Een artikel uit 1982 over de oude en nieuwe generatie huurlingen. De journalist is Ward Hulselmans, die later nog enige bekendheid verwierf als scenarist van onder andere Salamander.
Nieuwe generatie huurlingen rukt op
De tijd van desperado’s is definitief voorbij
De opdrachten veranderen wel niet, maar de generatie huurlingen die zich aanbiedt om het even waar gevaarlijke en linke klussen te klaren tegen pakweg 80.000 frank netto in de maand, ziet er wel totaal anders uit dan de luidruchtige vechtjassen die twintig jaar geleden als cowboys Katanga binnentrokken.
De traditionele huurling van toen is dood, houdt ergens een café, levert een hopeloos gevecht met de regels van het burgerleven of heeft uiteindelijk toch zijn gedroomde plek onder de tropenzon veroverd.
De legendarische namen zijn van het strijdtoneel verdwenen. Jean Schramme heeft een post bij de geheime dienst van Bolivië. De Fransman Bébert haalde nog enkele spectaculaire kunstjes uit in Beiroet en rust nu uit op de Comoren. Bob Denard heeft op dezelfde eilandjes ook al een luxe-job te pakken. De fameuze “kleine” Goossens uit Oostende sneuvelde in Biafra en Mad Mike Hoare zit na een mislukte staatsgreep op de Seychellen in een Zuid-Afrikaanse gevangenis.
Ingerukt, ouwe jongens!
“De tijd van de desperado’s is voorbij. Vergeet in de toekomst maar de jongens met pistolen op de heup, flapperende uniformen, een baard van veertien dagen en tien kilo granaten in hun broek. Dat beeld van de huurling is al lang een mythe. Wie nu z’n kostje wil verdienen in de branche moet de nieuwste wapensystemen en strategieën instuderen, gedisciplineerd zijn, liefst militaire school hebben gelopen en als het kan nog vijf talen spreken. Anders ben je veroordeeld om eeuwig soldaatje te blijven. En dat doet geen enkele mercenaire graag.”
Dat zegt Bert S. (29) terwijl hij uit het raam van een appartement over regenachtig Brussel kijkt.
Huurling van beroep, Vlaming van geboorte. Op de grond slingeren militaire uitrustingsstukken rond en als er een kouwelijk windje door het venster blaast, wordt er rillerig gereageerd: “Ik raak nooit meer gewend aan dit rotklimaat”.
In de andere kamer zit Joël, een voormalig officier van het Franse leger. “Mon chef” voor Bert S., maar met net zo’n kaalgeschoren schedel. Vertegenwoordigers van de nieuwe generatie soldeniers dus, maar op dat ogenblik niet bepaald representatief.
Zonder een cent zitten ze al vier dagen tussen de vier muren van de flat, in afwachting van de oversteek naar Frankrijk en een nieuwe contract. Het laatste is vijf dagen verstreken, maar het eindigde in de grootste verwarring en armoede. De mercenaires zijn pas terug uit Beiroet, dat ze hals over kop moesten verlaten om het risico van arrestatie door het Libanees leger te ontlopen. Ze lieten zich op de terugreis doorgaan als student.
En als ze in de spiegel kijken, lachen ze zich nog elke keer te barsten, want het staat in koeien van letters op hun gezicht te lezen: HUURLING! Twee gladgeschoren koppen, flodderige burgerkleding rond de kleerkastschouders en een présence waarvan je onmiddellijk begrijpt dat met hen te vriend blijven, het best voor de gezondheid.
Fabels
Dit land heeft altijd de reputatie gehad, dat een ronselaar maar met de vingers hoeft te knippen om twintig kerels van dit kaliber bij mekaar te krijgen. Vier weken geleden lekte uit dat zo’n vijftig Belgische kandidaat-huurlingen zich in Nederland hadden gemeld om tegen goede betaling het linkse regime in Suriname omver te werpen.
In de brousse van Angola vocht Bert S. twee jaar lang met zo’n 53 landgenoten tegen het communistische MPLA-bewind.
Is dit echt luilekkerland voor “oorlogshonden”?
Bert S.: “Luister hier jongen: over dat Belgische huurlingenwereldje wordt enorm veel literatuur verkocht in de kranten. Maar toen we van Angola terugkwamen en een nieuw contract zochten, hebben we zelf ondervonden wat het in feite voorstelt. We zijn met tientallen mensen in contact geweest. Ken je dat? Van het ogenblik dat je iets in de juiste richting laat horen, krijg je een bepaald soort kerels op je dak die zich hier uitgeven voor ex-huurling of contactman: “ja ja, dat komt dik in orde, want wij hebben die en die contactjes. En vroeger ben ik daar geweest, en hier. En ginder heb ik er zoveel gemold, en daar, natuurlijk dat we er toen bij waren”. En per slot van rekening constateer je dat er geen jota van klopt. Ook van die kroegen in Brussel, waar de kranten van vol stonden. Jongens toch! Die huurlingencafés waar de patron zogezegd rekruteert vanachter zijn bierkraan: om u kapot te lachen. Bluf!”
“Pas op hé: het Belgische huurlingenwereldje is wel groot geweest. In de tijd van Katanga. Maar hoe lang is dat intussen al geleden? Meer dan twintig jaar. En in die jaren kon je moeilijk van echte mercenaires spreken. Dat waren doodgewoon blanke paters, loslopend volk en avonturiers die door een koloniaal als Schramme werden gerekruteerd terwijl hij zich ineens maar tot luitenant-kolonel bombardeerde.”
“Toen waren er inderdaad massa’s vechtersbazen en over die tijd wordt nog altijd veel show gemaakt. Ik vind dat ge in die zaken een beetje bescheiden moet blijven. Als ge tegenwoordig niet geschoold bent en niet weet van welk hout pijlen maken, heb je geen kans meer.”
“Dat wil niet zeggen dat ik geen respect heb voor die mannen van toen hé. Schramme blijft voor mij kolonel en ik zal hem altijd zo blijven noemen. En zijn soldaten hebben in Congo heel wat gepresteerd waarschijnlijk. Maar intussen zijn de tijden veranderd. De negers lopen niet meer met een mes tussen hun tanden zoals vroeger. Laten we eerlijk zijn: het is een stuk ingewikkelder geworden. Het pietluttigste Afrikaanse landje beschikt tegenwoordig over ministens een paar tanks en artilleriestukken. En als ge twee keer in de lucht schiet gaan die kerels ook niet meer lopen.”
“Dat heeft die ouwe Mike Hoare nu wel ondervonden. Die had zijn jongens van vroeger nog eens uit de kroegen gehaald om effe de Seychellen te veroveren. Stel je dat even voor: die dacht daar te landen met een Boeing vol oude knarren om rap die eilanden op te vegen: een toeristische uitstap!”
“Zo vraag je natuurlijk om een catastrofe. En het werd er één. Waarschijnlijk de laatste, want die wilde jongensstijl is helemaal voorbij.”
Specialiteit
“Kijk, dat wil allemaal niet zeggen dat er, vooral in dit land, minder kandidaten zijn om huurling te worden. Absoluut niet. Er zijn nog enorm veel jongens die weten dat ze wat struiser zijn dan de gemiddelde burger, die wat meer durven en desnoods een para-opleiding hebben gehad. Maar, euh, hoe zegt ge dat weer in ’t Vlaams? Juist: velen zijn geroepen, maar weinig uitverkoren. Het bestaat niet meer om zoals in de tijd van Schramme en Bob Denard een paar jaar mee te draaien om dan plots onderofficier of officier te worden en leiding te geven. Zo’n soort jongens blijft tegenwoordig voor heel het leven soldaat.”
“Wie nu nog in de branche omhoog komt, kreeg zijn opleiding in een militaire school of een academie. Kijk naar Joël, die was luitenant in de Armée Française voor hij huurling werd. En je bent verplicht op de voet de militaire evoluties te volgen: net zoals een dokter. Blijven studeren als je geen contract hebt of met verlof bent. Nieuwe strategieën, wapentechnieken, talen. Zo alleen kun je het nog ver schoppen.”
“En dan is het nog de kwestie om precies de goeie contactman te vinden. Mensen die nauwe relaties onderhouden met de ambassades of weten wanneer er rekruteringsagenten uit het buitenland in Brussel of Parijs zitten. Met in kroegen te blijven hangen bereik je niks. Trouwens: wat ben je nog waard als je twintig pinten per dag drinkt en twee pakjes sigaretten paft?”
“Het allerbeste is natuurlijk als je bovenop nog een specialiteit hebt. We hebben nu een vaste groep van zo’n dertig man. Fransen, Belgen, Libanezen … Een volledige ploeg met ieder zijn specialiteit: artillerie, mortieren, commandowerk, explosieven, guerrilla, wat je maar wil.”
“En dat is de nieuwe stijl. Zo zoeken we nu een nieuw contract, maar dan wel goed betaald. Terug zwart-Afrika of liever nog Zuid-Amerika.”
Op dit ogenblik is de groep waartoe de twee mercenaires behoren één van de meest representatieve teams van de nieuwe generatie huurlingen. Losse elementen, die in Brussel de Afrikaanse of Zuidamerikaanse ambassades platlopen in de hoop op een vet betaald contractie, behoren dan weer tot een ander soort. Zij vinden gewoonlijk wel werk, maar dan wel als bewaker van mijnen, boerderijen of als body-guard.
“Het echte huurlingen-circuit is voor would-be vechtjassen zonder discrete relaties in de “kringen” of in welbepaalde diplomatieke sferen, quasi onbereikbaar Zuid-Amerika staat de laatste maanden hoog op het verlanglijstje. “Om regimes in stand te houden, niet om ze omver te werpen. Daar zijn weer andere jongens voor. Niet alleen in de communistische guerrilla, maar in de agitatie en psychologische beïnvloeding.”
“Daar kun je met desperado’s niks meer tegen beginnen. Hoewel: in Latijns-Amerika wordt tegenwoordig wel gemakkelijk gerekruteerd, als je ziet dat Jean Schramme het zelfs tot officier in een geheime dienst kon brengen … Tja, een job ginder: dat is nu net wat we voor onze groep nu kunnen gebruiken. We staan klaar voor de eerste staat die daar geld voor over heeft.”
Beiroet
Waar het ook is: als het maar betaald wordt en het retourticket gegarandeerd is, willen de Fransman en de Vlaming weer aan de slag. Maar niet meer zoals in Libanon. Libanon was voor hen geen verschrikking omdat de kogels er om de oren floten en er dag en nacht gebombardeerd werd. “Dat kon ons niet schelen. Maar we konden gewoon ons werk niet uitvoeren”, aldus Bert S.
In Beiroet kwamen ze in december aan met de simpele opdracht om zo’n 450 man van een christelijke militie op te leiden tot aanvalseenheden die vanuit permanentieposten zouden kunnen terugslaan bij Syrische of Palestijnse aanvallen. Maar eerst kreeg de Vlaamse huurling nog tussendoor de opdracht om een Praetoriaanse wacht te formeren voor de militie-chef himself.
Twee contracties waarvan de gedisciplineerde Westerse vechtmachines welhaast de stuipen kregen. Want Libanon blijft Libanon.
“Chaos, niks dan chaos. En daartussen een bende cowboys die niks anders te doen hebben en tot de tanden bewapend door de stad scheuren. Niks mee aan te vangen”, zucht Bert S. als hij aan het in puin geschoten Beiroet denkt. Een stad waar zo’n 463 private legertjes en bendes van allerlei strekking en godsdienst nog steeds het al eeuwen geldende principe ‘oog om oog, tand om tand’ toepassen bij afrekeningen en schermutselingen.
“Al na een paar dagen wist ik dat we van die privé garde voor de chef niks konden maken met Europese methodes. Die jongens schieten nu eenmaal puur voor het plezier in de lucht als ze ergens met hun baas een zaal binnen komen.”
Werk is werk
“Ik was in het begin zo dwaas te proberen om ze de beste bewakingsagent-methode ter wereld aan te leren. De Sassia-methode, uitgewerkt door een Franse commissie. Sassia, dat is: juist uitkiezen van de vijand op een bepaalde afstand en reagerend volgens welbepaalde reflexen. Elke situatie heeft zijn eigen benaderingsmethode maar je moet erop blijven trainen tot het een automatisme wordt. En daar hadden die jongens geen boodschap aan. We mogen ze dan al christenen noemen, ik heb ondervonden dat het eerst en vooral Levantijnen zijn. Ofwel hebben ze geen goesting of komen ze te laat. Ik ben op twee dagen eens een hele troep van 90 man compleet kwijtgespeeld: de heren waren naar huis, stel je voor!”
“Enfin, ik ben dus maar op hun eigen methode overgeschakeld. Die jongens wilden absoluut niet schieten, ok voor mij. Dat werden dan cursussen in het uitkiezen van de vijand en zo snel mogelijk taktaktak, de schoten placeren. Prutswerk eigenlijk maar er was niets aan te doen”.
“De training van de aanvalstroepen van uitgerekend de militie (hou hun naam er alstublieft uit, ik moet ze misschien nog onder ogen komen), die de naam heeft één van de meest fanatieke en strijdlustigste christelijke formaties te zijn, verliep even moeizaam. En toen er vierhonderd door de huurlingenhanden waren gegaan, vielen de Israëli’s Libanon binnen en werd het helemaal een soep.”
Bert S., de enige Vlaming die overigens als mercenaire in Christelijk Beiroet opereerde, zat sindsdien zonder soldij. En toen kwam er nog een morele opdoffer van formaat bij. Uitgerekend enkele van de rekruten die hij het schieten had bijgebracht, drongen met andere ongecontroleerde elementen de Palestijnse kampen van Sabra en Shatila binnen. Kinderen, vrouwen, bejaarden: met honderden tegelijk werden de Palestijnen op een afschuwelijke manier omgebracht. Een orgie van haat, bloed en wraak die elk menselijk begrip te boven ging.
Bert S.: “En die kerels lopen nog altijd los. Ik ken er een paar van. Ik kan ze zo aanwijzen als je wil. Er wordt geen vinger naar uitgestoken. Joël heeft voor de ogen van zijn chefs zijn militaire kaart stukgescheurd en op de grond gegooid. Geroepen en getierd dat het nu uit was. Ik ben er nog kapot van. Ik voel me mee verantwoordelijk.”
Nochtans overleefde ook niet iedereen die het pad van de breedgebouwde Vlaming kruiste, deze ontmoeting. In Angola en elders. “Hola, maar dat is iets anders. Dat was tijdens opdrachten, in oorlogssituaties. Je kunt van me zeggen wart je wil, maar ik heb ook mijn principes van fair play. Maar eerlijk: als het zover is, denk ik niet verder. Je raakt eraan gewend.”
“Zelfs van kortbij gaat het zonder problemen, ha ja. Van het ogenblik dat er een confrontatie is, moet ge de eerste zijn. Dat telt. En voor de rest: ik doe mijn job. Ik ben voor niks anders goed. En als ik een contract weiger, is er iemand anders mee weg. Misschien begin ik er later anders en dieper over na te denken, maar nu nog niet. Zo is het.”
Bron: Gazet van Antwerpen | Ward Hulselmans | 30 Oktober 1982
"Le monde est dangereux à vivre! Non pas tant à cause de ceux qui font le mal, mais à cause de ceux qui regardent et laissent faire." Volg ons via »
Facebook |
twitter |
YouTube