Notulen ministerraad 1990 bewijzen: premier Martens loog over Gladio
Op donderdag 15 november 1990 is er een ministerraad onder leiding van premier Martens. Niet verrassend gaat het deze keer opnieuw over Gladio. Het Belgische deel van Gladio werd in de jaren 50 opgestart, opgesplitst in twee verschillende organisaties: de SDRA8 voor de inlichtingendienst en de STC/MOB voor de staatsveiligheid.
Het netwerk werd publiek op woensdag 14 november 1990, toen de toenmalige minister van Defensie Guy Coëme het bestaan ervan officieel bevestigde. Dit gebeurde enkele maanden nadat premier Andreotti in Italië hetzelfde had gedaan.
Wilfried Martens zal tijdens een persconferentie op 9 oktober 1990 verklaren: “Ik ben al elf jaar premier, maar ik wist hoegenaamd niets van het bestaan in ons land van zo’n geheim netwerk.”
Uit de notulen van die raad midden november blijkt dat Martens een loopje met de waarheid nam.
Na de afhandeling van de agenda van die raad wordt door de regering zeer uitvoerig ingegaan op het bestaan van het network "SDRA-8", de zgn. "Gladio-affaire".
Martens geeft tijdens de ministerraad toe dat de toenmalige minister van Justitie Jean Gol, hem al in 1984 had uitgenodigd om een bezoek te brengen aan de Staatsveiligheid, die toen al haar "systemen" heeft getoond, o.m. het "Harpoon-systeem" dat ertoe diende om, in geval van bezetting van het land, ondermeer gecodeerde gegevens naar de regering in ballingschap door te zenden. Martens beweert toen de indruk te hebben gehad dat dit behoorde tot de normale taak van de Staatsveiligheid.
Martens had vervolgens contacten met de Nederlandse Minister-President Lubbers over dat systeem, die (nog) beter geïnformeerd was.
Minister Wathelet legt haarfijn uit wat dit “Harpoon-systeem” is van de VSSE en hoeveel mensen toegewezen zijn.
Minister Moureaux concludeert uit de uiteenzetting van Wathelet en Coëme dat 16 voltijdse personen en 10 auto’s ter beschikking van het geheime netwerk waren, waaruit volgens hem moet blijken dat deze personen iets anders hebben gedaan dan hun officiële opdracht laat vermoeden.
Er wordt door de regering wel overeengekomen omtrent de verstrekte informatie een strikte geheimhouding te bewaren.
Bron: T. Debels
Zelfde auteur:
Het Nederlandse kabinet spreekt alsnog grote waardering uit voor leden en nabestaanden van de Stay Behind-organisatie, een ultrageheime verzetsgroep die tijdens de Koude Oorlog klaarstond om het gewapend verzet te gaan vormen tegen de communisten. Het is voor het eerst dat de Nederlandse regering publiekelijk de organisatie prijst.
Nazaten van drie oud-leden van de organisatie uitten in 2017 in de Volkskrant hun frustratie over het gebrek aan openheid en erkenning van de regering. Het geheime werk van hun vaders had voor veel spanning en vragen gezorgd. Zij verenigden zich, verzochten om het openen van archieven en spraken in december met minister Ank Bijleveld van Defensie.
Demissionair premier Mark Rutte en Bijleveld spreken nu namens het kabinet ‘erkentelijkheid en grote waardering’ uit voor de oud-leden en hun nabestaanden. De brief is hier integraal te lezen.
‘Gedurende de vele jaren dat zij deel uitmaakten van de Stay Behind-organisatie hebben de leden zich, vanuit een hoge mate van vaderlandsliefde, voor een deel belangeloos en uiterst consciëntieus en professioneel op hun verantwoordelijke en moeilijke taak voorbereid in het belang van ons koninkrijk. Dit heeft in meerdere gezinnen aanzienlijke spanningen teweeggebracht en beperkingen opgelegd in de familie- en persoonlijke levenssfeer.
. De inzet verdient de allerhoogste waardering’, schrijven Bijleveld en Rutte. Het is voor het eerst dat de Nederlandse regering publiekelijk de Stay Behind-organisatie prijst.
De Volkskrant vandaag: "De verzetsorganisatie bestond uit een paar honderd burgers die tijdens de Koude Oorlog klaarstonden om als de Sovjet-Unie zouden binnenvallen het verzet te leiden. Een deel zou uitwijken naar Spanje, een ander deel zou in Nederland ondergronds gaan en een agentennetwerk aansturen. De coördinatie was in handen van Defensie, Algemene Zaken en de Binnenlandse Veiligheidsdienst, voorloper van de AIVD."
Leden mochten er niet over spreken, zelfs niet met hun echtgenoot. Ze hadden schuilnamen en leidden een dubbelleven. De groep was gespecialiseerd in psychologische oorlogsvoering, sabotage en liquidaties. Op tientallen plekken in Nederland waren wapens verstopt in ondergrondse opslagplaatsen.
Na het artikel meldden zich meer nazaten die dezelfde ervaring hadden. Defensie, Algemene Zaken en de inlichtingendiensten wilden echter geen openheid geven. Ook bleek een deel van het archief vernietigd en de rest tot staatsgeheim verklaard.
De Volkskrant: "Uiteindelijk ging een werkverband namens inmiddels acht oud-leden het gesprek aan met Tweede Kamerleden en Defensie. Dat heeft nu tot de eerste stap geleid. Verder is afgesproken dat er ‘nader archiefonderzoek’ zal volgen, een belangrijke wens van de nabestaanden. ‘Ons belangrijkste doel is het geopend krijgen van alle resterende overgebleven archieven, gericht op een volledige en integere geschiedschrijving waarin het werk van de agenten in alle facetten in beeld komt’, zegt Jansen op de Haar namens de werkgroep." Ook in België was een gelijkaardige organisatie actief.