Hierbij een interpellatie uit 1991 van een parlementslid aangaande de door de Regering beloofde rehabilitatie van weggepeste, gemuteerde speurders in het Bende-onderzoek. Onderstaand antwoord van de toenmalige Minister van Landsverdediging, Guy Coëme, dat ingefluisterd werd door de top van de Rijkswacht is eigenlijk een regelrechte publieke vernedering van de opzijgeschoven BOB’ers Bihay en Balfroid. Met dit antwoord werd eigenlijk op een verdoken en schijnbaar beleefde manier een dikke middelvinger naar deze twee rijkswachters gestoken. Er wordt nl. naast de vraag geantwoord waarom er pas na hun verwijdering uit de BOB van Waver tuchtverslagen werden opgesteld terwijl dit voorafgaandelijk aan de administratieve maatregel had moeten gebeuren. Bovendien wordt geantwoord dat Bihay en Balfroid niet geschikt bevonden werden om te werken binnen een BOB maar dat ze als ze lang genoeg aandringen ze mogelijks opnieuw zouden kunnen aangesteld worden doch echter alleen nadat ze nodige cursussen zouden volgen.
Interpellatie van de heer Van Dienderen tot de Minister van Landsverdediging over de ‘rehabilitatie van slachtoffers van het bendeonderzoek’
De heer Voorzitter: Dames en Heren, aan de orde is de interpellatie van de heer Van Dienderen.
De heer Van Dienderen: Mijnheer de Voorzitter, mijnheer de Minister, geachte collega’s, op 5 juni van vorig jaar [1990], tijdens de debatten over de conclusies van de Bendecommissie, deed Premier Martens een zeer belangrijke en duidelijke uitspraak namelijk: “Zij – dat slaat op de Regering – heeft besloten de situatie van diegenen tegen wie verdoken of onrechtmatige straffen zouden zijn uitgesproken opnieuw te onderzoeken”. Zulks werd gevraagd door de leden van de Bendecommissie in het officiële rapport. Verscheidene leden hebben dit achteraf tijdens het parlementair debat over de conclusies van de Bendecommissie, nog eens uitdrukkelijk in de verf gezet.
Ruim zes maanden na de verklaring van Premier Martens hebben diegenen die menen daarvan het slachtoffer te zijn geweest er nog steeds niets van gehoord. Het bleef bij een intentieverklaring.
Mijnheer de Minister, wanneer zal de Regering daar eindelijk werk van maken? In de eerste plaats gaat het om François Raes, een gewezen rijkswachter, die in 1982 de zogenaamde zaak ‘François’ aan het rollen bracht, wat door zijn onmiddellijke oversten allerminst werd geapprecieerd. Hij werd zodanig gepest dat hij op eigen initiatief de rijkswacht verliet. Dit had voor hem niet alleen weddeverlies maar ook, sinds 1988, pensioenverlies tot gevolg.
Mijnheer de Minister, wij weten nu dat François Raes het bij het rechte eind had met zijn verklaringen en dat hij dus ten onrechte niet werd geloofd door zijn oversten. Daardoor besliste hij uiteindelijk ontslag te nemen. Ik vraag mij af of de Regering ter zake niets moet ondernemen.
Het tweede geval betreft de twee Waverse BOB’ers Frans Balfroid en Gerard Bihay. Uit het rapport van de Bendecommissie blijkt dat ook deze twee personen gedaan hebben wat van hen mocht worden verwacht. Een groot aantal van hun bevindingen werd later trouwens door sommige van hun collega’s bevestigd. Zo hadden zij het bijvoorbeeld over extreem-rechtse rijkswachters. Dit werd later bevestigd door de onthullingen over de groep G. Tevens verzamelden zij heel wat gegevens over de Westland New Post, die achteraf ook juist bleken te zijn. Ongelukkig voor hen kwamen zij iin ‘aanvaring’ met de Nijvelse procureur Deprêtre tegen wie nu een tuchtprocedure hangende is en die de centrale figuur is in het onderzoek, gevoerd door de heer Lambeau van het Hof van Beroep te Brussel, betreffende de vervalsing van gerechtelijke documenten.
Mijnheer de Minister, u gaf aan de generale staf de opdracht het dossier van de zaak Balfroid en Bihay opnieuw te onderzoeken. Stelde u in dat verband een tijdslimiet voor.
Ikzelf en verscheidene collega’s, die momenteel niet aanwezig zijn, ontvingen hierover een rapport vanwege één van de drie rijkswachtvakbonden, met name de Syndicale Federatie van de Belgische Rijkswacht. Daarin wordt aangetoond dat de overplaatsing van deze personen – de administratieve maatregelen dus – in feite ten onrechte gebeurde en de motieven ter zake weinig relevant zijn. Het S.F.B.R.-dossier toont duidelijk de ongegrondheid aan van deze administratieve maatregelen. De overplaatsing wordt gemotiveerd aan de hand van drie tuchtverslagen. Die tuchtverslagen zijn telkens opgesteld nadat de administratieve maatregel, de verwijdering uit de BOB van Waver, al was geformuleerd. Dat gebeurde op 12 augustus 1987. Het eerste verslag nummer 213 dateert van 23 november 1987. Het verslag 211 is gebaseerd op feiten van de maand september 1987. Het derde verslag nummer 218, waarop deze administratieve maatregel is gebaseerd, handelt eveneens over feiten die slechts op 23 november zijn bekendgemaakt, dus ook weer een hele tijd na het uitvaardigen van de maatregel, met name op 12 augustus, die een voorstel tot mutatie inhoudt.
Bovendien werden die verslagen bijzonder vlug opgesteld. Dit doet niet alleen bij de vakbond, maar ook bij mij vragen rijzen over de motieven die aan de basis van die ‘snelheid’ hebben gelegen. Is het niet zo dat men nadien redenen is gaan zoeken om de maatregel te motiveren, terwijl in werkelijkheid de maatregel werd genomen omdat men het niet eens was inzake het spoor dat deze twee rijkswachters, met betrekking tot het onderzoek naar de Bende van Nijvel, volgden?
De vakbond zegt ook – dit is toch een vreemde zaak – dat de beslissing werd genomen door Generaal Beirnaert. Hij heeft tijdens een ondervraging voor de Bendecommissie verklaard dat de maatregel wordt gemotiveerd door de publicatie in de krant De Morgen van een verslag van de onderzoeksrechter. Dit staat op bladzijde 233, deel 4, van het verslag. Dit staat haaks op de drie tuchtverslagen die nadien als motief aangehaald zijn voor de administratieve maatregel. Dit is een zeer vreemde zaak.
Eén van de concrete tuchtverslagen handelt over de poging van twee rijkswachters om lopen die zij in beslag zouden genomen hebben in te ruilen tegen munitie bij de wapenhandelaar Dekaise. In een recent boek ‘De Bendetapes’ wordt hierop ook ingegaan. Beijer, ex-rijkswachter, wordt herhaaldelijk geciteerd in verband met de Bende van Nijvel. Hij zegt heel duidelijk dat hij het eigenlijk is die het tweetal van Waver heeft gediscrediteerd. Op bladzijde 52 van het boek ‘De bendetapes’ staat letterlijk: “Ik heb mijn ex-collega Fièvet naar Dekaise gestuurd en hij heeft een verslag gemaakt, het verslag op basis ondermeer waarvan deze maatregel genomen is”. Beijer heeft dus in het boek uitdrukkelijk toe dat hij achter deze discreditering staat.
Mijnheer de Minister, ik wil in verband met deze aangelegenheid ook een concrete vraag stellen omtrent het reglement A8bis betreffende het administratief statuut is ruimer dan het geval van deze twee rijkswachters. Het komt mij namelijk voor dat op grond van dit reglement personeelsleden van de rijkswacht onvoldoende middelen hebben om zich te verdedigen. Vandaar dat ik in mijn interpellatieverzoek de vraag heb gesteld of dit reglement ook niet dient herzien te worden in de zin dat de rijkswachters die betrokken worden bij een bepaalde zaak meer kansen op verdediging krijgen.
Mijnheer de Minister, dat zijn de concrete gevallen van slachtoffers van het bendeonderzoek. De Regering zou hun situatie opnieuw onderzoeken en eventuele onregelmatigheden rechtzetten. Ik meen aangetoond te hebben dat deze mensen echt slachtoffer zijn geweest en dat er gegronde reden tot rehabilitatie is. Ik ben zeer benieuwd te vernemen of dat ook het resultaat is van het onderzoek is dat u heeft laten uitvoeren. Ik hoop dat uw beslissingen ook in die richting gaan. (Applaus)
Monsieur le Président: La parole est à Monsieur le Ministre de la Défense nationale.
Monsieur Coëme, Ministre de la Défense nationale: Monsieur le Président, je prie Monsieur Van Dienderen de m’excuser de lui répondre en français, mais je n’ai moi-même reçu la réponse des services que ce matin. La traduction lui sera fournie le plus rapidement possible.
A la suite de la décision du Gouvernement de faire réexaminer le dossier administratif de certains gendarmes qui auraient pu avoir fait l’objet de sanctions déguisées ou abusives, les dossiers ont été réexaminés à ma demande.
Ils concernent respectivement le Premier Maréchal des Logis Raes d’une part, aujourd’hui à la retraite, et d’autre part, le Premier Maréchal des Logis chef Bihay et le Premier Maréchal des Logis Balfroid qui avaient dû quitter leur fonction à la BSR.
M. Raes avait obtenu, à sa demande, sa pension anticipée et demande par la suite la révision de sa situation administrative en matière de pension. Le dossier de révision est en cours depuis plusieurs mois à ma demande.
J’attends, dans les prochains jours, les conclusions de cette révision. Des contacts ont eu lieu entre le commandement, l’Etat-major et mon Cabinet. Une fois en possession des propositions du Gendarmerie, je prendrai les mesures indispensables pour faire aboutir ce dossier. J’attire votre attention sur le fait que la révision de la pension de l’intéressé, dans la mesure où elle serait possible, nécessiterait une procédure législative, c’est-à-dire tout à fait exceptionnelle pour un seul cas. Je prendrai contact, dès réception des conclusions de la gendarmerie, avec mon collègue des Pensions. Mais je puis d’ores et déjà, vous assurer que mon cabinet a eu des contacts avec celui des Pensions afin de prévenir de l’arrivée de ce dossier pour que, sans perdre de temps, on commence déjà à réfléchir à la meilleure voie pour tenter d’aboutir à la révision du cas de Monsieur Raes.
En ce qui concerne les messieurs Bihay et Balfroid, il ressort des dossiers que les intéressés n’avaient pas à l’époque toutes les aptitudes pour servir dans la BSR, spécialement dans une période particulièrement difficile.
J’ai toutefois demandé au Commandement de la Gendarmerie de prendre en compte l’intérêt de voir aplanir les difficultés psychologiques que ces dossiers ont générées dans une période particulièrement difficile pour le personnel de la Gendarmerie.
En conséquences, si les intéressés introduisent régulièrement de nouvelles demandes pour être affectés à une BSR, ces demandes seront examinées avec bienveillance et avec toute la sérénité voulue et, le cas échéant, une période probatoire leur sera accordée. Je veux dire par là qu’aujourd’hui, pour entrer au sein d’une BSR, on demande que l’on suive un cours. Vu l’expérience vécue avec ces deux gendarmes, il nous paraît utile qu’ils puissant aussi suivre ces cours tout comme ceux qui entrent à l’heure actuelle en service à la BSR. J’imagine que chacun comprendra notre souci en ce domaine.
En ce qui concerne les déclarations de l’ex-gendarme Robert Beijer, auquel l’honorable membre fait allusion, je peux confirmer qu’il n’en est nullement question dans les dossiers des intéressés.
Enfin, compte tenu de ce qui précède, je ne vois pas pourquoi il faudrait modifier les prescriptions du règlement A8bis. J’ajouterai que les mesures de contrôle décidées par le Gouvernement sur l’ensemble des polices de la gendarmerie et des services de sécurité renforceront évidemment les garanties de bon fonctionnement et la protection du citoyen contre tout risqué d’arbitraire.
J’ajoute, pour terminer, que l’inspection Générale de la gendarmerie est également réorganisée et sera sensiblement renforcée dans le même esprit.
De heer Voorzitter: De heer Van Dienderen heft het woord.
De heer Van Dienderen: Mijnheer de Voorzitter, eerst en vooral dank ik de Minister voor zijn antwoord. Zoals de regering heeft beloofd werd de zaak nogmaals doorgenomen, maar volgens mij sleept het toch lang aan. In verband met de heer Raes kan de Minister nog altijd geen definitieve beslissing aan het Parlement meedelen. Uit zijn antwoord meen ik nochtans te mogen afleiden dat er een positieve beslissing zal uit de bus komen. Ik dring erop aan dat dit zonder verder uitstel zou gebeuren. Indien daarvoor wettelijke initiatieven moeten worden genomen, dient ook dit zonder verwijl te gebeuren.
Voor de heren Bihay en Balfroid lijkt men een compromis te hebben aanvaard: zij zullen opnieuw bij de BOB worden opgenomen, tenminste als zij daarop meermaals aandringen.
Mijnheer de Minister, ik vind dat u hierdoor de vorige administratieve maatregelen afkeurt en daarmee impliciet stelt dat het reglement A8bis slecht heeft gefunctioneerd. Er werd immers voor deze zaak een parlementaire onderzoekscommissie opgericht; er was een regeringsverklaring voor nodig, opdat uiteindelijk in de toekomst recht zou geschieden. Ik blijf erbij dat het reglement A8bis dringend moet worden herzien , opdat in ons democratisch bestel ook rijkswachters recht op verdediging zouden hebben wanneer zij in een bepaalde procedurezaak worden verwikkeld.
Monsieur le Président: La parole est à Monsieur De Raet.
Monsieur De Raet: Monsieur le Président, cette affaire me préoccupe vivement. Lorsqu’il fut question, au niveau de la Commission de l’Intérieur, de l’évolution, de la démilitarisation de la gendarmerie, le cas de Monsieur Balfroid avait été évoqué. J’y ai évoqué son dossier. Je suis très heureux de la réponse que vous avez donnée aujourd’hui, Monsieur le Ministre, parce que j’espère que les choses vont s’arranger. Monsieur Balfroid a eu le mérite d’être d’une très grande honnêteté lorsqu’il a déposé devant la commission d’enquête et je crains qu’il n’ait été par la suite victime de mesures dont le moins qu’on puisse dire est qu’elles ne sont pas très sympathiques. Je trouve personnellement le cas de Monsieur Balfroid comme celui de Monsieur Bihay d’une extrême importance. Ce sont des hommes qui, à la BSR, ont toujours fait preuve d’assiduité et d’honnêteté. On a retenu contre eux de véritables peccadilles pour les éloigner de la BSR. Il doit y avoir réparation. Ils méritent leur réintégration.
Monsieur le Président: La parole est à Monsieur le Ministre de la Défense nationale.
Monsieur Coëme, Ministre de la Défense nationale: Monsieur le Président, pour que les choses soient tout à fait claires, je tiens à dire que, comme je l’ai précisé, il s’agit d’une question de jours pour que nous obtenions le rapport du Commandant de la Gendarmerie pour le cas de Monsieur Raes avant que je ne transmette ce dossier à l’administration des Pensions.
Par ailleurs, avec beaucoup de diplomatie, j’ai tenté de faire comprendre que si je respectais les décisions qui avaient été prises par le Commandant de la Gendarmerie, je considérais aussi qu’il était utile de donner une nouvelle chance à ceux dont, se fondant sur les conclusions de la commission Bourgeois, on souhaitait que le dossier soit revu.
Monsieur le Président: L’incident est clos. Het incident is gesloten.
Bron: Kamer van Volksvertegenwoordigers van België | Parlementaire handelingen | verslag openbare commissievergaderingen | Commissie voor Landsverdediging | 30 januari 1991