De geschiedenis van de Belgische diplomatie i.v.m. uranium is inderdaad een uiterst interessant onderwerp. Ikzelf heb dit boek niet gelezen maar gezien het bovenstaande citaat vrees ik dat in dit boek de feiten niet altijd volledig waarheidsgetrouw zullen worden weergegeven.
Dit is de passage aangehaald door forumlid coconut:
Ze [de communisten] stellen vragen in de regering – waar ze enkele jaren deel van uitmaakten – en in het parlement. De minister van Buitenlandse Zaken Spaak omzeilt de lastige vragen·,maar eerste minister Gaston Eyskens vliegt uit de bocht. Op 18 augustus 1949, bijna vijf jaar na het ondertekenen van het eerste akkoord, wordt eerste minister Eyskens in de Senaat erover ondervraagd. De communistische senator Glineur stelt – heel terecht – dat die akkoorden de goedkeuring van het parlement vergen en wil uitleg van de regering. Eerste minister Eyskens ontkent formeel dat er geheime uraniumakkoorden zijn. “Ma déclaration est nette et formelle”, voegt hij er aan toe. Een eerste minister die zo flagrant liegt, dat gebeurt niet elke dag. Gelukkig voor hem las blijkbaar geen enkel parlementslid of journalist The New York Times van een maand eerder. Daarin stond zwart op wit te lezen dat de Verenigde Staten en België een akkoord over uranium gesloten hadden en dat er al duizenden tonnen geleverd waren. Zoals straks nog zal blijken, was dit niet de laatste leugen van een toppoliticus in een kernwapendossier.
Als we naar de bronnen kijken dan zien we dat de zaken toch enigszins anders verliepen. Hieronder ga ik er dieper op in. Op het einde van mijn post haal ik de vier fouten/onnauwkeurigheden kort samenvattend aan.
De communisten stelden inderdaad verschillende malen vragen i.v.m. de leveringen van uranium aan de VS. Op 3 juli 1947 gaf P.H. Spaak, de toenmalige eerste minister en minister van buitenlandse zaken het volgende antwoord op vragen van senator Glineur:
Eh bien, puisu’il n’y a plus qu’une chose qui vous intéresse, l’uranium, voici ce que j’ai à vous répondre. Il a été nécessaire, durant la guerre, d’assurer aux alliés une quantité aussi grande que possible de matériaux indispensables au développement de l’energie atomique. Dès lors, avec l’approbation complète du gouvernement belge, des arrangements furent conclus pour que les minerais d’uranium du Congo fussent mis à la disposition des Etats-Unis et du Royaume Uni.
D’après ces arrangements, les intérêts légitimes de la Belgique furent complètement sauvgardés. Ces conventions sont toujours en viguer et le gouvernement belge espère qu’un accord international sur le contrôle de l’énergie atomique interviendra bientôt, comme résultat des travaux de la commission instaurée auprès de l’O.N.U. (eigen onderlijning) (Vergadering Senaat 3 juli 1947, Handelingen Senaat 1946-1947, nummer 67, pagina 1239, tweede kolom.)
Verder weigerde Spaak in te gaan op verdere vragen van senatoren Glineur, Coenen en Sironval en zei hij dat ieder maar zijn conclusies mocht trekken uit zijn eerdere verklaring.
Spaak heeft dus het bestaan van een akkoord over de leveringen van uranium uitdrukkelijk bevestigd in 1947.
Dan naar de zogenaamde flagrante leugen van Eyskens. Om het antwoord goed te kunnen vatten moet eerst de vraag worden weergeven. Op 18 augustus 1949 wordt Eyskens, dan eerste minister, geconfronteerd met een vraag van diezelfde senator Glineur over verschillende onderwerpen, waaronder uranium. Senator Glineur verwijst naar recente onthullingen van “een Brits agentschap dat” (“une agence britannique révélait que ...”) tijdens de duur van een geheim akkoord (“accord secret”) 100.000 ton uranium aan een prijs van 9000 frank per ton werd geleverd aan de Verenigde Staten. Glineur verwijst naar artikel 68 van de toenmalige grondwet dat bepaalde dat bepaalde “verdragen” (“traités”), waaronder handelsverdragen (“traités de commerce”) moesten worden goedgekeurd door kamer en senaat. Vervolgens vraagt de senator of het juist is dat het geheim akkoord op 1 augustus zou zijn verlopen en wat in dat geval het beleid van de regering is. Dat deel van de vraag van Glineur is terug te vinden in Handelingen van de Senaat B.Z. 1949, nummer 6, pagina 69, tweede kolom.
Eyskens gaat in zijn eerste antwoord niet in op het uranium. Na een rappel aan het einde van de vergadering zegt Eyskens dan dit:
Je suis en mesure de déclarer à la Haute Assemblée qu’il existe aucun traité secret par lequel la Belgique se serait engagée à livrer à je ne sais quelle puissance étrangère de l’uranium ou n’importe quel produit similaire. Ma déclaration est nette et formelle (eigen onderlijning) (Hand. Senaat, B.Z. 1949, nummer 6, pagina 80, eerste kolom).
Een zeer belangrijk element en de crux van het antwoord van Eyskens is het gebruik van het woord “traité” i.p.v. het woord “accord”. Eyskens ontkent niet dat er een akkoord bestaat, hij ontkent dat er een verdrag bestaat dat aan de goedkeuring van het parlement onderworpen is.
Ik begrijp dat dit misschien overkomt als juridische muggenzifterij maar dit is wel degelijk een belangrijk verschil in de internationale diplomatie en het internationaal recht.
Een verdrag is namelijk opgesteld om de partijen te binden, zoals wanneer private personen een contract sluiten. In het internationaal recht bestaat nog een ander instrument waarin niet afdwingbare afspraken worden opgenomen. De meest voorkomende benaming is “Memorandum of Understanding” (MoU) of “Memorandum of Agreement”. In een dergelijk instrument nemen de landen bepaalde afspraken en clausules op die zij zeggen te zullen naleven, doch die hen niet binden. Dergelijke MoUs worden vaak gebruikt in technische en militaire kwesties. MoUs moeten namelijk normaalgezien niet worden voorgelegd aan het parlement omdat de staat zelf niet gebonden is, in tegenstelling tot een verdrag. Een MoU is in dat opzicht slechts een “gentlemans agreement”. Een nieuwe regering kan een MoU dan ook zonder probleem terzijde schuiven, i.t.t. een verdrag, dat de staat bindt ongeacht welke regering aan het hoofd staat. Het voordeel is dat dergelijke MoUs geheim kunnen blijven.
Het opschrift van het uraniumakkoord luidt “Memorandum of Agreement Between the United States, the United Kingdom and Belgium Regarding Control of Uranium. De positie van de Belgische regering was hoogstwaarschijnlijk dat het akkoord geen verdrag dat moest worden voorgelegd aan het parlement.
Of dat juist is of niet vereist een dieper juridisch onderzoek van het akkoord, waar ik thans geen tijd voor heb. In elk geval moeten bepaalde elementen in overweging worden genomen. Zo kon de regering van België zich eigenlijk niet binden tot de levering van het uranium om de eenvoudige reden dat het uranium in kwestie geen eigendom was van Belgie maar van Union Minière. Er bestond dan ook naast het uraniumakkoord met België een apart contract met Union Minière. De Belgische regering was blijkbaar niet op de hoogte van de inhoud van dat contract, alleen van het bestaan ervan. Verder bepaalt het akkoord ook uitdrukkelijk dat het moet beschouwd worden als een militair geheim. Het was dus absoluut niet de bedoeling van de partijen dat de inhoud ervan in de openbaarheid kwam.
Verder moet ook worden gekeken naar wat de grondwet indertijd uitdrukkelijk bepaalde i.v.m. verdragen. Artikel 68 luidde:
De Koning voert het bevel over land- en zeemacht, verklaart oorlog, sluit de vredes-,verbonds-en handelsverdragen.
Hij geeft er kennis van aan de Kamers, zodra het belang en de veiligheid van de Staat het toelaten, onder bijvoeging van de passende mededelingen. De handelsverdragen en de verdragen, waardoor de Staat zou kunnen worden bezwaard of Belgen persoonlijk gebonden, zijn slechts van kracht nadat zij door de Kamers zijn goedgekeurd. Geen afstand, geen ruiling, geen aanhechting van grondgebied kan plaats hebben dan krachtens een wet. In geen geval kunnende geheime artikelen van een verdrag de openbaar gemaakte artikelen te niet doen.
De grondwet zelf voorzag dus uitdrukkelijk dat verdragen geheim konden worden gehouden in het belang en voor de veiligheid van de staat. Hetgeen in dit geval zou kunnen worden geargumenteerd. Over de vraag of het akkoord een verdrag is dat aan het parlement moet worden voorgelegd kan worden gediscussieerd. Zo zou kunnen worden gezegd dat het nooit de bedoeling was dat het akkoord juridisch “van kracht” was, omdat het een soort gentleman’s agreement is. Verder erkende de grondwet ook de mogelijkheid om een verdrag goed te laten keuren dat geheime artikelen bevatten, voor zover die de openbare artikelen niet tegenspraken. Hetgeen nogmaals bevestigd dat de grondwet toestond dat bepaalde zaken geheim werden gehouden.
Dat het verschil tussen het woord “accord” en “traité” belangrijk was wordt verder bevestigd in Amerikaans diplomatiek verkeer. Hieronder een passage uit een memo van een Amerikaanse ambtenaar aan de Amerikaanse minister van buitenlandse zaken:
1. Following the Blair House meeting on July 16th there was a considerable flurry of comment on the uranium question in both the leftist and rightist Belgian newspapers, most of it quite inaccurate as to such details as tonnages exported and duration of the agreement, which, unfortunately, served to reawaken Belgian sensitivity to the problem of distribution of Congolese uranium.
2. The press furor had about quieted down when, on August 18th, Prime Minister Eyskens in answer to questioning by a Communist senator made the very surprising statement: “No secret treaty exists with any foreign country whatever for the purpose of delivering to it uranium or any other raw material. My declaration is forthright and formal.” Both Sengier and Millard believe it inconceivable that Eyskens could be ignorant of the agreement and that he was probably making a play on the word treaty as distinguished from agreement. However, it is most unfortunate that Eyskens did not refer to Spaak’s4 carefully worded statement made in reply to questioning by the same Communist senator on July 3, 1947, which was
(...) The press in both this country and Belgium has insinuated that the secret agreement expired July 31, 1949 and that it will now be necessary to negotiate a new one. These reports are patently inaccurate since, as you are aware, the agreement and the contracts provide an exclusive option to the Agency for purchase of all uranium which can be mined at Shinkolobwe in a ten-year period which will expire February 6, 1956. (eigen onderlijning) (Beschikbaar op » history.state.gov)
Uit de derde paragraaf van dat telegram blijkt trouwens verder dat alleen Spaak op de hoogte was de gehele tekst van het akkoord en dat zelfs hij geen weet had van de bepalingen van het contract met Union Minière.
Het bovenstaande i.v.m. het verschil verdrag-akkoord wordt trouwens beschreven in een boek dat Barbé zelf als bron gebruikt (Gathering Rare Ores: The Diplomacy of Uranium Acquisition, 1943-1954 door Jonathan E. Helmreich, op pagina 194).
Wat zijn nu de onnauwkeurigheden in die vrij korte passage uit het boek van Barbé?
Spaak erkende het bestaan van een akkoord over de levering van uranium aan de VS en het UK op 3 juli 1947 in de Senaat. Hij “omzeilde” slechts verdere vragen.
Of de akkoorden de toestemming van het parlement nodig hebben is prima facie niet met zekerheid te zeggen en is een ingewikkelde juridische kwestie dat toch enig onderzoek vergt.
Eyskens ontkende het bestaan van een “verdrag”, hij ontkende niet dat een “akkoord” zou bestaan. Het antwoord is misschien wel misleidend maar van een flagrante leugen is geen sprake, daar dit verschil ertoe doet.
De Belgische media en de parlementsleden lazen wel degelijk de recente berichtgeving over de leveringen van uranium. Senator Glineur verwees hier zelfs expliciet naar in zijn vraag aan Eyskens.
Punten 1, 3 en 4 zijn eigenlijk voor ieder die zich er even in verdiept vrij makkelijk terug te vinden a.d.h.v. openbare bronnen. Dit kan twee dingen betekenen: Of de heer Barbé doet onvoldoende bronnenonderzoek, of hij negeert bepaalde zaken moedwillig. In beide gevallen zaken die in het achterhoofd moeten worden gehouden bij het lezen van zijn boek.