Collega's, we beginnen met de vragen gericht tot de minister van Justitie, die echter zullen worden beantwoord door vice-eersteminister Peeters.
01 Vraag van mevrouw Sarah Smeyers aan de minister van Justitie over "het Bendeonderzoek" (nr. P2778)
Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de voorzitter, mijnheer de minister, de voorbije herfst werd het dossier van de Bende van Nijvel opnieuw van onder het stof gehaald. "Naar jaarlijkse gewoonte", hoort men de slachtoffers dan zeggen. Deze keer leek het echter anders. Door een aantal onthullingen in de media, onder andere over wie de reus zou zijn, kreeg het dossier opnieuw de aandacht die het verdient, werd het federaal parket ingeschakeld en werd het aantal speurders opgetrokken van 3 naar 26.
Nu blijkt echter dat het spoor naar de reus zo goed als doodloopt. Er wordt uitgesloten dat Christiaan Bonkoffsky, die volgens zijn broer op zijn sterfbed opbiechtte dat hij een lid van Bende van Nijvel was, effectief die reus zou zijn. Dat is verrassend nieuws waarbij iedereen opnieuw de wenkbrauwen fronst en waarbij de slachtoffers, voor wie dat toch allemaal heel emotioneel is, zich opnieuw heel veel vragen stellen.
Mijnheer de minister, ik weet dat het niet uw bevoegdheid is, maar ik hoop dat u toch terdege op onze vragen kan antwoorden. Op basis waarvan wordt Christiaan Bonkoffsky uitgesloten? Vindt men gewoonweg onvoldoende bewijs of zijn er elementen die in een andere richting wijzen?
Ik hoop, mijnheer de minister, dat minister Geens de slachtoffers daarvan op voorhand heeft ingelicht en dat hij hen opnieuw heeft uitgenodigd voor een nieuwe informatievergadering, zoals hij in het verleden al een paar keer heeft gedaan.
Heeft de minister een idee van hoeveel van die honderden tips intussen behandeld zijn en kunnen wij daarvan een stand van zaken krijgen? Kunt u ons geruststellen dat de tot nu toe gemaakte progressie in dit dossier niet voor niets is geweest en dat het onderzoek niet opnieuw begraven wordt?
Minister Kris Peeters: Mijnheer de voorzitter, collega's, collega Smeyers, het antwoord dat ik u namens mijn collega, de minister van Justitie, zal geven, is opgesteld na overleg met de federale procureur.
Op de inhoud, de vooruitgang en de resultaten van de onderzoeksdaden en het lopende gerechtelijk onderzoek ga ik niet verder in. Het nieuwe elan dat het onderzoek heeft gekregen, mag nu absoluut niet worden gehypothekeerd door het blootgeven van geheime gerechtelijke informatie. Zoals de minister van Justitie reeds vroeger heeft meegedeeld in de Kamer en in de commissie voor de Justitie, zijn er inderdaad extra middelen ingezet om dit strafdossier in al zijn aspecten zeer grondig voort te zetten.
De uitbreiding van de middelen situeert zich zowel op het vlak van de politiediensten als op het vlak van het gerecht. De beloofde uitbreiding van de speurdersequipe tot dertig voltijdse eenheden is zo goed als voltooid. Die speurders en analisten zijn volop bezig met het onderzoek. Ik doel dan op de federale politie en het Comité P.
De deskundige inzet van het federaal parket bij het gerechtelijk onderzoek is ook reeds maanden bezig. In nauwe samenwerking met de onderzoeksrechter worden een uitgebreid onderzoeksplan en gerechtsstrategie gevolgd.
De minister van Justitie benadrukt samen met de federale procureur dat het onderzoek nu de nodige sereniteit verdient. Er wordt verder hard aan gewerkt.
Collega Smeyers, ik ga er dan ook van uit dat de minister van Justitie alle informatie die hij kan en mag meedelen, op het juiste moment zal verschaffen. Sereniteit is nu absoluut nodig.
Sarah Smeyers (N-VA): Mijnheer de minister, ik dank u voor het antwoord. Iedereen hoopte dat die gouden tip over de Reus eindelijk een wake-upcall was voor Justitie en voor de politiek om dit dossier nieuw leven in te blazen en dat gebeurde ook. Het federaal parket werd ingeschakeld. Het aantal speurders werd opgetrokken naar dertig. De politie werd massaal ingeschakeld en ook het Comité P doet zijn werk.
Onze fractie hoopt dat de gemaakte progressie niet opnieuw wordt tenietgedaan en dat er niet opnieuw getalmd wordt. Uw antwoord stelt mij daarin enigszins gerust.
Mijnheer de minister, op het belfort van mijn stad Aalst, mijn burgemeester is hier ook, prijkt de leuze nec spe nec metu. Noch door hoop, noch door vrees mogen we ons laten leiden.
Soms zou men beginnen te vrezen als men hoort hoeveel mensen in dit dossier al bedreigd zijn, hoeveel mensen bang zijn om te spreken.
Ik hoop dat de minister van Justitie in een rechtstaat die naam waardig dat niet toelaat, dat hij mensen geruststelt, dat hij mensen aanspoort om tips te blijven geven. De hoop op de waarheid hebben velen en misschien de slachtoffers ook al lang opgegeven, maar Justitie mag verdorie niet toelaten dat we in dit dossier de hoop verliezen.
Het incident is gesloten.
Bron: Verslag Plenumvergadering van De Kamer nr. CRIV 54 PLEN 226 | 26 april 2018