Interviews

Xavier Magnée

“Ik ben ervan overtuigd dat in het onderzoek-Dutroux niet alle sporen zijn onderzocht.” De Brusselse toppleiter Xavier Magnée, een van de drie advocaten van Marc Dutroux, schuwt de grote woorden niet. Hij kondigt aan dat hij op het proces-Dutroux het hele vooronderzoek wil laten overdoen. “Omdat België de waarheid moet kennen.” En voor wie nog de illusie koestert. Marc Dutroux zelf is op het proces niet van plan de waarheid en niets dan de waarheid te vertellen.

“Si on me laisse faire”. Het is een zinnetje dat zeven jaar na de arrestatie van Marc Dutroux, in augustus 1996, bij elke Belg in de oren nazindert. Toen hij die woorden uitsprak, was de procureur van Neufchâteau duidelijk nog niet vergeten dat het Hof van Cassatie hem en onderzoeksrechter Jean-Marc Connerotte twee jaar voordien het onderzoek-Cools had afgenomen. Gewild of ongewild suggereerde Bourlet ermee dat Dutroux mogelijk bescherming genoot en dat het gerechtelijk onderzoek naar de ontvoerders van Julie en Melissa, An en Eefje, Sabine en Laetitia kon worden belemmerd.

Nu Dutroux met drie medebeschuldigden voor het assisenhof van Aarlen terechtstaat, wil zijn advocaat van de openbaar aanklager horen of hij zijn onderzoek ’tot op het bot’ heeft kunnen voeren. “Ik zal meneer Bourlet vragen of men hem alles heeft laten onderzoeken, want ik vind dat het strafdossier tegen mijn cliënt vele hiaten bevat. En er mag na het proces niet de minste onduidelijkheid blijven bestaan. De families en de inwoners van dit land hebben het recht te weten wat er gebeurd is.”

De 68-jarige advocaat Xavier Magnée zit elke dag met zijn neus boven het dossier-Dutroux, dat 440.000 bladzijden dik is. “Zestig strekkende meter in het boekenrek.” De voormalige stafhouder van de Brusselse balie is niet afgeschrikt. De voorbije decennia was hij advocaat (van een dader of een slachtoffer) in nagenoeg elke ophefmakende strafzaak: de Bende van Nijvel, het Agusta/Dassault-smeergeldonderzoek, de zaken Haemers, Reyniers, Habran en het eerste proces tegen de GIA-terroristen met Ahmed Zaoui. In die laatste zaak pleitte hij aan de zijde van de gereputeerde en controversiële Franse advocaat Jacques Vergès. Het was Verges die hem in contact bracht met zijn huidige cliënt, die hij overigens kosteloos verdedigt.

Xavier Magnée

Magnée: “Toen Marc Dutroux met zijn advocaat Julien Pierre brak – ik wil niet weten waarom – had hij een andere locomotief voor zijn verdediging nodig. Dutroux schreef een brief naar Verges. Die zei: ‘Neem contact op met Magnée.’ Dutroux daagde me uit: ‘Is het waar dat moed een typische karaktertrek is van een advocaat?’ vroeg hij in zijn brief. Ik nam de handschoen op.”

“Ik vind niet dat ik daarmee enige moed heb getoond. Ik heb veeleer uit zondige hoogmoed gehandeld. En voor elke zonde word je gestraft. Ik reis nu elke zondag met de trein naar Aarlen, twee uur heen en twee uur terug. En ik breng ongeveer een uur en een kwartier met mijn cliënt door. Ik heb in mijn loopbaan nooit zo veel gewerkt op zondag.”

Waarom hebt u de verdediging van Marc Dutroux op zich genomen? Als laatste groot dossier in uw loopbaan?

“Het is een mooie uitdaging, zo in de laatste rechte lijn van mijn carrière. Ik kende de zaak-Dutroux zoals iedereen die al zeven jaar kent. Maar deze zaak heeft vele geheimen en dat intrigeert me. Mijn motivatie is dat ik op de vele vragen antwoorden wil proberen te geven.”

Welke vragen? Welke geheimen?

“Ik noem er vier. Een: is Dutroux werkelijk een alleen opererende perverse misdadiger of maakt hij deel uit van een netwerk? Tweede vraag: hoe kan men zich het levenseinde voorstellen van die arme slachtoffers? Drie: wat is de precieze relatie tussen Dutroux en zijn echtgenote Michèle Martin? En als laatste mysterie: wat doet Michel Nihoul in deze zaak? Die vragen houden allemaal met elkaar verband. De lichamen van Julie en Melissa en van An en Eefje zijn gevonden in een heel gelijklopende situatie. De slachtoffers zijn allen de hongerdood gestorven. Ze waren sterk vermagerd en hadden nog maar de helft van hun normale lichaamsgewicht.”

“Voor Julie en Melissa geeft het onderzoek ons een verklaring: zij verhongerden in hun kooi, toen Dutroux 104 dagen in de gevangenis zat (van december 1995 tot maart 1996, red.) . Voor An en Eefje geeft men geen verklaring, terwijl ook de twee grote meisjes de hongerdood zijn gestorven. Dan stel ik me de vraag: misschien zijn de twee kleintjes niet gestorven in hun cel, in de kelder van Dutroux. Misschien bevonden ze zich elders, toen Dutroux in de gevangenis zat. Misschien waren er andere medeplichtigen die hen uit de kelder hebben gehaald.”

“Volgens mij ligt daar de verklaring: de vier meisjes werden verdoofd met Rohypnol – iedereen weet dat Rohypnol de eetlust afremt. Men heeft de meisjes gedrogeerd en uitgeleend voor seksueel misbruik. Dat Julie en Melissa zich de hele tijd in de kelder van Dutroux bevonden, is een fabel.”

Er is één persoon die de ware toedracht van de feiten kent en u het antwoord op al die vragen kan geven: uw cliënt. Maar hij zwijgt of liegt over de feiten.

“Het is zijn fundamentele recht om te zwijgen. Een beschuldigde heeft ook het recht om te liegen. Maar een advocaat niet. En ik zal naar de ware toedracht van de feiten zoeken. Dat heb ik met mijn cliënt duidelijk afgesproken. We begrijpen elkaar goed. En hij helpt me met zijn verdediging. Soms veel, soms weinig. Dat lijkt misschien bizar, maar alles aan deze zaak is bizar.”

Is dat niet een beetje makkelijk? U suggereert van alles en uw cliënt zwijgt. Waarom zegt hij niet gewoon de waarheid, als die volgens hem niet duidelijk blijkt uit het dossier?

“Misschien omdat hij niets weet. Misschien omdat Julie en Melissa buiten zijn medeweten uit de kelder zijn gehaald, door de andere leden van het netwerk. Misschien weet Dutroux dat, maar kan hij het niet bewijzen. Of misschien is hij bang. Bang dat hij op een dag in zijn cel gezelfmoord teruggevonden wordt, zoals destijds Patrick Haemers.”

Volgens u zit er dus misschien een netwerk achter de ontvoering van de meisjes.

“Voor alle duidelijkheid: het gaat niet om notabelen die in Parijs of Brussel roze balletten houden en tijdens het diner naakte kinderen op tafel laten dansen. Ik beweer niet dat de kardinaal, de grootmeester van de loge, de procureur, de rector van de universiteit of de minister van Justitie erbij betrokken zijn. Daar bestaat geen enkele aanwijzing voor. Het gaat veeleer om het milieu van auto- en schroothandelaars waarin Dutroux zich bewoog. En zodra je met z’n tweeën opereert, is er sprake van een netwerk.”

De magistraat die het onderzoek heeft geleid, heeft toch geen enkele aanwijzing gevonden voor het bestaan van een netwerk?

“Welke magistraat?” (laat bewust een pauze vallen)

Onderzoeksrechter Jacques Langlois.

“Juist, dat is een belangrijke nuance. De voorganger van Langlois, onderzoeksrechter Connerotte, heeft er wel naar gezocht. En procureur Bourlet heeft gezegd: si on me laisse faire . Ik zal hem op het proces de vraag stellen of hij in zijn onderzoek is gehinderd. Als hij ja zegt, is dat verschrikkelijk. Als hij nee zegt, vind ik dat het strafdossier toch niet veel gegevens bevat. Er staat van alles in over gestolen auto’s – soms lijkt het dossier op een inventaris van een failliete garage– maar niets over het eventuele bestaan van een netwerk. Ik verwacht dat Bourlet zal zeggen dat ik hem, als aanklager op het proces, die vragen niet mag stellen. Tja, dan weet ik genoeg.”

U hebt ongeveer driehonderd mensen als getuige opgeroepen, onder wie verscheidene ministers, alle leden van de parlementaire onderzoekscommissie-Dutroux en ook de fameuze X-getuigen. Wat verwacht u daarmee te bereiken?

“Ik wil op het proces alle onderzoekssporen ter sprake brengen. De familie van de slachtoffers zullen in die zin in mij een bondgenoot vinden. We mogen niet vergeten dat de onderzoekscommissie heeft vastgesteld dat er tijdens het gerechtelijk onderzoek naar de ontvoeringen te veel is misgelopen, zodat simpele verklaringen als nalatigheid of vergissingen door politiemensen niet volstaan.”

“De onderzoekscommissie heeft onder meer de vraag gesteld of er geen sprake was van corruptie en van bescherming. Ik zal die vraag op het assisenproces herhalen. Het werk van de commissie is te waardevol om het in de vuilnisbak te zien belanden.”

U hebt ook getuige X1 opgeroepen, Regina Louf, van wie de verklaringen over netwerken en bescherming zijn onderzocht en waarvoor het gerecht niet het minste bewijs heeft gevonden.

“Ik wil weten of Regina Louf gek is of niet. Haar ondervragers, Patrick Debaets en Aimé Bille, zijn toch capabele rijkswachters? Waarom zou ik meer geloof hechten aan de versie van de herlezers dan aan hun versie? Voor mij staat vast dat, als men het gerechtelijk onderzoek naar de ontvoeringen degelijk had gevoerd – gewoon goed, ik verwacht geen bovenmenselijke inspanningen – men dan de kleintjes levend had teruggevonden. Dan waren ook An en Eefje niet dood, en Weinstein wellicht ook niet.”

Bestaat niet het gevaar dat u door al die getuigen op te roepen het proces nog veel complexer maakt dan het al is? Is de essentie van het proces niet uw cliënt en de daden waarvan hij beschuldigd wordt?

“De essentie is inderdaad dat Dutroux terechtstaat. Hij zal daar aanwezig zijn en de kans dat ik erin slaag de juryleden zijn daden te doen vergeten, is nog niet een op de duizend. De vraag is: zal men Dutroux als een eenzame perverse misdadiger berechten of als lid van een netwerk? Want er bestaat toch nog een dossier-bis, met alle onopgehelderde sporen (in dat onderzoek worden duizenden haartjes die in de kelder van Dutroux zijn gevonden, aan een DNA-analyse onderworpen, red.) . De onderzoeksrechter weet wat er in dat dossier staat, de procureur ook, maar ik niet. Ik zal op het proces vragen dat de inhoud van het dossier-bis wordt bekendgemaakt, zodat de juryleden weten wat erin staat.”

“U moet zich voorstellen wie allemaal in het huis van Dutroux in Marcinelle is geweest terwijl hij in de gevangenis zat: Michèle Martin, met haar moeder, met haar zoontje, met vrienden. Er is zelfs twee keer in het huis ingebroken. Dat zijn een pak mensen die daar over de vloer zijn gekomen. Ik wil daar meer duidelijkheid over.”

“Toen rijkswachter René Michaux de huiszoeking in de kelder van Dutroux uitvoerde, in december 1995, zei hij dat hij kinderstemmen hoorde. Omdat hij dacht dat de stemmen afkomstig waren van spelende kinderen op straat, heeft hij niet naar de verborgen kooi gezocht waarin Julie en Melissa zaten. Maar ik acht het waarschijnlijk dat de kleintjes daar op dat ogenblik niet zaten.”

“Michaux zegt in zijn proces-verbaal over de huiszoeking niets over kinderstemmen. Hij doet dat pas voor de onderzoekscommissie. Dat vind ik toch merkwaardig: een simpele rijkswachter neemt de schuld voor de slecht uitgevoerde huiszoeking op zich, pleegt daarmee harakiri, maar redt wel de eer van het land. Het is ‘slechts’ door nalatigheid van een politieman dat de meisjes niet zijn teruggevonden.”

Waarom dagvaardt u ook de gewezen ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken als getuige?

“Stefaan De Clerck moet ons duidelijk komen maken waarom hij ontslag heeft genomen. Voelde hij zich als minister verantwoordelijk? En mijn goede vriend Louis Tobback was bevoegd over de rijkswacht op het ogenblik dat Dutroux ontsnapte (Magnée vergist zich, op dat ogenblik was Johan Vande Lanotte minister van Binnenlandse Zaken). (geheimzinnig) Ik wil weten hoe het in godsnaam mogelijk was dat Dutroux kon ontsnappen?”

U suggereert dat hij daarbij werd geholpen?

(met priemende ogen) “U stelt terecht de vraag. Ik hoop dat de getuige op het proces hierop wil antwoorden.”

Stoort het u dat het hele strafdossier in het lang en het breed in de media ter sprake komt, nog voor het assisenproces van start is gegaan?

“Ik zal niet te streng zijn. Uit het oogpunt van het geheim van het onderzoek en het vermoeden van onschuld kan ik daar kritiek op uiten, zeker wat de publicatie van de foto’s uit het strafdossier betreft. Maar er is ook persvrijheid en vrijheid van meningsuiting. Ik ben daarover dus niet boos. Het grote publiek heeft het recht te weten wat er zich heeft voorgedaan. En ik begrijp dat de publicatie van al die gegevens deel uitmaakt van de wraak van de slachtoffers.”

Maar kan de jury over de aanklachten tegen Dutroux nog wel onpartijdig oordelen.

(gooit de armen in de lucht) “Och, maar ik maak me niet de minste illusie. Ik zal in België niemand vinden die zich nog geen mening heeft gevormd over deze zaak. Als ik aan de kandidaat-juryleden zou vragen ‘Wie denkt dat mijn cliënt schuldig is?’, dan zouden vierentwintig armen omhoog gaan. Toch zal ik geen enkel jurylid wraken. Al hebben ze alle twaalf mee in de Witte Mars opgestapt. Ik stap de assisenzaal in met open vizier, als een loyale speler. Het enige wat ik verwacht, is dat ik de vragen waarmee ik als burger van dit land worstel, mag stellen. Dat is toch redelijk, nietwaar?”


 

Bron » De Standaard | 31 Januari 2004 | Filip Verhoest en Mark Eeckhaut