Topic: Artikel: De ziekte die België heet - Misdaadromans van Jef Geeraerts
Nu fictie gebaseerd op ware verhalen toch in de mode is vind ik dat deze Vlaamse schrijver hier niet mag ontbreken. Voor mij nog altijd de meester in dit vak.
Wie de misdaadromans van Jef gelezen heeft beschikt over een prachtig tijdsdocument over de jaren 80 waarin de misdaden meestal politiek van aard zijn. Hierbij een bespreking van Eric Slot.
De ziekte die België heet - Over de politiek in de misdaadromans van Jef Geeraerts
Hersenen zijn eetbaar, dus ook die van Jef Geeraerts. In een pan gebakken met wat boter, peper en een beetje citroen. Bij wijze van spreken wordt de ‘nootvormige kwab water en proteïne van plusminus twaalfhonderd gram’ die in de schedel van deze Belgische misdaadauteur huist, jaarlijks per plakje opgediend - voorzien van een omslag en de kwalificatie ‘misdaadroman’.
Het zijn geen gewone misdaadromans, waarin de auteur in het begin een lijk neerlegt en aan het eind de dader te voorschijn tovert. In de meeste van zijn misdaadromans brengt Geeraerts zuiver-criminele dossiers onder in een ruimere, politieke context. De misdaden die gepleegd worden vormen één organisch geheel met het politieke bestel dat België heet, ze zijn er onlosmakelijk mee verbonden. Zijn boeken zijn communicerende vaten waarin de misdaden politiek van aard zijn en de politiek een misdadig karakter heeft. De vraag die de lezer bezighoudt, is hoe fictief de misdaden zijn die Geeraerts beschrijft en dus hoe fictief het politieke bestel is dat hij schildert. Met andere woorden: hoe paranoïde is Geeraerts? ‘Ik vind dat je in een thriller de paranoia van het gewone dagelijkse leven moet kondenseren in een verscherpte paranoia.’
Dat laatste - het feit dat de door hem beschreven conspiraties de vrucht zijn van gecreëerde paranoia - was voor Martin van Amerongen reden Geeraerts in Vrij Nederland te vergelijken met Willem Oltmans, ‘met dat verschil dat Oltmans, zoals bekend, geen behoorlijke zin op papier kan krijgen, terwijl Geeraerts een redelijk tot goed stilist is’.
Er is nog een verschil: Geeraerts krijgt nog wel eens gelijk.
Ik weet niet of Geeraerts een fantasievol man is (zelf zegt hij van niet), maar een eventueel gebrek aan fantasie is geen onoverkomelijk probleem als je België als decor hebt. Geeraerts heeft voor de misdaadliteratuur gekozen omdat het genre hem in staat stelt zijn visie op België te geven. Die is bepaald niet positief.
De oude droom
In De Trap (1984) laat Geeraerts eerstaangewezen commissaris voor Gerechtelijke Opdrachten Eric Vincke en agent-inspecteur Freddy Verstuyft naar Tenerife afreizen, eigenlijk alleen maar om Vincke aan een buitenlander te kunnen laten uitleggen in welk een merkwaardig land hij woont:
Het is tegenwoordig in België een nogal merkwaardige situatie,’ begon hij aarzelend, ‘eerst en vooral hebben we een centrale regering die een conservatieve koers vaart in navolging van Reagan en Thather, maar uiteraard op kleinere schaal. En dan hebben we nog drie federale regeringen, Vlaanderen, Wallonië en Brussel, een voor een bijgestaan door hun representatieve ambtenarenkorps, die zorgen voor een chaos als nooit tevoren in onze vaderlandse geschiedenis is waargenomen. Zo komt het dat België waarschijnlijk het enige land ter wereld van die geringe oppervlakte is met vijfenzestig ministers, waaronder drie ministers van Financiën, verdubbelde universiteiten, verdubbelde cultuurinstellingen en onderwijsnetten, verdubbelde radio- en tv-stations, een buitenlandse schuld die we afbetalen door nieuwe leningen aan te gaan, een energiebeleid dat er geen is, een kleine groep rijken die dankzij fiscale amnestie alsmaar rijker worden, stijgende werkloosheid, een zieltogende industrie, twee bevolkingsgroepen die elkaar niet eens kunnen verstaan, een koninkrijk op federale basis, jawel, en een neo-liberale makelaarsclub die haar oude droom bezig is te verwezenlijken: de terugkeer naar negentiende-eeuwse situaties...’
Nadat Vincke nog heeft gememoreerd dat België een land is dat een zeemacht heeft met twee admiraals maar zonder één kruiser, besluit hij: ‘De Nederlanders, zelf bewoners van een klein land, lachen er zich rot om.’
En dan is De trap nog Geeraerts' minst politieke roman.
Maar het feit dat ambtenaren dubbel, en politici slecht werk verrichten, betekent nog niet dat ze corrupt zijn. Althans, niet noodzakelijkerwijs. En het feit dat België een veel hoger aantal politieagenten per honderd inwoners heeft dan bijvoorbeeld Nederland, betekent niet dat België een politiestaat is met de rijkswacht (die in het werk van Geeraerts een cruciale rol speelt) als een machtige staat binnen een staat. Althans, niet per sé.
Er is echter ook een andere samenvatting van België mogelijk dan de samenvatting die Vincke opdreunt: brandstichting in redactielokalen, ontvoeringen, verdwenen en gemankeerde politiedossiers, seksuele escapades en naaktfuiven met minderjarigen, moord-eskaders, geplande staatsgrepen, corruptie aan de top en chantage op het hoogste niveau, overvallen op geldtransporten, drugssmokkel in diepvriesvlees, geënsceneerde zelfmoorden... Misdaden met een politiek tintje. Met extreem-rechtse ambtenaren, politici en rijkswachters in een dubieuze hoofdrol.
Extreem-rechts
Onlangs verscheen in NRC Handelsblad onder de kop ‘Belg met oorlogsverleden kon zelfs senator worden’ een artikel waarin Luc Huyse en Kris Hoflack (beiden werkzaam op het Instituut Recht en Samenleving van de Katholieke Universiteit Leuven) het verschil in omgang vlak na de Tweede Wereldoorlog met ‘foute’ vaderlanders beschrijven. Volgens Huyse en Hoflack werd in Nederland de discussie over de bestraffing van oorlogsmisdadigers vrijwel onmiddellijk uit de openbaarheid gelicht: collaborateurs werden al snel als gewone delinquenten beschouwd en dienovereenkomstig behandeld, met dat verschil dat politieke functies voor hen niet toegankelijk waren. De zuivering kwam hier niet op de politieke agenda (behoudens op die van de communisten, maar die werden door de Koude Oorlog snel geïsoleerd). In België kwam de kwestie wèl op de politieke agenda. Zuivering betekende daar vooral afrekening tussen de elites die al vóór de oorlog met elkaar slag hadden geleverd. De Nieuwe Orde-bewegingen waren toen geduchte rivalen van de drie traditionele politieke partijen (katholieken, socialisten en liberalen). Voor de oorlog kregen de Nieuwe Ordebewegingen in België veel meer stemmen dan de NSB en aanverwante partijen in Nederland. Bij de parlementsverkiezingen van 1936 haalden de VNV en Rex (respectievelijk de Vlaamse en Waalse aanhanger van het autoritair gedachtengoed) 16 en 21 kamerzetels. Beide bewegingen waren er bovendien in geslaagd om op gemeentelijk niveau in het politieke leven èn in het verenigingsleven een plaats te veroveren.
Na de bevrijding sloegen de traditionele partijen hard terug. Althans, aanvankelijk. Eén jaar na de bevrijding werd de zuivering opnieuw de inzet van een strijd, maar dit keer een strijd tussen de traditionele partijen onderling. Rechts, de katholieke partij, geloofde in de mogelijkheid om in het parlement een absolute meerderheid te verwerven. Zij had daarvoor wel de steun nodig van de stemgerechtigde familieleden van collaborateurs (die zelf aanvankelijk voor het leven van al hun politieke en burgerlijke rechten waren ontdaan). Daarom ging zij pleiten voor strafvermindering en herstel van rechten voor de ‘slachtoffers’ van de repressie (ik citeer hier letterlijk Huyse en Hoflack).
De andere partijen (socialisten, liberalen en communisten) zagen echter een blijvende verbanning van de ‘incivieken’ (de onvaderlandse Belgen) als een geschikt middel om de katholieke partij de pas af te snijden. Dat leidde tot een verregaande politisering van de hele kwestie, een ontwikkeling waarvan de gevolgen tot op vandaag voelbaar zijn.
In België stonden en staan niet individuen ter discussie, maar hele bevolkingsgroepen (katholieken en vrijzinnigen, Vlamingen en Walen, socialisten en christen-democraten). Individuen - aldus Huyse en Hoflack - worden vrijwel altijd ongemoeid gelaten. Notoire Oostfrontstrijders hebben probleemloos als senator of volksvertegenwoordiger gefungeerd. Een politicus als Hugo Schiltz, die als jongeling in de oorlog in de collaboratie terechtkwam, kon op deze manier ongestoord Minister van Begroting worden. En iemand als Fernand Beaurir, die zijn carrière bij de Rijkswacht begon in 1942 onder toeziend oog van de Duitsers, bracht het tot generaal bij diezelfde Rijkswacht. Hij was in die functie de hoogste baas ten tijde van de Cellules Communistes Combattantes (CCC) en de Bende van Nijvel (NRC Handelsblad, 13 mei 1993).
Extreem-rechts binnen de christen-democratische partijen in België (het Vlaamse CVP en het Waalse PSC) én de Rijkswacht is het voornaamste objectief in de politiek meest uitgesproken romans van Geeraerts: Drugs (1983), De zaak Alzheimer (1985), Het Sigmaplan (1986) en Het Rashomon-complex (1992). Geeraerts baseert zich in die boeken op de werkelijkheid, dat wil zeggen: op zíjn visie van de werkelijkheid. Vervolgens schetst hij op basis van die visie een toekomstbeeld van de werkelijkheid.
Deze werkwijze leverde hem de nodige kritiek op. Critici wezen op het overdreven sombere karakter van Geeraerts' toekomstbeeld van België, zonder zich daarbij (voldoende) af te vragen of Geeraerts' interpretatie van de werkelijkheid waarop dat toekomstbeeld was gebaseerd, in essentie misschien wel juist was.
Staatsgreep
In Drugs beramen hoge militairen, rijkswachters en politici een rechtse staatsgreep die wordt gefinancierd door onder meer de handel in drugs. In Drugs haakt Geeraerts in op de geruchtmakende zaak-François. Deze hoge officier van de Rijkswacht en hoofd van het Nationaal Bureau voor Drugs was de perken van de wettelijkheid zóver te buiten gegaan dat een van zijn ondergeschikten een klacht tegen hem indiende bij het gerecht. Kapitein-commandant François werd weliswaar veroordeeld (wegens handel in drugs), maar hoefde zijn gevangenisstraf niet uit te zitten en bleef zelfs deel uit maken van de Rijkswacht. ‘Tijdens het proces’ - aldus de tekst op de achterflap - ‘kwamen allerlei onverkwikkelijke affaires aan het licht, waarvan het centrum zich in hoge politieke kringen bevond. Volgens goede Belgische gewoonte werden deze belangrijke elementen achter gesloten deuren behandeld en geheim gehouden. Dat drugshandel en politiek één connectie vormden, bleek duidelijk.’
Een staatsgreep in België? Het klinkt lichtjes ridicuul.
In het weekblad Humo verscheen in juni 1983 - het jaar waarin Drugs verscheen - van de hand van Jef Coeck en Jan Cappelle een reeks artikelen over de Rijkswacht, waarin de auteurs zich afvroegen of de ondemocratische structuur en het ongecontroleerde doen en laten van de Rijkswacht geen aanleiding tot gevaarlijke avonturen zouden kunnen geven.
(De Rijkswacht kan ongecontroleerd doen en laten wat ze wil, omdat de dienst zichzelf controleert. De controlerapporten die het korps schrijft, blijven vijftig jaar geheim - ook voor de volksvertegenwoordiging. Als er in het parlement al vragen worden gesteld, dan schrijft de Rijkswacht zelf het antwoord. De minister leest het voor.)
In De Bende & Co citeert de journalist Hugo Gijsels zijn Humo-collega's: ‘Niet dat we elke nacht in angst en bevend wakker worden vanwege het putchistische gevaar. Niet dat we geloven in het grote complot. Niet dat we het handvol tuig van nu willen vergelijken met de drommen tuig van 1936. Maar in dat jaar heeft wél de fascistische Rex-partij samen met de Rijkswacht-leiding een putch geprobeerd. Niet dat we de Rijkswacht van nu willen vergelijken met de Rijkswacht van toen. Nu is ze veel sterker. (cursivering van mij, E.S.).’
Het bleken profetische woorden. Op dat moment was er nog geen sprake van de Bende van Nijvel. Die verzamelnaam voor een bepaald soort verschrikkelijke en vooral ook ongrijpbare terreur zou pas vier maanden later ontstaan.
Zes jaar later, op 9 november 1989, verscheen voor de parlementaire onderzoekscommissie (de zogenaamde Bendecommissie), die het onderzoek naar de Bende van Nijvel moest stroomlijnen, de getuige Herman Vernaillen. Deze Rijkswachtofficier vertelde in de marge van zijn getuigenis in de zaak-François over een tipgever die hem had ingelicht over een plan tot staatsgreep.
Het draaide om de Group G, een op nazi-leest geschoeide geheime organisatie binnen de Rijkswacht, geleid door kopstukken van de extreem-rechtse organisatie Front de la Jeunesse. Het bestaan van Group G is bewezen. De Group G zou vanaf 1975 hebben gewerkt aan een plan tot staatsgreep.
Om België klaar te stomen voor een autoritair regiem was een plan uitgewerkt om het land te destabiliseren. Enerzijds door ‘een luik terrorisme’ (de aanslagen door de CCC) en anderzijds door ‘een luik banditisme’ (de aanslagen door de Bende van Nijvel), aldus een getuige.
De uiteindelijke coup zou de macht in handen moeten spelen van het Centre Politique des Indépendants et Cadres Chrétiens, het CEPIC, de in 1981 opgedoekte extreem-rechtse vleugel van de Franstalige christen-democratische PSC. In die periode was Paul vanden Boeynants minister van Landsverdediging én voorzitter van het CEPIC.
De tipgever van Vernaillen - de Brusselse bankier Léon Finné - noemde als een van de betrokkenen bij het plan tot een staatsgreep een ex-minister: Paul vanden Boeynants, en enkele hoge Rijkswachtofficieren, waaronder generaal Fernand Beaurir (de man die in 1942 zijn carrière bij de Rijkswacht begon). Finné kan het verhaal overigens niet meer navertellen: hij werd in 1985 bij de overval op het Delhaize-warenhuis in Overijse door de Bende van Nijvel vakkundig geëxecuteerd.
Finné was lid van de CEPIC, evenals Elise Dewit en haar gezel Jacques Fourez, een zakenman met bindingen met het financiële milieu rond Vanden Boeynants. Beiden werden al eerder - in september 1983 - door de Bende van Nijvel bij een overval vermoord, de overval op Colruyt in Nijvel (die de bende haar naam gaf).
Een ander slachtoffer van de Bende van Nijvel was de uitbater van restaurant Le Trois Canards, Jacques van Camp. Het restaurant van Van Camp, die lid was van de CEPIC, was een geliefkoosde pleisterplaats van Vanden Boeynants en Rijkswachtgeneraal Beaurir.
Een ijskoud man
Het is niet zo interessant of de staatsgreep in Drugs zich op exact dezelfde wijze voltrekt als de Group G voor ogen stond. Interessant is alleen dat de constatering van Geeraerts (namelijk dat extreem-rechts binnen de Rijkswacht de mogelijkheden én de mentaliteit heeft een staatsgreep te plegen, daarbij gesteund door de extreem-rechtse vleugel van de PSC) niet - althans, niet alleen - op een angstneurose aan de kant van de auteur is terug te voeren. En het is ook niet zo interessant of de koning zo'n staatsgreep zou goedkeuren; interessanter is of hij er de mentaliteit voor heeft.
In 1984 rechtvaardigde Geeraerts zijn beeld van het weinig democratische karakter van de koning tegenover Vrij Nederland nog met de opmerking: ‘Het zit in zijn bloed. Het zit toch in zijn geest! Waarom zou Boudewijn anders zijn’ (dan zijn vader Leopold III). ‘Hij is verre van halfzacht. Het is geen zacht ei. Hij is een ijskoud man. IJskoud! Zijn vader had nog kloten. Maar hij is ijskoud.’
Een paar jaar later treedt diezelfde koning Boudewijn een dag terug om op die manier niet zijn handtekening te hoeven zetten onder de nieuwe abortuswet. Sindsdien hoeft Geeraerts alleen maar op deze tweede Koningskwestie te wijzen om 's mans gebrek aan interesse in de spelregels van een democratie aan te geven.
‘Kijk naar de koning, wat die zich kan permitteren. En het ontstellende is dat zijn populariteit door dat aftreden niet verminderd is. Er zijn veel Vlamingen die het een sympathiek gebaar vonden. Dat wijst toch op een ongelooflijke politieke onvolwassenheid van het Vlaamse volk. Zij zien gewoon niet in dat hij als monarch zijn plichten totaal aan zijn voeten heeft gelapt. Als hij was afgetreden, ja, dan had ik respect voor hem kunnen opbrengen. Maar hij wou koninske blijven spelen hè. En iedereen slikte dat.’
Geheimhouding
Ook het democratisch gehalte van oud-premier Wilfried Martens is volgens Geeraerts niet echt hoog.
In juni van dit jaar onthulde de Belgische publicist Hugo de Winter dat in het woonhuis van de Belgische Minister van Staat, Arthur Gilson, tien jaar lang de politiek van België werd bepaald. In zijn boek De strijd om de 16 (waarvan het Belgische weekblad Knack een voorpublikatie bracht) bericht De Winter dat in het diepste geheim toppolitici van de Vlaamse christen-democratische CVP en haar Waalse zusterpartij PSC in de woonplaats van Gilson (Zevenborre) bijeenkwamen om delicate politieke kwesties te bespreken ‘en op te lossen’. Op zich is hier niets aan de hand natuurlijk, waarom zou je een conferentieoord afhuren om met gelijkgestemden te overleggen als je beschikt over een gratis onderkomen gelegen in het idyllische dal tussen Sint-Genesius-Rode en Eigenbrakel?
Maar de reactie van oudpremier Martens op de onthulling van het Geheim van Zevenborre doet vermoeden dat het toch niet helemaal in de haak was. ‘Zij die deze gesprekken hebben onthuld, dragen een zware verantwoordelijkheid tegenover het land,’ aldus de ex-premier. ‘Veel van wat ik heb moeten doen als eerste minister, heb ik slechts kunnen doen dank zij de bijeenkomsten bij Gilson. Als dat bekend wordt, dan is er politiek niets meer mogelijk in dit land.’ En: ‘Reeds sedert tien jaar werd hierover nooit iets bekend gemaakt. Tal van zaken werden daar geregeld. Dat ze toch uitlekken, wijst op een verloedering van de politiek.’
Martens zet hier de democratische code op z'n kop, concludeerde Knack terecht: politiek is bij onze zuiderburen alleen mogelijk als ze in het geheim wordt gevoerd. Geheimhouding staat in België kennelijk gelijk aan integriteit. Openbaarheid is er verwerpelijk.
In de tijd dat Martens vanuit de studeerkamer van Gilson het land bestuurde, verscheen De zaak Alzheimer (1985). Daarin wordt een aantal prominente Belgen vermoord. Eén van hen is de zoon van een christen-democratisch Minister van Staat, ‘een ex-minister in zeer uiteenlopende departementen plus beheerder van maatschappijen behorende tot de kopstukken in de rechtervleugel van de Christelijke Volkspartij’ die als een spin in een web vele touwtjes in handen houdt (de opsomming van functies kost Geeraerts een hele pagina) en de eer heeft tot de zogenaamde Raad der Wijzen te behoren, een uit oude mannen samengesteld orgaan, ‘dat in zogenaamde noodomstandigheden, de belangen vertegenwoordigt van het Hof, de bankwereld en de bezittende klasse’. Met enige regelmaat stelt hij zijn kasteeltje als verzamelplaats voor gelijkgezinden ter beschikking.
Voor wie wil is in de Minister van Staat in De zaak Alzheimer Paul vanden Boeynants te herkennen, gewezen premier en ex-minister van Defensie. Getuigen brachten ‘Le Crocodile’ (zoals zijn bijnaam luidt) in verband met ‘plannen tot een staatsgreep, drugshandel, de Bende van Nijvel, de neo-nazi-militie Westland New Post (WNP), smeergeld bij gigantische legerbestellingen, de oprichting van een parallelle, illegale inlichtingendienst, destabilisatie van de staat, enzovoort’ (Hugo Gijsels: Het Leugenpaleis van VdB).
Paul Etienne François Henri vanden Boeynants speelde al eerder een rol in een van de boeken Geeraerts, al heet hij in Drugs Jean-Paul Mertens (tussen neus en lippen door noemt Geeraerts in dat boek ook nog even Paul Vanden Boeynants bij naam, waarschijnlijk om gerechtelijke stappen van diens kant - die hij naar bekend snel zet - te voorkomen). Rijkswachter/drugshandelaar François smokkelde zijn waar onder meer in diepgevroren vlees dat met wagens van de firma Boucheries Ghysels werd vervoerd. Belangrijkste aandeelhouder én afgevaardigd bestuurder in Boucheries Ghysels: Paul vanden Boeynants.
De Bende van Nijvel
In Het Sigmaplan (1986) borduurt Geeraerts voort op zijn eigen theorie over de CCC en de Bende van Nijvel. Die theorie komt erop neer dat de acties van de CCC niet zijn ontsproten aan het brein van een handvol overmoedige marxistische doordravers, maar aan het illustere brein van de Staatsveiligheid (de Belgische BVD). Doel van de hele onderneming was een sfeer te scheppen waarin het mogelijk was meer macht en middelen aan de politiediensten en het gerechtsapparaat toe te kennen.
Toen bleek dat de publieke opinie in België nauwelijks onder de indruk was van de aanslagen gepleegd door de CCC, werd besloten naar zwaardere middelen te grijpen: de Bende van Nijvel. De CCC pleegde onder andere aanslagen op pijpleidingen van de Navo, iets wat de bevolking niet echt raakte. De Bende van Nijvel daarentegen pleegde diverse overvallen op supermarkten waarbij de buit minimaal was maar het aantal dodelijke slachtoffers - 28 - maximaal. Door de terreur op de bevolking te richten, zou de bevolking zelf om versterking van het politieapparaat roepen.
In Het Sigmaplan zijn premier Van Sleyne (= Martens: deze is afkomstig uit het Oostvlaamse boerendorp Sleidinge, dat in dialect wordt ingekort tot Sleine) en minister van justitie Lévy (= Jean Gol) op de hoogte van de ware achtergrond van de CCC en de Bende van Nijvel. Geeraerts (in een interview met NRC Handelsblad): ‘Ik zal niet beweren dat zij het brein waren, maar ze wisten ervan.’
Maar het waren wel hij en Minister van Justitie Gol die lange tijd de oprichting een parlementaire commissie die het onderzoek naar met name de Bende van Nijvel zou moeten stroomlijnen, hebben tegengehouden. Pas vier jaar nadat verschillende politici om zo'n onderzoekscommissie hadden gevraagd, werd die - in 1989 - ingesteld, zij het met een sterk afgezwakte opdracht. De politieke verhoudingen waren in 1989 dan ook geheel anders dan vier jaar daarvoor: toen werd het land geregeerd door een rooms-blauwe coalitie (christen-democraten en liberalen), in 1989 regeerde een coalitie van christen-democraten, socialisten en de Volksunie).
In de tussentijd was het budget voor de verschillende politiediensten aanzienlijk verhoogd (één van de vermoedelijke doelstellingen achter de terreur van de CCC en de Bende van Nijvel en zeker een van de doelstellingen van het Sigmaplan). Op 7 februari 1986 kondigde de regering Martens aan de twee daarop volgende jaren ruim 7,5 miljard franc extra te spenderen aan de Rijkswacht, de politie en de gerechtelijke politie. Zo werden de transmissie-systemen van de drie politiediensten vernieuwd en op elkaar afgestemd (wat bepaald niet overbodig was: door gebrekkige communicatie tijdens achtervolgingen van de leden van de Bende van Nijvel schoot men voornamelijk op elkaar). Opvallend was echter wel dat vooral de Rijkswacht profijt trok van de verhoging van het budget: die dienst kreeg de beschikking over kogelvrije vesten (waarschijnlijk voor het geval de onderlinge communicatie toch nog te wensen over zou laten), zwaardere wapens en snelle Golf GTI's - nu juist het type wagen waar de leden van de Bende van Nijvel een sterke voorkeur voor hadden.
In feite borduurt Geeraerts in Het Sigmaplan voort op wat hij al in Drugs beweerde: extreem-rechtse groepen als het Front de la Jeunesse willen met behulp van de Rijkswacht de terreur ‘op straat brengen’ en zo het land destabiliseren. Dat de overvallen en diverse moorden die aan de Bende van Nijvel worden toegeschreven door (ex)-Rijkswachters zijn uitgevoerd, blijkt inmiddels uit veel: één van de aanwijzingen - slechts één, wie de overige wil weten leze De Bende & Co. - is dat munitie gebruikt bij de overvallen toen alleen door de anti-terreurgroep Diane (onderdeel van de rijkswacht) werd gebruikt.
De laatste versie van de werkelijkheid
Borduurde Geeraerts in Het Sigmaplan voort op Drugs, zo is Het Rashomon-complex (1992) het vervolg op Het Sigmaplan. Het doel van het Sigmaplan was ‘door middel van een snelle terreuractie tegen enkele Belgische regeringsleden een malaise te scheppen, die a) de groeiende verrechtsing van het Belgische staatsapparaat zal bestendigen, en b) de positieve sfeer van de ontwapeningsbesprekingen te Genève zal vertroebelen’.
In Het Rashomon-complex brengt Geeraerts de Bende van Nijvel in verband met Opus Dei, een volgens hem verbeterde versie van de Jezuïetenorde die voornamelijk gesteund wordt door rechtse politici, katholiek of niet. De titel verwijst naar een Amerikaanse theorie gebaseerd op een Japanse film getiteld Rashomon: de burger is geneigd zich neer te leggen bij de laatst gepresenteerde versie van de werkelijkheid. Die laatste versie komt erop neer dat de Bovenste Zwarte Cirkel (de top van Fatsoenlijk Rechts) sterk beïnvloed wordt door Opus Dei, zodanig dat legaal verkregen overheidsgelden worden doorgesluisd naar Opus Dei.
In Het Rashomon-complex staat de verwevenheid van de politieke macht en de magistratuur (en daarmee de verloedering van het gerecht) centraal, met als standaardmachinaties het zoekmaken van dossiers en het wegpromoveren van overheidsdienaren. Het kan allemaal in het land waar de koning lid is van de Opus Dei en prinses Astrid getrouwd is met de neef van de topman van Opus Dei. Geen wonder dat commissaris Vincke en inspecteur Verstuyft er geen vinger achter krijgen.
Legde Vincke in De trap (het enige boek waarin Geeraerts in het begin een lijk neerlegt en aan het eind een dader te voorschijn tovert - maar in feite gaat het over echtscheiden in België) tegenover een buitenlander de Belgische situatie uit, in Double-Face (1990) doceert hij een FBI-collega de tactiek van extreemrechts: destabilisatie van de samenleving door terreur, meer macht aan de koning, het afschaffen van abortus en echtscheiding - dat alles onder invloed van Opus Dei. ‘Weet je dat koning Boudewijn elke dag de mis leest?’
In datzelfde Double-Face lezen we: ‘Ons gerechtsapparaat wordt steeds meer beheerst door politieke machtsverhoudingen en is meer dan ooit het toneel van de strijd tussen ideologische verschillen, waardoor de democratische rechtsbedeling ernstig in gevaar wordt gebracht.’
In Het Rashomon-complex schrijft Geeraerts: ‘(...) jarenlange politieke benoemingen in de magistratuur, zelfs al hield die plaag nú op dan nog zitten we voor tenminste twintig jaar opgescheept met een generatie van figuren die de rechtspleging laten afhangen van hun politieke overtuiging - en als je dan bovendien weet door wélk Instituut de conservatieve katholieken onder hen worden geïnfiltreerd...’
Opus Dei!
Het is geen complot meer, maar een complex. De concentratie van dubieuze elementen is in Het Rashomon-complex aan de hoge kant, maar mocht een fractie van het vertelde de werkelijkheid ook maar enigszins benaderen, dan ziet het er voor de Belgen niet best uit - en Geeraerts heeft iets te vaak gelijk gekregen om hem af te doen als een paranoïde fantast. (Het Arbitragehof te Brussel lijkt overigens onlangs een klein deukje te hebben geslagen in de Belgische ‘République des Camarades’, zoals het systeem van politieke benoemingen (ofwel het ‘favoritisme’) in de overheidssector wordt genoemd. Dankzij een arrest van het Hof mag partijlidmaatschap bij een aanstelling of promotie in de culturele sector niet meer doorslaggevend zijn. Kortom, het partijlidmaatschap was tot nu toe wèl doorslaggevend. Sterker, het was bij wet - het zogenaamde Cultuurpact - geregeld.)
Prangende vraag
De politieke houding van Geeraerts zoals die in zijn misdaadromans tot uitdrukking komt, is misschien duidelijker te begrenzen door hetgeen hij niet aansnijdt: de handel en wandel van de Luikse federatie van de Parti Socialiste, bijvoorbeeld. In het ‘Parlermo aan de Maas’ (zoals de bijnaam van deze failliete stad luidt) is het de socialistische partij die verstrikt is geraakt in allerlei dubieuze affaires: de - nog steeds niet opgehelderde - moord op Le Parrain ofwel PS-peetvader André Cools, de zaak-Augusta (waarin sprake is van grote bedragen aan smeergeld bedoeld om de levering van helikopters te versoepelen), de raadselachtige mishandeling van PS-parlementariër Alain vander Biest en nog veel meer, met als voorlopig laatste schandaal van formaat de fraude gepleegd met overheidsgeld dat was bestemd voor de herstructurering van het door mijnsluitingen ontredderde Belgisch Limburg. De Socialistische Partij zou - in de persoon van de huidige Minister van Buitenlandse Zaken Willy Claes - hebben geprobeerd om via een ingewikkelde constructie het geld dat bestemd was voor werkloze mijnwerkers, naar de partijkas te sluizen.
Een misdaadroman waarin nu eens niet christen-democraten maar socialisten de corrupte politici zijn, zou ook beter passen bij de stelling van Geeraerts dat België een ziekte is. Hij zou er bovendien mee aantonen dat hij - net als Leopold III - kloten heeft.
Aan de andere kant: uitgeschreven is hij nog lang niet. Een prangende vraag is natuurlijk: hoe lang duurt het voordat bekend wordt dat bendeleider Patrick Haemers, verdacht van tal van overvallen op geldtransporten en de ontvoering van Paul vanden Boeynants, geen zelfmoord heeft gepleegd maar is vermoord - en wel omdat hij net iets te veel vragen zou kunnen beantwoorden. Het getuigenverhoor van Paul vanden Boeynants hoeft in ieder geval na het verscheiden van Haemers geen doorgang meer te vinden. NRC Handelsblad stelde al een van die vragen: ‘Ten tijde van zijn ontvoering was VDB in politieke moeilijkheden; hij zou als minister van defensie hebben geknoeid met legeraankopen. Zou VDB zichzelf hebben laten ontvoeren om de aandacht af te leiden? In de soms bizarre Belgische politieke verhoudingen is dat niet eens ongeloofwaardig.’
Bron: Bzzlletin | Jaargang 23 (1993-1994) | Eric Slot
Sorry voor de lange post.