Vlaamse Militanten Organisatie en haar opvolgers
Vanwege de status als grootste Vlaams-nationale actiegroep, het lijvige aanwezige parketdossier en dus de overduidelijke aandacht van de ordediensten voor de VMO is een uitgebreide toelichting nuttig. Daarom ga ik hier iets anders te werk. Eerst voorzie ik een korte schets van de VMO in al haar gedaantes om vervolgens de nuttige informatie uit het Parketarchief voor zich te laten spreken.
Korte geschiedenis: van VMO naar VUM naar VMO
De VMO is doorheen zijn gehele bestaan een feitelijke vereniging geweest, weliswaar met paramilitaire kenmerken, die sterk afhing van enkele charismatische figuren. De naam, ‘Vlaamse Militanten Organisatie’, is een rechtstreekse afgeleide van de DMO, de Dietsche Militanten Orde.196 Ondanks haar bekendheid is de VMO nooit een massaorganisatie geweest. De VMO heeft twee periodes gekend: de eerste VMO werd opgericht in 1949 en bestond tot 1971, waarna er direct een organisatorische zij het niet ideologische heropstart plaatsvond.
Dé twee voormannen van het eerste tijdperk van de VMO waren Robert 'Bob' Maes (Brussel) en Wim Maes (Antwerpen), ondanks hun overeenkomende naam waren ze geen familie. De vereniging was vooral actief vanuit drie bolwerken: Brussel, Antwerpen en Gent. Ondanks hun paramilitair voorkomen (strikte hiërarchie, uniform, slogans en liederen, muziekkappellen en het lopen in gelid) was de organisatie minder strak georganiseerd dan men zou vermoeden. Hun doel was de Vlaamse beweging en haar acties, vooral rond de eis voor amnestie, van bescherming voorzien.
Voor de buitenwereld bleef de VMO eerder een heropleving van de vooroorlogse knokploegen, linkse bewegingen zagen de VMO en andere groeperingen in haar kielzog aan voor pro-fascistische groeperingen, niet op zijn minst vanwege het gebruik van slogans als 'Solidarisme', 'Volksverbondenheid' en 'anti-communisme'. Het centraal geleide karakter van de VMO in combinatie met hun ideologische programma, het gebruik van uniformen, vlaggen, runentekens, ... en hun acties werd geconcipieerd als een terugkeer naar het vooroorlogse Vlaams-nationalisme.
De VMO was eerst volledig autonoom maar met de oprichting van de Volksunie en het succes van de partij werd ze meer en meer geïntegreerd in de partij zelf.
Ondanks beperkt lidmaatschap bleek de VMO nuttig voor de Volksunie bij het voeren van propaganda, rekruteren van nieuwe leden, het leveren van bescherming tijdens betogingen en het ordelijk laten verlopen van bijeenkomsten. De VMO stond er ook om bekend elke week het tijdschrift van de Volksunie, 'De Volksunie', te verspreiden via deur-aan-deurverkoop. Door het groeiende democratische succes van de Volksunie en de spraakmakende acties van de VMO kwam er echter ruis op de relatie tussen beiden. De zelfstandigheid van de VMO werd beëindigd in 1958 toen het na perikelen volledig werd ingepast binnenin de Volksunie. Wat was nu de oorzaak van de polemiek?
"Met de VMO hadden wij reeds herhaaldelijke moeilijkheden gehad, omdat akties ondernomen werden waarover wij niet ingelicht waren, maar waarvoor wij achteraf politieke verantwoordelijk gesteld werden."
Het VMO liet haar initiële functie van het voeren van propaganda los en ging meer en meer in confrontatie met zowel de ordediensten als met Belgicistische- en oud-strijdersverenigingen. Vele leden van de VMO hadden al veroordelingen opgelopen en vooral binnenin de progressieve linkervleugel van de Volksunie kwamen stemmen op om de band tussen de partij en de VMO door te knippen. Ook bepaalde prominente leden van de VMO waren een doorn in het oog voor de VU, bv. de beruchte Bert Eriksson was bekend voor zijn extreemrechtse en antisemitische ideeën.
Het aantrekken van extremistische elementen was ook bekend bij de VMO-oprichter Bob Maes: "mensen die in de kijker wilden lopen zonder rekening te houden met het politieke resultaat". De wil om zelfstandig op te treden naast de partij bleek de splijtzwam tussen de Volksunie en de VMO.
Voor de linkervleugel en de gematigden binnen de Volksunie was het hele VMO-gebeuren niet meer van deze tijd en was het ook een smet op de inschrijving in het democratische bestel dat die de Volksunie propageerde. De banden werden dan ook op 3 oktober 1963 officieel doorgeknipt waardoor er een periode van onduidelijkheid aanbrak. Frans Van der Elst, hét gezicht van de Volksunie in de jaren 60 wou deze splitsing niet, zo geeft hij aan in zijn overzichtswerk over de Volksunie. Hij opperde voor een assimilatie tussen de partij en de VMO, indien dit onmogelijk bleek moesten beiden zich duidelijk van elkaar distantiëren. Andere traditioneel-conservatieven als Karel Dillen gingen ook niet akkoord met de splitsing en zagen dit als een verdere verlating van de Vlaams- nationale solidariteit binnenin de Vlaamse beweging.
De VMO-leiding wou de band met de Volksunie echter niet finaal verbreken en richtte de Volksunie- Militanten (VUM) op. De Antwerpse afdeling van de autonome VMO splitste zich af en vervoegde de VUM. In de VUM werd er afgesproken geen uniformen meer te dragen en zich te gedragen naar de VU-partijleiding. De andere afdelingen van het VMO, Gent en Brussel, gingen niet op in de VUM en bleven autonoom verder werken.
De VUM nam de originele rol van de VMO op en zou zich bezighouden met het verspreiden van propaganda t.v.v. de Volksunie. Deze VUM, de naam zegt het zelf, stond onder direct toezicht van de Volksunie en zou geen activiteiten uitvoeren zonder toestemming van de Volksunie-leiding. Deze VUM was echter een kort leven beschoren. De leiding van het VUM wou de directe actie eigenlijk toch niet verlaten en bleef zich verbonden voelen met de VMO. De ontvlambare situatie in Voeren en Leuven en de gematigde houding van de Volksunie zorgde voor een breuk tussen de twee. Ook de gematigde houding van de VU inzake de gerechtelijke procedures tegen de VMO werd een discussiepunt. De breuk werd definitief in juni 1966, toen de VUM ophield te bestaan en terugkeerde naar de VMO.
Het is vooral in de jaren ’60 dat de VMO zich inlaat met specifieke acties naast de deur-aan- deurverkoop en propagandapromotie. Dit is ook de periode waarin de VU electoraal fors groeit. Bij de rellen rond sluiting van mijnen in Zwartberg vielen zelfs twee doden en was er heel wat materiële schade. De VMO-leiding voelde zich echter niet verantwoordelijk en schoof het af op een te gewelddadig optreden van de Rijkswacht.
Een andere bekende confrontatie is de beruchte 'de slag om Stekene' op 30 mei 1969. Deze confrontatie draaide vooral om de oprichting door het SMF van een erepark voor de gesneuvelde en overlevende oostfrontstrijders en de lokale en nationale tegenstand hierop. De geplande betoging tegen het erepark werd opgewacht door een bonte verzameling leden van Were-DI, SMF en VMO. De aanwezigheid van Were-Di en vooral van het VMO was niet toevallig, er waren nauwe banden en sommige SMF’ers waren zelfs lid. Het VMO nam ook het voortouw in het organiseren van de tegenbetoging en van de opgepakte betogers tijdens de schermutselingen waren de meeste lid van het VMO. Tien VMO-leden werden veroordeeld tot geldboetes en korte gevangenisstraffen.
Ook de bomaanslag aan de Congreskolom te Brussel op 11 juli 1963 stelde het VMO in een bijzonder slecht daglicht. Door amateurisme waren de gevolgen van de bomaanslag echter miniem. Na een vruchteloos onderzoek kwam er vijf jaar later bij toeval toch schot in de zaak. Er werden drie aanhoudingen verricht, waarbij twee arrestanten lid waren van de VMO. De drie verdachten werden veroordeeld tot één jaar effectieve gevangenisstraf. Ook bij de betogingen in de Voerstreek was de VMO alomtegenwoordig. In 1970 viel er ook een dode te betreuren aan Franstalige kant bij een confrontatie tussen de VMO en het FDF in Laken, het slachtoffer was lid van het FDF. Negen VMO leden werden veroordeeld tot celstraffen van drie maanden en een schadevergoeding van 1 miljoen frank.
De groeiende confrontaties met de orde- en gerechtelijke diensten (ook te zien in de dossiers van het Archief van de Procureur des Konings) en de blijvende agitatie met de Volksunie zorgden ervoor dat de VMO meer en meer in een moeilijke positie terecht kwam. Het plotselinge overlijden van de onbetwiste leider Wim Maes en de externe en interne moeilijkheden zorgden ervoor dat Bob Maes in 1971 overging tot de ontbinding van de VMO.
In hetzelfde jaar werd echter een nieuwe VMO opgericht, o.l.v. Armand 'Bert' Eriksson. De naam Vlaamse Militanten Organisatie veranderde naar de Vlaamse Militanten Orde, een nog duidelijkere verwijzing naar de voornoemde Dietse Militanten Orde. Deze nieuwe organisatie is echter met weinig te vergelijken met zijn voorganger waardoor we kunnen spreken van een tweede en nieuwe VMO. In het politieke manifest werd vastgelegd dat het uiteindelijke doel van de Orde de vernietiging was van de Belgische staatsstructuur en de ontvoogding van de Vlamingen en Walen.
Eriksson had een zwaar oorlogsverleden maar werd niet vervolgd wegens zijn jeugdige leeftijd. Uit het Parketarchief blijkt dat hij volgens de Rijkswacht nog steeds rotsvast geloofde in het nationaalsocialisme, mits het werd aangepast aan deze tijd. Deze nieuwe VMO werd vooral bekend/berucht vanwege de opgravingen van Staf De Clercq ('operatie Delta'), Anton Mussert ('operatie Wolfsangel') en Cyriel Verschaeve ('operatie Brevier'). Na een hele resem van schandalen van geweldpleging en bewijzen van opleidingskampen in gevechtstechnieken in de Ardennen werd de organisatie in 1981 veroordeeld als een private militie en dus ook verboden.
De relatie met de VU, die de ideeën als verdraagzaamheid, pluralisme en humanisme onderschreef, was van in het begin zeer koel en bijna onbestaande. Er waren zelfs confrontaties tussen de VU-jongeren en deze nieuwe VMO. Wel waren er connecties met de VPP van Lode Claes en de VNP van Karel Dillen, en had het ook banden met buitenlandse racistische en extreemrechtse groeperingen.
De VMO in het Parketarchief
Het dossier over de VMO is bijzonder uitgebreid waardoor we ons een zeer goed beeld kunnen vormen over hoe het Parket en de politiediensten omgingen met deze organisatie. De specifieke onderdelen van het archiefstuk zijn terug te vinden in Bijlage I.
Het is veilig om te stellen dat de Rijkswacht en het Parket een zeer goede kennis hadden over het reilen en zeilen binnen de VMO. Men had zowel weet van de vele optochten, manifestaties en acties alsook had men zicht op de interne werking. Naarmate de jaren ’60 vorderden en de spanning tussen de linkse en de rechtse vleugel van de VU meer en meer naar boven kwam , wisten de overheidsdiensten deze evolutie ook terug te zien binnen de VMO:
"VUM-Antwerpen verwijt het hoofdbestuur van de VU dat ze te konservatief is, besluitloos en NIET durft overgaan tot rechtstreekse akties".
Volgens de Rijkswacht was ook de positie van algemeen voorzitter Frans Van der Elst niet meer zo sterk als voorheen, net vanwege de progressieve richting van de Volksunie:
"in de VU- kringen van Antwerpen, die als zeer vooruitstrevend mogen beschouwd worden, is de sympathie ten overstaan van hun algemene leider de laatste tijd veel afgenomen. De positie van VAN der ELST wordt door vele ingewijden als wankelbaar beschouwd."
Dat de Rijkswacht hier de beschrijving 'vooruitstrevend' gebruikt is opmerkelijk te noemen. Een progressieve en openstaande Antwerpse VMO lijkt mij onwaarschijnlijk. Eerder bedoelde de Rijkswacht waarschijnlijk dat de Antwerpse VMO een zeer actieve en grote afdeling van de VMO was.
Het ontstaan van die VUM werd zoals gezegd al snel weer verlaten vanwege een te braaf karakter van de VU t.v.v. een herenigd VMO. De toekomst voor die nieuwe herenigde VMO was voor de Rijkswacht duidelijk:
"Men zal trachten de VMO om te vormen tot een sterke Vlaamse drukkingsgroep en dit buiten de VU om."
Verder in het ruime dossier zijn er verslagen terug te vinden over de activiteiten van de VMO in het gehele land (Luik, Namen, West-Vlaanderen, Oost-Vlaanderen, Limburg, ...), en zijn er ook ledenlijsten opgenomen. Ook vlugschriften, uitgaven en artikels (Vlaams, Franstalig en zelf internationale pers) worden bijgehouden ter 'kennismaking en documentatie'.
Een zeer interessant dossier voor deze scriptie is het onderdeel 'VMO: VUM Private Militie'. Uit dit dossier blijkt dat de breuk tussen de VU en de VMO vooral de bedoeling had de extreme en ongewenste elementen uit de groep te verwijderen (iets wat niet goed gelukt is). Volgens de Rijkswacht en het Parket is geenszins vastgesteld geworden dat de leiding en de groep op militaire leest zouden geschoeid zijn. Het beperkt lidmaatschap (en het eigenlijk ontbreken van echte lidkaarten) zorgde er meer voor dat de VMO wel een groep kan genoemd worden, maar dat ze niet geoefend waren in loopformaties, tactieken of andere ‘handigheden’. De enige tactiek die de VMO wel stelselmatig toepaste was het verzamelen van zoveel mogelijk mensen in een lokaal om vervolgens te vertrekken naar een manifestatie. De Procureur des Konings besluit dan ook dat de VMO de wet van 1934 op het verbod van private milities niet overtreden heeft. Ik laat hem hieronder aan het woord:
"Bij mijn parket en bij zijn gerechtelijke politie bestaat een bijzondere afdeling die de politieke aangelegenheden behandelt en die regelmatig het ontstaan, de evolutie, de werking en het optreden van politieke en mogelijk para-militaire groepen, volgt. Tot op heden werden geen inlichtingen ingezameld die het bestaan zouden aantonen van organisatie, die als private militie zouden kunnen beschouwd worden.
Besluit: op grond van de huidige aanwezige gegevens laat niets te beweren dat een inbreuk op de wet van 29 juli 1934, in het Antwerpse zou gepleegd worden. De feiten wijzen niet op opleidingen op militaire wijze, noch op een organisatie die ingesteld zou zijn om tot de macht haar toevlucht te nemen. Wanneer daarvoor, voorwat de vroeger bestaande VMO betreft, vermoedens konden bestaan, is dit thans voor de VUM opzeggens uit te sluiten’
Procureur des Konings Herman Sabbe aan de Procureur-Generaal, 6 januari, 1966.
Naast het oordeel van de Procureur des Konings over de VMO is het citaat interessant omdat het melding maakt van een bijzondere afdeling binnen het Antwerps ministerie die de opdracht heeft politieke aangelegenheden op te volgen. Deze afdeling onderzoekt het ontstaan, de evolutie, de interne werking en de optochten, en ze gaat na of een bepaalde groep zich gedraagt als een private militie.
Besluit VMO
Ondanks dat enkel de tweede VMO onder leiding van Eriksson een veroordeling heeft opgelopen als private militie lijkt het mij toch enigszins correct om te stellen dat de vermoedens die er bestonden over de eerste VMO juist waren, zij het dat deze eerste VMO veel minder radicaal en gevaarlijk was dan de Eriksson-VMO. De VMO van Bob en Wim Maes kwam meermaals in aanraking met zowel de politie als het gerecht, men had een uniform en duidelijke doelstellingen, ze fungeerde als beschermingseenheid (een moderne titel hiervoor zou 'steward' zijn) en werd bovendien strak gestuurd van bovenaf.
Dat de eerste VMO veel minder radicaal was blijkt ook bij de ontbinding ervan toen Bob Maes sprak over het bereiken van het hoofddoel: het Vlaams-nationalisme uit de catacomben halen. Het Vlaams-nationalisme was ingeburgerd en kon terug op zijn eigen benen staan zonder dat daarvoor een eigen 'politiemacht' nodig was. Ondanks dit belangrijk verschil was de eerste VMO veel betrokken partij bij verschillende geweldplegingen en schoof het de verantwoordelijkheid voor schade en slachtoffers steeds door op wettige zelfverdediging t.o.v. een brutale politiemacht of linkse tegenbetogers.
Bron: Masterproef | Het Vlaams-nationalisme in de spiegel van justitie | Robin Chapman | Academiejaar 2013-2014
"Le monde est dangereux à vivre! Non pas tant à cause de ceux qui font le mal, mais à cause de ceux qui regardent et laissent faire." Volg ons via »
Facebook |
twitter |
YouTube