Wat de wetenschap voor het Bende-dossier kan betekenen

Pieter Leloup is criminoloog aan de Universiteit Gent en de Vrije Universiteit Brussel. Hij hoopt dat het weer mogelijk wordt nieuwe onderzoeksmethodes aan te wenden voor de zaak van de Bende van Nijvel.

Met de recent doorgevoerde wetswijziging rond de afschaffing van de verjaringstermijn bij moordzaken ‘met grote maatschappelijke impact’, kwam het onderzoek naar de bloedige overvallen van de Bende van Nijvel de voorbije maanden opnieuw in het nieuws. Ondertussen kwam het bericht dat het federaal parket het onderzoek naar de Bende afsluit. Dit doet sommigen vrezen dat de hoop op opheldering van het bijna 40 jaar oude dossier verder is afgenomen.

Het nieuws wordt niet enkel op gemengde gevoelens onthaald bij nabestaanden en slachtoffers van de overvallen, maar ook oud-Bende-speurder Eddy Vos (DM 13/2) en journalist Douglas De Coninck (DM 28/6) uitten hieromtrent al hun bezorgdheden. Ze menen dat met het afschaffen van de verjaringstermijn de ooit gehoopte wetenschappelijke benadering van het Bende-dossier onmogelijk wordt gemaakt. Op dat laatste punt zouden ze weleens gelijk kunnen krijgen. Het is over die wetenschappelijke inbreng dat ik enkele gedachten naar voren wil schuiven.

Vier miljoen pagina’s

De wetswijziging belet inderdaad dat een gespecialiseerd team van wetenschappers via de nieuwste digitale methoden het Bende-dossier ooit aan een optimale analyse kan onderwerpen. Het betrekken van academici bij het (succesvol) uitspitten van moeilijke dossiers en moordzaken is voor België nochtans niet nieuw. De voorbije decennia voerden historici met inhoudelijke en archivalische expertise in opdracht van het parlement reeds diepgaand onderzoek naar de moord op Patrice Lumumba en deze op Julien Lahaut. In beide gevallen leidde hun engagement tot belangrijke nieuwe inzichten over opdrachtgevers en betrokkenen.

Zonder te beweren dat in het Bende-onderzoek een team van wetenschappers zomaar dé oplossing zal vinden, kunnen ze wel methodologisch een belangrijke bijdrage leveren. Volgens ingewijden telt het Bende-dossier ondertussen ergens tussen de drie en vier miljoen pagina’s, voor zover iemand daar nog zicht op heeft. Ondanks de deskundigheid van de betrokken speurders is het niet onlogisch dat een dossier van deze complexiteit en omvang niet langer via uitsluitend traditionele (ballistiek en vingerafdrukken) en moderne (DNA-stalen) onderzoeks- en opsporingsmethoden kan worden gelezen, geanalyseerd en geëvalueerd.

De snelle digitale en technologische evoluties die we de voorbije jaren met betrekking tot de analyse van omvangrijke datasets mochten aanschouwen, roepen de vraag op hoe deze technieken wetenschappelijk voor deze zaak kunnen worden aangewend. Het gaat dan over bijvoorbeeld text mining, machine learning en andere AI-toepassingen die er optimaal in slagen complexe en grote hoeveelheden data naar menselijke normen uiterst snel te verwerken en de analysemogelijkheden uit te breiden.

Cold cases

In het domein van cold cases zijn daar internationaal steeds meer voorbeelden van terug te vinden. In Nederland zet de politie sinds 2018 digitale en computergestuurde methoden in voor de analyse van ongeveer 1.500 onopgeloste dossiers, waaronder een duizendtal moorden. Het doel is om uiteindelijk 25 miljoen pagina’s te digitaliseren, een omvang die de menselijke denkcapaciteit ruimschoots overstijgt. Het automatiseren van deze forensische screening biedt de Nederlandse rechercheurs ondersteuning in de selectie van dossiers en het ontdekken van eerder gemiste sporen en patronen.

Laat dergelijke innovatieve analysemethoden nu net ook behoren tot het arsenaal waarop historici, criminologen en computerwetenschappers sinds het begin van de 21ste eeuw in toenemende mate een beroep doen.

Innovatieve analyses bij omvangrijk gedigitaliseerd (archief)materiaal of zogenaamde historische big data kennen vele toepassingen. De inzet van deze methoden is niet zonder valkuilen, zoals een gebrekkige transparantie of de aanwezigheid van een bias in het AI-model, maar zijn wel in staat om datasets te analyseren die het menselijke begrip overstijgen. Voordelen zijn dat ze snel sporen, verbanden en patronen ontdekken die eerder zijn gemist, zeker wanneer naast het Bende-dossier andere zaken uit die periode worden gedigitaliseerd. Dit maakt een vergelijking tussen dossiers mogelijk.

In het forensisch onderzoek blijft een combinatie van klassieke en nieuwe methoden cruciaal. Het gebruik van uitsluitend innovatieve digitale en technologische technieken zal niet dé mirakeloplossing zijn, maar het kan wel een aanzet zijn om op een andere wijze het Bende-dossier te onderzoeken. Voor de toekomst lijkt nu de vrees te groeien dat ook deze piste is afgesloten. Hopelijk niet onherroepelijk.

Bron » De Morgen | Pieter Leloup

Kinderen van vergeten slachtoffer Bende van Nijvel: ‘‘Het is een mislukte staatsgreep, het zal nooit uitkomen’, zei mijn nonkel in het mortuarium’

‘Mijn vader ging op zaterdagavond vis kopen in de Delhaize van Aalst en werd zomaar doodgeschoten. Dat kan in België, ongestraft.’ De kinderen van Georges De Smet (62) leggen zich niet neer bij de afsluiting van het onderzoek naar de Bende van Nijvel en doen voor het eerst hun verhaal. ‘Dat hij werd gegijzeld door de Reus, hebben we pas veertig jaar later van onze advocaat gehoord.’

‘Ons vader wordt eigenlijk nooit vernoemd als het over de overval van Aalst gaat. In boeken en krantenartikels gaat het altijd over de andere slachtoffers. Soms lijkt het alsof hij daar niet eens was,’ zegt Dirk De Smet (71) in Humo. ‘Het gerecht heeft 35 jaar gedaan alsof wij ook niet bestonden,’ knikt zijn zus Carine De Smet (65). ‘In al die jaren hebben wij nooit een telefoon, een bericht of een brief gekregen over het onderzoek. We hebben zelfs nooit een officiële mededeling gekregen dat onze vader bij de dodelijke slachtoffers van Aalst was. Ik heb hem die nacht zelf moeten zoeken, en heb hem uiteindelijk gevonden in het mortuarium van het ziekenhuis.’

We zitten bij Dirk De Smet thuis, samen met zijn zus Carine en hun advocaat Kristiaan Vandenbussche, die sinds enkele jaren hun belangen behartigt in het Bendedossier. Er zijn enkele dagen verstreken sinds de bijeenkomst van de Bendeslachtoffers in Brussel, waarop het federale parket heeft aangekondigd dat ze de zoektocht naar de daders van de Bende van Nijvel na veertig jaar stopzet. Zonder resultaat, en zonder verdere uitleg.

Dirk De Smet: “Op zo’n moment voel je de woede weer opborrelen.”

Carine De Smet: “Ik was die ochtend met een sprankje hoop vertrokken: misschien zullen ze ons tóch nog iets kunnen vertellen? Maar het werd een grote teleurstelling, voor de zoveelste keer.”

Dirk: “Terwijl ze met zoveel mankracht en middelen hebben gezocht. Dat kan toch niet, met de technologie van vandaag, dat je niks vindt? Níks?”

Carine: “Het mag gewoon niet uitkomen, het potje moet dicht blijven. Dat ze dat dan gewoon toegeven!”

Kristiaan Vandenbussche: “Ik heb altijd een groot vertrouwen gehad in het federale parket, maar dat vertrouwen is wel gebroken. Ik geef het nog niet op. Voor ze het dossier echt afsluiten, ga ik nog bijkomend onderzoek vragen. Ik ben in het dossier op een interessant spoor gestoten dat niet is onderzocht.”

Dirk en Carine, 31 en 26 jaar ten tijde van de overval, hebben in al die jaren nooit met de pers gepraat. Intussen zijn ze ouder dan hun vader is geworden. Georges De Smet was 62 toen hij op zaterdag 9 november 1985 werd doodgeschoten op de parking van de Delhaize in Aalst. Acht schotwonden, waarvan één in de nek en één in het achterhoofd. De meubelmaker uit Lede, vader van acht kinderen, ging die avond vis en groenten kopen in de supermarkt, zoals elke zaterdag net voor sluitingstijd, wanneer er koopjes te doen waren.”

Dirk: “Hij heeft zijn auto achteraan op de parking gezet, tegen het bos. En toen moet de Reus hem vastgegrepen hebben, tussen de auto’s. Hij bedreigde hem met een riotgun en heeft hem meegevoerd naar de winkel, als een levend schild. Onderweg kruisten ze de familie Van de Steen, die net buitenkwam met een vol boodschappenkarretje. Vader, moeder en de 14-jarige dochter Rebecca werden voor zijn ogen doodgeschoten. Zoontje David vluchtte weg in de winkel, en mijn vader werd meegetroond naar de ingang. Maar mijn vader stribbelde tegen, en de Reus heeft hem op de parking afgemaakt, met acht kogels.”

Carine: “Dat lag wel in zijn karakter, hij was een koppigaard. Hij liet zich niet doen en was van niemand bang.”

Humo: Het is de eerste keer dat ik hoor dat iemand werd gegijzeld bij de overval in Aalst.

Carine: “Wij weten dat zelf nog niet lang. Onze advocaat heeft het ons twee jaar geleden verteld. Van het gerecht hebben wij nooit uitleg gekregen over wat er precies met mijn vader is gebeurd.”

Humo: Opmerkelijk, meester Vandenbussche.

Vandenbussche: “Dat vond ik ook. Ik treed nog maar een paar jaar op voor de familie van Georges De Smet. In totaal zijn er dertien kinderen en kleinkinderen. Ik heb hen zo goed mogelijk geholpen met de schadevergoedingen waarop ze als slachtoffer recht hadden – ook daar had niemand hun iets over verteld. En daarna ben ik in het dossier op zoek gegaan naar wat er bekend was over de laatste momenten van hun vader. Ik vond een anonieme getuigenis van een ooggetuige die de overval vanuit zijn auto op de parking had meegemaakt, en die de gijzeling van Georges De Smet had gezien. Ik heb toen de familie bij elkaar geroepen om ze op de hoogte te brengen.”

Dirk: “Voor mij was het een enorme schok. Ik heb altijd gedacht dat mijn vader op de parking is doodgeschoten toen hij de winkel verliet. In gedachten zag ik hem daar lopen met zijn boodschappen. De Reus schiet en hij valt neer, compleet verrast. ‘Hij heeft zelfs niet gevoeld dat hij de grond raakte,’ zo was me verteld. En veertig jaar later hoor je dat het helemaal anders is gegaan. Dat hij gegijzeld was en het dus allemaal heel bewust had meegemaakt.”

Carine: “We waren er allemaal ondersteboven van. In onze familie deden uiteenlopende verhalen de ronde over hoe hij was gestorven. Niemand wist er het fijne van. Dat kan ook niet, als niemand je iets vertelt.”

Muts met kogelgat

De Bende van Nijvel heeft het gezin De Smet op veel vlakken gekraakt. Na het verlies van vader Georges De Smet, die zijn acht kinderen in z’n eentje opvoedde, viel het gezin door spanningen uit elkaar en gingen de kinderen elk hun eigen weg. Vandaag zitten Dirk en Carine samen aan tafel, voor het eerst sinds lang, om hun verhaal te vertellen.

Humo: Wat weten jullie nog van die noodlottige zaterdag 9 november 1985?

Dirk: “Ik ging die zaterdagochtend werken in een doe-het-zelfzaak, en ik passeerde langs het huis van mijn vader. Ik zag hem achter het huis naar zijn werkplaats stappen. (Krijgt het moeilijk) Dat is het laatste wat ik van hem heb gezien. Ik zie hem daar nog altijd lopen.”

Carine (in tranen): “Het verdriet zit diep, hè, Dirk. Laat het er maar uit komen. Het heeft geen zin om het altijd maar op te kroppen.”

Dirk (herpakt zich): “Ik ben gaan werken en kwam om zeven uur’s avonds thuis. Op de radio hoorde ik dat er een overval in de Delhaize in Aalst was gebeurd. Ik had een slecht voorgevoel, want ik wist dat mijn vader altijd op zaterdagavond naar de Delhaize ging. Ik heb hem direct gebeld, maar er nam niemand op. ’t Is niet waar, dacht ik. Nog eens gebeld, en nog eens. Maar hij was niet thuis. Dat was niet normaal. Ik ben toen naar zijn huis gegaan, en er was niemand. Toen wist ik dat hij erbij was.”

Carine: “Ik zat die avond in een Grieks restaurant in Wetteren te eten met mijn man. We hadden een babysit voor de drie kinderen, mijn jongste was net twee maanden oud. Voor we naar huis vertrokken, kwamen ze ons zeggen dat in Aalst alles was afgesloten, en dat daar iets ergs was gebeurd. We wisten niet wat, de gsm bestond nog niet. Toen we thuiskwamen rond elf uur, zei de babysit dat mijn broer al drie keer had gebeld. Dat was jij, hè, Dirk.”

Dirk: “Ik zag het nieuws op televisie en begon te bellen. Eerst naar de rijkswacht van Aalst: ‘Meneer, weet u iets over de slachtoffers van de overval in Delhaize? Mijn vader is niet thuisgekomen.’ – ‘Wij weten van niks,’ was het antwoord. ‘Wend u tot het ziekenhuis.’ Boenk, telefoon neer. Letterlijk! Ik bel opnieuw, nu naar het Onze-Lieve-Vrouwziekenhuis in Aalst. Hetzelfde antwoord. ‘Het is hier chaos, we kunnen u niks zeggen.’ Boenk, telefoon neer. Daar stond ik.”

Carine: “Ik ben die nacht om vier uur naar dat ziekenhuis gereden met mijn nonkel Antoine. Aalst was doods, er was geen kat op straat. ‘Ligt Georges De Smet hier?’ vroegen we. – ‘Ja, die ligt opgebaard in het mortuarium.’ Ik mocht eerst niet mee gaan kijken omdat ze mij te jong vonden, maar ik was al 26 en moeder van drie kinderen.”

“Ik zag een dokter lopen die ik kende. Hij heeft voor mij in het dossier gekeken: ‘Uw vader is binnengekomen met acht kogelwonden in zijn rug en hij was op slag dood, Carine.’ Ik was bang dat hij had afgezien, maar de dokter zei dat hij zelfs niet had geweten wat er was gebeurd. Dat is de enige informatie die we hebben gekregen, officieus.”

“We zijn toen naar mijn vader gaan kijken in het mortuarium. Zijn gezicht was gezwollen, zijn nek was blauw en zijn buik was dik door de vochtophoping. Maar het was wel degelijk onze vader. Hij had een verbaasde blik op zijn gezicht, alsof hij zich afvroeg wat er gebeurde.”

Dirk: Ik ben niet naar het mortuarium geweest, ik kon dat toen niet aan. Daar heb ik tot vandaag spijt van. Toen ik het thuis vertelde aan mijn vrouw, kroop ons zoontje Benny, een ventje van 5 jaar, onder tafel. (Emotioneel) Mijn vader was die namiddag nog bij ons langsgekomen en hij had gevraagd of kleine Bol, zo noemde hij Benny, niet mee mocht naar de Delhaize. Maar Benny was stout geweest en moest thuisblijven van mijn vrouw. Een geluk, anders was ik hem misschien ook kwijt geweest.”

Humo: Het is nauwelijks te geloven dat jullie nooit een officiële melding hebben gekregen van de dood van jullie vader.

Carine: “Nee, wij zijn zelf op zoek moeten gaan.”

Dirk: “’s Anderendaags verschenen er twee mannen aan de deur in lange beige regenjassen en met een hoed op, die zeiden dat ze van de BOB waren. Ze hielden een muts voor mijn neus: ‘Kent u dit? Had uw vader zo’n baret?’ Ik herkende die: mijn vader droeg altijd zo’n alpinopet omdat hij begon te kalen.”

Carine: “Bij mij zijn ze ook geweest. Ze vroegen of ik in de kleerkast van ons vader kon gaan kijken of hij nog zulke mutsen had liggen. Ik heb toen net dezelfde baret bij hem thuis gevonden. ‘Waarom moeten jullie die hebben?’ vroeg ik. ‘Wij stellen hier de vragen, mevrouw.’”

Vandenbussche: “Die muts, met een kogelgat erin, was op de parking gevonden, en ze twijfelden of die van een dader was, of van jullie vader.”

Dirk: “Ze hielden die met de blote handen vast, niet eens in een zakje voor de vingerafdrukken. Zo slordig gingen ze met bewijsstukken om!”

Humo: Hoe verliepen de dagen na de overval?

Dirk: “Aalst stond op zijn kop, mensen waren boos op de politie, en ze waren bang dat het nog eens zou gebeuren. Maar niemand keek naar ons. We kregen geen hulp, en nog minder informatie. Ik moest wel de auto van mijn vader gaan halen: die stond nog op de parking van de Delhaize. Ik heb dat gedaan in een waas, half verdoofd. Ik heb daarna nooit nog een voet in die winkel gezet.”

Carine: “Ik ben de begrafenis beginnen te regelen. Ik moest met iets bezig zijn.”

Dirk: “Ik ben die week gewoon gaan werken. Ik kwam daar aan en niemand vroeg iets. Op een bepaald moment heb ik in het bijzijn van de directeur gezegd dat mijn vader één van de slachtoffers was van de overval in Aalst. Het werd doodstil. De verkopers die erbij stonden, druppelden weg, de ene naar het magazijn, de andere naar buiten… Die wisten niet hoe ze moesten reageren. En de grote baas, meneer Alfons, negeerde het. Hij vroeg niet eens of het wel ging. Dan voel je je echt alleen op de wereld. Ik liep daar rond als een robot, en iedereen meed mij, alsof ik een ziekte had. Dat heeft weken geduurd. Maar ik had twee jonge kinderen, ik moest wel gaan werken, we hadden de centen nodig.”

“Een week na de overval stond er plots een journalist van Het Laatste Nieuws voor mijn huis, samen met een reporter uit Rusland. Blijkbaar was het nieuws tot in Moskou geraakt. Hij vroeg me aan zijn Russische collega uit te leggen wat er was gebeurd. Ik heb de poort dichtgedaan: ‘Meneer, jullie weten meer dan ik. Hier moet u niet zijn.’”

Familiezorgen

Humo: In de oude kranten vond ik alleen een overlijdensbericht van jullie vader. Wat voor een man was hij?

Dirk: “Een doorzetter. Nu pas besef ik wat hij heeft gepresteerd. Hij was meubelmaker en heeft na de oorlog, met de weinige middelen die hij had, eigenhandig een werkhuis gebouwd van 40 meter lang, 20 meter breed en 12 meter hoog. Hij maakte schoolmeubilair: stoelen, tafeltjes en banken die hij zelf ontwierp, heel elegant en onverslijtbaar – in de school in Lede staan er vandaag nog tafeltjes van hem. Op den duur had hij tien man in dienst. Dag en nacht heeft hij gewerkt, en tussendoor heeft hij nog acht kinderen gemaakt.”

Carine: “Hij was een lieve vader. Ik was zijn favoriet en mocht altijd op zijn schoot zitten. Hij is altijd mijn rots in de branding geweest, zeker toen moeder ons gezin in de steek liet. Ik was 13 en ineens was ze weg. Ik heb nooit geweten waarom en ik heb haar nooit meer gezien.”

Dirk: “Moeder had gestudeerd, eigenlijk was ze meer een vrouw voor een advocaat of een dokter of zo. Mijn vader was geen uil, maar hij zat in een ander milieu. Ik heb hem bijna nooit gezien zonder werkbroek aan.”

Carine: “Alle kinderen zijn bij vader gebleven. Ik deed het huishouden na schooltijd: ik kookte, waste en plaste, en mijn vader maakte dat er eten in huis was. Hij heeft altijd goed voor ons gezorgd.”

Humo: De moord op jullie vader heeft de band tussen de broers en zussen verscheurd.

Carine (knikt): “Iedereen heeft het verdriet op zijn manier verwerkt. De ene met lawaai, de ander zonder. Vroeger hielden we grote familiefeesten, mijn zus Annelies en ik bakten taarten voor dertig man. Maar het was plots gedaan met de gezellige feesten.”

Dirk: “Het bindmiddel was weg, en we groeiden uit elkaar. Ik heb het verdriet om mijn vader altijd proberen weg te drukken, omdat ik voelde dat ik er anders aan ten onder zou gaan. Ik zat ook vol woede en frustratie – nu nog, trouwens. We voelden van in het begin dat er iets niet klopte.”

Humo: Volgden jullie het onderzoek in de media?

Carine: “Ja, ik heb dozen vol krantenknipsels, maar ik werd er moedeloos van. Af en toe zie ik iets in de krant verschijnen, en dan krimpt mijn maag in elkaar. Al het verdriet komt naar boven. Dan hebben ze weer een spoor, en elke keer draait het op niets uit. Ik heb vaak gedacht aan de woorden van mijn nonkel Antoine, toen we die nacht in het mortuarium naast het lichaam van mijn vader stonden: ‘Carine, dat is een mislukte staatsgreep, en het zal nooit uitkomen.’ Die man was politiek goed geïnformeerd.”

Dirk: “Op den duur besef je dat het allemaal geen zin heeft, en laat je de boel voor wat het is.”

Humo: Eén van jullie broers, Guido, heeft zich volgens jullie advocaat van het leven beroofd omdat hij het verdriet niet kon verwerken.

Carine (knikt): “Het is nooit officieel bevestigd, maar we zijn ervan overtuigd dat het zelfmoord was. Een bizar ongeluk met zijn motor: hij is op een rechte weg plots afgeweken en heeft zich te pletter gereden tegen een betonnen duiker. Die namiddag had hij tegen mijn zoon David gezegd dat hij zich ging doodrijden: ‘Dan is het gedaan met al die miserie.”

Dirk: “Onze Guido was altijd een zorgenkind geweest. Hij was de enige die nog thuis woonde – op de avond van de overval lag hij in het ziekenhuis na een ongeval. Plots moest hij het huis uit, weg uit zijn vertrouwde omgeving, en moest hij voor zichzelf zorgen. Hij werd depressief en had stemmingswisselingen. Eigenlijk is hij sinds de dood van ons vader nooit meer goed geweest.”

Humo: En jij, Carine?

Carine: “Ik heb de impact pas jaren later gevoeld. De eerste jaren heb ik in de drukkerij van mijn man gewerkt en deed ik alles voor mijn kinderen. Maar ik voelde me slecht in mijn vel en was prikkelbaar. We zijn gescheiden, ook dat was een onrechtstreeks gevolg van al dat onverwerkte verdriet. Als alleenstaande moeder moest ik nog harder werken om het hoofd boven water te houden met drie opgroeiende kinderen. Ik deed niks dan werken, en bij elk obstakel bleef ik maar doorgaan… Ik denk dat ik dat van mijn vader heb.”

“In 2005 hebben ze me van het werk naar huis gebracht met een bloeddruk van 24 op 12. ‘Onmiddellijk naar het ziekenhuis, aan de hartmonitor,’ zei de dokter. Ik heb een week op intensive care gelegen, tussen leven en dood. De dokters vonden niks. De enige verklaring was stress. Ik was moegestreden, aan het einde van mijn krachten. Dat was mijn crash. Ik was 46, en ik heb nooit meer kunnen werken (huilt).”

“Sindsdien krijg ik een uitkering als invalide. Ik heb een zware depressie gehad en ben jaren in behandeling geweest bij psychologen. Elke keer kwamen dat verdriet en die miserie eruit. Ik ben zo moe, zo moe.”

Dirk: “Onder mijn schijnbare kalmte zit vooral veel woede. Als ik naar het nieuws kijk, kan ik me enorm opwinden. ‘Kijk dan niet,’ zegt mijn vrouw Annie. Ik ben ook nooit op mijn gemak. Niet dat ik denk dat de Bende achter mij aan zou komen, maar het idee dat je op straat zomaar aangevallen en gedood kunt worden… Als ik in een shoppingcenter of een openbare plaats kom, zoek ik onbewust direct naar een deur of een nooduitgang: ‘Als er iets gebeurt, hoe kan ik vluchten?’ ’s Nachts droom ik soms dat ik een overvaller zie en dat ik op hem spring om hem kapot te maken. Dat is de colère die in mij zit, en die niet weggaat.”

Nieuw spoor

Humo: Wanneer hebben jullie voor het eerst officieel iets over het onderzoek naar de Bende vernomen?

Carine:  “In 2019, een jaar nadat het federale parket het onderzoek in handen had genomen. In Dendermonde hebben ze toen een infosessie georganiseerd over hoe we ons burgerlijke partij konden stellen. Dat heb ik gedaan, en zo ben ik bij meester Vandenbussche terechtgekomen.”

Vandenbussche: “Ik volgde het onderzoek al langer, sinds één van mijn oude cliënten me in vertrouwen had genomen over zijn lidmaatschap van Westland New Post. Dat was een schimmige extreemrechtse organisatie uit de jaren 80 die vaak aan de Bende van Nijvel wordt gelinkt. Ik kreeg de kans om het volledige Bendedossier te bestuderen en ik zag hoe er was gemanipuleerd: pv’s waren verdwenen, bewijsstukken waren vernietigd of weggemoffeld, onderzoekers saboteerden bepaalde sporen… Gaandeweg legde ik verbanden en voerde ik mijn eigen onderzoek, samen met enkele vertrouwelingen. Ik kende het dossier dus al toen de familie De Smet bij mij kwam aankloppen.”

Humo: Hadden jullie vertrouwen in het federale parket?

Carine: “Eerst wel, omdat ze er dertig onderzoekers op zouden zetten en DNA-onderzoek zouden laten uitvoeren. Daar moest toch íéts uit voortkomen? Ik hoor justitieminister Koen Geens (CD&V) nog zeggen dat er binnen de drie jaar een proces van de Bende van Nijvel zou komen. In 2018!”

Vandenbussche: “Ik had veel vertrouwen in federaal procureur Marianne Capelle. Ze heeft zware drugdossiers tot een goed einde gebracht en ik dacht dat ze ook dit dossier inhoudelijk goed zou beheersen. In het begin was ze heel gedreven, maar ik heb haar houding in de loop der jaren zien veranderen. Ik stuurde af en toe mails als ik nuttige informatie had. In het begin kreeg ik daar nog een bedankje voor, maar gaandeweg kwam er geen antwoord meer of werd ik afgeblokt. Toen ik haar belde om te vragen of ik mijn visie op het dossier eens mocht komen voorleggen, heeft ze me vlakaf gezegd: ‘Meester, laat ons doen. Wij zijn de specialisten en wij gaan het oplossen.’ Ze blufte dat ze al ver gevorderd waren in het onderzoek: ‘Ik verlang naar de dag dat ik aan de nabestaanden kan uitleggen hoe de vork in de steel zit.’ Dat waren haar woorden in 2019. Ik had toen niks dan bewondering. En dan krijg je die complete ommezwaai, en eindigt het met niks.”

Humo: Hebben jullie iets nieuws geleerd uit het vragenuurtje met het federale parket?

Dirk: “Alleen dat ze ervan uitgaan dat het niet om terrorisme gaat, maar om banditisme, en dat er dus geen politieke motieven achter zaten. Maar hoe weten ze dat? Daar krijgen we geen uitleg over. Is dat wel zo?”

Vandenbussche: “Ze hadden jullie op z’n minst een paar grote lijnen kunnen meegeven over de inhoud van het dossier. Over sporen en milieus die ze onderzocht hebben, en waarom dat tot niks heeft geleid. Er zijn twee namen genoemd: die van Madani Bouhouche en Robert Beijer (criminele ex-rijkswachters, red.). Ze zeiden dat ze veel aanwijzingen tegen hen hadden, maar geen concrete bewijzen.”

Dirk (boos): “Ze hebben nergens concrete bewijzen van.”

Humo: Wat is het spoor dat u nog wilt laten onderzoeken?

Vandenbussche: “Het gaat over twee broertjes van 8 en 10 jaar oud die in Opwijk woonden en die als hobby de nummerplaat en het merk noteerden van de auto’s die in hun straat passeerden. Een paar uur vóór de overval in Aalst, om 17 uur, zagen ze aan de rotonde op de weg naar Buggenhout een lichtgrijze Mercedes en een donkergrijze Golf met een hoge snelheid voorbijrijden. De oudste van de twee heeft de nummerplaten in zijn schriftje genoteerd. Van de Mercedes was hij niet zeker, maar van de Golf had hij de volledige nummerplaat.”

“‘In die Golf zaten vier ruige mannen,’ vertelden de broertjes later aan hun vader. ‘De chauffeur was een gespierde man, hij droeg een jeans en op zijn borst stond een tekening, misschien een doodskop.’ De vader stapte met de getuigenis en het schriftje van zijn zoons naar de rijkswacht, maar er is weinig met de informatie gebeurd. Nochtans leidde de nummerplaat naar een drankenhandel in Brussel, de firma F., die meerdere verdachte linken heeft met het dossier.”

“Ik heb eind april aan het federale parket gevraagd of ze dat verder wilden onderzoeken, maar tot mijn grote verbazing werd mijn verzoek bijna direct afgewezen. Terwijl het gaat om een paar verhoren van bestuurders, om na te gaan wie er destijds bij de firma werkte en wie met de wagen gereden kon hebben. Een ochtend werk, maar dat was blijkbaar te veel. Terwijl ze wel een miljoen euro in DNA-onderzoek hebben gestoken.”

Humo: Waarom werd het verzoek afgewezen?

Vandenbussche: “Marianne Capelle antwoordde dat de getuigenis ongeloofwaardig was omdat het van een jongen van 7 jaar kwam, ‘de leeftijd waarop kinderen nog maar net cijfers en letters beginnen te schrijven’. Ze had de leeftijd dus al fout: de broer die de nummerplaat noteerde ,was 10 jaar oud en zat in het vijfde leerjaar. Ik heb contact met hem opgenomen, en hij herinnerde zich het voorval nog goed.
»Marianne Capelle schreef ook dat het op 6 november 1985 – ze vergist zich dus ook nog van datum – om 17 uur al donker was en dat de jongen onmogelijk de nummerplaat had kunnen lezen. Ook dat is onzin: begin november begint het pas om halfzes in de vooravond te schemeren. En ze wijst erop ‘dat de jongen de broek van de bestuurder heeft beschreven, wat materieel onmogelijk is’ – ze verwijst dan naar de ‘jeans’ en denkt direct aan een broek, terwijl de jongen het over een jas en een doodskop op de borst heeft.”

“Kijk, vertel zulke dingen op café, maar niet als antwoord aan een advocaat die net een goed gestoffeerd verzoekschrift van tien bladzijden heeft ingediend. Ik denk niet dat ze een doofpotfiguur is, daarvoor is ze te fel van karakter. Maar ze hadden er duidelijk geen zin meer in en hebben zich er snel vanaf gemaakt.”

Dirk: “Waarom kijken ze dat niet na? Marc Dutroux hebben ze opgepakt dankzij een halve nummerplaat, maar als een jongen van 10 jaar een nummerplaat volledig opschrijft, zou dat plots niks waard zijn?”

Humo: Op de vergadering zei het federale parket nochtans dat ze het dossier altijd kunnen heropenen als er nieuwe, relevante informatie komt.

Vandenbussche: “Maar wat is relevant voor hen? Daar zit de adder onder het gras.”

Dirk: (windt zich op) “Ik krijg het ervan, die paraplu’s die ze altijd opsteken!”

Humo: En nu?

Vandenbussche: “Ik ben in beroep gegaan. Voor ze het dossier definitief afsluiten, wil ik dat dat onderzocht wordt. Ik ben een strijder, ik geef nooit op.”

Humo: Met welk gevoel gingen jullie na de aankondiging van het federale parket naar huis?

Dirk: “Ik ervaar het als het zoveelste gebrek aan respect van het gerecht voor ons. Mijn geloof in justitie en politiek is al lang verdwenen. Ik stem al jaren blanco, mijn stem krijgen ze niet meer. Zij hebben mij een leeg blad zonder antwoorden over de Bende gegeven, ik geef hun een leeg blad terug.”

Carine: “Mijn vader is op een avond vis gaan kopen in Delhaize en is zomaar doodgeschoten. En de daders zullen ongestraft blijven, ik maak me geen illusies. Ze zijn vandaag toch allemaal dood, of toch bijna. Maar het zou goed zijn om te weten waarom mijn vader moest sterven.”

Humo: Denkt u nog veel aan uw vader?

Dirk: “Elke dag.”

Bron » Humo | Annemie Bulté

Na stopzetting Bende van Nijvel-onderzoek: ‘Laat historici het dossier opnieuw tegen het licht houden’

De overheid moet een taskforce van historici en criminologen samenstellen om het dossier over de Bende van Nijvel te onderzoeken. Dat zegt historicus Emmanuel Gerard (72), die eerder al de moorden op Julien Lahaut en Patrice Lumumba hielp oplossen.

Einde juni kondigde het federaal parket aan dat het onderzoek naar de Bende van Nijvel wordt stopgezet. Bij de bendeterreur tussen 1982 en 1985 vielen 28 doden en 40 gewonden. Hoe moet het nu verder? Knack vroeg het aan historicus Emmanuel Gerard, emeritus hoogleraar aan de KU Leuven.

Gerard schreef in 2000 nog mee aan het eindrapport van de parlementaire onderzoekscommissie naar de Belgische betrokkenheid bij de moord op de afgezette Congolese premier Patrice Lumumba in 1961. Later leidde hij ook het historisch onderzoek, in opdracht van de Senaat, naar de moord op Julien Lahaut in 1950, de voorzitter van de Kommunistische Partij.

Wat vindt u van de beslissing van het federaal parket om het Bende-onderzoek stop te zetten?

Emmanuel Gerard: Die beslissing is op zijn minst merkwaardig, gelet op de mogelijkheid die is gecreëerd om misdaden van de zogenoemde Bende van Nijvel niet te laten verjaren.

Voor de verkiezingen keurde het parlement daarover een wetswijziging goed op initiatief van minister van Justitie Paul Van Tigchelt (Open VLD), waardoor moorden met een grote maatschappelijke impact niet meer kunnen verjaren.

Gerard: Als men de niet-verjaring accepteert wegens de geweldige maatschappelijke impact van bepaalde misdaden, dan is het op zijn minst vreemd dat men nu zegt dat het onderzoek daarnaar stopt.

Wat betekent zo’n niet-verjaring precies?

Gerard: Dat de misdaad nog bestraft kan worden zodra er nieuwe elementen opduiken. Natuurlijk willen wij allemaal dat de misdadigers bestraft worden, maar dat is ondertussen wel zeer illusoir geworden.

Advocaat Jef Vermassen, verdediger van een van de slachtoffers, waarschuwt dat bij niet-verjaring ook het geheim van het onderzoek voor eeuwig en altijd blijft gelden.

Gerard: Ik durf dat niet met zo veel stelligheid te zeggen. Maar als hij gelijk heeft, vind ik dat problematisch.

Wordt historisch onderzoek naar de Bende van Nijvel dan onmogelijk?

Gerard: Historisch onderzoek is altijd mogelijk, er is niemand die dat belet. Er zijn trouwens al ontzettend veel boeken verschenen over de Bende van Nijvel. Dat is niet het punt. Maar wetenschappers zouden de nodige machtigingen moeten krijgen om zich over de zaak te buigen en zouden toegang moeten krijgen tot bepaalde documentatie – op zijn minst tot het gerechtelijk dossier.

Hoe ziet u dat dan concreet?

Gerard: Ik vind dat de overheid het initiatief moet nemen voor een taskforce van historici en criminologen om het Bende-dossier opnieuw te onderzoeken. Een andere blik op het dossier kan erin bestaan dat men informatie uit het gerechtelijk dossier koppelt aan andere bronnen die normaal niet in het vizier van de speurders komen. Zo zijn we in de zaak-Lahaut de collusie tussen privénetwerken en politiediensten op het spoor gekomen. Maar blijkbaar heeft het gerechtelijk onderzoek zijn limieten bereikt. Misschien zijn er nu wel andere mogelijkheden om bepaalde aspecten uit het dossier toch op te helderen.

Welke andere bronnen zouden een nieuw licht kunnen werpen op de zaak?

Gerard: Ik wil daar niet te expliciet over zijn. Dat heeft niet veel zin als je die bronnen nog te pakken wilt krijgen.

Het archief van de toenmalige Rijkswacht?

Gerard: Bijvoorbeeld. Ik denk aan bronnen die de modus operandi van de Rijkswacht tonen, maar niet specifiek in het gerechtelijk dossier zitten. Bronnen bijvoorbeeld over communicaties tussen rijkswachteenheden en commando’s, of over contacten tussen de rijkswacht en andere instanties. Ik denk dat ook met de archieven van onze inlichtingendiensten iets aan te vangen valt. In dat van de Staatsveiligheid heb ik al heel wat onderzoek verricht in het verleden.

Wat kunnen we uit de zaak-Lumumba leren voor het Bende-dossier?

Gerard: Daar was het bijzonder interessant om archieven van diverse echelons van de besluitvorming in te kunnen kijken, zaken die je meestal niet kunt koppelen. Speurders in een gerechtelijk onderzoek kunnen niet zomaar bij iedereen aankloppen, er moet op zijn minst een verdenking berusten op de persoon. Wetenschappelijk onderzoek kan heel wat andere vragen stellen.

Over de Bende van Nijvel bestaan er tal van denksporen en hypotheses, van banditisme tot de strategie van de spanning. Welke vindt u het meest plausibel?

Gerard: Daarover spreek ik me niet uit. Het is belangrijk dat wetenschappers een openheid van geest bewaren en niet een bepaalde tunnelvisie volgen. Ik denk dat men alle mogelijke hypotheses nog eens rustig moet kunnen bekijken.

Kan kunstmatige intelligentie helpen om met een nieuwe blik naar de documenten van het gerechtelijk onderzoek te kijken?

Gerard: Ongetwijfeld kan AI een rol spelen in het ontleden van het strafdossier. Maar het onderzoek waar ik voor pleit, moet dat strafdossier ook overstijgen. Er moeten ook andere bronnen aangeboord worden.

Sinds 2018 heeft het federaal parket al 593 DNA-stalen genomen, 2748 vingerafdrukken vergeleken en 1815 tips onderzocht.

Gerard: Dat is indrukwekkend. Maar het heeft niets opgeleverd. En dus is het tijd om het over een andere boeg te gooien. Voor alle duidelijkheid: het gaat hier niet om de arrogantie van ‘wij historici gaan dat hier eventjes oplossen’. Maar ik vind dat de overheid hier bijkomende inspanningen moet doen, want het Bende-dossier is de ultieme blaam voor de Belgische rechtsstaat.

Hebt u ooit de optie van zo’n wetenschappelijke taskforce met beleidsmakers besproken?

Gerard: Toen het Bende-dossier in 2017 in een stroomversnelling leek te komen door de zaak-Bonkoffsky (een man die op zijn sterfbed beweerde lid te zijn geweest van de Bende, nvdr), zijn daar inderdaad gesprekken over gevoerd met politici, onder meer met toenmalig justitieminister Koen Geens (CD&V). En daarvoor, in 2015, waren ook al eens leden van de toenmalige dunbemande onderzoekscel mij en collega Rudi Van Doorslaer komen opzoeken.

U hebt de werking van de Belgische democratie grondig onderzocht. Als u met die kennis naar het Bende-dossier kijkt, wat komt dan bovendrijven?

Gerard: Het gerechtelijk onderzoek is duidelijk gemanipuleerd. Niet de afgelopen jaren, hè. Het federaal parket heeft effectief een inspanning gedaan. Maar in de eerste jaren van het onderzoek zijn er zaken gebeurd die je niet anders kunt begrijpen. Een reeks misdaden die zo veel mensen het leven heeft gekost en die men dan niet kan oplossen, terwijl er zo veel getuigenissen en materiële aanwijzingen zijn…

Sommigen stellen dat de niet-verjaring van het dossier gecombineerd met het stopzetten van het onderzoek neerkomt op een heuse doofpotoperatie.

Gerard: Ik denk niet dat men vandaag een doofpot wil organiseren. Maar het resultaat is natuurlijk dat dit dossier compleet ondergesneeuwd zal raken en men misschien nooit een antwoord zal vinden op de vraag wat er is gebeurd. Daarom zou er beter toch nog een toelating komen om op de een of andere manier ernstig wetenschappelijk onderzoek te doen naar het Bende-dossier.

Bron » Knack | Kristof Clerix

Mark (70) overleefde overval Bende van Nijvel – Ze zaten te dicht bij de waarheid

Na 1.815 onderzochte tips, 593 DNA-sporen en 2.748 vingerafdrukken wordt het onderzoek naar de Bende van Nijvel begraven. En dat zint Overijsenaar Mark Ghekiere (70) niet. Hij overleefde de overval op het Delhaize-warenhuis in de druivengemeente omdat één van de daders volgens hem een jeugdvriend was.

Het mag dan wel al bijna veertig jaar geleden zijn, toch spoken de beelden nog regelmatig door mijn hoofd. Aan het woord is de nu 70-jarige Mark Ghekiere, die op 27 september 1985 als bij wonder de overval van de Bende van Nijvel op het Delhaize-warenhuis in Overijse overleefde. Hij was er die avond samen met vier vrienden verkiezingsaffiches van wijlen Jean-Luc Dehaene aan het ophangen toen plots gangsters opdoken.

Mijn kameraad Luc Bennekens stond bovenaan de ladder, terwijl ik hem de affiches aangaf, blikt Mark Ghekiere 39 jaar terug in de tijd. Eén van de gewapende mannen liep onze richting uit en schreeuwde in het Frans dat Luc naar beneden moest komen. Aanvankelijk dachten we dat het om een carnavalsmop ging, maar toen we zagen dat een tiener doodgeschoten werd, wisten we dat het echte gangsters waren. Seconden later werd Luc als levend schild de winkel ingesleurd.

Jeugdvereniging

Mark en zijn drie andere vrienden verscholen zich achter een nabijgelegen carwash en komen pas terug tevoorschijn als ze de daders in een zwarte Golf met open koffer weg zien stuiven. Wat verderop zagen ze Luc Bennekens dood liggen.

Dat Luc en niet hij een slachtoffer van de Bende van Nijvel werd, is volgens Mark logisch te verklaren. De gewapende man die op ons kwam afgestormd, kende me, klinkt het. Ik vermoed dat het iemand was met wie ik in een jeugdvereniging actief was. En dat verklaart waarom ik twijfel in zijn ogen zag toen hij me aankeek. Mogelijk herkende hij me en wilde hij me sparen. Daarom riep hij Luc naar beneden, terwijl ik onderaan de ladder stond en hij mij dus veel gemakkelijker als menselijk schild had kunnen gebruiken.

Wie de man is, wil Mark Ghekiere niet kwijt omdat hij geen bewijzen heeft. Maar de speurders kennen de naam wel. Of het ooit onderzocht werd? Ik weet het niet. En het ziet ernaar uit dat we het nooit zullen weten nu men beslist heeft om het onderzoek te begraven.

Een beslissing die Mark niet begrijpt. Ik heb er maar één verklaring voor: ze zitten te dicht bij de waarheid en alles moet in de doofpot blijven steken. Als slachtoffer, al word ik in dit onderzoek zo niet beschouwd, is het jammer dat ik nooit zal weten wie er achter deze vreselijke daden zat. Langs de andere kant: wat als we het wel zouden weten? Zouden de daders dan nog gestraft kunnen worden? Zijn ze nog in leven?

En dus zal de Overijsenaar vermoedelijk de rest van zijn leven met de onbeantwoorde vraag of de dader hem kende, blijven zitten. Nochtans had men het met DNA-onderzoek te weten kunnen komen. Maar de vraag is of men het ooit willen onderzoeken heeft.

Been kwijt

In 1985 overleefde Mark als bij wonder de overval en drie jaar geleden kroop hij opnieuw door het oog van de naald. In de Bollenstraat in Terlanen – een gehucht van Overijse – werd hij op zijn Vespa aangereden door een wagen.

De kroongetuige van de Bende van Nijvel werd in kritieke toestand afgevoerd naar het ziekenhuis. Er werd eerst gedacht aan een aanslag, maar dat bleek uiteindelijk toch niet het geval. Sinds dat ongeval zit ik in een rolstoel, want ik ben een been kwijt, besluit Mark.

Bron » Het Laatste Nieuws | Robby Dierickx

De wet over moordzaken ‘met grote maatschappelijke impact’ is onbedoeld voordelig voor de Bende van Nijvel zelf

Douglas De Coninck is journalist. Hij stelt dat een toekomstige regering de verjaringswet moet terugdraaien.

Minder dan drie maanden geleden, net voor de verkiezingen, keurde het federale parlement met niets dan goede bedoelingen een wetswijziging rond de verjaring in moordzaken goed. Nadat verjaring eerder was opgeheven in zaken rond misdaden tegen de menselijkheid en genocide geldt dat nu ook voor moordzaken “met een grote maatschappelijke impact”. Zo staat het er.

De wet is overduidelijk geschreven op maat van de Bende van Nijvel. Ze werd in de voorbereidende parlementaire debatten ook luid en duidelijk geclaimd door nabestaanden van de slachtoffers van de moorddadige raids op vooral supermarkten uit 1982, 1983 en 1985.

Een nakende verjaring is voor generaties speurders op meerdere momenten een akelig dichtbij komend zwaard van Damocles geweest. Met de herdenking van 20 en 30 jaar Bende van Nijvel werden de verjaringstermijnen voor roofmoord telkens met 10 jaar verlengd. Ook toen, altijd weer, met goede bedoelingen: de hoop levend houden dat de moordenaars van 28 gewone burgers, hoe lang geleden ook, zich ooit zouden moeten verantwoorden in een rechtbank.

Ze zijn niet zo talrijk meer, de mensen die dat hele dossier, 4 miljoen pagina’s dik, nog een beetje kunnen overzien. Een van hen is ex-onderzoeksleider Eddy Vos. Hij pleitte er onlangs in Humo voor om het onderzoek in handen te geven van historici. Diezelfde aanpak leidde in het verleden tot de opheldering van de tot dan toe onoplosbaar gewaande moorden op Julien Lahaut (1950) en Patrice Lumumba (1961).

Los van het feit dat een op een particuliere zaak afgestemde wet zelden erg weloverwogen kan zijn, is er een irritant neveneffect als het samengaat met het stopzetten van het onderzoek. Doordat de aan de Bende van Nijvel toegeschreven misdrijven niet meer kunnen verjaren, blijft volgens advocaat Jef Vermassen het geheim van het onderzoek voor eeuwig en altijd gelden. Tenminste, dat is wat hij vrijdag onthield van het vragenuurtje na een bijeenkomst van het federale parket met nabestaanden.

Tot op de dag dat alsnog daders kunnen worden vervolgd – maar die kans is met het stopzetten van het onderzoek nu echt wel nihil – blijft het strafonderzoek geheim. Dat betekent dat historici er nooit mee aan de slag zullen kunnen. Het betekent dat bijvoorbeeld toekomstige criminologen nooit artificiële intelligentie zullen kunnen loslaten op de vele miljoenen data in dit dossier.

Het federale parket heeft een situatie gecreëerd die slechts voordelig kan zijn voor één partij: eventueel nog in leven zijnde daders van de feiten die worden toegeschreven aan de Bende van Nijvel. Dat was ongetwijfeld nooit de bedoeling, maar het is de pijnlijke realiteit waar de nabestaanden nu mee verder moeten.

Als de regering in wording iets wil betekenen voor deze mensen draait ze bij haar aantreden de nieuwe verjaringswet meteen weer terug. Want los van de Bende: aan de hand van welke criteria ga je meten vanaf welk punt een moordzaak voldoet aan het criterium ‘grote maatschappelijke impact’? Wie gaat daar dan trouwens over?

Bron » De Morgen | Douglas De Coninck