Situatieplan van de feiten opgemerkt door de twee joggers in het Osbroekpark op 31 oktober 1985:
X (34) en zijn vrouw Y (32) draaien hun dagelijkse rondjes op de atletiekpiste aan de Blankaertdreef. Op een bepaald ogenblik zien ze in het schemerduister uit de bossen waarop de dreef doodloopt, een man komen. Hij kijkt in hun richting en stapt dan afgemeten, bijna militair, honderd meter heen, honderd meter terug. X, die dat verdacht vindt, neemt de man goed in zich op: “Hij is groot minstens 1,90 meter, struis - een beer van een vent - en lichtjes kalend. Hij draagt een donker leren vest en waarschijnlijk half hoge laarzen.”
Even later stopt er vlak voor de ingang van de piste een beige Ford Taunus. “Zonder te aarzelen, gaat de man naar de chauffeur, praat even met hem en begint dan opnieuw heen en weer te stappen”, vertelt X. “Dat is me te toch link, denk ik, en ik maak mijn vrouw duidelijk dat we maar beter verdwijnen. Maar op het ogenblik dat we de piste aflopen en voorbij de Taunus komen, springt de chauffeur uit de auto en verdwijnt in het kreupelhout.” Ook van deze man heeft X een beschrijving: “Meer het zuiderse (Italiaanse) type, met een gezet rond hoofd, zwart haar en een behoorlijke snor.”
De twee joggers lopen verder in de richting van hun wagen, die vlak tegenover de cafetaria staat geparkeerd (zie schets). Dan krijgen ze de schrik van hun leven: “Als we bijna bij onze auto zijn duikt er plotseling uit een klein pad links van ons een derde man op.” Beschrijving: “De oudste van het trio, rond de 50, eerder klein van gestalte, met een scherp aangezicht.”
“Wij lopen door en gaan in de auto zitten, om andere schoenen aan te trekken. Maar die man komt naar ons toe. Meer uit angst dan uit lef roep ik hem toe: “Zeg, moet ik u soms eens pakken?” De man kijkt me aan en draait zich dan om zonder één klank te uiten. We vertrekken, maar in de achteruitkijkspiegel zie ik dat de drie mannen nu bij elkaar staan. Mijn vrouw en ik besluiten naar de politie te gaan.”
De dienstdoende agent is eerst niet geneigd om X’s verhaal enig gevolg te geven, maar na een tijdje besluit hij toch om de officier van wacht te consulteren. Die ordonneert om een verslag op te maken. Wanneer hij dat heeft gelezen, besluit hij om een patrouille naar de bewuste plek te sturen. Wat die via de radio te vertellen heeft, zal X nooit vergeten. “Stel je voor”, zegt hij. “Wij zitten daar mee te luisteren en ik hoor dat de twee motoragenten de aanwezigheid van de auto bevestigen. Ze vragen of tot identiteitscontrole moeten overgaan. De agent consulteert zijn overste en die geeft zijn toestemming. Maar op dat ogenblik hoor ik dat de auto is doorgereden, met drie mannen aan boord.” De twee motoragenten keren onverrichterzake terug. Ze hebben de nummerplaat niet genoteerd.
Wat heeft dit - bijna absurde - verhaal te maken met de overval op de Delhaize-supermarkt? Wellicht véél. De kans dat de politie van Aalst de gangsters onder haar neus heeft zien voorbij rijden is niet gering.
Op de kaart kunt u zien dat het smalle pad, waaruit de derde man opdook, niet alleen uitkomt op de Blanckaertdreef, maar ook op het Osbroekstraatje, dat op zijn beurt uitloopt op … het parkeerterrein van Delhaize. Dit deel van het Osbroekstraatje is niet met een auto berijdbaar. Het tweede stuk, van de parking in de richting van de Steenweg op Ninove, is dat wél. Met andere woorden: de gangsters hadden te voet of met de auto een tweede ontsnappingsroute. Het is zeker niet onmogelijk dat de bende op die avond deze vluchtweg heeft verkend.
Bovendien kadert deze theorie uitstekend in het mysterie van de vierde man. Verschillende getuigen houden halsstarrig vol dat de overval door vier mannen is gepleegd. Maar andere getuigen – die de daders hebben zien vluchten – weten dat er maar drie overvallers in de auto zaten. Het is dus mogelijk dat de vierde bandiet de tweede route heeft genomen om te ontkomen. En aangezien bekend is dat de Bende van Nijvel met minstens twee auto’s opereert, is het dus ook mogelijk dat de tweede vluchtauto op het einde van het Osbroekstraatje stond geparkeerd. Het is in elk geval een blunder van de politie om die avond geen identiteitscontrole uit te voeren, of op z’n minst de nummerplaat van de beige Taunus te noteren.
Nog in de nacht van de overval worden X en Y van hun bed gelicht om te worden verhoord. Blijkbaar herinnert men zich plotseling die vreemde ontmoeting. Sindsdien is het koppel al zes keer ondervraagd, telkens door andere rechercheurs. Ze kregen tientallen robotfoto’s te zien en er werd hen duidelijk te verstaan gegeven dat zij wel eens de enige levende getuigen zouden kunnen zijn, die de bende van Nijvel zouden kunnen herkennen.
Bron: Panorama | (november?) 1985