Bouten heeft ook een gesprek gehad met Lebrun (pag. 532):
(...) Een eerder bezoek aan de villa [in Hoeilaart] had niets opgeleverd want de topadvocaat was verhuisd en bleek niet meer te pleiten. Pas onlangs vernam ik zijn nieuwe adres in Waterloo en besloot hem een bezoek te brengen, volgens mijn beproefde methode: gewoon onaangekondigd aanbellen want een telefonisch contact gaf de correspondent veel te gemakkelijk de kans mij vriendelijk maar beslist af te schepen. De Elisabethlaan in Waterloo is een doodlopende straat. Toen ik er die zaterdagnamiddag aankwam stond voor het huis van Lebrun een blonde vrouw te kletsen met haar overbuur. Het bleek de echtgenote te zijn van Lebrun die kort nadien zelf naar buiten kwam. Ik viel meteen met de deur in huis en vroeg terloops of ze Bouhouche kenden. Ik merkte een aarzeling. De man keek naar zijn vrouw en zij schudde ontkennend met het hoofd.
De gewezen rijkswachter Bouhouche. Hij is voor uw woning in Hoeilaart gesignaleerd.
"Oh die. Ja, ik herinner me zoiets."
En daarop tot haar echtgenoot: "Tu te rappele, chérie, la visite de la police qu’on a eu après les tueries à Overijse."
En dan tot mij: "Wij hebben hem nooit ontmoet. We woonden in Brussel. De villa heeft toen twee à drie jaar leeg gestaan voor verbouwingswerken."
Maar Bouhouche moet dit toch geweten hebben, dus stond hij in contact met iemand uit uw omgeving.
"Possible. Maar wij hebben met die zaak geen uitstaans."
Lebrun begon prompt over zijn werk als zakenadvocaat te praten met een indrukwekkend cliënteel, vooral Amerikaanse bedrijven en ook Air Zaïre. "Ik zat in het vliegtuig van de Zaïrese luchtvaartmaatschappij toen het in Zaventem aan de ketting werd gelegd. De maatschappij had de schulden te hoog laten oplopen. Bij mijn terugkeer naar huis heb ik een beroerte gekregen en heb zeker drie auto's geramd. Ik heb één maand in de coma gelegen. Mijn geheugen is daardoor voor een groot deel aangetast en ik heb mijn praktijk moeten stopzetten."
Dan begint een lang verhaal over enkele juridische zaken die hij ondanks een zwak dossier toch won. Ik besluit het over een andere boeg te gooien en geef de vrouw die me tot dan toe geen seconde uit het oog heeft verloren enkele complimenten over haar schoonheid. "Ik kan me voorstellen dat u toen als jonge vrouw veel succes had bij de mannen, want u bent nu nog een heel aantrekkelijke vrouw. U moet in het Brussel van toen heel wat ervaring hebben opgedaan."
Ik dacht aan al die partouses van le tout Bruxelles waarin de entourage van VDB het voortouw nam, maar ze schudt ontkennend het hoofd. "Je suis pas de Bruxelles mais de Montigny-le Tilleul." Ze dacht met dat ene zinnetje het gras voor mijn voeten te maaien maar mijn repliek kan tellen. Dan kent u Bernard Mercier? "Oui, bien sur, il était professeur. Je l’ai trés bien connu." En majoor Bougerol? Ik zag dat haar blik veranderde, ze aarzelde, dezelfde lichaamstaal als toen ik het woord "Bouhouche" uitsprak en ik kreeg de stellige indruk dat ze zich versproken had. "Neen, die ken ik niet."
Verschillende vragen dwarrelden door mijn hoofd. Had ze een relatie gehad met Bernard Mercier, een vriend van Bougerol en lid van de WNP? Was zij de contactpersoon tussen Bougerol-Mercier en Bouhouche? Verklaarde dit de aanwezigheid van Bouhouche voor haar woning? Mevrouw mag ik uw naam weten? "Neen, die zeg ik niet!" En waarom als ik vragen mag? "Daarom." Welk beroep oefende u vroeger uit? "Daar hebt u geen zaken mee."
Philippe Lebrun heeft het gesprek enigszins angstig maar ook met de nodige argwaan gevolgd. "Ze heeft nooit gewerkt, ze was huisvrouw." De conversatie heeft geen zin meer en ik besluit het Mercier zelf te vragen, als hij zich de vrouw tenminste nog wil herinneren.
"Le monde est dangereux à vivre! Non pas tant à cause de ceux qui font le mal, mais à cause de ceux qui regardent et laissent faire." Volg ons via »
Facebook |
twitter |
YouTube