Ben wrote:Volgens een berekening van de speurders - op basis van een positie van een getuige - was de reus in Halle 2m03 groot:
(...) “We hebben een kassierster gevraagd om terug te gaan liggen op de plaats waar ze dekking zocht op het moment dat ze de reus zag”, zegt een ex-Bendespeurder. “Er zijn toen vanaf haar ogen touwen getrokken doorheen de winkelrekken en de soepblikken tot op het punt waar zij het hoofd van de reus zag. We konden zo lijnen trekken en meten. Wij kwamen uit op een reus van 2,03 meter. Ongezien, voor die tijd. Misschien zat er een foutenmarge op deze methode. Misschien droeg de man schoenen met brede zolen. Er is toen lang gedacht dat het identificeren van een overvaller van dit ongeziene formaat zich na een tijdje zelf wel zou uitwijzen.”
Bron: De Morgen | 17 Augustus 2023
Wat betreft deze berekening van de lengte van de reus in Halle:
Dit moet gedaan zijn op basis van een referentiepunt tussen de reus en de kassierster. Als zij op de grond ligt en langs dat referentiepunt kijkt en het hoofd van de reus ziet dan is de verhouding tussen lengte van de reus en de afstand van de voeten van de reus tot het oog van de kassierster gelijk aan de verhouding tussen de hoogte van het referentiepunt gedeeld door de afstand van de voet van het referentiepunt tot het oog. Dit omdat het twee rechthoekige driehoeken zijn die in elkaar vallen.
Als de reus ten opzichte van het referentiepunt naar voor en naar achter beweegt dan valt hij niet langer gelijk met het referentiepunt. Je moet de reus dan vergroten of verkleinen om hem er weer op te laten vallen. De vraag is hoeveel centimeter dat is als hij bijvoorbeeld 10 centimeter beweegt? Dat hangt af van de afstand en hoogte van het referentiepunt, maar die maten weten we niet. Wat we wel weten is hoeveel dit veranderd als we waarden kiezen.
Bij een referentiepunt op 4 meter afstand en met een hoogte van 1,60 meter veranderd voor iedere 10 cm dat de reus verplaatst de lengte (1,60/4)*10 = 4 cm. Hoe verder weg het referentiepunt is bij dezelfde hoogte, hoe kleiner dit effect wordt.
We kunnen dus niets zeggen over de exacte lengte van de reus, maar zouden we de punten weten dan zouden we wel iets kunnen zeggen over de onzekerheidsmarge van de methode. Een exacte bepaling van de plaats van de reus achter een stelling is namelijk erg moeilijk.
Uiteraard zouden de resultaten verbeteren als er verschillende referentiepunten zijn gebruikt, maar voor nu is een onzekerheidsmarge plus of min 15 centimeter bij het bepalen van de lengte van de reus van Halle niet uitgesloten.