De markies, de maarschalk en de gravin
Tijdens de militaire dictatuur van Augusto Pinochet (1974 -1990) zat in elke Chileense ambassade een agent van de DINA, de sinistere geheime politie. Die maakte, in samenwerking met extreemrechtse groepen, jacht op politieke tegenstanders in het buitenland. De Brusselse ambassade vormde daarop geen uitzondering.
Excentriek, flamboyant, turbulent, megalomaan. Markies George de Cuevas was het allemaal. Geboren in Santiago de Chili als Jorge Cuevas Bartholin, trok hij in de jaren 1920 naar Europa. In Parijs vond hij een baantje bij het modehuis van de Russische prins Felix Joesoepov, in Londen werkte hij als secretaris op de Chileense ambassade. Hoewel homo, trouwde hij in 1927 met de steenrijke Margaret Rockefeller Strong, een kleindochter en erfgenaam van John D. Rockefeller. Op de dag van zijn huwelijk kreeg (of kocht) hij de titel van ‘markies de Piedrablanca y Guana de Cuevas’ van de Spaanse koning Alfonso XIII.
Bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog verhuisde De Cuevas naar New York en verwierf de Amerikaanse nationaliteit. Enkele jaren later begon hij met het Grand Ballet du Marquis de Cuevas, ook bekend als het Grand Ballet de Monte Carlo. Met dat beroemde balletgezelschap toerde hij in de jaren 40 en 50 de wereld rond. De markies wist hoe hij zijn public relations moest verzorgen. In 1953 gaf hij bijvoorbeeld een gemaskerd bal in Biarritz voor tweeduizend celebrities, uitgedost in historische kostuums. En op 72-jarige leeftijd besloot hij na een artistiek meningsverschil een duel met de sabel uit te vechten met een Franse choreograaf, in aanwezigheid van vijftig persfotografen.
Infiltrant vlucht naar Chili
Niemand had ooit gehoord van Paul Latinus, tot het Belgische linkse weekblad Pour hem in januari 1981 ontmaskerde als een extreemrechtse militant en infiltrant in progressieve milieus. Latinus, een protégé van politicus Paul Vanden Boeynants (CVP), werkte op dat moment op het kabinet van de Brusselse staatssecretaris Cécile Goor (cdH). Nucleair ingenieur Latinus bleek een van de leiders van de inlichtingendienst van het extreemrechtse Front de la Jeunesse te zijn, én een informant van de Staatsveiligheid. Na het artikel in Pour sloeg Latinus in paniek: hij besloot meteen het land te verlaten en samen met zijn Spaanse vriendin onder te duiken in Chili.
“Hij verdween spoorloos en sloeg letterlijk op de vlucht alsof zijn leven in gevaar was”, schreef De Morgen. “Latinus vroeg commissaris Christian Smets van de Staatsveiligheid om hulp om clandestien het land uit te geraken. Smets wees dit af. Het was uiteindelijk een oude vriend, Jean-Francis Calmette, die hem naar Frankrijk bracht.” De Fransman Calmette, die optrad als instructeur vechtsporten voor extreemrechtse militanten en rijkswachters van de Groep Dyane, bracht Latinus en zijn vriendin Elena met zijn auto naar de luchthaven van Parijs, waar ze het vliegtuig namen naar Santiago.
In Chili werden ze opgevangen door de ‘familie van de danser’, zo verklaarde onderzoeksrechter Jean-Michel Schlicker aan de eerste parlementaire onderzoekscommissie naar de Bende van Nijvel, zonder evenwel te weten hoe die familiebanden precies in elkaar zaten. George de Cuevas zelf was toen al lang overleden. Latinus bleef ongeveer vijf weken in Chili, van eind januari tot begin maart 1981. Volgens Schlicker waren de De Cuevas “niet ingenomen met de Belgische gasten, die ’s ochtends eeuwen in bed bleven liggen”. Dat werd bevestigd door het weekblad Le Vif/L’Express: “Latinus was een mythomaan en een alcoholist, en gedroeg zich als een pummel. Wat niet belette dat hij kon rekenen op bescherming door de DINA, de Chileense geheime politie.”
De Dirección de Inteligencia Nacional (DINA), vanaf 1977 omgedoopt tot Central Nacional de Informaciones (CNI), stond bekend als de Chileense Gestapo. De dienst was verantwoordelijk voor vele duizenden martelingen, ontvoeringen, moorden, verdwijningen en andere schendingen van de mensenrechten.
Aan commissaris Georges Marnette van de Brusselse gerechtelijke politie verklaarde Latinus achteraf dat hij in Chili contact had gehad met zijn chefs. Naar eigen zeggen was Latinus op zijn 17de al gerekruteerd door “een buitenlandse organisatie, die zich tot doel had gesteld met alle beschikbare middelen het Sovjet-Russische communisme te bestrijden”. Aan het gerecht verduidelijkte Latinus dat hij “al sinds jaren zijn orders ontving van het Defense Intelligence Agency”, de Amerikaanse militaire geheime dienst.
Zijn chefs lieten hem kiezen tussen in Chili blijven of terugkeren naar België om de top van de Staatsveiligheid in diskrediet te brengen en ‘op te blazen’. “Hij koos voor het laatste op voorwaarde dat de Franstalige christendemocraten hem zouden steunen als hij Pour zou aanvallen”, stelde De Morgen.
“Uiteindelijk diende hij toch geen klacht in tegen Pour, zijn politieke missie was belangrijker. Hij kreeg precisie over zijn zending. Hij moest een nieuwe groep oprichten, een mix van nostalgische nazi’s en harde elementen van extreemrechts, die zo veel indruk moest maken op de Staatsveiligheid dat de leiding uitgedaagd zou worden tot fouten die haar fataal zouden worden. In het eindstadium zou de operatie zo veel weerzin moeten opwekken dat ze onmogelijk in de doofpot kon worden gestopt.”
Terug in ons land voerde Latinus zijn opdracht uit. Hij richtte Westland New Post (WNP) op, een clandestiene extreemrechtse groep bestaande uit de meest radicale figuren uit het intussen opgedoekte Front de la Jeunesse en een aantal beroepsmilitairen, aangevuld met enkele oudere neonazi’s. WNP, dat vier jaar lang onder de radar kon blijven, paste tactieken toe die lijken op die van een ‘red team’. De term komt uit de VS en wordt gebruikt voor oefeningen in het leger en bij de inlichtingendiensten. Een red team voert simulaties uit om de eigen organisatie en de beveiliging of verdediging ervan uit te testen. Het speelt dan de rol van vijand, die de organisatie aanvalt. Doel van WNP was zogenaamd de bestrijding van communistische infiltratie, meer bepaald van de Sovjet-Russische KGB, binnen het leger, de rijkswacht en de Staatsveiligheid. In de nieuwe organisatie gaf Latinus zichzelf de titel van maarschalk.
Westland New Post
WNP hield zich bezig met het stelen van geheime Navo-telexen, het verzamelen van inlichtingen over zowel voor- als tegenstanders, oefeningen in het schaduwen en observeren van personen, paramilitaire trainingen en het smokkelen van wapens, munitie en explosieven. Er werden ook plannen gemaakt voor de ontvoering van politici en linkse militanten, bomaanslagen tegen officiële gebouwen en het sturen van huurlingen naar Libië van kolonel Khadaffi. Tijdens een oefening vermoordden WNP’ers twee onschuldige mensen in de Brusselse Herdersliedenstraat.
Bij toeval werd het bestaan van WNP ontdekt in 1983, na de arrestatie van een militant omwille van een banale straatruzie. Nadat was uitgelekt dat commissaris Christian Smets van de Staatsveiligheid een paar lessen in schaduwtechnieken had gegeven aan WNP-leden, steeg de consternatie en de verwarring ten top. Als gevolg van de heisa moest uiteindelijk Albert Raes vertrekken als topman van de Staatsveiligheid. Raes was de man die de Belgische inlichtingendienst afstand liet nemen van de CIA en die voor het eerst ook het fenomeen extreemrechts in de gaten liet houden. Dat werd hem niet in dank afgenomen: door extreemrechts werd hij voortdurend afgeschilderd als een zetbaas van de KGB. De betwistbare zelfmoord van maarschalk Latinus in 1984 betekende het einde van WNP. Behalve voor de dubbele moord werden de meeste WNP’ers niet bestraft door het gerecht: de meeste zaken bleken verjaard.
Kika
Voor de link tussen het WNP en de Chileense geheime dienst DINA, zoomen we opnieuw in op Paul Latinus’ verblijf in Chili. Dat werd geregeld door Marie-Thérèse de Cuevas, een agent van de DINA die opereerde onder diplomatieke cover op de Chileense ambassade in Brussel. Sinds haar huwelijk met graaf Philibert de Liedekerke de Pailhe de Merillon, een kaderlid van de verzekeringsgroep AG, mocht ze zichzelf gravin noemen. De moeder van Latinus verklaarde aan het gerecht dat haar zoon van gravin De Liedekerke het adres had gekregen van haar tweelingbroer in Chili, Carlos de Cuevas. Bij de WNP stond ze bekend onder haar codenaam Kika.
“In Santiago,” schreef journalist Guy Bouten, “stond Latinus in contact met vertegenwoordigers van de Rockefeller Foundation, bekend voor haar radicaal anticommunisme. Zijn beschermvrouw Kika de Liedekerke was kind aan huis in het presidentiële Monedapaleis en hartsvriendin van de dochter van president Pinochet. Ze had extreemrechtse sympathieën, was lid van Opus Dei en betaalde elk jaar een steunabonnement op Nouvel Europe Magazine. De ondernemende en avontuurlijke Kika frequenteerde niet alleen Latinus, maar ook WNP-leden Marcel Barbier en Eric Lammers, die soms klussen voor haar opknapten. Albert Raes en Jean Gol kwamen regelmatig op visite, maar wezen haar nooit op het gevaarlijke karakter van deze neonazistische organisatie. Ik nam contact op de gravin om haar te vragen naar de aard van deze contacten, maar zij wilde me uitdrukkelijk niet te woord staan en beëindigde het gesprek door de telefoon dicht te gooien.”
Over DINA
Met steun van de CIA had de militaire junta van (toen nog) generaal Pinochet op 11 september 1973 een brutale en bloedige staatsgreep gepleegd tegen de democratisch verkozen linkse president Salvador Allende. De junta voerde sindsdien een terreurbewind tegen echte en vermeende opposanten en beschikte over DINA-agenten in alle Chileense ambassades, dus ook in Brussel.
De leden van de militaire junta die een staatsgreep pleegden, v.l.n.r. César Mendoza (militaire politie), José Toribio Merino (zeemacht); Augusto Pinochet (leger) en Gustavo Leigh Guzmán (luchtmacht) (CC BY 3.0 CL Library of the National Congress (Wikimedia))
De eerste ambassadeur die het Pinochet-regime naar Brussel stuurde was generaal Sergio Nuno Bawden, een medewerker van de militaire inlichtingendienst die betrokken was bij de voorbereiding en uitvoering van de staatsgreep. “Zijn antecedenten tonen aan dat deze generaal niet in staat is het ambt van ambassadeur te vervullen in een land als het onze, waarvan de traditie kan bogen op een eeuwenlange trouw aan de eerbied voor de rechten van de mens en de grondwettelijke vrijheden”, argumenteerden Jean-Maurice Dehousse en enkele andere PS-Kamerleden. Ze vroegen in 1974 tevergeefs om de ambassadeur te ontslaan en persona non grata te verklaren. Pas twee jaar later werd hij vervangen door Augusto Marambio Cabrera, de baas van gravin de Cuevas op het moment van de vlucht van Latinus.
Internationaal onderzoek heeft aangetoond dat de DINA-agenten onder diplomatieke cover niet alleen ingeschakeld werden voor propaganda voor het Pinochet-regime, maar soms ook een actieve rol speelden bij het opsporen, intimideren, kidnappen en vermoorden van politieke tegenstanders die in ballingschap leefden in het buitenland. De tweede in bevel van de DINA, luchtmachtkolonel Mario Jahn Barrera, ging als ‘reizend ambassadeur’ naar Europa en werd onder meer in Brussel gesignaleerd. Pedro Ewing Hodar, die secretaris-generaal was geweest van de Pinochet-regering, werd in 1975 militair attaché in Madrid. Vanuit Spanje organiseerde hij als chef buitenlandse operaties van de DINA de samenwerking met neofascistische groepen in Europa. Een voorbeeld van die samenwerking was de moordpoging op de christendemocratische politicus Bernardo Leighton. Hij werd, samen met zijn vrouw, op 6 oktober 1975 met machinepistolen neergemaaid in de straten van Rome. Beiden overleefden de aanslag, maar zijn echtgenote werd blijvend verlamd. De aanslag was het werk van Michael Townley, een Amerikaanse huurmoordenaar die voor de DINA werkte, en enkele Italiaanse neofascisten.
De moordaanslag op Leighton en andere gelijkaardige operaties waren onderdeel van Operatie Condor, een samenwerkingsverband tussen de inlichtingendiensten van de militaire dictaturen van Argentinië, Bolivië, Brazilië, Chili, Paraguay en Uruguay. Chili fungeerde als centrum voor het verzamelen en uitwisselen van inlichtingen over gezamenlijke targets, met als doel “het elimineren van marxistische terroristen”, zo schrijft FBI-attaché Robert Scherrer in een kabeltelegram uit 1976.
De meest geheime fase van Operatie Condor omvatte “de opleiding van speciale teams van de lidstaten, die naar niet-lidstaten in om het even waar in de wereld reizen om sancties uit te voeren, tot en met het vermoorden van terroristen of supporters van terroristische organisaties”. Hoe dat praktisch in zijn werk ging, werd beschreven in rapport van de Amerikaanse senaat: eerst werd een doelwit geïdentificeerd door een team dat aanwezig was in het land in kwestie. Daarna werd een speciaal team uitgestuurd om het doelwit te observeren. Tenslotte werd een derde team uitgestuurd, voorzien van valse paspoorten, om de sanctie tegen het doelwit uit te voeren.
Na de val van het Pinochet-regime werd de topman van de DINA, generaal Manuel Contreras Selpulveda, in 1993 door een Chileense rechtbank voor een reeks ontvoeringen en moorden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 529 jaar.
Bron: Apache.be | Georges Timmerman
"Le monde est dangereux à vivre! Non pas tant à cause de ceux qui font le mal, mais à cause de ceux qui regardent et laissent faire." Volg ons via »
Facebook |
twitter |
YouTube