Re: André Moyen
Een interview met André Moyen uit 2003 over de moord op Julien Lahaut. Lees het hele artikel hier » Nieuws
(...) Dat hem nu al 52 jaar lang een sleutelrol wordt toegedicht bij de moord op Julien Lahaut, daar heeft de inmiddels 88-jarige ex-geheim agent van de militaire inlichtingendienst nooit van wakker gelegen (“hij was per slot van rekening een communist”). Moyen heeft er ook nooit een geheim van gemaakt dat hij al vrij kort na de moord op Lahaut precies wist wie ze had gepleegd.
“Maar wat mij nu heel erg hoog zit”, zegt Moyen in een gesprek met De Morgen, “is dat die Van Kwinkenberg – of hoe heet hij – komt beweren dat ik de moord organiseerde. Ik zal u één ding zeggen. Als ik die moord had georganiseerd, dan had ik ervoor gezorgd dat de daders met het juiste adres op pad waren gegaan. Dat ze niet met hun eigen auto naar Seraing waren gereden, en zeker niet met zo’n opvallende Vanguard. Dat het eerste schot meteen raak was geweest. En dat ze tenminste de juiste hadden neergeknald!”
“Volgens mijn informatie, en daar blijf ik bij, was het niet Lahaut, maar Henri Glineur die ‘Vive la Répuplique!’ riep. Wat een amateurisme. Dan is daar nog het feit dat die Lahaut in 1950 politiek helemaal niets meer voorstelde. Ja, hij was voorzitter van de communistische partij, maar dat was een symbolische functie. Als ik toen een te elimineren rooie had mogen uitkiezen, dan had ik wel iemand anders gekozen (lacht).”
Moyen, schrijven Van Doorslaer en Verhoeyen in 1985, ‘heeft aan een van de auteurs gezegd dat hij wist wie Lahaut vermoord had. Hij wilde enkel kwijt dat het Vlamingen waren, maar wou hun identiteit niet prijsgeven. Zijn woord getrouw heeft hij dat ook niet gedaan.’ Maar tijden veranderen.
Nu wilt u wel alles vertellen?
André Moyen: “De situatie is nu zo’n beetje als met Gladio. De essentie van het geheim is onthuld, nagenoeg alle betrokkenen zijn dood. Dus zie ik geen reden meer om nog te zwijgen. Met de moord zelf heb ik niets te maken. Ik zat in de tweede helft van 1950 maandenlang in Tsjechoslowakije. Maar ik behoor wel tot het kransje van hooguit vijf mensen dat heel snel aan de weet kwam wie het had gedaan en waarom.”
Ga uw gang.
“In november 1950, kort na mijn terugkeer uit Tsjechoslowakije, is François Goossens mij komen opzoeken. Ik kende hem goed, hij beschouwde mij als een van zijn beste vrienden. Hij was net als ik actief geweest in het verzet. Zij het dan op een iets minder georganiseerde manier. François heeft in de oorlog van wel tien verzetsbewegingen deel uitgemaakt. Overal waar hij kwam, volgde er ruzie. Een bevel gehoorzamen, dat kon hij eenvoudigweg niet. Hij was een ongeleid projectiel, une tête brûlée, een heethoofd. En dat is het belachelijke verhaal van de moord op Lahaut. Een impulsieve daad.”
“Waarom hij mij kwam opzoeken? Hij wist dat ik heel veel contacten had bij inlichtingendiensten, politiediensten, de politiek en het hof. Hij was in paniek, zocht steun. Kijk. Als overtuigd royalist is hij op 11 augustus 1950 in het parlement aanwezig. Die kreet weerklinkt. Een seconde later is zijn besluit genomen: ‘Die gaan we doodschieten.’ Hij vertelde me dat hij meteen naar het secretariaat van de Senaat is gelopen om het adres van Lahaut op te snorren. Daarna is hij naar Halle gereden en heeft hij twee kompanen opgetrommeld.”
Maar de moord gebeurde pas een week later.
“Die eerste keer hebben ze de weg niet gevonden. Typisch François: eerst doen en dan nadenken. Een week later zijn ze teruggereden, waarna ze dan weer een poosje hebben moeten zoeken voor ze het huis van Lahaut vonden.”
En toen?
“Là, ils l’ont tué, enfin! François heeft eerst twee keer geschoten. Normaal ga je van één schot met zo’n Colt .45 meteen tegen de grond. Maar Lahaut, zo vertelde hij me, was een taaie. ‘Je had dat moeten zien’, zei hij me, ‘die vent kroop weer overeind.’ Toen heeft een van die twee anderen het fatale schot afgevuurd. Hij heeft Lahaut in de buik geraakt en dan nog eens geschoten. Dat derde schot was het dodelijke.”
Wie waren die twee anderen?
“Twee mensen uit zijn groepje uit Halle. Een van die twee was de zoon van de toenmalige burgemeester van Halle, afkomstig uit Essenbeek. De familienaam wil me nu niet direct te binnen schieten, maar…”
De burgemeester heette toen Jan-Nikolaas Devillé.
“Ja, die was het. Zijn zonen zaten bij dat groepje van François. In feite waren zij figuranten hoor, meelopers. Het initiatief kwam van François. Hun namen hebben trouwens weinig belang. Ze zijn allebei ook al dood. De een is een jaar of tien geleden gestorven, de ander vier jaar geleden. En Goossens zelf is al dood sinds 1977. Als ik me niet vergis, zijn alle betrokkenen inmiddels dood, behalve ik dan, voor zover men mij kan zien beschouwen als een betrokkene.”
In feite was niet Goossens maar een van zijn twee handlangers de moordenaar?
“Puur juridisch bekeken wel, ja. Maar ook dat heeft vandaag niet veel belang mee, zeker?”
Volgens u was er geen opdrachtgever?
“Nee, toen hij bij mij voor de deur stond, was dat met de bedoeling om zich ‘in te dekken’. Hij wou dat ik mensen zou aanspreken om hem retroactief ‘de opdracht te geven’ om Lahaut te vermoorden. Dat ik via mijn contacten her en der politie en justitie zou laten weten dat ik erachter zat met Athos (een geheime inlichtingendienst uit de oorlog dat zich nadien onder leiding van Moyen specialiseerde in het opsporen van communisten, ddc). Hij had eerder al hetzelfde geprobeerd bij Auguste Roeseler van de inlichtingendienst van het Vaticaan in België.”
Hij hoopte de zegen te krijgen van de paus?
“Zoiets ja. Nu, François heeft ook jarenlang inlichtingen verzameld voor die Roeseler, zo gek bekeken was dat dus niet. In elk geval heeft die Roeseler toen een geestelijke op hem afgestuurd, Pierre Potargent. Die heeft toen – en dat moet in oktober of november 1950 zijn geweest – een jury belegd in het klooster van de minderbroeders conventuelen in Halle.”
Wat is een ‘jury’?
“Kent u dat niet? Dat is een oude traditie binnen inlichtingendiensten, die nu trouwens nog steeds bestaat. Een geheim agent heeft iets heel grondig mispeuterd, een moord bijvoorbeeld, maar kan niet voor het gerecht worden gebracht. Want dan bestaat het risico dat het hele netwerk wordt ontmaskerd. Dus wordt er binnen het netwerk een soort van ‘raad van wijzen’ bijeen geroepen, zoals bij de maffia. Dat was de reden waarom François zo in paniek was. Zo’n jury kan besluiten om een kogel door je knie te jagen. Of erger: een doodsvonnis uit te spreken.”
En dat gebeurde allemaal in een klooster in Halle?
“Zeker, en er is daar meer dan één bijeenkomst geweest, want ook ik ben daar naartoe moeten gaan. Ze wilden van mij heel precies weten wat François me had verteld en aan wie nog. De sfeer stond me niet aan en ik weet niet hoe het is afgelopen. Goed, blijkbaar, want François heeft nog jaren lang en gelukkig geleefd.”
Waar situeerde u hem politiek?
“In elk geval niet in de hoek van extreem-rechts, zoals nu wordt verkondigd. François leunde aan bij de JOC (la Jeunesse Ouvrière Chrétienne, ddc), de jongerenafdeling van de Franstalige christelijke arbeidersbeweging. Die lui waren nogal links. Ik heb François dan ook altijd gezien als een trotskist.”
Julien Lahaut is vermoord door een trotskist?
“Hij sprak in elk geval zoals de trotskisten. Die hebben een eigen terminologie. Ik heb me daar in de loop der jaren in gespecialiseerd. Nu, het heeft geen belang hoor. Het punt is: deze moord was het werk van een stel gekken. Een stel impulsieve gekken.”
Als u dit al die tijd wist, waarom hebt u dan niets gezegd?
“Ik heb het wel gezegd. Op mijn manier. Ik was in die tijd geheim agent, had overal discrete contacten. Die wenste ik ook discreet te houden. Dus heb ik een aantal mensen ingelicht. Ik heb erover gesproken met Fernard Beaurir, kort voordat die aan het hoofd kwam te staan van de rijkswacht. En met Jacques Pirenne, de kabinetschef en raadgever van koning Leopold III. Ik liet het aan hun wijze oordeel over wat er met de informatie moest gebeuren.”
“Er is toen een heel gedoe geweest met Kamiel, de zoon van François. Die had inmiddels carrière gemaakt bij het leger. Hij was F16-piloot geweest en maakte op het eind van zijn loopbaan als generaal bij de luchtmacht deel uit van de generale staf. Hij stond eind jaren zeventig op de lijst van gegadigden voor de functie van militair attaché van koning Boudewijn. Normaal zou hij dat ook geworden zijn. Tot ze er in Laken achter kwamen dat hij de zoon was van de moordenaar van Lahaut.”
Dus het hof wist al die jaren wie de moordenaar was?
“Laat ons zeggen dat ik het als mijn plicht zag om Pirenne te verwittigen voor het risico dat dit ooit aan het licht zou komen. Ik vond het jammer voor Kamiel, want hij was een schitterende militair.”
Als Goossens een geïsoleerde gek was, wat kan justitie dan hebben belet om hem te vervolgen?
“Ik veronderstel dat het allemaal erg politiek gevoelig lag in die tijd. François Goossens was namelijk ook de man die in 1946 in Diksmuide de IJzertoren heeft opgeblazen.”
U zegt?
“Ja, dat is hij me toen ook komen vertellen: ‘Wij hebben de IJzertoren opgeblazen.’ Ik was niet verbaasd. Die vent was gek. Hij was tot alles in staat. Ik krijg het niet vaak genoeg gezegd.”
Er zijn redenen om het relaas van André Moyen alvast niet in zijn totaliteit als objectieve geschiedschrijving te beschouwen. Het feit dat Goossens een trotskist en een geïsoleerde gek zou zijn geweest, wordt door zoon Joseph Goossens sterk betwist: “Is Moyen seniel aan het het worden of zo?” Volgens Goossens junior kwam de opdracht “van Moyen zelf”.