Het Internationaal Gerechtshof is bevoegd voor geschillen tussen staten onderling die betrekking hebben op het internationaal recht in de ruime zin. Met misdaden tegen de mensheid heeft dit hof dus weinig te maken.
Waarschijnlijk wordt gedoeld op het Internationaal Strafhof. De werking en bevoegdheid van het Internationaal Strafhof worden beheerst door het Statuut van Rome van 17 juli 1998, in het Nederlands getiteld “Statuut van Rome inzake het Internationale Strafregister”, hierna aangeduid als “het Statuut”.
Uit het Statuut blijkt dat het Internationaal Strafhof om verschillende redenen niet bevoegd kan zijn.
Ten eerste heeft het Hof alleen rechtsmacht met betrekking tot misdaden die zijn gepleegd na de inwerkingtreding van dit Statuut (artikel 11.1 van het Statuut). De inwerking vond plaats op 1 juli 2002. De misdaden van de bende zijn uiteraard voor die datum gepleegd en dus vallen zij buiten de rechtsmacht van het Hof. In theorie is het mogelijk dat de VN een bijzonder internationaal tribunaal opricht met betrekking tot de feiten, al acht ik dat praktisch onwaarschijnlijk (om niet te zeggen onmogelijk).
Ten tweede bezit het Hof alleen rechtsmacht over natuurlijke personen. Dat blijkt uit artikel 25 van het Statuut. België kan dus als staat niet voor het Hof gedaagd worden.
Ten derde vallen de misdrijven van de bende van Nijvel volgens mij niet onder de definitie van “misdaden tegen de mensheid”. Hoe dat begrip wordt gedefinieerd is terug te vinden in artikel 7 van het Statuut. De eerste paragraaf daarvan luidt als volgt:
1. Voor de toepassing van dit Statuut wordt verstaan onder misdaad tegen de mensheid : een van de volgende handelingen, indien gepleegd als onderdeel van een wijdverbreide of stelselmatige aanval gericht tegen een burgerbevolking, met kennis van de aanval.
(a) moord;
(b) uitroeiing;
(c) slavernij;
(d) deportatie of gedwongen overbrenging van bevolking;
(e) gevangenneming of elke andere ernstige beroving van de lichamelijke vrijheid in strijd met de fundamentele regels van internationaal recht;
(f) marteling;
(g) verkrachting, seksuele slavernij, gedwongen prostitutie, gedwongen zwangerschap, gedwongen sterilisatie, of elke andere vorm van seksueel geweld van vergelijkbare ernst;
(h) vervolging van een identificeerbare groep of collectiviteit op politieke, raciale gronden of gronden betreffende nationaliteit, op etnische, culturele of godsdienstige gronden of op grond van het geslacht, zoals nader omschreven is in het derde punt, of op andere gronden die algemeen ontoelaatbaar worden geacht krachtens het internationaal recht, in verband met in dit punt bedoelde handelingen of een misdaad waarover het Hof rechtsmacht heeft;
(i) gedwongen verdwijningen;
(j) apartheid;
(k) andere onmenselijke handelingen van vergelijkbare aard waardoor opzettelijk ernstig lijden of ernstig lichamelijk letsel of schade aan de geestelijke of lichamelijke gezondheid wordt veroorzaakt.
Een aanval gericht tegen een burgerbevolking wordt in de tweede paragraaf omschreven als “een wijze van optreden die het meermalen plegen van in het eerste punt bedoelde handelingen tegen een burgerbevolking met zich brengt ter uitvoering of met de oog op de voortzetting van het beleid van een Staat of ter organisatie tot het plegen van een dergelijke aanval”.
Dit moet volgens mij worden samengelezen met artikel 5 van het Statuut waarin wordt bepaald dat het Hof bevoegd is voor de “ernstigste misdaden die de internationale gemeenschap in haar geheel met zorg vervullen”.
Misdaden tegen de mensheid worden in een interpretatief memorandum verder als volgt omschreven (in het Engels):
(...) particularly odious offenses in that they constitute a serious attack on human dignity or grave humiliation or a degradation of one or more human beings. They are not isolated or sporadic events, but are part either of a government policy (although the perpetrators need not identify themselves with this policy) or of a wide practice of atrocities tolerated or condoned by a government or a de facto authority. However, murder, extermination, torture, rape, political, racial, or religious persecution and other inhumane acts reach the threshold of crimes against humanity only if they are part of a widespread or systematic practice.
Isolated inhumane acts of this nature may constitute grave infringements of human rights, or depending on the circumstances, war crimes, but may fall short of meriting the stigma attaching to the category of crimes under discussion. On the other hand, an individual may be guilty of crimes against humanity even if he perpetrates one or two of the offences mentioned above, or engages in one such offense against only a few civilians, provided those offenses are part of a consistent pattern of misbehavior by a number of persons linked to that offender (for example, because they engage in armed action on the same side or because they are parties to a common plan or for any similar reason.)
Consequently when one or more individuals are not accused of planning or carrying out a policy of inhumanity, but simply of perpetrating specific atrocities or vicious acts, in order to determine whether the necessary threshold is met one should use the following test: one ought to look at these atrocities or acts in their context and verify whether they may be regarded as part of an overall policy or a consistent pattern of an inhumanity, or whether they instead constitute isolated or sporadic acts of cruelty and wickedness (eigen onderlijning).
De misdrijven van de bende kunnen volgens mij niet worden omschreven als een wijdverbreide of stelselmatige aanval gericht tegen een burgerbevolking. Men moet hier volgens mij toch ook echt rekening houden met de schaal van de misdrijven. Het Internationaal Strafhof houdt zich bezig met dossiers waar sprake is van tienduizenden slachtoffers. De bende heeft daarentegen 28 doden op haar geweten. Dat is uiteraard hoog, maar het bereikt volgens mij (lang) niet de drempel vanaf wanneer sprake kan zijn van een wijdverbreide of stelselmatige aanval.
Uit een antwoord op een parlementaire vraag blijkt dat ook De Valkeneer er niet van overtuigd is dat sprake zou zijn van misdaden tegen de mensheid. Vooralsnog vond ik geen voorbeeld van een jurist die er anders over dacht.
Ten vierde is de bevoegdheid van het Internationaal Strafhof “complementair” ten aanzien van de nationale rechtshandhaving. Dat blijkt uit de preambule en de artikelen 1, 17, 18 en 19 van het Statuut. Dat betekent dat het in eerste instantie aan de nationale staten is om misdaden tegen de mensheid te vervolgen, hetgeen in België i.v.m. de bende van Nijvel ook wordt getracht.
Wat dit laatste betreft moet worden gewezen op artikel 17 van het Statuut (getiteld: “Vragen met betrekking tot ontvankelijkheid”). Dat luidt als volgt:
1. Gelet op het tiende punt van de Preambule en op artikel 1 van dit Statuut kan het Hof een zaak niet-ontvankelijk verklaren indien :
(a) in de zaak onderzoek of vervolging plaatsvindt door een Staat die ter zake rechtsmacht heeft, tenzij die Staat niet bereid of niet bij machte is om het onderzoek of de vervolging tot een goed einde te brengen.
(b) in de zaak een onderzoek is ingesteld door een Staat die ter zake rechtsmacht heeft en die Staat beslist heeft de betrokken persoon niet te vervolgen, tenzij de beslissing het gevolg was van het niet bereid of niet bij machte zijn van de Staat om de vervolging tot een goed einde te brengen;
(c) de betrokken persoon reeds heeft terechtgestaan voor gedragingen waarop de klacht betrekking heeft, en niet door het Hof kan worden berecht krachtens artikel 20, derde punt;
(d) de zaak niet voldoende ernstig is om verdere stappen van het Hof te verantwoorden.
2. Bij de vaststelling of er sprake is van het ontbreken van bereidheid van een Staat in een bepaalde zaak beoordeelt het Hof, met inachtneming van de in het internationaal recht erkende beginselen van een behoorlijke rechtsgang, of een of meer van de volgende omstandigheden zich voordoen :
(a) de procedure werd of wordt ingesteld of de beslissing van de Staat werd genomen teneinde de betrokken persoon te onttrekken aan zijn strafrechtelijke aansprakelijkheid voor misdaden waarover het Hof rechtsmacht bezit als bedoeld in artikel 5;
(b) er is sprake van onverantwoorde vertraging in de procedure die, onder de omstandigheden, niet verenigbaar is met het voornemen de betrokken persoon te doen terechtstaan;
(c) de procedure werd of wordt niet gevoerd op een onafhankelijke of onpartijdige wijze, maar op een wijze die, onder de omstandigheden, niet verenigbaar is met het voornemen om de betrokken persoon te doen terecht staan.
3. Bij de bepaling of er in een bijzondere zaak sprake is van onmacht van de Staat, gaat het Hof na of de Staat vanwege een algehele of substantiële ineenstorting of de niet-beschikbaarheid van zijn nationale rechterlijke organisatie, niet bij machte is de verdachte in handen te krijgen of het noodzakelijke bewijsmateriaal en de noodzakelijke getuigenverklaringen te verzamelen of anderszins niet bij machte is tot het voeren van de procedure (eigen onderlijning).
Het Internationaal Strafhof zal, indien geconfronteerd met het dossier van de bende, de zaak hoogstwaarschijnlijk onontvankelijk verklaren omdat reeds een onderzoek wordt gevoerd en de uitzonderingen (niet kunnen of niet willen) hoogstwaarschijnlijk niet van toepassing zijn. De Belgische rechterlijke organisatie is ten eerste niet ineengestort of niet beschikbaar. Daarnaast kan niet worden gesproken van een gebrek aan bereidheid om de zaak op te lossen gezien de toch omvangrijke middelen die intussen zijn gespendeerd en het optrekken van verjaringstermijnen, hetgeen aantoont dat de staat wel degelijk de daders wilt straffen. Eventuele theorieën over sabotage van het onderzoek vanuit de staat zelf zijn volgens mij onvoldoende gestoffeerd om de rechters te kunnen overtuigen.