Re: PIO
't Is een hoop lectuur, maar hieronder het uiterst interessante verhaal van PIO uit het verslag van de Gladiocommissie:
Het Public Information Office (PIO)
1. Oorsprong
Op het einde van de jaren zestig werd de behoefte aangevoeld om de "militaire werkelijkheid" beter te leren kennen. De tijd droeg de stempel van "mei 1968", de contestatie van de gevestigde orde en de Vietnam-oorlog. Vandaar een odium dat algemeen werd geworpen op al wat militair was. In die context ontstond de idee van militaire conferenciers - die weldra de benaming van Speakers’ Bureau zou krijgen.
Het was de bedoeling een aantal militairen aan te trekken onder wie sommigen via het Centre Psychologique Militaire (C. Psy. M.) waren gepasseerd. De militairen werden onder meer om hun redenaarstalent uitgekozen. Zij moesten vertrouwd zijn met de diverse aspecten van de communicatie. Ze stonden in nauw contact met bepaalde journalisten. Het doel was ze het standpunt van het leger te laten uitdragen naar aanleiding van lezingen, debatten, ontmoetingen met bijvoorbeeld middelbare scholieren. Het initiatief kreeg de steun van de SGR en de SDRA.
In 1973 zouden een aantal verantwoordelijken binnen het leger tot de bevinding komen dat er dringend wat moest gedaan worden aan de verdediging van het leger tegen de subversieve actie die door sommige massa-media werd gevoerd. Het komt erop aan niet alleen buiten het leger te ageren (naar de openbare opinie en ook naar de toekomstige dienstplichtigen toe), maar ook binnen het leger zelf (om te vermijden dat de geesten door invloed van de subversie zouden worden aangetast). In 1974 werd dan een organisatie opgericht die later de benaming Public Information Office kreeg en afhing van de generale staf van de Landmacht.
2. Historisch overzicht
De leiding van het PIO wordt toevertrouwd aan majoor Bougerol, die bekend stond als militair conferencier en een in de debatten geducht verwoorden van de antisubversieve gedachte.
Er waren twee takken - een militaire en een burgerlijke - binnen het WNP.
De militaire branche omvatte de conferenciers, maar ook een actiegroep met als voornaamste opdracht de contramine in een aantal vergaderingen te vertolken. PIO deed dus daadwerkelijk aan activisme: georganiseerde sabotage van conferenties, infiltratie en gebruik van verenigingen en groepen die a priori geacht werden de stellingen van het leger gunstig gestemd te zijn: NEM Club, CEPIC, maar ook de Confrérie des Hospitaliers de Notre-Dame d’Aulne, de Ordre Souverain et Militaire du Temple de Jérusalem, de Milice de Jésus-Christ bijvoorbeeld, drie genootschappen die vooral uitstraling kenden in de streek van Charleroi.
Soms werd van de leden van PIO verwacht dat zij aan de stemmingen zouden deelnemen in de vergaderingen van die organisaties, om een aantal personen in de minderheid terug te dringen. In andere gevallen werden colleges in de vorm van lezingen gehouden voor extreem-rechtse groeperingen (bijvoorbeeld Front de la Jeunesse). Een getuige, voormalig militair conferencier, heeft in een verklaring aan de voorzitter van de commissie de diverse activiteiten en maneuvers bevestigd.
Vanaf september 1977 publiceerde de burgerlijke branche een bulletin, INFOREP, een op anti-communisme en antisovjetisme toegespitst persoverzicht, met een oplage van ongeveer 200 exemplaren, bestemd voor de militaire conferenciers, en dat ook naar diverse diensten van het leger, de rijkswacht, de Staatsveiligheid en een aantal minsiterkabinetten werd gezonden.
Van het begin af heeft PIO ervoor gezorgd dat naast de antisubversie actie ook een dekmantel bestond voor het uitwerken van een opdracht van inlichtingenrecherche en contra-informatie. In verband met deze activiteiten maakte majoor Bougerol verscheidene reizen naar het buitenland, onder meer naar Taiwan (1976) waar er een school voor psychologische oorlogvoering bestaat, en Libanon (1979), maar ook naar Spanje, Ierland, Portugal, Italië, Nederland en Frankrijk, uiteraard zonder te spreken over de talrijke reizen naar Heidelberg.
In het kader van deze opdracht wist majoor Bougerol een heel netwerk uit te bouwen dat door de ingewijden de "Miller-groep" werd genoemd. Miller was overigens de schuilnaam die Bougerol gebruikte voor zijn bijdragen in de krant La Dernière Heure. "Anti-subversie"-teams werden samengesteld in verschillende groepen gespreid over een aantal streken (met name in Henegouwen). Een groep bestond uit een groepschef en een drietal leden. Elk van hen kreeg een codenummer toegewezen dat zij zouden gebruiken voor onderlingen contacten. In principe bestond er evenwel een strikt toe te passen compartimentering tussen de betrokken personen.
In totaal waren er op 1 november 1978 bij de activiteiten van PIO 455 personen betrokken: militairen in actieve dienst, reserve-officieren en burgers.
De militaire branche was gevestigd in Evere, en later in een appartement in nr. 68 van de Oudergemlaan. [Google Maps] De burgerlijke branche had haar kantoor in nr. 5 van de Wetenschapstraat [Google Maps]. Het ministerie van Landsverdediging zou in die tijd een aantal uitgaven die met de activiteiten verband hielden, hebben gefinancierd; majoor Bougerol werd immers onvoorwaardelijk gesteund door luitenant-generaal Roman, stafchef van de Landmacht, de enige die goed op de hoogste was van de veelzijdige activiteiten van het PIO.
Maar van bij de oorsprong was ook de NV Promotion et Distributions Générales (PDG) betrokken bij de financiering van een aantal PIO-activiteiten, inzonderheid INFOREP en de militaire conferenciers. Sinds 1975 werden overigens ook de reiskosten terugbetaald aan majoor Bougerol. De vennootschap die was opgericht in 1971 had haar zetel in de Belliardstraat nr. 39. Zij stond onder leiding van J.M. Detournay en zou gecontroleerd geweest zijn door baron Benoît de Bonvoisin. Sinds de kapitaalverhoging in 1974 telde zij Libanezen onder haar voornaamste aandeelhouders.
In principe was het doel van PDG internationale industriële promotie en public relations in Afrika, Latijns-Amerika en het Midden-Oosten. De vennootschap verzorgde ook de promotie en de commercialisering van een brandstofbesparingoctrooi, de SVB 3, eigendom van een Panamese vennootschap. In ruil voor die diensten kreeg PDG exemplaren van INFOREP die werden doorverkocht aan sympathiserende vennootschappen voor de prijs van 60.000 frank per abonnement. IN 1978 waren er negen abonnementen. Majoor Bougerol heeft in commissie nochtans verklaard niets af te weten van de financiële middelen van INFOREP.
Het probleem voor de militairen die in de Ougergemlaan vergaderden, was te weten of zij door hun chefs gedekt werden. Volgens een verklaring werd dan ook een vergadering belegd in het kabinet van de Minister van Landsverdediging, bijgewoond door minister Vanden Boeynants, een aantal van zijn medewerkers en baron de Bonvoisin. Van dan af was voor iedereen duidelijk dat zij in opdracht werkten.
3. Relaties met SGR, SDRA en Staatsveiligheid
Volgens de verantwoordelijke overheid is majoor Bougerol nooit lid geweest van de SGR of van SDRA. De majoor beweert wel een paar maanden, in 1974-1975, over een bureau beschikt te hebben bij de SDRA, maar zonder tot de dienst te behoren. Dit wordt door de huidige chef van SGR ontkend. Ontegensprekelijk lijkt echter wel dat leden van SGR en SDRA op permanente wijze nauw met het PIO hebben samengewerkt, en dat die relaties verder reikten dan louter individuele contacten.
Dit was ook het geval voor commissaris Fagnart, burgerlijk lid van de dienst militaire veiligheid van SDRA (sectie anti-inmenging), die in 1983 overleed. De leden van het PIO handelden meestal met hem. In feite was Fagnart belast om in naam van SDRA de groep te volgen en in het oog te houden. SDRA vroeg ook aan de militairen van het PIO om verslag uit te brengen.
Dit was het geval met commandant Dery, inlichtingenofficier (analyse) van SGR, die van in het begin deel uitmaakte van de militaire branche van PIO. Overigens heeft SGR in september 1974 een als "geheim" geklasseerd signalementskaart opgesteld naar aanleiding van de bevordering van commandant Bougerol tot graad van majoor. De nota vermeldt dat de promotie, wegens de rol die voor Bougerol was weggelegd, uitermate wenselijk was.
Bovendien waren de heren Fagnart en Dery, samen met nog andere leden van het PIO, aangesloten bij dezelfde ridderorden in de streek van Charleroi, zodat, buiten de kantooruren om, de persoonlijke banden nog nauwer werden aangehaald.
In de loop van de bovenvermelde vergadering op het kabinet hebben de leden van het PIO, die bezorgd waren om hun veiligheid, bescherming gevraagd. Na dit verzoek kregen zij van SGR en SDRA toestemming om een wapen te dragen.
En tenslotte heeft commissaris Victor Massart, van de Staatsveiligheid, majoor Bougerol vanaf de zomer van 1977 in de uitoefening van zijn ambt geregeld ontmoet.
4. Het einde van PIO
In de laatste weken van 1978 werd besloten het militaire PIO te ontbinden. Begin 1979 was de ontbinding een feit.
Er zijn blijkbaar verscheidende redenen die sommige militaire gezagsdragers aangezet hebben om de verwijdering van majoor Bougerol aan te bevelen. Niet alleen werd hem indiscretie verweten en het feit dat hij onmogelijk de clandestiniteit kon vrijwaren, maar maakte men zich ongerust over zijn financiële afhankelijkheid van de "actiedienst van de Minister van Landsverdediging", en dus van een politicus wiens toekomst per definitie onzeker is. De uitgewerkte structuur ontving een steun van 600.000 frank per maand en in de laatste maanden van 1978 was de schuld t.a.v. de "Groep Miller" opgelopen tot iets meer dan twee miljoen.
En aangezien bovendien de vrees bestond dat, in geval van problemen, de gewone partners van Bougerol, maar met banden die onduidelijk waren, namelijk de Staatsveiligheid, de Rijkswacht en de "Brigade d’Investigation Criminelle" (vermoedelijk het Bestuur voor Criminele Informatie), de man zouden laten vallen of hem zelfs met beschuldigingen overladen, was er een bijkomende reden om een sector te herstructureren die duidelijk minder en minder van het militaire gezag afhankelijk was, alleszins wat het aspect inlichtingen en contra-informatie van zijn activiteiten betrof.
Een kopie van een met de hand geschreven brief, niet ondertekend en niet gedateerd, door zijn vriend commissaris Fagnart, die kort na diens overlijden in zijn bureau werd gevonden, en die ontegensprekelijk gericht was aan Bougerol, bevestigt de kritieken van de hooggeplaatste legerofficieren. De brief werd vermoedelijk in 1978-1979 geschreven en moet gezien worden als een vriendschappelijke vingerwijzing aan het adres van Bougerol:
"Soms moet je even kunnen verpozen langs de weg, om te bezinnen, te weten waar je staat. En ik denk dat je daar aan toe bent. Ook al neem je me dat niet in dank af, toch ben ik aan onze vriendschap verplicht dit te stellen".
In dat document overloopt Fagnart vervolgd de tekortkomingen die door Bougerol uitgewerkte organisatie vertoont:
"4. Ik zal niet lang stilstaan bij de zwakke punten van je harnas. Je kent die beter dan ikzelf.
Een beetje lukraak, toch volgende punten:
a. de discretie van je "netwerk" laat te wensen over (al dan niet door jouw verantwoordelijkheid);
b. de infiltratie van dat netwerk is niet gewoon iets wat mogelijk is. Ze is waarschijnlijk of zelfs al een feit;
c. je gaat je boekje te buiten. En reageer niet verontwaardigd. Ik kan je voorbeelden aanhalen;
hoe dacht je, je rol te kunnen verantwoorden in occasionele opdrachten van mensen die naar Zaïre of elders gaan?
Ben je wel zeker dat al wat je vraagt aan je contactpersonen strikt verantwoord kan worden in het kader van je activiteiten?
d. hoe zien je contactpersonen in de officiële diensten je (rijkswacht, Staatsveiligheid, enz.) en welke rol denken ze dat zij speelt?
Ik heb niet de indruk dat ik je moet overtuigen!
5. We zouden het gevaar ook nog anders kunnen voorstellen:
a. stel dat er een "loodgieter" komt werken in de Oudergemlaan of misschien in de Belliardstraat,
b. stel dat een aantal boodschappen of telefoongesprekken worden ondervangen,
c. stel dat wat je vertelt in "geheime" vergaderingen in de openbaarheid komt,
d. stel dat er een lek is in de zaken van Saoud, Formosa, Spanje of het Verenigd Koninkrijk,
evenzoveel mogelijkheden die je zou moeten "overwegen".
Het is uitgesloten dat je een verklaring geeft in het kader van je officiële opdrachten (PIO of andere).
6. Natuurlijk weet ik ook dat indien je geen risico wil lopen, je een efficiënt optreden kan vergeten. Maar ik wil je aanmanen die risico’s terug te brengen tot wat absoluut noodzakelijk is.
(Sorry voor de harde taal, maar dat is nu eenmaal het voorrecht en ook de plicht van de vriendschap.)
7. Wat gedaan?
a. terug vanuit het basisbeginsel werken: de strikte need to know zeker in die aangelegenheden die marginaal zijn ten aanzien van je officiële opdracht;
b. een onaanvechtbare verantwoording uitbouwen die op stevige wijze de link legt naar je officiële opdracht voor alle stappen;
c. en daarom die officiële opdracht herdefiniëren en ze steeds inroepen als dekmantel tegenover gelijk wie.
8. Laatste en helemaal "onwetenschappelijk" argument: ik voel aan dat het gevaar dreigt.
De bedoeling die Bougerol te kennen gaf om een persagentschap op te richten was blijkbaar doorslaggevend voor de militaire overheid, omdat zij beducht was voor de misnoegdheid van de pers en het onderzoek dat onvermijdelijk zou volgen. Hoe dan ook kreeg Bougerol in juni 1979 zijn mutatie naar de generale staf van Tervuren, bij de binnenlandse strijdkrachten. De dood van luitenant-generaal Roman, medio 1978, een van zijn beschermheren in het leger, heeft blijkbaar het krediet van majoor Bougerol ernstig aangetast.
5. De periode 1979-1981
Het blijkt dat de generale staf van het leger na de ontbinding van PIO en de uitschakeling van majoor Bougerol geoordeeld heeft dat de militaire conferenciers en de actiegroep moesten blijven voortbestaan, voornamelijk samengesteld uit reserveofficieren, onder de als dekmantel fungerende centrale benaming van Bureau des conférenciers militaires.
De verspreiding van INFOREP werd voortgezet, met nagenoeg hetzelfde secretariaat, maar nu uitsluitend dankzij de financiële steun van de vennootschap PDG dat het bulletin ofwel uitdeelde ofwel nog steeds verkocht tegen 60.000 frank per abonnement. Majoor Bougerol kwam nog af en toe langs in de Wetenschapstraat tot de toenemende inmenging van bron de Bonvoisin een vroegere medewerkster en spil van INFOREP noopte ontslag te nemen (maart 1980).
Uit sommige verklaringen blijkt, hoewel hij zulks ontkent, dat majoor Bougerol zich nog - althans gedeeltelijk - bleef bezighouden met inlichtingen en contra-informatie. Alhoewel het PIO niet meer bestond bleef hij commissaris Massart van de Staatsveiligheid ontmoeten tot eind 1980 - deze laatste beweert dat hij niet afwist van het lot dat het PIO was beschoren wat onvermijdelijk tot vragen moet leiden voer de aard en de draagwijdte van de afschaffing van het PIO in 1978 - en hield hij ook contact met commissaris Fagnart, die verontrust was over de voortgezette activiteiten van Bougerol. Zijn bindingen met extreem-rechts (NEM club, Front de la Jeunesse) werden nog sterker. Hij onderhield daarnaast ook contacten met Libanezen die zelf banden hadden met de Falangisten.
De kantoren aan de Oudergemlaan werden zeker not tot in 1981 gebruikt.
Maar het meest frappante is zonder twijfel zijn aandeel in de poging, in samenwerking met de ambassade van Zaïre, om een dissident van dit lang, N’Sele, onder dwang te repatriëren (19 januari 1980). Bij dat optreden heeft Bougerol, die geen actieve rol zou hebben gespeeld, zich beroepen op zijn hoedanigheid van hoofdofficier om de betrokkene in het vliegtuig te doen stappen. Er werd aan SGR verslag uitgebracht, ook door Bougerol, naar zijn zeggen, maar nu blijkt dat betrokkene "geen tuchtrechtelijke of rechterlijke sanctie heeft opgelopen".
Geërgerd door het optreden van Bougerol, die zich als een ancien van de SDRA uitgaf en blijkbaar ook betrokken was - hoewel dat niet bewezen kan worden - bij de doorreis op Belgisch grondgebied van Eckehardt Weil, een extreem-rechts Duits terrorist, vroeg de nieuwe chef van SDRA in 1981 dat het veiligheidscertificaat van Bougerol zou worden ingetrokken. Er werd aan dit verzoek geen gevolg gegeven. In datzelfde jaar werd Bougerol echter wel naar een andere eenheid overgeplaatst voor hij een herstelverlof van verscheidene maanden aanvroeg (data na te trekken).
6. Slotopmerkingen
Er blijft een waas hangen over de financieringsbronnen die Bougerol hebben ondersteund van 1979 af.
Er is geen bewijs voor het bestaan van structurele band tussen de verschillende activiteiten van het PIO en de "Groep Miller" voor 1979, of na die datum, en SDRA VIII en STC/Mob.
Er is geen bewijs voor een structurele band tussen PIO en het in sub B van dit hoofdstuk vermelde netwerk.
Er is in de huidige stand van de informatie van de Commissie, geen bewijs voor het bestaan van enige structurele band tussen enerzijds het PIO en de "Groep Miller" en anderzijds de WNP, ook al heeft Bougerol soms Mercier ontmoet, van wie wordt gezegd dat hij lid was van de WNP, maar die dat ontkent, in de Confrérie des Hospitaliers de Notre-Dame d’Aulne en bij de Milice de Jésus-Christ.
In een verklaring werden daarentegen de banden van PIO met het Front de la Jeunesse en andere extreemrechtse organisaties onderstreept. Het is ook bekend dat vele leden van het Front de la Jeunesse elkaar in WNP hebben teruggevonden.
Bron: Verslag Gladiocommissie