Re: Comité Ouwendijck
Uit het boek 'Het Gevaar Demol':
Volgens eigen propaganda is Ouwendijck, een instituut vol tradities en waarden, ontstaan in 1950 in 's Gravenzande, niet ver van Den Haag. De leerlingen, jonge Belgen, volgen er lessen Nederlands en worden ingewijd in de sporten, het theater en de muziek, onder de leiding van Joke Poot van Ouwendijck, geholpen door haar echtgenoot, Wilhem Poot van Ouwendijck. In 1978 worden leden van het Comité D'Ouwendijck ontvangen op kasteel Belvédère door de prinsen van Luik en hun kinderen, prinses Astrid en de prinsen Philip (1) en Laurent.
Op 15 november 1979 ontvangen de heer en mevrouw van Ouwendijck zelfs uit de handen van de koning de onderscheiding van Ridder van Orde van de Kroon voor diensten verleend aan de jeugd van dit land. Eén van de oud-leerlingen van het Instituut, Patrick Huart, richt op 15 februari 1979 de vereniging zonder winstgevend doel Comité D'Ouwendijck op, om ontmoetingen in een sfeer van kameraadschap te bevorderen tussen de oud-leerlingen van het Instituut en natuurlijk om de waarden en tradities, de belangrijkste principes van onze democratie, zoals de rechtsstaat en de vrijheid, te verdedigen.
In Bijlage IV van het verslag van de Tweede parlementaire Bendecommissie krijgt een passage op pagina 66 onze speciale aandacht. De passage gaat over de inzage van allerlei stukken en documenten die bij het dossier-Mendez zijn gevoegd: "Verder is door ons vastgesteld dat de dossiers over Amory, Bouhouche, Latinus, Demol, Bultot, de "Tueurs du Brabant", Faez Al Ajjaz, Beijer, Lekeu en anderen wel meer en minder interessante (pers-) berichten, verhalen, tips van informanten, enzovoort bevatten, maar zeker geen aanwijzingen voor of bewijzen voor de daadwerkelijke betrokkenheid van deze (ex-) rijkswachters bij de misdaden van de Bende van Nijvel ... De enige relevante inlichting die zich in de betrokken dossiers bevindt, betreft het feit dat in een nota van 10 juni 1983 werd geschreven dat "Jean Demol du Centre Universitaire de la Gendarmerie (Vottem)" lid was van de 'conseil consultatif' en de 'conseil commémoratif' van het Comité D'Ouwendijck.
Zou Johan Demol zo bezeten zijn van de rechtsstaat en de vrijheid of was hij eind jaren zeventig, begin jaren tachtig zulk een grote fan van het koningshuis en de symbolen van de monarchie?
Niet iedereen die cultuur en de Nederlandse taal wil promoten gaat met Paul Vanden Boeynants samen in een vereniging zonder winstgevend doel zitten! Paul Vanden Boeynants die de Nederlandse taal wil promoten begin jaren tachtig in de schoot van de CEPIC?
De onderzoekers van de Tweede Bendecommissie vonden het niet de moeite hier verder op in te gaan. Voor hen was het 'Comité D'Ouwendijck' een ongevaarlijke rechtse denktank, een rechts clubje dat niet tot destabilisering van de staat kon leiden. Misschien vonden zij het allemaal de moeite niet omdat er te veel heilige huisjes zouden moeten sneuvelen bij een nader onderzoek naar de werkelijke inhoud en draagwijdte van het 'culturele gezelschap' dat zich hulde in de nevelen van het Comité D'Ouwendijck.
Dat Johan Demol begin jaren tachtig opduikt in de rangen van dit comité, bewijst vooral dat onze aspirant-officier ook in de jaren waaroop hij zich een weg naar de top baant, niet heeft stilgezeten en zijn 'oude idealen' niet heeft verloochend.
Reeds beginjaren tachtig maakte de leider van WNP (Westland New Post), Paul Latinus, gewag van een explosief dossier-Comité D'Ouwendijck. Zowel het dossier Pinon (over de roze balletten) als het dossier-D'Ouwendijck beschouwde hij als zijn 'levensverzekering'.
Het heeft niet mogen baten. Het lichaam van Latinus werd op 24 april 1984 door zijn vriendin gevonden. De officiële versie van de doodsoorzaak luidt: dood door verhanging. Zelfmoord dus, maar velen weten beter.
Wat is toch dat Comité D'Ouwendijck? Laten we eerst kijken naar de officiële versie.
Volgens de statuten van 21 september 1980 (verschenen in het Staatsblad) heeft de vereniging tot doel: a) de wil om onze democratie en onze vrijheden te verdedigen b) de verknochtheid uit te drukken aan onze constitutionele monarchie, symbool van onze nationale eenheid en c) de promotie van culturele activiteiten zowel op het educatief domein (de verspreiding van de Nederlandse taal) als het artistieke domein (theater, muziek, sport, poëzie en schilderkunst).
Ziedaar een ambitieus programma en wanneer kleiduifschieters in dit land zelfs een vereniging vormen zonder winstgevend doel, waarom zouden enkele aanbidders van het koningshuis en haar symbolen dat niet mogen doen?
Het Comité oogt ook voortreffelijk in vorm en samenstelling.
Voorzitter en stichter is een zekere Patrick Huart die samen met enkele Franstalige studenten de tweetaligheid in ons land wil bevorderen.
'Huart neemt dan ook actief deel aan een reeks herdenkingsplechtigheden voor het 150-jarig bestaan van België in 1980. Directeur-generaal van het Comité werd in juni '79 prins Lamoral de Ligne uit de bekende adellijke familie die nauw verwant is met het Belgische en Luxemburgse vorstenhuis.'
De poppetjes rond het Comité dat zich inzet voor de Belgische dynastie en de eenheid van het land gaan evenwel aan het dansen wanneer in 1983 een aantal WNP-activisten in het onderzoek naar het reilen en zeilen van de privé-militie op de rooster worden gelegd. Enkele militanten leggen aan de verbaasde speurders verklaringen af over geheime bijeenkomsten van een Comité genaamd D'Ouwendijck waarvoor zij op een paramilitaire manier moesten instaan voor de bewaking en de veiligheid.
Le Soir en De Morgen maken in oktober 1983 melding van een 'Comité D'Ouwendijck dat onder het mom van patriottische en culturele activiteiten bijeenkomsten belegde tussen rechtse politici en extreem-rechtse officieren uit leger en rijkswacht'.
Het wordt nu toch belangrijk de ledenlijst van het Comité eens nader te onderzoeken en ja, hij kon natuurlijk niet ontbreken op dit extreem-rechts appèl: op 15 maart 1980 wordt Paul Vanden Boeynants ere-voorzitter van het 'Comité commémoratif D'Ouwendijck' ter gelegenheid van de 150ste verjaardag van de Belgische onafhankelijkheid.
Dit verschijnt in een bijlage van het Staatsblad van 20 november 1980 waarin de laatste zin luidt: 'het ere-voorzitterschap wordt aangeboden indien hij zo goed wil zijn dit te aanvaarden aan zijn koninklijke hoogheid prins Philip.'
In dezelfde bijlage van het Staatsblad van 8 mei 1980 waarin het 'Comité commémoratif' D'Ouwendijck wordt geïnstalleerd onder het ere-voorzitterschap van Paul Vanden Boeynants wordt ook een ex-rijkswachter vermeld die behoorde tot de Groep G en lid geweest is van het extreem-rechtse Front de la Jeunesse: een zekere Jean Demol.
Het is de Johan Demol die een maand eerder het Speciaal Interventie Eskadron van de rijkswacht verlaten heeft, begin jaren tachtig nog fier zijn Franstalige voornaam hanteert en zich onomwonden schaart rondom het koningshuis en de eenheid van het land.
Eind jaren negentig zal hij zich alleen nog Johan noemen en samen met zijn kameraden van het Vlaams Blok fulmineren tegen het koningshuis en ijveren voor de tweedeling van het land.
In hetzelfde 'Comité commémoratif' van 8 mei 1980 zetelt ook een zekere Jean-Paul Dumont, een bekend advocaat in extreem-rechtse kringen. Dumont is lid van de CEPIC en tevens gemeenteraadslid voor de PSC in Ukkel. Tijdens het grote proces tegen het Front de la Jeunesse zal hij medestichter Daniel Gilson verdedigen. Wanneer het weekblad Pour begin 1981 beschuldigt van infiltratie voor de Staatsveiligheid in linkse organisaties, neemt Latinus de wijk naar Zuid-Amerika. Bij zijn terugkomst neemt hij een advocaat onder de arm: Jean-Paul Dumont. In april 1981 brandt de uitgeverij en drukkerij Pour af na een aanslag. Eén van de beste vrienden van Johan Demol, ex-rijkswachter Michel Van Hove, blijkt later één van de daders te zijn.
Nader onderzoek leert ons dat de zogenaamde stichter-voorzitter Patrick Huart ook geen onbekende is voor extreem-rechts. Hij is een goede vriend van Paul Vanden Boeynants en op het ogenblik van de oprichting van het Comité werkzaam als redacteur op het ministerie van Landsverdediging. José Demarets (PSC) is op dat ogenblik minister. Huart heeft extreem-rechtse sympathieën en onderhoudt vooral goede contacten in kringen van Belgische legerofficieren en begin jaren tachtig wordt hij ook gemeenteraadslid voor de PSC in Schaarbeek.
Al deze contacten stellen hem in staat een bijeenkomst van het Comité, een ontmoeting tussen rechtse politici en extreem-rechtse officieren uit rijkswacht en leger, te beleggen binnen de muren van een legerkazerne in Tervuren.
Op de agenda die avond zal beslist niet het bevorderen van de Nederlandse taal of een gesprek over theater of sport hebben gestaan. We hebben er het raden naar wat er allemaal besproken en bedisseld is, feit is dat de vergadering paramilitair werd bewaakt door de ordediensten van het WNP.
Hoe is het mogelijk dat de ordediensten van een neonazi-organisatie, getraind door Ferrari-Calmette, op een militair domein instaan voor de veiligheid van extreem-rechtse rijkswachters, militairen en politici?
Stond de diefstal van de geheime NAVO-telexen door Michel Libert en andere leden van WNP in Evere misschien op de agenda van die avond? De diefstal van de telexen zou een van de belangrijkste stunts worden van WNP en een directe aanval op de Staatsveiligheid inluiden.
Kon WNP rekenen op steun en protectie uit de extreem-rechtse kringen van justitie, politiek, leger en rijkswacht? Dat WNP twee jaar lang kon doorgaan met de diefstallen zonder ontdekt te worden en voor sommige acties nog steun kreeg van 'leden' van de Staatsveiligheid die zogezegd geïnfiltreerd waren in WNP, zegt waarschijnlijk genoeg. De extreem-rechtse privé-militie kon zich eind jaren zeventig tot midden jaren tachtig zeker en vast verheugen op belangstelling en bescherming vanuit leger en rijkswacht.
Zou het kunnen zijn dat het zo onschuldig ogende Comité D'Ouwendijck gewoon een parallelle organisatie was van WNP, uiteindelijk even paramilitair georganiseerd, maar naar buiten toe perfect cultureel politiek correct georkestreerd, waardoor extreem-rechtse figuren met hoge functies elkaar konden ontmoeten zonder gevaar te lopen geassocieerd te worden met de stoottroepen van Paul Latinus en Michel Libert?
Het is een feit dat WNP beschikte over een van de nazi's afgekeken Sicherheits Polizei, de SIPO, die zowel instond voor bewakingen van sommige privé-woningen als voor huiszoekingen en morele pressie bij personen die niet direct bevelen van de leiding wilden opvolgen.
Het Comité D'Ouwendijck onder leiding van Patrick Huart beschikte over een aparte militaire organisatie met eenheden van 'Rangers' en 'Marines', met een interne veiligheidsdienst, zelfs met geïnformatiseerde telefoonverbindingen en afdelingen in Frankrijk en Nederland, zo schreef de journalist René Haquin in Le Soir.
Patrick Huart deed het verhaal van Haquin af als pure fantasie en benadrukte nog eens dat de vereniging gesticht was met jongeren van 13 tot 17 jaar, helemaal geen terroristen, en dat zijn culturele vereniging openstond voor alle jongeren, voor iedereen. Hij dreigde met een recht van antwoord dat ingeslikt werd toen Haquin hem een aantal documenten voorlegde, waarvan sommige door Huart zelf ondertekend.
In die documenten is wel degelijk sprake van een paramilitaire structuur van 'rangers' en 'marines' en van de interne veiligheidsdienst. Maar de documenten maken ook gewag van het overbrengen van geheime boodschappen, paramilitaire activiteiten zoals trainingskampen, het uitvoeren van bewakingsdiensten tijdens geheime vergaderingen, enz. Voorwaar een stevige structuur voor het promoten van de Nederlandse taal, theater en muziek.
Is het zo vreemd dat Johan Demol in dat uitgelezen gezelschap verkeerde? De man die via een romance met Marie-Christine Falla tot de Nationale Raad van het Front de la Jeunesse was doorgedrongen, wilde inderdaad begin jaren tachtig nieuwe wegen bewandelen. Hij had bescherming nodig en die zocht hij in de machtige armen van het Comité D'Ouwendijck. En veel leden van het 'Beschermcomité' waren inderdaad machtig.
Na alle commotie rondom de minder fraaie kanten van het Comité D'Ouwendijck ging de dans gewoon door. Allerlei bekentenissen van eX-WNP-leden over de vervlechting tussen extreem-rechts en het Comité weerhielden de politieke elites van dit land er niet van hun steun te verlenen aan de activiteiten van het Comité.
Op de uitnodiging van een cultureel spektakel in het Cultureel Centrum van Oudergem, op vrijdag 23 januari 1987, georganiseerd door de 'Dienst van Feesten en Ceremonies, de directie van buitenlandse betrekkingen en schone kunsten van Comité D'Ouwendijck, in samenwerking met het ministerie van Binnenlandse Zaken en de gemeente Oudergem, prijkt een waslijst 'beschermheren'. We vinden er François Léotard, Frans minister van Cultuur en Jack Lang, ex-Frans minister van Cultuur terug.
En bij de Belgische beschermheren?
De onvermijdelijke Paul Vanden Boeynants wordt geflankeerd door Willy Claes, Edmund Leburton en Guy Spitaels, allemaal Ministers van Staat. Twee vice-premiers, Jean Gol en Philippe Maystadt, worden vervoegd door een reeks ministers zoals Herman De Croo, Michel Hansenne, François-Xavier de Donnéa, Pierre Mainil, Philippe Monfils en Joseph Michel. Op de lijst prijken ook nog de namen van Hervé Brouhon, Guy Cudell, Etienne Davignon, José Demarets, Philippe Moureaux, Charles-Ferdinand Nothomb, Henri Simonet en Roger Nols.
Al deze autoriteiten worden verwelkomd door een afdeling van het Koninklijk Korps van de Kadetten van de Marine die hen eer zullen bewijzen, zo kondigt de uitnodiging aan.
Slechts één dame heeft de eer 'beschermvrouw' te mogen zijn: mevrouw Cécile Goor, staatssecretaris en natuurlijk ook lid van de CEPIC binnen de PSC.
Paul Latinus is begin jaren tachtig werkzaam geweest op het kabinet van mevrouw Goor.
In 1997 zal Johan Demol een lid van het beschermcomité van Comité D'Ouwendijck, de huidige burgemeester van Brussel-Stad, François-Xavier de Donnéa, beschuldigen van banden met de maffia, hetgeen zal leiden tot een klacht bij het parket. Demol heeft de oude politieke garde, op wiens vleugels hij aan de top van 's lands zevende politiekorps gekomen is, de rug toegekeerd.
Bron: Het Gevaar Demol | Ron Hermans en Eric Goeman
(1) De huidige koning van België.