lengte van de pijpbeenderen en de lichaamslengte (Trotter 1970, pp. 76–77). Om de berekening voor de lichaamslengte toe te passen is het noodzakelijk om het geslacht van het individu te bepalen. Tijdens een opgraving van een skelet kan de lichaamslengte in situ gemeten worden, mits het individu gestrekt is begraven.