Topic: Getuigenis Bos van Aa
Enkele dagen geleden kreeg ik een uitgebreide getuigenis doorgestuurd van een man die in december 1985 in het Bos van Aa hoogstwaarschijnlijk de Bende van Nijvel is tegen gekomen terwijl ze met wapens aan het oefenen waren.
Het Bos van Aa is een bos gelegen in Zemst-Laar, een dorp in het westen van de gemeente Zemst en is eigendom van Waterwegen en Zeekanaal. Het ligt vlak bij het Zeekanaal Brussel-Schelde en enkele kilometers ten zuidoosten van Kapelle-op-den-Bos.
Tot de jaren 60 van de 20e eeuw bestond dit landbouwgebied vooral uit boomgaarden. Begin jaren 70 van de 20e eeuw werd hiervan 220 ha onteigend door de overheid voor de aanleg van een nieuwe sluis te Zemst. Een 120 ha groot gebied werd omdijkt teneinde slib te storten dat vrijkwam bij de aanleg van de sluis. Het water werd via de Aabeek afgevoerd.
Eind jaren 70 begon firma De Dijcker met zandwinning uit de restanten van het opgespoten slib. Na verloop van tijd begon deze firma steeds dieper te graven zodat een zandgroeve ontstond.
De hoeveelheid vijvers en de grootte ervan is in de loop der jaren meermaals veranderd. Eerst werd dit uitgebreid door de zandwinning, tegenwoordig wordt er weer zand gestort. De grootste vijver, die in het noorden, heeft een oppervlakte van een kleine 10 hectare. In het zuiden van het gebied liggen enkele kleinere vijvers. De grootste daarvan - de meest zuidelijke - meet zo'n 3 hectare.
De locatie » Google Maps
De getuigenis:
Ontmoeting met de ongemaskerde daders van de slachtpartij in de Delhaize-winkel te Aalst, op 9 november 1985, of het Nine-Eleven van Aalst. Getuigenis van een maand en vier dagen later, op 12 december 1985.
Sedert eind 1978 ben ik actief in de weekends regelmatig met paleontologische opzoekingen gestart in de zandgroeve "De Dijcker", vlak bij het Kanaal van Willebroek-Brussel, grondgebied Humbeek (Zemst), oost van het Kanaal, gelegen aan Bos van Aa. Deze zandwinning had op het diepste punt een oude rivierbedding aangesneden, die later de oer-Zenne bleek te zijn, in een wat historisch genoemd een verwilderde rivier bleek te zijn, met heel wat verspreidde resten van botten van landzoogdieren uit de laatste Tussen-Ijstijd, de Riss-Würm afzetting. Tijdens zo’n bezoek heb ik kennis gemaakt met Dr. J.H. [naam afgekort], van de Geologische Dienst België, die me als vrijwillige medewerker heeft aangetrokken bij de GDB. Er ging namelijk een diepgaand onderzoek starten van de Vrije Universiteit Brussel, onder de leiding van Prof. R.P. [naam afgekort], terwijl ik er al een 2 jaar privé mee bezig was en er bleken zeer veel vondsten te zijn. Er werd een kleine werkgroep gestart waarbij elke werkdag telkens twee andere (ook) vrijwillige medewerkers zouden zoeken; ik woonde het verst vandaan en mocht tijdens de weekends verder doen. Twee studenten van de VUB gingen er hun doctoraat mee aanvatten.
Tegen de herfst van 1985 waren de zandwinningswerken zoveel opgeschoven dat ze buiten de oude rivierbedding in de oever ervan kwamen te graven, met alleen maar zand, zonder fossielen. Zo waren er door mij eind november bijna geen fossielen meer te vinden. Op zonder 12 december, bij zacht en droog weer, ging ik nog eens kijken, maar bleek zonder enig vondst. Het zou tegen de middag aan, een dramatische afloop krijgen.
Gewoonlijk ging ik nooit alleen in deze groeve, mijn dochter vergezelde me bijna steeds, maar die dag kon ze vanwege haar studies niet mee. (Later was ik er nog blij om.)
Omdat in de weekends niet gewerkt werd door de machines, was ook het grote hek gesloten; en ging ik zoals gewoonte via een sluikweg te voet naar binnen. Ik parkeerde mijn auto steeds zo’n 100 meter verder tussen twee afgezaagde bomen, in de richting van de terugreis. Ik komt de zanddijk afsluiting over en via een steenstortplaats lagen nu verspreid vreemde kogelhulzen, ik raapte een op om te bekijken, maar het bleken geen jagerspatronen te zijn, ze waren van een soort plastiek-achtige materie, kapot opengesprongen, vuil gele kleur, met achteraan een koperen stop. En er stond tegen de helling van de steenstort een pannenlat in de grond met een groot karton genageld, met duidelijk concentrische kringen, ruw getekend die een schietschijf voorstelde. Iemand kon hier dus met iets geoefend hebben, maar ik ging mijn ding doen en had verder hier geen aandacht aan.
Voor +- 10 uur hoorde ik een schot, ik was toen in het verste punt van de groeve. Na een hele tijd nog een schot. Toen dacht ik dat er jagers waren, het was immers toch jachtseizoen, maar in die 6 jaren had ik in en rond de groeve nog nooit wild gezien, en ook geen eenden in de waterpartijen, want het grondwater was een stinkende slijmmassa met een rotte eieren geur, waar geen enkele eend in kwam. Om het kwartuur (ongeveer) een schot, eenmaal twee schoten bijna tegelijk. In de groeve kon ik de richting van het geluid niet achterhalen, vanwege de halo in put. Rond half twaalf hield ik het voor bekeken, er was geen enkel fossiel meer te vinden. Ik ging terug naar mijn auto, via de steenstortplaats. Daar moest ik omhoog kruipen naar de stortplaats. Toen ik met mijn hoofd boven de rand kwam stonden daar 3 mannen, één riep in het Frans "Attention!". Ze keerde zich alle drie naar mij. Alle drie in het zwart, broeken en pulls en daarover lange open zwarte jassen zoals motorrijders en dragen. Maar elk had een vreemd soort geweer (met afgezaagde loop dacht ik, maar ik zoiets nog nooit gezien, nu pas onlangs zag ik beelden van Kalasjnikov-wapens, identiek aan hunne). Ik twijfelde een ogenblik, maar ging gewoon door in een kleine boog (de ruimte was ongeveer 5 à 6 meter tussen zij en ik) omdat ik toen dacht dat het motorrijders waren. Ze keken echter zeer woedend naar mij, draaiden in rij mee. Al rustig stappend keek ik ook naar hen, wat verder schuin uit mijn ooghoeken, zij bleven mij woedend aanstaren. Ik klom de zanddijk over en daalde de dijk af naar mijn geparkeerde auto; maar daar stond achter mijn auto een zware andere auto. Ik heb eerst en vooral de nummerplaat van deze mij verdachte zaak genoteerd, mijn gordel en mijn rugzak, mijn lange stalen prikstok, 2 pikhouwelen, lange stok met twee haken, in de koffer gelegd, maar grijpbaar, en dan trok ik mijn eerste gummi laars uit. Op dat moment kwamen de drie mannen ook de zanddijk letterlijk in alle haast afgestormd, met hun lange zwarte jassen dicht, en zonder hun wapens te zien, ze sprongen in hun auto (die dus niet op slot bleek), en in plankgas schuurde hun auto weg naar de grote baan op. Een van de drie zat vooraan rechts (niet de reus en niet die met snor, maar dus de middelste, hij liet zich doorzakken, zodat zijn hoofd net boven de onderkant van het raam kwam, en plette zich met zijn neus tegen het raam van rechts naar links in het wegrijden, zodat zijn kwade grijns leek op een platgedrukte boksersneus om zijn aangezicht te verdoezelen). Er volgde een stofwolk (het was een grindweg) van wel 4-5 meter hoog, zodat de weg en de bomen niet meer te zien waren. Op dat ogenblik realiseerde ik me plots dat ze op de vlucht sloegen en dat die ene man van 2 meter grootte (welke links stond op het stort) De Reus was, en de man met de dikke zwarte snor welke rechts stond, beide gezien waren in de Bende van Nijvel-drama te Aalst, een maand en vier dagen geleden. De man die tussen beide stond, was die met zijn plat gedrukte neus, een boksersneus, zat rechts van de bestuurder. Toen pas begon ikzelf in een panische angst te komen.
Naderhand vroeg ik me af hoelang het geduurd heeft, vanaf het moment dat ik mijn auto open maakte tot ik mijn eerste laars uittrok; hebben ze misschien al de hulzen opgeraapt en hun zware kalasjnikovs oorlogswapens onder hun lange jassen verborgen?
Nu sloeg ikzelf in paniek en reed zo gauw ik kom op de vlucht naar de grote baan, en richting dorp, Humbeek (wel 3 km) om hulp te zoeken. Geen mens te zien onder die 3 km, en het leek eindeloos lang, tot ik in het centrum (Humbeek) een man zag. Ik riep waar er een publieke telefoon was, en het bleek vlak bij. De cel was midden in een rond plein, langs alle kanten kon men mij zien, en nog meer in paniek dacht ik: als ze maar niet echte kogels gingen halen om me hier af te maken. Het gratis nummer 900 gedraaid, ik riep om hulp, ik zei: "ik ben hier in het centrum van Humbeek, maar in de zandgroeve De Dijcker, bos van Aa, heb ik 3 mannen van de Bende van Nijvel tegen gekomen, met zware machinegeweren met afgezaagde lopen, in dikke zwarte jassen, het lag daar vol kogelhulzen, met een schietschijf, en ze zijn nu gevlucht, Ik ben […], ik woon in Aalst […], help mij" … Een stem begon me hoe langer hoe meer te onderbreken, telkens in het Frans: "Je ne comprends pas le flamand’. En dit in een Vlaamse gemeente Humbeek hulpdienst 900! En ik bleef maar herhalen, tot ik een klik hoorde en een Vlaamse stem zei doodgewoon: "’t Is de Bende van Nijvel zeker? Jaa, ja … Kunt ge u wat bedaren mijnheer? Zoudt ge wat kunnen kalmeren en naar huis rijden?" Ik zei: "Ik ben van Aalst en heb een uur te rijden." Bedaarde stem: "Probeer naar huis te rijden en we zullen u daar in een combi komen verhoren."
Er is niemand gekomen die dag, volgende dagen ook niet, weken, maanden … Wat moet ik hiervan denken? Een openbare hulpdienst die me weglacht en me laat stikken? En een uitsluitend Franstalige die in Vlaanderen in de hulpdienst 900 geen woord Vlaams verstaat … Of wil men mij met opzet niet verhoren?
Ik had toen zeker een duidelijke beschrijving kunnen geven van elke van de drie ongemaskerde mannen. Omdat ik 1.80m groot ben en ik op een 5-6 meter van hen naar mijn auto moest, heb ik ze dus van zeer nabij gezien; de links staande grotere man was een kop groter dan ik; dus 2 meter, de middelste en de rechtse waren zoals ik: 1.80 meter. De rechtse staande man had een opvallend dikke zwarte snor, net als de vermelding in de Aalsterse Delhaize-overval, en bovendien is de links staande man, een man van 2 meter, geen alledaagse voorkomende figuur. Hun type van wapens kon ik moeilijk beschrijven, omdat ik zulke wapens nog nooit gezien had; aan het parket van Charleroi heb ik dan gezegd dat er een afgezaagde (of zeer kort stuk) loop zichtbaar was en onder hun rechterhanden een soort van kromme lader uitstak. Later blijkt dat een soort kalasjnikov te zijn.
Ik was toen 47 jaar, en de drie mannen zagen eruit als eveneens veertigers, blank Europees uitzicht, lichtdonker haar zoals ikzelf toen, hun kapsel was niet lang maar eerder kort zoals bij soldaten of rijkswachters gebruikelijk is. Het enige woord taalgebruik was in het Frans 'Attention'. Hun aangezicht was alle drie van een normaal gewoon type man, zonder een speciaal element van opmerkelijkheid.
Nu, 28 jaar later, heeft het parket van Charleroi interesse gehad in mijn verhaal, en zij hebben echt zeer veel moeite gedaan om mijn gegevens op te zoeken bij de (nu oude) 900 hulpdienst gegevens, maar er is geen spoor van mij te vinden … Wat moet ik hiervan denken? Ik sta hier voor aap. Ben ik fantast? Gelukkig hebben de speurders wel met mij een wedersamenstelling kunnen doen ter plekke aan de (nu dichtgegooide) zandgroeve. Men vroeg me ook of ik de nummerplaat van de wagen nog wist, maar ongelukkig had ik dit stukje papier een jaar geleden weggegooid, hoewel ik het 27 jaar had liggen in mijn bureau. Ik ben deze speurders dankbaar dat zij me hebben verhoord, en nu dacht ik dat ik van mijn schuldgevoel van af zou geraken. De speurders hebben natuurlijk mij verhoord waarom ik zo lang heb gezwegen … Dat is voor hen duidelijker gemaakt, en ik ga hierover niets zeggen. Voor mijn echtgenote en mijn dochter, en ook voor mijn coördinator J.H. van de werkgroep VUB en GDB heb ik het zolang verzwegen.
De laatste keer van verhoor, zei men dat ik recht had om slachtofferbijstand te vragen. Dat heb ik pas in 2015 gedaan, omdat het schuldgevoel en de frustraties maar niet vanzelf verdwenen. Integendeel, met de 8 doden en 24 gewonden in Aalst, de echte slachtoffers in gedachten, voel ik me niet een echt slachtoffer, vermits de bende lichamelijk niet één haar van me heeft gekraakt. Geestelijk is het wat anders: slechte dromen van herbeleving, heel emotioneel geworden, bijzonder als ik eens een film kijk met miserie toestanden of nog maar doodgewoon een film als 'De man met de harmonica van Morricone' waar drie gewapende mannen iemand gaan doden. Stom, maar ik krijg rillingen over gans mijn lichaam ervan. Bij de treinramp in Buizingen, waar getwist werd tussen de Franstalige verantwoordelijke seinwachter en aan de andere kant de Vlaamse seinwachter, wou men de schuld op de Vlaamse man schuiven, terwijl de officiële overeenkomst was dat elk landsdeel verplicht in eigen taal mocht spreken, maar wel de andere taal verplicht moest begrijpen, en nu komt het: de Franstalige riep voortdurend 'je ne comprends pas le flamand'. De tijd die daardoor nutteloos verspeeld werd bewees dat de treinramp had kunnen vermeden worden. Toen ik dat vernam begon ik van emotie te wenen, omdat hier weer die 900 hulp telefoon van de Bende van Nijvel te boven kwam. Stom, maar ik kan er niets aan doen.
Nog iets wat ik nog steeds niet kan vatten is dat de 'reus' of 2 meter grote man van de Bende van Nijvel, welke ik ook gezien heb in de zandgroeve, nog niet, of nergens gekend is. Er zijn in België niet zoveel mensen die 2 meter groot zijn en staat dat niet in de identiteitskaart vermeld? Ook niet in Frankrijk? Of is dit een privacy taboe? Misschien komt er eens een moment dat de speurders met mijn gegevens een nieuwe robotfoto willen maken?
Op de 30e herdenkingsdag van het drama te Aalst, heb ik voor het eerst persoonlijk kennis gemaakt met David Van de Steen, met al de emoties die vrij komen en het wederzijds begrip dat ik ontving. Dank u David, en ook de 2 Vlaamse speurders van het Parket van Charleroi, en slachtofferhulp psychologe Nele V.D. uit Aalst.
Ik verklaar dit geschrevene, in eer en geweten voor echt gebeurd.
Wordt vervolgd ...