11

Re: Jean Schramme

"Kreeg Mobutu eindelijk zijn zin?"

Schramme was gisteren in Brazilië voor geen commentaar bereikbaar, maar de advocaat die zijn geval verleden jaar in april voor het opperste gerechtshof te Brasilia behandelde, meester Backx van Buggenhout, zei dat zijn cliënt al vele jaren zijn eigen idee heeft van de Belgische manier van doen.

"Die heksenjacht op Jean Schramme begon al toen hij van Bukavu naar België terugkeerde", aldus Meester Backx van Buggenhout. "In die dagen was het vooral het hoofd van Belgische staatsveiligheid die het hoofd van mijn cliënt wou. Schramme had bij zijn terugkeer drie zwarte adoptiekinderen bij, zonen van Katangezen die met hem tegen het ANC hadden gestreden, en tijdens de ultieme dagen van Bukavu waren gesneuveld. Het hoofd van de Belgische staatsveiligheid wou toen deze kinderen stante pede naar Congo terugzenden omdat ze geen officiële documenten bij zich hadden. Hun terugkeer zou onvermijdelijk hun dood hebben betekend. Gelukkig werden deze plannen toen gedwarsboomd."

"Terwijl mijn cliënt in Portugal een kippenfokkerij uitbaatte, werden in België systematisch berichten verspreid dat hij betrokken was bij verschillende staatsgrepen in diverse Afrikaanse landen. Schramme arriveerde in 1974 in Brazilië, en zette sinds die dag geen voet buiten de landsgrenzen. Toch bleek de Belgische staatsveiligheid rapporten te bezitten dat hij in Paraguay een paramilitaire veiligheidsorganisatie leidde, die de regering daar een handje toestak bij het verhoren en folteren van allerlei opposanten. In die rapporten werd zelfs gespecificeerd dat hij in Paraguay de bijnaam "El Tigre" droeg, wegens zijn "doortastende ondervragingsmethodes".

"Niettegenstaande de zeer zware straf die mijn cliënt in België kreeg, wil hij zelf over de hele affaire niets meer horen. Volgens zijn eigen woorden heeft hij met België absoluut geen uitstaans meer. Hij is ervan overtuigd dat Mobutu nu toch eindelijk zijn zin heeft gekregen. Zaïre vroeg al in 1974 Schrammes uitwijzing uit Brazilië. Daar kwam toen niets van in huis."

Bron: Gazet van Antwerpen | 18 April 1986

"Le monde est dangereux à vivre! Non pas tant à cause de ceux qui font le mal, mais à cause de ceux qui regardent et laissent faire." Volg ons via » Facebook | twitter | YouTube

12

Re: Jean Schramme

In mei 1967 werd Maurice Quintin door Jean Schramme vermoord in een huurlingenkamp in Soemba. Roger Rodrigue kreeg van Schramme het bevel om Quintin een genadeschot te geven. Quintin kreeg een nekschot en zijn lijk werd in een rivier gegooid. Achttien jaar na de feiten stonden Schramme en Rodrigue terecht voor deze moord. Rodrigue werd vrijgesproken en Schramme werd - bij verstek - veroordeeld tot 20 jaar cel.

Zaak-Schramme voor het Assisenhof van Henegouwen

Op 2 december e.k. moet Jean Schramme, 55, ex-huurlingenkolonel in het voormalig Belgisch-Congo, voor het Assisenhof van Henegouwen verschijnen.

Schramme executeerde in mei 1967 een andere Belg, Maurice Quintin uit Doornik. Dit gebeurde in de officiersmess van het huurlingenhoofdkwartier te Yumbi in het Maniema-district. Schramme beval de barman, Roger Rodrigue, Quintin het genadeschot toe te dienen. Rodrigue en een andere huurling, Louis Otten, moesten dan het lijk in de nabijgelegen Lowa-rivier werpen. Het werd nooit teruggevonden.

Naar Brazilië

Volgens Schramme kwam Rodrigue hem bij terugkeer in België afdreigen, bewerend dat hij hem nog maanden soldij schuldig was. Indien hij die niet betaalde, zou hij met het executieverhaal naar Quintins weduwe stappen. Wat hij ook deed. Schramme gaf voor de rechters de executie toe. “Quintin was een dubbelagent, die mijn groep in een hinderlaag wou lokken”, verklaarde hij. Schramme bleef 44 dagen in voorhechtenis te Vorst en werd dan in voorlopige vrijheid gesteld. Hij kreeg zelfs zijn paspoort terug en verdween via Spanje, Portugal en Uruguay naar Brazilië.

Juridisch labyrint

In 1976 waren de drie dochters van Quintin alle drie meerderjarig, en hernieuwden in eigen naam de klacht die in 1968 door hun moeder tegen Schramme was ingediend. Hun klacht bleef zonder gevolg. In 1982 deponeerden ze bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel een eis tot schadevergoeding tegen de Belgische staat en eisten 10 miljoen fr. omdat ze vonden dat het proces nodeloos op de lange baan werd geschoven. Ter zelfde tijd eisten ze één frank morele schadevergoeding van Schramme zelf. De Brusselse raadkamer stelde op 16 april Schramme buiten vervolging.

Uiteindelijk belandde de zaak bij de Kamer van Inbeschuldigingstelling, die Schramme op haar beurt eveneens buiten vervolging stelde. Een beslissing, die op 12 januari 1983 in cassatie werd verbroken. De zaak werd verwezen naar het Hof van Beroep van Bergen, dat nu besloot dat Schramme en Rodrigue op 2 december e.k. voor het Assisenhof zullen moeten verschijnen.

Schramme stuurt echter zeker zijn kat.

Bron: Gazet van Antwerpen | 26 Oktober 1985

Schramme 18 jaar later weer voor het Assisenhof gedaagd

Volgende week maandag moet Jean Schramme, ex-huurlingenkolonel in het voormalig Belgisch-Congo, terechtstaan voor het Assisenhof te Bergen. Hij wordt beschuldigd van moord op de Belg Maurice Quintin, 37, uit Doornik.

De feiten gebeurden half mei 1967 in de bar van Schrammes hoofdkwartier te Yumbi, in het Maniëma-district van de vroegere Belgische kolonie. Voor deze feiten stond Schramme als terecht in 1968. Toen de huurlingen op 24 april van dat jaar in België terugkeerden, werd Quintins echtgenote door een ooggetuige - Roger Rodrigue uit Luik - over de moordpartij ingelicht.

Zij diende op 14 juni 1968 tegen Schramme te Brussel een klacht in. De huurlingenleider werd twee dagen later aangehouden, legde volledige bekentenissen af, en bleef 44 dagen in voorhechtenis in de gevangenis te Vorst. Dan werd hij wegens gebrek aan voldoende bewijzen in voorlopige vrijheid gesteld. Hij kreeg zijn paspoort terug, en verdween voorgoed uit België.

Hernieuwde klacht

De drie dochters van Quintin waren in 1976 alle drie meerderjarig, en hernieuwden in dat jaar in eigen naam de klacht die door hun moeder acht jaar voordien was ingediend. Deze klacht bleef zonder gevolg. In 1982 deponeerden ze bij de Rechtbank van Eerste Aanleg te Brussel een eis tot schadevergoeding tegen de Belgische Staat. Ze eisten 10 miljoen frank omdat ze vonden dat het proces nodeloos op de lange baan werd geschoven. Terzelfder tijd eisten ze één frank morele schadevergoeding van Schramme zelf.

De Brusselse Raadkamer stelde op 16 april 1982 Schramme nogmaals buiten vervolging. Hiertegen tekenden de dochters beroep aan, zodat de zaak naar de Kamer van Inbeschuldigingstelling verhuisde. Maar ook de KIB beslist niet op de aanklacht in te gaan, een beslissing die echter op 12 januari 1983 in Cassatie werd verbroken. De zaak werd verwezen naar de Kamer van Inbeschuldigingstelling van Henegouwen, dat besloot dat Schramme maandag eerstkomend voor het Assisenhof te Bergen moet verschijnen.

Brazilië

Schramme vertoeft sinds 1974 in de Braziliaanse Matto Grosso. Hij is gehuwd met een Braziliaanse bij wie hij drie kinderen heeft, en leidt er een enorme veekwekerij voor rekening van een Franse maatschappij.

De huurlingenleider werd in oktober verleden jaar door de Braziliaanse Federale Politie aangehouden na een uitleveringsverzoek van België. Hij bleef tot 29 mei jongstleden opgesloten in een politiecel te Brasilia. Dan besliste het Braziliaans Supremo Tribunal Federal dat er niet op het uitleveringsverzoek werd ingegaan. Schramme werd definitief in vrijheid gesteld, en besliste de Braziliaanse nationaliteit op te nemen.

Volgens zijn Braziliaanse advocaat komt hij nooit meer naar België terug. Evenmin zal hij zich volgende week te Bergen laten vertegenwoordigen.

Bron: Gazet van Antwerpen | 28 November 1985

Schramme achttien jaar later

Voor het Assisenhof van Henegouwen begon het proces ten laste van Jean Schramme, de ex-huurlingenleider die momenteel in Brazilië verblijft, en Roger Rodrigue, zijn voormalige soldenier, die ervan beschuldigd worden in Zaïre de Belg Maurice Quintin te hebben vermoord. De zuster van het slachtoffer bevond zich onder het zeer talrijke publiek. De Assisenzaak baart opzien omdat ze betrekking heeft op een bewogen uit de toen prille geschiedenis van onze voormalige kolonie, en ook omdat de misdaad reeds 18 jaar geleden gebeurde.

Bron: Gazet van Antwerpen | 3 December 1985

Proces Schramme 18 jaar later

Gisterenochtend begon voor het assisenhof van Henegouwen het proces tegen Jean Schramme, 56, ex-huurlingenleider in het voormalige Belgisch-Congo, en één van zijn soldeniers, Roger Rodrigue, 48, uit Luik. Beiden worden beschuldigd van moord op een Belg, Maurice Quintin uit Doornik, gepleegd in 1967 in Schrammes hoofdkwartier in Jumbo.

Schramme, die al sinds 1974 in Brazilië woont, verscheen niet ter zitting. Rodrigue werd aangehouden de rechtszaal binnengeleid. Na de installatie van de juryleden, vier vrouwen en tien mannen, legden de advocaten van Rodrigue, mrs. Maindiaus en Pinchart, meteen het besluit neer dat het Assisenhof onbevoegd is in deze zaak uitspraak te doen. Zij betwijfelden dat de Belgische rechtspraak in dit geval van toepassing is, dat de betrokken feiten een zuiver politiek-militair karakter hebben en dus veeleer onder de bevoegdheid van de krijgsauditeur vallen en dat tien getuigen die Schramme, Rodrigue en Quintin goed hebben gekend, dood of onvindbaar zijn. Bovendien is de hoofdverdachte, Schramme zelf, niet aanwezig, aldus de verdediging.

Enkele niet-beëdigde getuigen kwamen vervolgens een situatieschets van de woelige Congo-periode tussen 1960 en 1967 ophangen, die echter niemand veel wijzer maakte. De eerste was Gaston Binnens, die voor zijn krant Le Peuple in deze periode Congo had bezocht. Hij werd gevolgd door historicus Benoit Verhagen, die een overzicht gaf van de huurlingenacties, van Katanga in 1961 tot Bukavu in 1967, en uiteindelijk zei Philippe Toussaint, in die jaren journalist bij Pourquoi Pas?, dat hij Schramme in die tijd niet eens had ontmoet.

Beklaagde Rodrigue beschreef vervolgens hij hij in mei 1965 een job in België als elektricien had opgegeven, om zich als huurling in Congo te laten inlijven “om het land te zien”. Hij werd ingedeeld bij een eenheid nabij Paulis. Hij keerde naar België terug om Kerstmis en Nieuwjaar te vieren en vertrok in januari 1966 terug naar Congo, waar hij terechtkwam als gewone soldaat bij het Léopard-bataljon van Schramme teYumbi. Volgens zijn zeggen verdiende hij in 1967 als huurling zonder graad 52.000 fr. Hij deed voor het Hof het relaas van de bewuste avond in de officiersmess.

De eerste dag van het proces werd besloten met het getuigenis van Jean-Roger Vervloet, raadsman bij het Hof van Cassatie, die in 1968 mee het onderzoek tegen Schramme leidde. Hij beschreef hoe Rodrigue tegen Schramme klacht had ingediend in die tijd omdat de huurlingenleider niet wou ingaan op zijn eis hem nog enkele maanden achterstallige soldij te betalen. Gevraagd naar de indruk die de beklaagde op hem in 1968 maakte, zei Vervloet dat Schramme hem eerder een idealist leek, recht door zee, kalm.

“Hij gaf onmiddellijk de executie van Quintin toe”, aldus Vervloet. “En hij legde uit dat hij geen andere keuze had, omdat Quintin zijn groep in een hinderlaag van Mobutu wilde lokken”.Rodrigue leek hem eerder een avonturier die Schramme geld wou afpersen.

Vandaag gaat de rij der getuigen verder.

Bron: Gazet van Antwerpen | 3 December 1985

Huurlingen treden aan

“Over Schramme mag blijkbaar geen slecht woord worden gezegd. Maar ik ben de grote schurk”. Op het proces tegen Schramme en Rodrigue voor het Assisenhof van Henegouwen, was het de eerste maal dat Rodrigue verbolgen uitviel tegen een getuige.

Justitie-officier Roland Esser zat gisteren als eerste in de getuigenstoel. In 1968 had hij mee de verhoren geleid.

De kroongetuige van de dag, Louis Otten, luitenant die samen met Rodrigue op Schrammes bevel het lijk van Quintin in de Lowa-rivier had geworpen, daagde gisteren niet op. Otten bleek een maand geleden opgenomen in een Brussels hospitaal, had zoals een ernstige operatie ondergaan, en was volgens de dokter onbekwaam om te komen getuigen.

Evenmin als Otten verscheen André Lowagie, de vroegere adjunct-administrateur van de Katangese Staatsveiligheid, die zowel Schramme als Quintin van nabij heeft gekend.

Huurlingen

Dan kwamen de echte huurlingen ten tonele. Eerste in de rij was Guy Jorissen. Hij maakte aanvankelijk deel uit van het zesde commando, de “premier shock”, van de Fransman Bob Denard. Hij kwam in juni 1967, toen Denard gewond was, onder Schrammes bevel te Yumbi. Op de vraag of hij Quintin in Congo had gekend, antwoordde de getuige negatief. “Maar in 1968 hebt ge verklaard dat ge Quintin wel kende”, merkte voorzitter Verreecke op. “En ge hebt hem toen afgeschilderd als een schurk, een louche kerel, een smokkelaar en een avonturier die tot alles in staat was”. Waarop Jorissen heel verwonderd antwoordde: “Ik? Heb ik dat gezegd? Daar herinner ik me niets meer van.”

“Had Rodrigue een andere keuze dan het toedienen van het genadeschot?”, wou de voorzitter weten.

“Rodrigue moest het bevel van kolonel Schramme uitvoeren”, aldus Jorissen. “Hij had geen andere keuze.”

Michel Fraipont kwam in 1961 naar Katanga en diende als luitenant onder Schramme. Hij bleef tot 1966 in Congo, en beschreef Schramme als een uitzonderlijk koelbloedig man, Fraipont vertelde dat in de brousse soms krijgsraad kon worden gehouden, waarbij de aanwezige officieren al dan niet tot executie besloten. Aan Rodrigue had Fraipont geen slechte herinneringen. En hij antwoordde op diens vroegere beschuldiging dat “Schramme een fles whisky per dag leegdronk”, dat hij daarvan nooit iets had gemerkt.

Ex-koloniaal

De huurlingenreeks werd even onderbroken door ex-koloniaal Luc Van de Walle, die een plantage uitbaatte ten noorden van Bukavu. Over Schramme herinnert Van de Walle zich niets dan goeds. “Schramme beschouwde de Katangezen als zijn kinderen. En ik heb hem in naam van de blanken in het Maniema-gebied bedankt omdat hij weer orde en rust in het district had gebracht.” Zo besloot Van de Walle, die er nog bij vertelde dat Quintin bij de blanken in Bukavu een slechte faam genoot.

Alexis Moyaux werkte bij een mijnmaatschappij in Katanga toen de onlusten losbraken. “Ik hield van Katanga en daarom ben ik gaan vechten”, aldus Moyaux. “Ik voelde me Katangees maar geen Congolees.” Als adjudant was hij bij Schramme te Yumbi. Volgens deze getuige arriveerde Quintin omstreeks eind april in het kamp, beweerde door Tsjombé te zijn gestuurd, en ontvouwde een aanvalsplan op Goma, waarvan hij beweerde dat het in Madrid door Tsjombé was opgesteld. “Ik kreeg het bevel op verkenning te gaan naar die stad”, zei Moyaux. “Met vier man vertrok ik per jeep op patrouille. Voor Goma merkten we een bataljon van het ANC, dat mortieren in de richting van Yumbi had opgesteld. Ze waren duidelijk een hinderlaag aan het voorbereiden. Wij maakten onmiddellijk rechtsomkeer, ik rapporteerde het gebeuren aan mijn oversten”.

“Kon je uit enkele mortieren besluiten dat er een hinderlaag werd gespannen?”, wilde de voorzitter weten. Waarop Moyaux: “Alsjeblief zeg! Zijt gij ook al eens in een hinderlaag terecht gekomen?”

Dubbelagent?

Getuige Noël Raymond is slank, half kaal, droeg een daim lederen vest, een sjaaltje in zijn open kraag. Hij stapte naar de getuigenstoel met de pas van John Wayne, en praatte ook als een machinegeweer. Raymond was huurlingenkapitein bij Schramme te Yumbi en bevestigde het verhaal van de verkenningspatrouille van Moyaux. “Bovendien”, zei Raymond, die over Schramme steeds als “Le Colonel” praatte, “heb ik, toen wij later Bukavu innamen, in de commandopost van het ANC aldaar het aanvalsplan voor Goma gevonden. Het ANC wist dus blijkbaar exact hoe we ons regelrecht in een valstrik gingen werpen.”

Was Quintin een dubbelagent die op Tsjombé en Mobutu wedde? Was hij een verrader? Was zijn executie gewettigd? Daarop werd tot nog toe door niemand ook maar enig antwoord geleverd. Wie waren de verantwoordelijken achter Tsjombé in Madrid? Hoe was België achter de schermen betrokken bij de Congo-offensieven der huurlingen?

Misschien komt daarop vandaag een antwoord, met het getuigenis van de Belgische beroepsofficier Lamouline, destijds “technisch raadgever” bij Tsjombé. De huurlingen in Katanga stonden immers onder zijn bevel.

Bron: Gazet van Antwerpen | 4 December 1985

Wanneer komen de “kroongetuigen”?

Voor het Assisenhof van Henegouwen werd het proces tegen Schramme en Rodrigue gisteren voor één dag opgeschort. De voorzitter van de rechtbank stemde hiermee in na vraag van de advocaten van de familie Quintin.

Een voor de familie “zeer belangrijke getuige”, die echter niet officieel werd gedagvaard, werd gisteren verwacht op Zaventem. Of de man in kwestie ook in België gearriveerd is, zal pas vanochtend duidelijk worden. Volgens de advocaten had de Zuidafrikaan moeilijkheden om een inreisvisum voor België te bekomen.

Deze getuige, Jerry Purren, gehuwd met een Belgische en woonachtig in het Zuid-Afrikaanse Durban, was in de Katanga-periode zeer nauw bij Tsjombé’s doen en laten betrokken. Bovendien kende hij zowel Schramme als Quintin van dichtbij. Puren opereerde in Congo als piloot. Hij stortte met zijn Cesna neer in het Kivumeer, vlak voor de landingsbaan die Schrammes huurlingen in de finale dagen te Bukavu vrijhielden. Purren kon uit het water worden gevist, en moest noodgedwongen met Schrammes troepen later Rwanda binnenvluchten.

Bovendien hoopt de rechtbank vandaag een andere, officieel gedagvaarde getuige te kunnen aanhoren. Het betreft Louis Otten, de huurlingenofficier die aanwezig was in de mess van Schrammes hoofdkwartier te Yumbi, toen de beruchte twist eindigde met Quintins executie.

Otten moest op Schrammes bevel samen met Rodrigue het lijk in een nabijgelegen rivier gaan werpen. Deze getuige werd dinsdag al verwacht, maar verscheen niet omdat hij nog maar pas een zware operatie achter de rug heeft. Misschien zou hij gisteren uit het hospitaal worden ontslagen.

Of Otten veel zal te vertellen hebben blijft een groot vraagteken. Justitieofficier Esser, die dinsdag in de getuigenstoel zat, zei immers dat Otten hem in 1968 verklaarde zich bijna niets van de executie in de mess te herinneren, omdat hij op dat ogenblik zwaar dronken was.

Bron: Gazet van Antwerpen | 6 December 1985

Getuige uit Zuid-Afrika: “Schramme liet zich omkopen”

“Het is een lang verhaal”, zo begon Jerry Purren uit het Zuid-Afrikaanse Durban gisteren zijn verhaal voor het Assisenhof van Henegouwen. Purren was door de familie Quintin als “kroongetuige” speciaal naar België gehaald om te getuigen op het proces van Schramme en Rodrigue, beiden van moord beschuldigd.

Purren, 61, een bruingebrande, rijzige figuur, fijnbesnord en in een afgemeten pak, deed denken aan een gepensioneerd Brits legerofficier. Hij was in de bewuste zestiger jaren als piloot-huurlingenkolonel een naaste medewerker van Tsjombé en bevond zich in februari 1969 bij de Katangese leider in Madrid. Volgens de getuige zocht Tsjombé een geschikt iemand om contact op te nemen met Schramme in Congo. Purren beval Quintin aan, die hij al in 1961 in Katanga had leren kennen, en die op dat ogenblik in Brussel verbleef.

“Eind april resideerde ik te Brussel”, aldus Purren. “Over heel België deed de Belgische staatsveiligheid een huiszoeking bij 200 Tsjombé-aanhangers. Bij mij werden brieven en documenten meegenomen waarin over al deze zaken gehandeld werd. Een maand later werd ik door Tsjombé uit Madrid opgebeld”, gaat Purren verder. “Ik moest met Quintin onmiddellijk naar Madrid komen.”

“Daar deelde hij mee dat Quintin weer naar Schramme moest, om hem erover te informeren dat “de operatie” begin juli moest aanvangen en dat hij, Tsjombé, op dat moment zelf naar Congo zou komen om persoonlijk de operatie te leiden.”

Tot kolonel benoemd

Quintin vertrok naar Congo. “Twee weken later werd ik in Brussel weer door Tsjombé opgebeld”, aldus Purren. “Hij zei dat Quintin nog niet was teruggekeerd. Ik stelde hem voor zelf naar Punia te gaan. Wegens het gevaar aan deze missie verbonden, zouden drie Katangezen uit Tsjombés omgeving mij vergezellen.”

“ Wij vlogen eerst naar Zuid-Afrika. Vandaar vloog ik met mijn twee gezellen via Angola naar Punia. Schramme wachtte ons daar op en meldde dat hij een aanvalsplan had uitgewerkt om via Goma Bukavu in te nemen. Ik vroeg hem wanneer hij Quintin het laatst had gezien. Drie weken geleden, antwoordde hij. Een van de twee Katangezen in mijn gezelschap deelde Schramme toen mee dat Tsjombé hem tot kolonel benoemde. Schramme heeft later verklaard dat Mobutu hem tot die graad bevorderde. Dat is niet waar. Dat gebeurde door Tsjombé”, aldus Purren.

De start van de “operatie” was gepland voor 1 of 2 juli 1967. Purren keerde via Zuid-Afrika terug naar Madrid. Daar bleek Quintin nog altijd niet opgedoken. Over de betrokken operatie praat getuige Purren niet, en evenmin wordt hij erom gevraagd. “Schramme stootte niet via Kindu door naar Kantanga”, aldus Purren, “maar naar Bukavu, dat was volstrekt tegen Tsjombé’s orders. Schramme heeft deze orders naast zich neergelegd en z’n eigen goesting gedaan.” Tsjombé zou ook nooit naar Punia komen om zelf de “operatie” te leiden. Op 1 juli, enkele uren voor de aanval moest beginnen, werd de Katangese leider te Madrid gekidnapt en naar Algerije overgevlogen.

“Drie maand later was Bukavu gevallen”, gaat Purren verder. “Ik was bij Schrammes groep. Wij konden over de grens vluchten, Rwanda binnen. Daar bleven we zes maand lang in een gevangenenkamp te Shangugu.”

Geen dronkemanstwist

“Het was ook daar dat Rodrigue op zekere dag op mij afkwam. Hij zei me dat hij wist dat ik goed bevriend was geweest met Quintin en dat deze Quintin door Schramme was vermoord. Het was de eerste maal dat ik over Quintins executie hoorde.” Purren, die net het manuscript blijkt klaar te hebben van een boek over de verdwijning van Quintin doet plots heel geheimzinnig.

“Ik heb zo mijn eigen conclusies omtrent het hele geval Schramme”, zegt hij. “Namen kan ik jammer genoeg op dit ogenblik niet noemen, omdat mijn bron nog steeds een zeer hoge functie ergens in Afrika bekleedt. Maar volgens mijn informant heeft Schramme zich door enkele mijnmaatschappijen in het Maniena-gebied laten omkopen, om niet zoals Tsjombé wilde naar Katanga op te rukken, maar wel Bukavu in te nemen. Hiermee zou hij belangrijke belangen van deze maatschappij hebben gediend. Tsjombé telde in dit verband niet mee, en Quintin was in deze context een belangrijke hinderpaal, die zo vlug mogelijk moest geliquideerd worden …”

De vraag is: wie geraakt hier uit de hele soep nog wijs? De rij van getuigen defileert hoe dan ook volgende maandagochtend verder.

Bron: Gazet van Antwerpen | 7 December 1985

"CIA kelderde Tsjombé"

Een hele week lang defileerden de getuigen op het proces tegen huurlingenleider Schramme en zijn soldenier-barman Rodrigue, beiden beschuldigd van moord op de Belg Quintin, voor het Assisenhof van Henegouwen. De grote verrassing kwam hoe dan ook afgelopen vrijdag, toen Jerry Purren op kosten van de familie Quintin uit Zuid-Afrika naar België werd overgevlogen.

Purren verklaarde het Hof dat hij in het gevangenkamp van Shangugu in Rwanda door Rodrigue werd benaderd en dat deze hem vertelde dat Quintin door Schramme was geëxecuteerd in de brousse, en niet in de mess, dit in tegenstelling tot alle getuigenissen die in de zaal tot nog toe werden gedaan.

Rodrigue loochende vrijdag ten stelligste dat hij ooit zoiets aan Purren had gezegd. Otten, de andere ooggetuige van de executie, zopas uit het ziekenhuis ontslagen, verklaarde zaterdag voor een RTL-camera dat de executie zeker en vast in de mess had plaatsgevonden.

Purren zorgde vrijdag nog voor andere verrassingen. Hij zei dat Schramme door Tsjombé tot kolonel was bevorderd, en niet door Mobutu. Hij verklaarde ook dat hij van “iemand” had gehoord dat Schramme zich voor een fortuin had laten omkopen door een mijnmaatschappij in het Maniema-gebied, daarom van het oorspronkelijke aanvalsplan - via Kindu doorstoten naar Katanga - had afgezien en integendeel naar Bukavu was getrokken. Na eerst duidelijk te hebben gesteld dat dit allemaal kon worden gelezen in een boek dat hij net klaar heeft, maar dat nog moet worden uitgegeven, betreurde Purren het de naam van de betrokken informant niet te kunnen meedelen “omdat sommige personen hier in de zaal aanwezig dan in heel groot gevaar zouden zijn”, een uitspraak die zeker zijn psychologisch effect niet miste, maar waarmee niemand iets wijzer werd. De betrokken informant kon evenmin genoemd worden, aldus Purren, omdat hij op dit ogenblik een zeer hoge functie bekleedt in een Afrikaans land.

Aanvalsplan

André Louwagie uit Ukkel, in februari jongstleden door ons geïnterviewd, verklaarde toen andere dingen. Louwagie was tot 1962 adjunct-administrateur van de Staatsveiligheid in Katanga en was goed bevriend met Quintin. Hij zat afgelopen week ook in de getuigenstoel te Bergen, maar sprak niet over dit aanvalsplan, en werd er evenmin door iemand om gevraagd.

Louwagie verklaarde ons van 1965 tot 1970 te Brussel een “persagentschap” te hebben geleid, dat nieuws over Afrika aan sommige economische groepen doorspeelde. “Quintin was in die periode mijn gelegenheidsmedewerker voor Centraal-Afrika”, aldus Louwagie.

In december 1966 werd Schramme bij Mobutu ontboden, en ontving uit zijn handen de “Ordre de la Bravoure” en het brevet van kolonel in het ANC. Bij dit onderhoud was ook de Franse huurlingenleider Bob Denard aanwezig. Mobutu deelde Schramme mee dat het tijdperk der blanke huurlingen en van de zwarte Léopards voorbij was.

“Op dat ogenblik besefte Schramme dat het met hem was afgelopen”, aldus Louwagie. “Slechts één man kon hem helpen: Tsjombé. Maar die zat in ballingschap in Madrid. Daarom benaderde Schramme Maurice Quintin, die over en weer kon reizen tussen Yumbi en Madrid, en die hij kende als rondtrekkend handelaar in de Kivu-provincie. Er werd daar met de hulp van Belgische officieren, een aanvalsplan opgesteld, het “Plan Kerillis”. Mobutu had er echter weet van: op de zitting van de UNO-Veiligheidsraad van 7 juli 1967 beschuldigde de Congolese vertegenwoordiger Idzumbuir trouwens een hoger Belgisch officier mee dit plan te hebben ontworpen. Start van het “Plan Kerillis” was voorzien op 1 juli 1967. Op diezelfde dag werd in Spanje het vliegtuig met Tsjombé door CIA-agenten afgeleid naar Algiers. De Katangese leider werd er opgesloten in de gevangenis en stierf er in 1969.”

“Het plan bestond echt”, aldus Louwagie. “Terwijl de Belgische Union Minière in die jaren Tsjombé aan haar kan verkoos, vonden de Amerikanen dat Mobutu beter hun belangen diende. Ik noem hierbij de namen van diengenen die in het toenmalige Congo tegen Tsjombé hebben geageerd: Maurice Templemans, Amerikaan, vriend van Mobutu en president-generaal van de Société Minière de Tenke-Fungurune, Frank Devlin, CIA-chef te Leopoldstad, en zijn assistenten Laurens en Willard”. Wie van de twee getuigen, allebei op vraag van de familie Quintin verschenen, heeft nu gelijk?

Bron: Gazet van Antwerpen | 9 December 1985

Rodrigue vrij, arrest tegen Schramme in april

Na anderhalf uur beraadslagen antwoordde de jury (twee vrouwen en tien mannen) voor het Assisenhof van Henegouwen, negatief op de vraag: “Is Rodrigue schuldig aan vrijwillige doodslag op Maurice Quintin?” Meteen was Rodrigue weer een vrij man.

De voorzitter deelde op deze laatste procesdag mee dat Schramme bij verstek in april e.k. door hetzelfde Hof zal gevonnist worden. Eerder op de dag had het Hof de geschreven verklaring van Louis Otten gehoord. Otten stelde, net zoals in 1968, dat de feiten zich inderdaad in de mess hadden voorgedaan, en niet in de brousse, zoals de Zuidafrikaan Purren had beweerd. Dan getuigde mijningenieur Bontemps, die in die jaren Schramme en Quintin te Yumbi had gekend en die niets negatiefs over de betrokkenen kon meedelen. Hij verzekerde dat Schramme door de mijndirectie nooit enige beloning in het vooruitzicht was gesteld.

De advocaten van de burgerlijke partij eisten een symbolische frank schadevergoeding, als “moreel eerherstel voor de familie”. De jury moest antwoorden op de vraag of Rodrigue vrijwillige doodslag had gepleegd, en indien ja, of dit met voorbedachte rade was gebeurd. Na anderhalf uur beraadslagen maakte ze haar beslissing bekend. Vermits op de eerste vraag negatief werd geantwoord, viel de tweede buiten beschouwing. Rodrigue moest de voorzitter vragen het besluit nog eens te herhalen. Dan glimlachte hij en bedankte het Hof. In de zaal tuurden de drie dochters en de weduwe van Quintin inmiddels met een verwrongen gelaat zwijgend naar de grond.

Bron: Gazet van Antwerpen | 10 December 1985

"Le monde est dangereux à vivre! Non pas tant à cause de ceux qui font le mal, mais à cause de ceux qui regardent et laissent faire." Volg ons via » Facebook | twitter | YouTube

13

Re: Jean Schramme

“Huurlingen redden mensen”

Het verdere getuigenverhoor in de zaak-schrammen-Rodrigue voor het Assisenhof van Henegouwen nam gisteren weer de hele dag in beslag. Al onmiddellijk werd het muisstil toen Henri Samuel op de getuigenstoel plaatsnam. Samuel was in 1968 Krijgsauditeur, en maakte in 1965 deel uit van een missie van magistraten die naar Congo werd gestuurd om er de rechtspraak te reorganiseren.

De krijgsauditeur vertoefde toen eveneens te Yumbi waar hij Schramme leerde kennen, en te Bukavu, waar hij Quintin ontmoette.

“Niemand wist in die tijd wat Quintin te Bukavu juist uitspookte”, aldus Samuel. “Hij stond er bekend als smokkelaar. Voor wat Schramme als militair betreft, kan ik benadrukken dat hij een sterke discipline in zijn groep handhaafde. Zijn soldaten en hijzelf droegen nette uniformen en er heerste orde en tucht.”

“De situatie van de blanke huurlingen in de schoot van het ANC was onduidelijk”, aldus Samuel. “Hij dan ook, zij vormden op dat ogenblik een onderdeel van het officiële Congolese leger.”

Wanneer de voorzitter over Quintins executie begint, antwoordt de getuige: “Ik kan daarover enkel zeggen dat Schramme daartoe de bevoegdheid in het betrokken gebied bezat.”

En wat zou er gebeurd zijn als Quintin zijn bedreiging zou ten uitvoer hebben gebracht en Schramme bij Mobutu hebben aangeklaagd? Wil de voorzitter weten. “De gevolgen zouden zowel voor de blanken als voor de zwarte Léopard verschrikkelijk zijn geweest”, antwoord Samuel. “Te Yumbi heerste een oorlogssituatie. De omstandigheden lieten Schramme niet toe beroep te doen op juristen, magistraten en psychiaters, want die bevonden zich honderden kilometers verder.”

Voorzitter: “Vindt u het normaal dat zulke ‘rechtzitting’ in een bar plaatsvindt?”

Samuel: “Mijnheer de voorzitter, in de brousse bestonden toen geen gerechtshoven zoals hier. Ikzelf heb rechtzettingen meegemaakt in restaurants …”

De tweede getuige is André Louwagie, die aanvankelijk dinsdag werd verwacht, maar pas gisteren opdaagde. Louwagie was tot 1972 adjunct-administrateur van de Staatsveiligheid in Katanga. Hij kende Quintin persoonlijk, en beschouwde hem als een goede vriend. “Quintin was geen avonturier in pejoratieve zin”, zegt Louwagie. “Hij probeerde in die tijd zijn materiële situatie te verbeteren. Voor zover ik weet heeft hij niemand schade berokkend. En dat hij sjacherde op de zwarte markt, was heel normaal in die periode want in die dagen heerste het recht van de sterkste. De durvers konden geld verdienen.”

Hulde

Robert Lamouline, in die jaren als Belgisch beroepsofficier en technisch raadgever officieel door Brussel bij Tsjombé ingedeeld, komt als volgende aan de beurt. “Ik kende Schramme tot eind 1972 in Katanga”, aldus Lamouline. “Hij opereerde met zijn groep in het oosten van de mijnprovincie. Ik ontmoette hem terug in 1965, toen zijn bataljon en dat van Denard weer onder mijn bevel kwamen. Eenmaal heb ik Schramme moeten bedreigen met Krijgsraad omdat hij talmde mijn bevel tot actie uit te voeren. Voor de rest genoot hij mijn volste vertrouwen. In zijn groep heerste een enorme discipline. Schramme stuurde zelfs zonder pardon verschillende, minder tuchtvolle elementen, terug naar België.”

Lamouline brengt vervolgens een regelrecht eresaluut aan de huurlingen in het voormalig Belgisch-Congo. Het woord “huurling” heeft bij het grote publiek nog steeds een pejoratieve klank, aldus een getuige. “Slechteriken vind je overval in de maatschappij. Maar vergeet alsjeblief nooit, mijnheer de voorzitter, dat deze ‘affreux’ zoals ze bij het grote publiek werden genoemd, tienduizenden blanken en zwarten van een gewisse dood hebben gered. Diegenen die het blazoen van de huurlingen bekladden, willen hiermee enkel zichzelf genoegdoening verschaffen.”

Bloedbad

Minder fraai wordt Schramme afgeschilderd dor dokter André Gleviczky, in 1967 geneesheer te Bunia. “De ‘pacificatie’ van het Maniëmagebied door Schramme heb ik ervaren als zeer bloedig”, aldus deze getuige. “Schramme had bevolen dat alle rebellerende officieren die met het wapen in de hand werden aangetroffen, onmiddellijk moesten worden geëxecuteerd. Duizenden mensen zijn in het gebied gedood. Ikzelf was er getuige van hoe op last van Schramme bij de Kowa-rivier drie executiepalen werden opgericht, en hoe daar 30 zwarten werden gefusilleerd.”

In de loop van de namiddag komt Quintins weduwe aan het woord. Zij verklaart dat zij meestal niet wist waar haar man naartoe trok en met welke zaken hij zich bezighield. “Nu pas krijg ik een beter beeld van hetgeen er toen allemaal is gebeurd”, aldus mevrouw Quintin. “17 jaar lang al moeten mijn 3 dochters en ikzelf horen dat hun vader - mijn man - een verrader was, een ongure kerel …”

Mevrouw Quintin vertelt hoe ze in 1954 naar Belgische Congo trokken, en er te Leopoldstad, Bukavu en Bujumbura woonden. In 1961 keerden ze terug naar België, om een paar jaar later naar Brazilië te emigreren, en er te Bottucatu in de Matto Grosso eerst een groenteplantage en dan een kippenkwekerij te proberen. Na amper één jaar keerden ze naar België terug, en vertrokken in 1964 weer naar Congo, waar ze te Bukavu gingen wonen. In 1966 keerden ze terug naar Brussel.

“Inderdaad, al die tijd was mijn man veel op reis”, beaamt mevrouw Quintin. “Wat. Hij deed en waar hij vertoefde, vertelde hij me nooit. Maar dat hij een brutale schurk was, heb ik nooit ondervonden. Als hij inderdaad goud- en diamantsmokkelaar was, dan zou ik toch bemiddeld zijn achtergebleven. Welnu, ik ben uit pure armoe voor mijzelf en mijn dochters moeten gaan werken.”

Bron: Gazet van Antwerpen | 5 December 1985

"Le monde est dangereux à vivre! Non pas tant à cause de ceux qui font le mal, mais à cause de ceux qui regardent et laissent faire." Volg ons via » Facebook | twitter | YouTube

14

Re: Jean Schramme

Belg speelt huurling in Bolivia

De beruchte Belgische huurlingenleider Jean Schramme, ex-kolonel, zou thans in Bolivia actief zijn en wel als leider van de SES, een speciale paramilitaire veiligheidsorganisatie, die de rechtse militaire junta steunt. Deze junta kwam vorig jaar na een staatsgreep aan de macht. Dat Schramme, die in de jaren '60 bij allerlei acties in Kongo, het huidige Zaïre, betrokken was, nu in dienst zou zijn van de Boliviaanse junta, staat in een geheim rapport van de Belgische Staatsveiligheidsdienst.

Belgische kranten hebben dezer dagen over het rapport bericht. Volgens het rapport zou huurlingenleider Schramme in Bolivia worden geholpen door drie Vlamingen. Genoemd wordt Albert van Ingelgom, na de oorlog bij verstek veroordeeld wegens zijn aandeel in de nazi-misdaden in het concentratiekamp Auschwitz. De beide andere Vlamingen dragen de naam Van de Zande. De jongste van dit tweetal zou de bijnaam "El Tigre" (de tijger) hebben gekregen wegens het folteren van gevangenen.

Jean Schramme was zowat bij alle opstanden in Kongo na de onafhankelijkheid betrokken. Hij leidde de gendarmes van Tsjombe in de provincie Katanga. Later streed Schramme onder generaal Moboetoe, thans president, tegen aanhangers van Loemoemba. In België werd Schramme in 1968 gearresteerd en beschuldigd van moord op een Belgische huurling in Zaïre. Schramme wist echter in 1969 naar Spanje te ontkomen, vanwaar hij naar Zuid-Amerika vertrok.

Bron: De Volkskrant | 17 Juni 1981