Toen generaal Charles De GaulIe in 1959 als eerste president van de Vijfde Republiek werd verkozen, waren de onderhandelingen allang aan de gang. Hoe de president en zijn politieke aanhang beschermen tegen de almaar toenemende oppositie, vooral vanuit Frankrijks kolonie Algerije? Dat was de hamvraag. Men dacht de oplossing te vinden in de oprichting van een parallelle politie, de Service d'Action Civique, kortweg SAC. De SAC had officieel tot doel: 'Het verzamelen van alle personen, zonder onderscheid van mening of ras, die de acties van Generaal De GaulIe wensen te ondersteunen. Hiertoe zal de vereniging een burgerlijke actie voeren op cultureel en sociaal gebied, en buiten alle politieke actie om.’ Apolitiek?
Wat de grondleggers precies van hun geesteskind verwachtten, zou al vlug blijken. Tussen 1961 en 1967 moest de nieuwe politie met alle middelen de macht indijken van de leden van de 'Organisation Armée Secrète' (OAS), de gewapende voorstanders van een Frans Algerije. Immers, met de afkondiging van de onafhankelijkheid van Algerije in 1962 was de kous nog niet af: vele OAS-leden en -sympathisanten bleven zich verzetten tegen De Gaulle's dekoloniseringspolitiek.
In nauwe samenwerking met de SDECE, de officiële Franse geheime dienst, rekruteerde de SAC 'harde mannen' uit de onderwereld en bij extreem-rechts. Om de geheime acties tot een goed einde te brengen, moest men beroep kunnen doen op 'mannen met baarden', mannen, van geen kleintje vervaard en tot alles in staat! Via dergelijke kringen kreeg de parallelle politie ook contacten met de PIDE, de Portugese politieke politie. Stilaan draaide rond de politie van De GaulIe een netwerk van gangsters.
In 1968 kraakte de Vijfde Republiek in haar voegen. De memorabele mei-dagen trokken uiteraard de belangstelling van de SAC. De studentenopstand zorgde er ook voor dat vele ex-OAS'ers hun rancunes ten aanzien van de gaullisten opzij schoven en de rangen van de parallele politie gingen vervoegen om het 'marxistisch geweld' te bekampen. Met dit doel werden her en der knokploegen op het getouw gezet en provocateurs ingeschakeld. Er bestond zelfs een gedurfd plan om, in samenwerking met lokale neo-fascistische groeperingen, op 24 mei 1968 'subversieve elementen' over geheel Frankrijk te interneren in het Charletty stadion. De 'Opération Stade' ging evenwel niet door wegens een juist op die dag bereikt akkoord tussen de regering en de CGT, de Franse communistische vakbond. Toen dictator Pinochet in 1973 aanhangers van Allende opsloot in het voetbalstadion van Santiago, was dat dus een weinig origineel idee.
Als gevolg van die ontwikkelingen werden de SAC-lokalen - toen gevestigd in de Rue de Solférino te Parijs (waar ook de burelen van het spionagenetwerk van Foccart, gespecialiseerd in acties op het Afrikaanse continent, en de burelen van De GaulIe te vinden waren) - ontmoetingsplaatsen voor neo-nazi's, drugtrafikanten en wapenhandelaars. Drugs en wapens zorgden trouwens samen met de later aan het licht gekomen afpersings-, oplichtings- en chantagepraktijken voor de nodige financiële middelen. Betekende dit dat de SAC uit de handen van de gaullisten glipte en virtueel werd overgenomen door gangsters? De in 1982 geïnstalleerde parlementaire onderzoekscommissie spreekt dit flagrant tegen: in haar rapport staat bijvoorbeeld vermeld dat tenminste van 20 maart 1967 tot 30 oktober 1969 ene Charles Pasqua eerste ondervoorzitter was. De vroegere gauIlist Pasqua is anno 1987 minister van Binnenlandse Zaken, Industrie en Veiligheid van Frankrijk.
Op het einde van de jaren zestig begonnen sommige elementen van de SAC aandacht te krijgen voor een vreemde, mysterieuze organisatie die, zo bleek, reeds doordrongen was van inlichtingsagenten van andere diensten. Het oog van de SAC viel op de 'Ordre Souverain et Militaire du Temple de Jérusalem'. De infiltratie kon beginnen. In 1970 neemt Charly Lascorz, 48 jaar en ex-SAC-verantwoordelijke, in opdracht van de SAC contact op met Groot-Prior Zdrojewski die, zoals reeds gezegd, goed gekend is in gauIlistische kringen en Europese inlichtingsmilieus. Charly wordt door Zdrojewski prompt tot 'Chargé de Mission' van de Orde benoemd. Blijft één probleem: hoe zich ontdoen van de Portugese graaf Sousa Fontes, die de grote baas van de Orde is? Waarom moet Sousa Fontes weg? Om via Zdrojewski zelf het roer in handen te nemen, zeggen de meeste publicaties. Maar er is wellicht nog een andere reden: juist rond die tijd vertroebelen de relaties tussen de SDECE en de inlichtingsdiensten van Foccart enerzijds en de PIDE en haar annex Aginter Press anderzijds. De toenemende verschillen tussen Frankrijk en Portugal inzake de te voeren Afrika-politiek is daar waarschijnlijk de oorzaak van. En Sousa Fontes was, zo schreef een ex-SAC agent, nauw gelieerd met de PIDE. Moest Sousa Fontes daarom verdwijnen?
Hoe dan ook, in oktober 1970 is het zover. In het Salon des Républicains te Parijs, wordt na druk voorafgaand overleg met de uiterst sterke Duitse afdeling van de Tempelorde een internationaal convent van de 'Ordre Souveraine et Militaire du Temple de Jérusalem' belegd.
SAC-agent Lecavelier, Tempelridder en latere verantwoordelijke voor de fichier van de Orde, schrijft hierover: '... mij is opgedragen om de partisanen van Sousa Fontes op alle mogelijke manieren te dwarsbomen. Volmachten van commandeurschappen die hem gunstig gestemd zijn, verdwijnen; stembiljetten worden vervangen door andere, sommige afgevaardigden die verkeerd kiezen, worden meegenomen voor een 'wandelingetje' tijdens de stemming. Omdat ze zulke gespierde maatregelen niet gewoon zijn, begrijpen die arme mensen er helemaal niets van. Zdrojewski wordt met een overweldigende meerderheid gekozen.'
'Om de verkiezing van de nieuwe grootmeester te vieren, wordt er een mis opgedragen in de tempelierskerk Saint-Nicolas-des-Champs, rue Saint-Martin; wij worden officieel ontvangen door de adjunct-president van de Conseil de Paris, die herinneringsmedailles en diploma's uitdeelt aan de grootmeesters van buitenlandse Ordes. Het geleide bezoek aan het stadhuis wordt gevolgd door een lunch. Vervolgens wordt er een bos bloemen neergelegd aan de voet van het standbeeld van Jacques de Molay, aan de Square du Vert-Galant... Het hoogtepunt van de dag blijft onze optocht aan de Champs Elysées, in vol ornaat (grote witte kapmantel en een groot rood kruis) en met Charly Lascorz aan het hoofd. Opnieuw wordt een bos bloemen neergelegd, ditmaal onder de Arc de Triomphe, tijdens een officiële plechtigheid waarbij de volgende personen aanwezIg zijn: Camy-Perret, verantwoordelijke van de SAC voor de Pyreneeën, rechterhand van Pierre Messmer; ... , Lamirand, secretaris-generaal voor de Jeugd tijdens het Vichy-regime; Meunier, afgevaardigde van het 1ste Arrondissement; twee afgevaardigden in functie; en een hele reeks generaals, kolonels, etc.'
Wat betekende die overwinning voor Zdrojewski en de SAC? Charly beschikte over een spookfirma, de 'Société d'Etudes Techniques et Commerciales (SETEC), om, in het kader van de gaullistische strijd, zowel extreem-links als extreem-rechts te ficheren. Dat ook extreem-rechts niet onmiddellijk als een onvoorwaardelijke bondgenoot werd beschouwd, heeft vooral te maken met de Algerijnse perikelen en de naweeën ervan. Via die fichering trachtte de SAC dan ook de 'Ordre Nouveau’ verder en doelmatiger te manipuleren. Maar SETEC diende zich noodzakelijkerwijze tot het Franse grondgebIed te beperken. Dank zij de Orde van de Tempel kon plots heel Europa worden bestreken!
De 'Chargé de Mission' van de Orde liet er uiteraard geen gras over groeien: 'Charly Lascorz knoopt contact aan met de hoogste rangen, in federaal Duitsland, in het bijzonder met leiders van het CDU, zoals Rainer Barzei of Max Wemer. In München had hij interessante gesprekken met: de Beierse leider Franz-Jozef Strauss; Dr. Gerhard Frey, directeur van de 'Deutsche National Zeitung und Soldaten Zeitung'; Dr. Emilian, bezieler van de extreem-rechtse beweging Aktion Widerstand'; afgevaardigde en oud-minister Schroeder; Berthold Beitz, directeur van Krupp; majoor Krajewski en Michael Hotzendorf twee nauwe samenwerkers van generaal Wessel, van de BND, de zeer officiële federale inlichtingendienst. Openlijk ging het om niets anders dan het oproepen tot een nieuwe, internationale kruistocht tegen het marxisme en de revolutionaire krachten.' Een nieuwe kruistocht, na al die jaren. Wie had daarvan nog durven dromen?
Ook in Frankrijk worden de gevolgen van Charly's enthousiasme ervaren. In bijna alle Franse commanderijen van de Orde komen SAC-leden en oud-SAC-figuren aan de top te staan. De Tempelorde wordt als het ware de militie van de SAC. Of omgekeerd... Na meer dan 600 jaar beschikte de Orde opnieuw over een militaire vleugel!
Door valse diplomatieke paspoorten, valse adelbrieven en valse perskaarten, afkomstig van de Orde, kregen de nieuwe kruisvaarders bovendien onverhoopte mogelijkheden. Grenzen vormden geen onoverkomelijke hindernissen meer, en men kon terecht in de hoogste kringen. Gouden tijden dus voor illegale wapentransporteurs, drughandelaars en hun spitsbroeders. Een andere merkwaardige relatie van de Tempelorde in die tijd was de 'Grande Loge Nationale de France', een maçonnieke orde van extreem-rechtse signatuur. Aan het hoofd ervan stond toen een zekere Baylot, oud-prefect van politie. Die was in 1950 medestichter van de beweging 'Paix et Liberté' , gesteund door de CIA en de NATO. Paix et Liberté zou, naast het voeren van hevige anti-commumstische propaganda, ook anti-arbeiders-commando's op poten zetten om te ageren in syndicale kringen. Baylot en zijn 'vrijmetselaars' waren dus welgekomen wapenbroeders.
Er kwam echter een kink in de kabel. Op 10 december 1972 barstte het schandaal los. Op die dag viel de 'anti-gang' brigade van de Franse gerechtelijke politie de lokalen van SETEC en de Tempelorde binnen. Ze waren beide gevestigd op hetzelfde adres. Zes werknemers of geassocieerden werden aangehouden en beschuldigd van 'omkoping van overheidspersonen, chantage en afpersing'. De permanente oorlog tussen officiële inlichtingsdiensten en de parallelle polities werd Charly en zijn bende fataal. De kruistocht was blijkbaar afgelopen … Op 23 augustus 1973 signeerden Zdrojewski en de toenmalige Grand Sénéchal van de Orde, Georges Lamirand, nog minister van de Jeugd tijdens en Nazi-gezinde Vichy-regime, de ontbinding van het Franse Groot-Ploraat. Was de kruistocht werkelijk ten einde?
De slachtpartij
Het is 18 juli 1981. Vakantie in Frankrijk. Niet voor iedereen. Het is 10 uur. Bij leraar Jean-Bruno Finochietti rinkelt de telefoon. Meneer 'Z' wil hem onmiddellijk spreken. Op de plaats van de afspraak, zo'n half uur later, treft Finochietti zijn vrienden Ange Poletti en Lionel Collard, een ex-legionair. Meneer 'Z' geeft er zijn instructies. Een plan is rijp... Van daaruit trekt het gezelschap, zonder meneer 'Z' naar Didier Campana, ook al een goeie kennis van Finochietti. De vier mannen wachten op Jean-François Massoni. Die zou pas arriveren rond 13 uur, na zijn werk op de PTT. Intussen etaleren de mannen enkele merkwaardige attributen op een tafeI in Campana's huis: wapens, matrakken, gasbommen, chirurgische maskers, verrekijkers, touwen en commando-messen. Dat materiaal wordt zorgvuldig in een enkele dagen eerder gestolen Estafette opgeborgen. Zodra Massoni is aangekomen, vertrekt het gezelschap met de bestelwagen richting Auriol, nabij Marseille.
Die dag raast een hevige mistral rond de Franse Middellandse Zee-kust. De dakpannen van het luxueuze landhuis in Auriol, waar de groep halt houdt, klapperen onheilspellend. Een voorteken? Jacques Massie, stagiair politie-inspecteur, eigenaar van het landjuweeltje, is blijkbaar niet alleen thuis. Voor het landhuis staan drie auto's geparkeerd: een Mercedes, toebehorend aan de schoonouders van Massie, een R5 van de werkmannen die het huis opknappen; en de AMI-8 van Massie zelf. Even wachten dus... Drie uren houdt het gezelschap nauwlettend het huis in de gaten. Eindelijk vertrekken de Mercedes en de R5. Blijft de AMI-8. Jacques Massie is dus alleen: de tijd is rijp! Het is nu 18 uur.
Campana en Poletti stappen uit de Estafette en begeven zich naar de voordeur. Daar wacht hen een verrassing: Massie is er niet. Hij is met een geleende auto naar Orange, een stadje dichtbij de Rhône, honderd kilometer landinwaarts. Marie-Dominique, Massie’s vrouw, en de vriend van Massie's zuster, Georges Ferrarini zijn wel in het huis. Wat nu? Campana slaat Ferrarini neer met de kolf van zijn pistool en Poletti verdooft Marie-Dominique met een gasbom. Beiden worden naar boven gesleept, gekneveld en vastgebonden aan een stoel. Het is rustig nu. De andere commando-leden kunnen binnenkomen. Wanneer arriveert Massie?
Nauwelijks 45 minuten na de gewelddadige raid wordt er op de deur geklopt: Massie's schoonouders staan met Alexandre, hun achtjarige kleinzoon, voor de deur. Alexandre valt bijna om van de slaap. De schoonouders vormen geen enkel probleem voor de bandieten. Ze worden op geen tijd onschadelijk gemaakt en op de eerste verdieping bij de rest van de familie gebracht. Voor hij In slaap valt, fluistert de kleine Alexandre Finochietti smekend: 'doe mijn moeder geen kwaad, ik zal braaf zijn'. Alexandre kent Finochietti. Hij kwam regelmatig bij de Massie’s thuis. De leraar neemt het kind in zijn armen en draagt het naar boven, waar hij nerveus de bewakingstaak op zich neemt. De spanning stijgt.
Massie duikt maar niet op. Bovendien werd Finochietti ook herkend door Massie's vrouw Marie-Dominique. Hij is ontmaskerd. Dat zou het einde betekenen. Tenzij … Georges Ferrarini wordt als eerste gedwongen de trap af te dalen. Hij wordt gewurgd met een rijgsnoer en in de bestelwagen geworpen. Collard bewerkt hem vervolgens met zijn mes, want Ferrarini lijkt wel onsterfelijk. Dan is het de beurt aan Massie's 70-jarige schoonvader. Die krijgt een plastiek zak in de mond gepropt. Zeventien messteken maken een einde aan zijn leven. Ook de schoonmoeder van Massie ondergaat hetzelfde lot. Het bloed gutst langs alle lanten. De lijken worden in allerijl in de Estafette geworpen.
Marie-Dominique en haar zoontje zijn de laatste overlevenden. Niet voor lang. Marie-Dominique daalt de trap af en tracht te vluchten. Maar Poletti is haar te vlug af. Hij rukt een pook van de schouw en verbrijzelt er haar schedel mee. Marie-Dominique wordt verkracht. Tenslotte komt Finochietti met het kind in de armen naar beneden. Poletti, de pook nog in de handen, bewerkt Alexandre. Finochietti voelt de stuiptrekkingen van het kind. Alexandre kermt. De leraar brengt het kind vervolgens naar de Estafette en maakt met zijn commando-mes een einde aan het lijden. Alle lijken liggen nu in de bestelwagen.
Collard en Massom rijden naar een verlaten mijn, zo'n honderd kilometer verderop. Daar worden de lichamen gedropt. In het landhuis blijven Finochietti, Poletti en Campana achter. Ze wachten nog steeds op Massie. Eindelijk! Rond 3 uur 's morgens houdt een wagen halt voor het huis. Het is Massie! Finochietti gooit een gasbom naar Massie's hoofd, maar de mistral devieert het projectiel. Massie trekt onmiddellijk zijn trouwe 357-Magnum. Poletti reageert prompt. Met de pook slaat hij het wapen uit de handen van de inspecteur. Finochietti slaat Massie neer en vermoordt hem met zijn mes. De slachting is ten einde. De opdracht is volbracht. Alles zit onder het bloed. De mistral doet de dakpannen nog steeds kletteren.
Enige tijd later worden de vijf mannen aangehouden, samen met Jean-Joseph Maria, de chef van het gezelschap. Finochietti had op de plaats van de slachting vingerafdrukken achtergelaten... Op vrijdag 17 mei 1985 valt het verdict: Maria Collard en Poletti krijgen levenslange opsluiting, Finochietti en Campana 20 jaar, terwijl Massoni er met 15 jaar internering vanaf komt. De uitspraak op vrijdag 17 mei 1985 betekende het einde van een wel zeer turbulente periode in de Franse gerechtsgeschiedenis. Want het proces van de slachtpartij in Auriol was ook een politiek proces. Wat was het motief voor de moorden? Een duidelijk antwoord werd nooit gegeven. 'We zochten belangrijke documenten', verklaarde Finochietti tijdens het proces. Welke documenten?
De vijf moordenaars waren allemaal lid van de Marseillaise SAC. Maria was bovendien interim-chef voor Marseille. Hij verving ... Jacques Massie, die stagiair politie-inspecteur was geworden. Was de slachtpartij een interne afrekening? Chanteerde Massie sommige vooraanstaanden? Moest hij daarom verdwijnen? Vragen die wellicht nooit een antwoord zullen krijgen. Er zijn echter hypothesen... Een daarvan is uiterst merkwaardig. Ze kreeg relatief weinig aandacht in de media en werd meermaals afgedaan als al te fantastisch. Nochtans betrof het een van de weinige hypothesen die ondersteund werden door een getuige, anoniem weliswaar. Paul Tesseire, journalist bij het communistische dagblad 'La Marseillaise', vertelt te Nice een man te hebben ontmoet die beweert dat Massie's dood in verband moet worden gebracht met een wapentrafiek tussen Frankrijk en Italië.
Volgens die man zijn het 'Italiaanse zakenrelaties van de P2 die de verzonden wapens bij ontvangst controleerden. Dit gebeurde onder toezicht van machtige personen die verenigd zijn in een geheim genootschap van het vrijmetselaarstype, en die de Tempeliers worden genoemd. Deze Tempeliers werden in het begin van de jaren zeventig gesticht door verscheidene leden van de SAC, onder wie mijnheer M., een van de mannen die de organisatie moesten zuiveren van ongewenste elementen, en in 1969 naar Marseille werd gezonden door Jacques Foccart... In 1977 verschijnt Massie voor het eerst bij de Tempeliers, en wordt er zeer actief en ambitieus. Dit brengt hem uiteindelijk ten val. De mannen die verantwoordelijk waren voor die trafiek konden zijn ongegeneerde en uitdagende houding niet toelaten. Vier maanden geleden heeft hij inderdaad deelgenomen aan een levering van wapens die in Turkije aangekocht werden. Massie was van plan de 558 miljoen Anciens Francs, die deze handel had opgebracht, voor zich te houden. Hij beweerde dat hij niet genoeg betaald was geweest. En aangezien dit gebeurde in de periode van de presidentsverkiezingen, lag het voor de hand dat deze onbezonnen daad confrontaties zou uitlokken.'
'Daarbij komt dat Massie... zijn vrienden gaat verraden door een deel van de som te gebruiken om bij te dragen aan de financiering van twee kandidaten van de UDF-lijst in twee kiesdistricten van Marseille. Om deze reden werd hij herhaaldelijk geschaduwd. Zo heeft hij de toorn op zich geladen van Mijnheer M. en van een van zijn naaste bloedverwanten, een zekere R., uitbater van een gekende nachtkroeg te Marseille. In Parijs kon men ook niet toelaten dat Massie zich als weerhaan gedroeg. Bovendien was het hoog tijd om de rekening te vereffenen met de financiers, die eigenlijk zeer zware jongens zijn, die beschermd worden en zich in het zakenleven hebben teruggetrokken. Uiteindelijk heeft Massie het gevaar voelen naderen en heeft zich tot bevriende politiemannen gewend, die echter niets voor hem konden doen. Alles was reeds beslist. Men moest het geld en enkele belastende documenten recupereren, en indien nodig, een voorbeeld stellen. Zonder het toeval en enkele onhandigheden was deze zaak misschien nooit publiek geworden. Bovendien is het zeer onwaarschijnlijk dat de mensen die belast waren met deze operatie ooit geweten hebben waar het precies om ging'. De wapens, zo vertelt de man nog, waren bestemd voor de Italiaanse terroristische 'Rode Brigades' ...
Onwaarschijnlijk? Vooreerst de bestemming van de wapens. Waarom zou bijvoorbeeld P2 de Rode Brigades steunen? Past dat niet in de zogenaamde 'Strategie van de Spanning' zoals uitgedokterd door vooral de Italiaanse neo-fascist Stefano della Chiaie, die zeer zeker in verbinding stond met topfiguren van P2? Niet onmogelijk. De getuige van Paul Tesseire verhaalt dat de Tempelorde in het begin van de jaren zeventig door leden van de SAC werd gesticht. Dat klopt niet hoewel die onnauwkeurigheid bij gebrek aan kennis omtrent occulte groepen te vergeven valt. Maar wie is die mysterieuze Mijnheer M ...? Als die kan worden ontmaskerd, zou de verklaring in 'La Marseillaise' zeer zeker aan geloofwaardigheid winnen.
Betrof het misschien Georges Michelon, SAC-verantwoordelijke rond 1968 voor Exterieure Relaties én 'Baljuw' van de Marseillaise commanderij van de Tempelorde onder het grootmeesterschap van Zdrojewski? Hij leidde een 23-tal 'ridders' en een 200-tal ‘schildknapen' die ‘een gevorderde militaire vorming genieten en degelijk geoefend worden in stadsguerilla’. Bijna allen hebben inderdaad deelgenomen aan de strijd tegen het OAS. De rest komt uit extreem-rechts. Zeer wel mogelijk! Hoewel Michelon, volgens de officiële kanalen slechts in 1971 en 1972 de functie van 'baljuw' uitoefende, dus tien jaar voor de moordpartij in Auriol. Maar misschien bleef de Orde in Frankrijk toch op een of andere manier voortleven. Is Mijnheer M... Michelon? Feit is, dat Jacques Massie in 1977 verantwoordelijke werd voor de SAC van Marseille, in opvolging van advocaat Yves Destrem, een zeer goede kennis van Michelon. Michelon had immers als taak de relaties te verzorgen met de provinciale afdelingen van de SAC.
Er is nog iets... Op 28 juli 1981, amper één dag nadat Paul Tesseire het verhaal publiceerde, verstrekt ene Alfred Zappelli vanuit Genève een communiqué aan het Franse persagentschap 'France-Presse’. Hierin zegt hij in naam te spreken van de 'Ordre Souverain et Militaire du Temple de Jérusalem'. Zappelli ontkent dat inspecteur Massie lid was van de Tempeliers-organisatie. Wie is Zappelli? Wat maakt dat Zappelli kan optreden in naam van de, of van een OSMTJ? En tenslotte, waarom moet Zappelli zich zonodig aangevallen voelen door de publicatie van het artikel in 'La Marseillaise'? Vragen, vragen, vragen. Vind ik er ooit een antwoord op?
Bron: Ridders van Nu | André Van Bosbeke
"Le monde est dangereux à vivre! Non pas tant à cause de ceux qui font le mal, mais à cause de ceux qui regardent et laissent faire." Volg ons via »
Facebook |
twitter |
YouTube