Re: Zoekactie Ronquières: 1985-1986
2018 Federaal Parket: Cel Delta als slachtoffer van manipulatie
Actueel wordt niet meer gesproken van manipulatie “door” de cel Delta maar spreekt men van manipulatie of poging tot manipulatie “van” de cel Delta. De cel Delta derhalve als slachtoffer en voorwerp uitmakende van manipulaties en / of pogingen daartoe. In de pers en de publieke opinie is dit echter niet zo overgekomen.
Volstrekt het tegengestelde derhalve.
De huidige hypothese als zou rechercheur V.P. door Lhost in 1986 in het team Delta zijn gedropt om de Delta leden ertoe te brengen om de zoeking in Ronquières te herdoen, via een constructie die V.P. samen met A. opzet, om vervolgens zelf zakken met wapens in het water te werpen, tart elke verbeelding, doet afbreuk aan de beroepsernst van de Delta leden en behoort immers tot het rijk van de pure fictie. Wat Lhost betreft, deze had immers het jaar voordien in 1985 de Rijkswacht verlaten.
Blijft bovendien de vraag waar zit de manipulatie. De ontdekking van de voorwerpen in Ronquières heeft het onderzoek niets nieuws bijgebracht. Hooguit heeft men door een bijkomende dumping het arsenaal vergroot. Reeds in november 1985 wist men dat de wapens die in Aalst geschoten hadden ook geschoten hadden in Temse, Colruyt Nijvel, en Beersel in 1983 en Eigenbrakel 1985. Alle feiten waren met elkaar verbonden door wapens en / of gebruik van dezelfde wagen. De vondst in Ronquières is niets meer of niets minder dan een bevestiging van deze linken en heeft derhalve geen enkele betrekking met manipulatie. Het is voor de Delta cel veeleer een statement waarbij men Politie en Justitie nog eens bijkomend te kijk heeft willen plaatsen. De wij waarop Politie en justitie de afgelopen jaren hiermee is omgegaan, heeft het statement van de bende alleen maar versterkt.
In deze context wil ik wijzen op het feit dat de cel Delta aan de basis ligt van de introductie van de leerstoel ballistiek van de Koninklijke militaire school, KMS, als wapendeskundige in het dossier, om op deze wijze de nodige professionaliteit en objectiviteit in het ballistisch onderzoek te brengen.
Delta beschuldigen van enige manipulatie in deze materie is derhalve ongegrond. Wanneer de gevonden zaken in het water zijn geworpen kunnen zij echter niet uitmaken.
Laat ons beperken tot de feiten. Wat vaststaat is dat er in de nacht na de overval in Aalst, van 10 op 11 november 1985 een dumping is gebeurd in de zwaaikom en dat de enige materiële link tussen de verdachte handelingen in 1985 en de vondst in 1986 de stukken van munitiedoosjes zijn die zowel op de oever in 1985 als bij de cheques van Aalst in 1986 zijn teruggevonden. De zak met de elementen van Aalst is bovendien de enige zak die wordt teruggevonden op de plaats van de verdachte handelingen in 1985 in casu het tweede ponton.
In diezelfde zak waarin de cheques werden aangetroffen wordt tevens het koffertje teruggevonden. De vertoonde corrosie wijst op langdurig verblijf in het water. Kan niet voorkomen uit een verblijf in een kelder zoals de cel Jumet aanhaalde. De foto’s van de cheques tonen overduidelijk dat zij zeker langer dan één dag, één week en zelfs één maand in het water hebben verbleven. Bovendien gewikkeld in twee plastic zakken. De vraag stelt zich welke cheques men aan een expertise heeft onderworpen. Die aan de binnenzijde van het pak die uiteraard beter bewaard zijn of die aan de buitenzijde, die zwaar aangetast waren. Verslag uitgaande het labo dd. 08 november 1988 en de foto’s van de cheques.
Ondertussen is gebleken dat het stuk kraag van de kogelvrije vest met bloedspoor deel uitmaakt van de eerste dumpingplaats. Hier zijn er toch duidelijk meer elementen van een langdurig verblijf in het water. Zo is ondermeer het recipiënt waarin de vele wapenstukken zaten om te dumpen, respectievelijk 15 en 4 meter van de kant, niet meer teruggevonden. De lange kaki vest is vergroend door het verblijf in het water. Dit maakt het verhaal toch heel bizar want dit impliceert dat de daders die dit bijkomende stuk in 1986 wilden dumpen, een dag of een week voor de vondst op 6 november 1986, exact gemikt hebben precies boven de plaats van de eerste dumping van wapens, 15 en 4 meter van de kant.
Eén en ander neemt niet weg dat het belangrijk is om alles op alles te zetten om de link tussen de vondst en de “dumpers” te leggen, als toegangspoort tot de opheldering van de feiten. Dit was de Delta cel hun intentie en is in de afgelopen jaren zeker niet veranderd. Alleen moet men de waarheid echter geen geweld aan doen.
Andermaal stelt men actueel een grote vooringenomenheid vast:
Bij het argument dat de twee andere stukken van kraag kogelvrije vest gevonden op 6 november toch wel heel netjes waren, vermeldt men niet dat zij gewikkeld waren in een plastic zak. Verwijzend naar het Proces Verbaal van vaststellingen.
De onderzoekers van de cel Jumet/Charleroi halen aan dat de inventaris niet duidelijk is opgemaakt. Trouwens volkomen onterecht. Uit de inventarissen kan duidelijk worden opgemaakt welk materiaal waar is gevonden. In elk geval zitten dergelijke gedetailleerde inventarissen in de dossiers. Er werd onderscheid gemaakt tussen de in beslag genomen stukken op 06 november 1986 (A serie, veelal losse stukken) en die op 07 november 1986 (C serie). In het Proces Verbaal wordt melding gemaakt welk materiaal in de eerste zak en welk materiaal in de tweede zak is aangetroffen. Zoals gebruikelijk kreeg elk stuk een apart nummer en werd afzonderlijk gefotografeerd. De inventarissen werden nadien wel gesplitst in functie van d verschillende lopende onderzoeken.
De vraagstelling over de voorlegging van delen van kogelvrije vesten dd. 07 november 1986 aan de firma Wittock is vooringenomen en uitermate insinuerend terwijl dit in feite terug te leiden is tot een probleem van twee gescheiden gerechtelijke onderzoeken in handen van twee verschillende onderzoeksrechters. Een euvel waar pas later aan kon worden verholpen.
Opnieuw duikt er een indianenverhaal op, waaraan onmiddellijk geloof wordt gehecht: “het witwassen van de BMW van De Staerke met een rijkswachthelikopter.” Als men goed begrijpt zou in dit verhaal onderzoeksrechter Troch met Pint en V.P. de dag van de vondst op 6 november 1986 met een Rijkswachtheli uit Brasschaat ter plaatse zijn gekomen en zou deze helivlucht gebruikt zijn om informatie van een informant over een BMW van De Staerke, die later even verder in het kanaal was gevonden, wit te wassen door te stellen dat die was opgemerkt tijdens de helivlucht. Die BMW zou dan overgedragen zijn aan Nijvel (!!!) wat op zich al heel verdacht was aangezien Delta het dossier De Staerke onderzocht.
Ernst is in deze toch wel gewenst.
In werkelijkheid heeft de Delta Cel maar tweemaal beroep gedaan op een Pumaheli van Rijkswacht Brasschaat. Een eerste maal was op 13 november 1986. Dit om foto’s te nemen van de zwaaikom en het bos van Pepingen. Uitgerust met een warmtecamera van de Douane in een poging eventueel de begraven valies met wapens te detecteren. Dit samen met de instruerende magistraten in beide dossiers. Verwijzend eveneens naar verslag van Eerste Substituut Acke dd. 17 november 1986.
Een tweede maal is bij de duikactiviteiten naar een BMW van De Staerke in de steengroeve van Lessines. Aangezien het gevaar op een duikincident vrij reëel was diende permanent een Puma in stand-by te staan.
Die informatie dat De Staerke daar een BMW, die gebruikt was bij een misdrijf, had gedumpt is aan de Delta cel aangereikt door de BOB Halle kort na de vondst in Ronquières en was vermoedelijk afkomstig van informant N. aangezien zijn runner de aangever was. Dit werd binnen de cel Delta besproken op 14 november 1986.
Nog even ter herinnering zoals voorheen vermeld:
Toeval wil dat in de periode oktober-november 1986 inderdaad informatie werd verstrekt door de BOB Halle omtrent een dumpingplaats van de bende van Baasrode. Dit betrof echter de steengroeven van Lessines, wat later aanleiding heeft gegeven tot nieuwe duikwerkzaamheden met het 11de genie van Burcht. Enige verwarring is volkomen uitgesloten.
De duikactiviteiten zelf hebben pas veel later plaats gevonden, in februari 1987. Die BMW is echter niet gevonden. Duikactiviteiten tot op een diepte van 80 meter. Al deze elementen zitten in het dossier Delta maar werden andermaal niet gevonden. Zonder enige vorm van terugkoppeling wordt dit zonder meer als waarheid aangenomen.
Het voertuig dat op 12-13 november in Ronquières werd gevonden was een ander voertuig, en had niets met de dossiers Delta te maken. Zoals gebruikelijk werden de gevonden niet bruikbare voertuigen voor de Delta cel door hen overgedragen aan het plaatselijke parket.
Andermaal moet de cel Delta hiervan het nodige voorbehoud nemen.
Dit is nogmaals een bewijs wat tijd met het geheugen kan doen en dat alles, zonder enige vorm van kritische blik door elkaar wordt gehaspeld tot het bruikbaar wordt in de tunnelvisie van manipulatie.
Eind 2018 werd onderzoeksrechter Troch uiteindelijk gehoord tijdens een videogesprek dd. 13 november 2018 en op 23 november 2018, op zijn vraag, met Fed. Magistraat en met rechercheurs. Hierbij aanwezig de raadsman van de cel Delta.
Tijdens die gesprekken werden duidelijke onjuistheden verteld zowel door de magistraat als door de aanwezige rechercheurs. Het verhoor door de rechercheurs werd opgenomen in een Proces Verbaal. Alhoewel dat gesteld wordt dat het een integrale weergave is van het gesprek blijkt de tekst alles behalve een integrale weergave te zijn en blijkt hij een abnormaal aantal slordigheden, onjuistheden en subjectieve interpretaties te bevatten.
Door het ontbreken van woorden, slechte zinsvormingen, ... zijn verschillende alinea’s slecht/onduidelijk leesbaar. Delen van de uitgeschreven tekst van het videoverhoor zijn onvoldoende exact en/of onvolledig weergegeven en staan niet steeds in de juiste context, of worden door elkaar gehaald, waardoor passages inhoudelijk niet kloppen. Men schuwt hierbij geen tendentieuze stellingnames om het te doen passen in de tunnelvisie. Dit is werkelijk niet alleen storend en kwetsend.
Met betrekking tot Ronquières wordt een subjectief onderzoek gevoerd met een duidelijke tunnelvisie. De vraagstelling bewijst dat er meer geloof wordt gehecht aan verklaringen die vanaf 2012 worden afgelegd, zijnde 27 (Aalst) en 29 (Temse) jaar na de feiten. Dit is zéér gevaarlijke onderzoeksvoering en opent de poort naar bewuste en onbewuste fantasieverhalen, indianenverhalen en manipulatie, zoals onder andere het hoger aangehaalde voorbeeld van de heli en de BMW, operatie Parma, de verschillende versies van de informanten van Ronquières.
De grootste omzichtigheid dringt zich hierbij nochtans op. Spijtig genoeg is dit onder andere sedert 2012 alles behalve het geval.
Een en ander heeft zelfs geleid tot het weigeren om de verklaring te ondertekenen en tot de voeging van twee bijkomende verslagen met bezwaren en opmerkingen.
Men kan zich niet van de indruk ontdoen dat tijdens de verhoren die geleid hebben tot deze subjectieve tunnelvisie handig werd ingespeeld op de hiaten in het geheugen van de speurders van weleer, door hen enkel te confronteren met elementen die in de theorie van de onderzoekers van manipulatie passen en door de ondervraagden te onthouden van objectieve elementen uit het onderzoek van weleer. Die bij de meeste speurders op de achtergrond zijn verdwenen en zekerheden voor te schotelen die achteraf niet zo zeker blijken te zijn. Expertiseverslagen over het verblijf in het water, waardoor verklaringen ontstaan die in hun kraam passen. Uit ervaring weet men dat deze details in een collectief gesprek opnieuw naar boven komen, maar dit wordt steevast geweigerd.
Er wordt geen rekening gehouden met wat de tijd met het geheugen doet, waardoor veronderstellingen, waarheden worden. Er bestaan hier nochtans interessante studies over die men beter eerder had geconsulteerd.
Nooit werd sedert 2012 grondig overleg gepleegd over het dossier, nooit werden werkhypotheses teruggekoppeld of getoetst.
Evaluatie van de bron en informatie is blijkbaar niet aan hen besteed, zolang het maar in de theorie van manipulatie past.
Ondertussen gaat de sfeerschepping via de forums, facebooks en de media nog steeds door, vooral door de geschreven pers. Niettegenstaande een drie uur durend gesprek tussen OR. Troch met de Fed. Magistraat d.d. 13 november 2018 en de gemaakte afspraak voor een verhoor d.d. 23 november 2018, kon men op 21 november 2018 vaststellen in het dagblad ‘Le Soir’ dat er opnieuw een anti-Delta artikel/interview werd gegeven.
Het zou wenselijk zijn dat er prioriteit en verder doordreven onderzoek zou gebeuren naar ontbrekende getuigenverklaringen inzake Overijse onder andere. Prioriteit zou zijn dat er aandacht geschonken wordt naar belangrijke ontbrekende P.V.’s. Ook Hilde Geens, Etienne1420, is mijn vaststelling toegedaan dat de zaak Vanden Eynde rondom De Staerke, een doorbraak in het onderzoek zou kunnen betekenen. (Verslag Januari 2019) Op een zeer tactische wijze dienen ze een operatie op te starten. Een belangrijke piste met serieuze knopen die onderzoekers nog nooit onderzocht hebben en bij magistraten, bewust-onbewust, aan aandachtigheid is ontsnapt.
Eind 1986 zijn in het raam van het dossier De Staerke twee elementen belangrijk
Enerzijds was er bevestigde informatie dat De Staerke Philippe, rond de periode van de feiten van Aalst over een rode Nissan en een grijze Golf GTI beschikte, waarvan de achterzijde gepantserd was. De rode Nissan was teruggevonden in het raam van huiszoekingen ten laste van K.. De grijze Golf was niet terug te vinden en de bendeleden weigerden ook elke verklaring hieromtrent. Uit de getuigenverklaringen te Aalst blijkt geen éénduidigheid omtrent de kleur van de Golf (groen of zwart) zodat het terugvinden van dit voertuig cruciaal was in het raam van de bewijsvoering.
Anderzijds was er de informatie dat De Staerke zijn voertuigen en wapens dumpte in het kanaal Brussel-Charleroi. Dreggingswerken uit het verleden onder meer in de Zenne hadden reeds bewezen dat hij deze techniek toepaste. Vanuit BOB Halle kwam de informatie dat de steengroeve te Lessines, met een diepte van 110 meter, door de familie De Staerke werd gebruikt als dumpingplaats.
Op basis van die gegevens werd besloten te dreggen in het kanaal Brussel-Charleroi. Zo werd van 11 tot 26 september 1986 elke werkdag gedoken te Anderlecht, Halle en Nijvel. Tijdens de dreggingswerken in september en november werden tientallen voertuigen aangetroffen. Een materiële link naar De Staerke kon echter niet worden gelegd.
Bijkomende dreggingswerken zijn zelfs uitgevoerd op 10 december 1986 te Ronquères, echter zonder resultaat.
Waarover ook geen twijfel kan bestaan is het motief waarom de Delta cel zich om Ronquière bekommerden. De informatie omtrent het dumpen door de bende De Staerke in het kanaal, het feit dat één van de bendeleden, Patrick Ghijssels, in de buurt van het kanaal te Ronquières had gewoond en het tijdstip van de verdachte handelingen. De nacht na Aalst.
Nog een belangrijk detail. De dreggingswerken te Lessines hebben plaats gevonden van 23 tot en met 27 februari en op 7 en 8 april 1987, zonder resultaat en waarvan Proces Verbaal is opgesteld.
Zoals veel persberichten waartoe men verwijst en uitdrukkelijk voor waarheid worden aangenomen, in tegenstelling tot de werkelijkheid van onderzoeksdaden in het dossier, was hier op het forum ook spraak dat de duikactiviteit in Lessines werd afgebroken wegens ‘te gevaarlijk’. Onjuist dat er één duikactiviteit te Lessines heeft plaatsgevonden.