Wat staat er toch in het Bende-dossier dat de bevolking niet mag weten?

Het onderzoek naar de 28 moorden door de Bende van Nijvel is definitief stopgezet. Walter De Smedt toont daar enerzijds enig begrip voor maar plaatst er wel een aantal zeer kritische bemerkingen bij. “Kan je een dossier over28 moorden wegsteken in de catacomben van een justitiepaleis?” “Ongeacht wie de daders zijn, zijn er ook heel wat vragen over de wijze waarop justitie en politie erin hebben gehandeld”, vragen die nu onbeantwoord blijven.

Je kan er begrip voor hebben dat het onderzoek naar de moorden van de Bende van Nijvel wordt afgesloten. Een normale afhandeling in openbare zitting voor een Hof van assisen (1) is immers niet meer mogelijk.

De feiten zijn te lang geleden gebeurd, de daders – zo die nog leven – zijn oude mensen, het dossier is veel te groot en te ingewikkeld om het nog te kunnen behandelen in een tegensprekelijke procedure, en niet in het minst kan je er geen proces over houden dat kan voldoen aan de vereisten van eerlijk proces.

Vraag is evenwel of je een dossier over achtentwintig moorden zonder meer kan wegsteken in de catacomben van een justitiepaleis. Ongeacht wie de daders zijn, zijn er ook heel wat vragen over de wijze waarop justitie en politie erin hebben gehandeld.

Twee parlementaire onderzoeken hebben getracht er inzicht in te verkrijgen. Dat eindigde met de overweging dat er in dit land “een duistere macht” werkzaam was. Ook voor de Natie bleef het dossier daarover gesloten.

Hebben de slachtoffers zowel als de andere burgers in dit land dan niet het recht om te weten wat er in de jaren tachtig in hun land is gebeurd en waarom dat nooit kon worden ontdekt? Er zijn te veel vragen die een antwoord moeten krijgen. Als dat niet door een proces kan gebeuren kan dat wél op een andere manier.

Het eerste element is dat van de verantwoordelijkheid van de betrokken overheidsdiensten. Iedereen weet dat het onderzoek vol “disfuncties” zit en werd gemanipuleerd. Daar moeten dus in het dossier ernstige aanwijzingen voor zijn. Dat was van bij het begin reeds duidelijk en het is ook in het verslag van de Bendecommissies terug te vinden.

Waarom kon Jean Deprêtre, procureur van Nijvel, de overhand houden bij de bepaling van de onderzoekspistes en van de onderzoeksstrategie? Waarom werd de piste van extreemrechtse organisaties, die van bij het begin aanwezig was, geweerd en waarom werd wie ze wou bekijken uitgesloten van het onderzoek? Wie manipuleerde het onderzoek?

Ook de eeuwige vraag, die aansluit bij de vorige, moet een antwoord krijgen. Waren het criminelen, “des zozos” (2) zoals procureur Deprètre beweerde? Of ging het om de ontwrichting van de staat door geheime en parallelle diensten?

Zelfs ongeacht de vraag wie erachter zat is het laatste element, ook vandaag, nog erg belangrijk. De rol van de inlichtingendiensten is door het terrorisme sterk toegenomen en de oorlog in Oekraïne heeft die nogmaals versterkt. Ook de intussen bloot gelegde organisaties van extreemrechts hebben duidelijke banden met het verleden.

Wat was het gevolg van de in uitvoering van het Bendedossier genomen maatregelen? De eerste was de oprichting van Vaste Comités van Toezicht op de politie- (Comité P) en op de Inlichtingendiensten (Comité I).

Ondanks enkele pogingen hebben die nooit de kans gekregen om onderzoek te doen in de materie waarvoor zij waren opgericht. Niet enkel de geheimhouding van het gerechtelijk onderzoek heeft dat belet. Ook politiek werd iedere poging in de kiem gesmoord.

De enquêtediensten van deze Comités evolueerden van werkelijke enquêtediensten naar audit-activiteiten, de Rijkswacht (3) werd buiten schot gehouden, niemand, zelfs de leden van de parlementaire “begeleidingscommissie”, kreeg ooit een onderzoeksdossier te zien.

De tweede maatregel was de oprichting van de commissie-Franchimont. Deze commissie van experten, magistraten en professoren, kreeg de opdracht om de “knelpunten” in de strafprocedure weg te nemen.

De daaropvolgende wet verfijnde de opdracht van de procureur en van de onderzoeksrechter en gaf aan de burger de rechten die hem toekwamen. De vervolgingsplicht van de procureur werd omgezet in een vervolgingsrecht.

Daardoor kan de procureur nu ook op wettelijke basis beslissen om niet te vervolgen, te seponeren. En hij kan dat ook om “opportuniteitsredenen” beslissen. Daartegenover werd aan de burger het recht gegeven zijn dossier in te zien en er kopij van te bekomen, zodat hij zich kan verzetten tegen een eenzijdige en vertrouwelijke beslissing van de andere procespartij die de procureur is.

In de praktijk worden dergelijke aanstellingen als burgerlijke partij door de parketten als een inmenging in hun bevoegdheid aanzien en meermaals tegengewerkt. Justitieminister Koen Geens en het college van procureurs-generaal wilden dit recht zelfs aan de burger ontnemen door het af te schaffen.

Van het nieuw gecreëerde misdrijf “misbruik van inzagerecht” werd gebruik gemaakt om het openbaar maken van schokkende beelden over het politieoptreden, dat de dood van Jonathan Jacob in een politiecel te Mortsel tot gevolg had, te kunnen tegengaan.

Onderzoeksjournalisten worden, ongeacht hun bronnengeheim, bedacht met huiszoekingen en inbeslagnames. De door de wet-Franchimont aan de procureur verleende mogelijkheid om zelfs tijdens een onderzoek publieke mededelingen te doen wanneer het openbaar belang dat vereist werd voor onbestaande gehouden.

Zelfs voor parlementaire onderzoekscommissies weigerden hoge magistraten er gebruik van te maken. De opdracht van de onderzoeksrechter om alle maatregelen te nemen die de rechtscolleges in staat moeten stellen om met kennis van zaken te oordelen werd door de justitieminister Stefaan De Clerck volkomen miskend door het onderzoek naar misbruik in de kerk, de operatie Kelk, af te leiden naar een commissie van die instelling.

In beslag genomen “overtuigingsstukken” werden op de meest betwiste wijze teruggegeven. Een beoordeling van deze procedure door het hof van cassatie werd vermeden.

Hoewel ook de witte marsen terecht meer “transparantie” eisten werd het gerechtelijk optreden steeds heimelijker. In de werking van het federaal parket werd de geheimhouding van het gerechtelijk vooronderzoek nog versterkt door de samensmelting met een nog meer geheime werking van de inlichtingendiensten, die zelf bepalen wat al dan niet geheim moet blijven en wat er kan van worden geopenbaard.

Dat leidde in het onderzoek over de laatste aanslag door Lassoued4 tot de uitspraak van een procureur dat hij niet wist wat er met het dossier was gebeurd en de parlementairen het evenmin zullen weten.

In de wet op de burgerinfiltrant beslist één procespartij, de procureur, of er al dan niet bestraffing uitsluitende gronden van verschoning zijn, die de behandeling voor de strafrechter beletten, zodat de door de diensten, mits machtiging van de procureur, begane misdrijven, onbestraft kunnen blijven.

Het is best te begrijpen dat het beleid niet staat te springen om al wat verkeerd is gelopen openbaar te maken. Ook de afstand van soevereiniteit aan de internationale organisatie van aan elkaar verbonden inlichtingen- en veiligheidsdiensten, en aan de burgerlijke tak van de NAVO, is historisch aanvaardbaar. Dat er met een dossier als dat over al wat het inhoudt niet onbedacht kan omgesprongen worden is dat ook.

Maar ook de slachtoffers en de nabestaanden, alle burgers en de gehele gemeenschap, hebben ook rechten. Die kan je in een democratische rechtsstaat niet zomaar met één pennentrek miskennen.

Dat kan je evenmin in wat ook nu de grootste bedreiging uitmaakt. Zoals de recente revelaties over het bestaan en de werking van extreemrechtse organisaties hebben aangetoond, hebben deze organisaties wortels die teruggaan naar de periode waarin de achtentwintig moorden door de Bende van Nijvel werden gepleegd.

Hoe kan je het verantwoorden dat het onderzoek daarover moet geheim worden gehouden?

Bron » Walter De Smedt

Lees verder

Wat de wetenschap voor het Bende-dossier kan betekenen

Pieter Leloup is criminoloog aan de Universiteit Gent en de Vrije Universiteit Brussel. Hij hoopt dat het weer mogelijk wordt nieuwe onderzoeksmethodes aan te wenden voor de zaak van de Bende van Nijvel.

Met de recent doorgevoerde wetswijziging rond de afschaffing van de verjaringstermijn bij moordzaken ‘met grote maatschappelijke impact’, kwam het onderzoek naar de bloedige overvallen van de Bende van Nijvel de voorbije maanden opnieuw in het nieuws. Ondertussen kwam het bericht dat het federaal parket het onderzoek naar de Bende afsluit. Dit doet sommigen vrezen dat de hoop op opheldering van het bijna 40 jaar oude dossier verder is afgenomen.

Het nieuws wordt niet enkel op gemengde gevoelens onthaald bij nabestaanden en slachtoffers van de overvallen, maar ook oud-Bende-speurder Eddy Vos (DM 13/2) en journalist Douglas De Coninck (DM 28/6) uitten hieromtrent al hun bezorgdheden. Ze menen dat met het afschaffen van de verjaringstermijn de ooit gehoopte wetenschappelijke benadering van het Bende-dossier onmogelijk wordt gemaakt. Op dat laatste punt zouden ze weleens gelijk kunnen krijgen. Het is over die wetenschappelijke inbreng dat ik enkele gedachten naar voren wil schuiven.

Vier miljoen pagina’s

De wetswijziging belet inderdaad dat een gespecialiseerd team van wetenschappers via de nieuwste digitale methoden het Bende-dossier ooit aan een optimale analyse kan onderwerpen. Het betrekken van academici bij het (succesvol) uitspitten van moeilijke dossiers en moordzaken is voor België nochtans niet nieuw. De voorbije decennia voerden historici met inhoudelijke en archivalische expertise in opdracht van het parlement reeds diepgaand onderzoek naar de moord op Patrice Lumumba en deze op Julien Lahaut. In beide gevallen leidde hun engagement tot belangrijke nieuwe inzichten over opdrachtgevers en betrokkenen.

Zonder te beweren dat in het Bende-onderzoek een team van wetenschappers zomaar dé oplossing zal vinden, kunnen ze wel methodologisch een belangrijke bijdrage leveren. Volgens ingewijden telt het Bende-dossier ondertussen ergens tussen de drie en vier miljoen pagina’s, voor zover iemand daar nog zicht op heeft. Ondanks de deskundigheid van de betrokken speurders is het niet onlogisch dat een dossier van deze complexiteit en omvang niet langer via uitsluitend traditionele (ballistiek en vingerafdrukken) en moderne (DNA-stalen) onderzoeks- en opsporingsmethoden kan worden gelezen, geanalyseerd en geëvalueerd.

De snelle digitale en technologische evoluties die we de voorbije jaren met betrekking tot de analyse van omvangrijke datasets mochten aanschouwen, roepen de vraag op hoe deze technieken wetenschappelijk voor deze zaak kunnen worden aangewend. Het gaat dan over bijvoorbeeld text mining, machine learning en andere AI-toepassingen die er optimaal in slagen complexe en grote hoeveelheden data naar menselijke normen uiterst snel te verwerken en de analysemogelijkheden uit te breiden.

Cold cases

In het domein van cold cases zijn daar internationaal steeds meer voorbeelden van terug te vinden. In Nederland zet de politie sinds 2018 digitale en computergestuurde methoden in voor de analyse van ongeveer 1.500 onopgeloste dossiers, waaronder een duizendtal moorden. Het doel is om uiteindelijk 25 miljoen pagina’s te digitaliseren, een omvang die de menselijke denkcapaciteit ruimschoots overstijgt. Het automatiseren van deze forensische screening biedt de Nederlandse rechercheurs ondersteuning in de selectie van dossiers en het ontdekken van eerder gemiste sporen en patronen.

Laat dergelijke innovatieve analysemethoden nu net ook behoren tot het arsenaal waarop historici, criminologen en computerwetenschappers sinds het begin van de 21ste eeuw in toenemende mate een beroep doen.

Innovatieve analyses bij omvangrijk gedigitaliseerd (archief)materiaal of zogenaamde historische big data kennen vele toepassingen. De inzet van deze methoden is niet zonder valkuilen, zoals een gebrekkige transparantie of de aanwezigheid van een bias in het AI-model, maar zijn wel in staat om datasets te analyseren die het menselijke begrip overstijgen. Voordelen zijn dat ze snel sporen, verbanden en patronen ontdekken die eerder zijn gemist, zeker wanneer naast het Bende-dossier andere zaken uit die periode worden gedigitaliseerd. Dit maakt een vergelijking tussen dossiers mogelijk.

In het forensisch onderzoek blijft een combinatie van klassieke en nieuwe methoden cruciaal. Het gebruik van uitsluitend innovatieve digitale en technologische technieken zal niet dé mirakeloplossing zijn, maar het kan wel een aanzet zijn om op een andere wijze het Bende-dossier te onderzoeken. Voor de toekomst lijkt nu de vrees te groeien dat ook deze piste is afgesloten. Hopelijk niet onherroepelijk.

Bron » De Morgen | Pieter Leloup

De wet over moordzaken ‘met grote maatschappelijke impact’ is onbedoeld voordelig voor de Bende van Nijvel zelf

Douglas De Coninck is journalist. Hij stelt dat een toekomstige regering de verjaringswet moet terugdraaien.

Minder dan drie maanden geleden, net voor de verkiezingen, keurde het federale parlement met niets dan goede bedoelingen een wetswijziging rond de verjaring in moordzaken goed. Nadat verjaring eerder was opgeheven in zaken rond misdaden tegen de menselijkheid en genocide geldt dat nu ook voor moordzaken “met een grote maatschappelijke impact”. Zo staat het er.

De wet is overduidelijk geschreven op maat van de Bende van Nijvel. Ze werd in de voorbereidende parlementaire debatten ook luid en duidelijk geclaimd door nabestaanden van de slachtoffers van de moorddadige raids op vooral supermarkten uit 1982, 1983 en 1985.

Een nakende verjaring is voor generaties speurders op meerdere momenten een akelig dichtbij komend zwaard van Damocles geweest. Met de herdenking van 20 en 30 jaar Bende van Nijvel werden de verjaringstermijnen voor roofmoord telkens met 10 jaar verlengd. Ook toen, altijd weer, met goede bedoelingen: de hoop levend houden dat de moordenaars van 28 gewone burgers, hoe lang geleden ook, zich ooit zouden moeten verantwoorden in een rechtbank.

Ze zijn niet zo talrijk meer, de mensen die dat hele dossier, 4 miljoen pagina’s dik, nog een beetje kunnen overzien. Een van hen is ex-onderzoeksleider Eddy Vos. Hij pleitte er onlangs in Humo voor om het onderzoek in handen te geven van historici. Diezelfde aanpak leidde in het verleden tot de opheldering van de tot dan toe onoplosbaar gewaande moorden op Julien Lahaut (1950) en Patrice Lumumba (1961).

Los van het feit dat een op een particuliere zaak afgestemde wet zelden erg weloverwogen kan zijn, is er een irritant neveneffect als het samengaat met het stopzetten van het onderzoek. Doordat de aan de Bende van Nijvel toegeschreven misdrijven niet meer kunnen verjaren, blijft volgens advocaat Jef Vermassen het geheim van het onderzoek voor eeuwig en altijd gelden. Tenminste, dat is wat hij vrijdag onthield van het vragenuurtje na een bijeenkomst van het federale parket met nabestaanden.

Tot op de dag dat alsnog daders kunnen worden vervolgd – maar die kans is met het stopzetten van het onderzoek nu echt wel nihil – blijft het strafonderzoek geheim. Dat betekent dat historici er nooit mee aan de slag zullen kunnen. Het betekent dat bijvoorbeeld toekomstige criminologen nooit artificiële intelligentie zullen kunnen loslaten op de vele miljoenen data in dit dossier.

Het federale parket heeft een situatie gecreëerd die slechts voordelig kan zijn voor één partij: eventueel nog in leven zijnde daders van de feiten die worden toegeschreven aan de Bende van Nijvel. Dat was ongetwijfeld nooit de bedoeling, maar het is de pijnlijke realiteit waar de nabestaanden nu mee verder moeten.

Als de regering in wording iets wil betekenen voor deze mensen draait ze bij haar aantreden de nieuwe verjaringswet meteen weer terug. Want los van de Bende: aan de hand van welke criteria ga je meten vanaf welk punt een moordzaak voldoet aan het criterium ‘grote maatschappelijke impact’? Wie gaat daar dan trouwens over?

Bron » De Morgen | Douglas De Coninck

De pijnlijke en ongemakkelijke waarheid na 40 jaar onderzoek naar de Bende van Nijvel

Het federaal parket zet een punt achter het Bende-onderzoek, een gerechtelijk onderzoek dat decennialang alle richtingen uitging, maar finaal nergens eindigde. Dat politie en justitie gefaald hebben in dit gruwelijke dossier is een even pijnlijke als ongemakkelijke waarheid.

Over het onderzoek naar de Bende van Nijvel kan veel gezegd worden maar niet dat er niet in gewerkt is geweest. Aan de inzet van mensen en middelen zal het niet gelegen hebben dat er geen resultaat werd geboekt. Al zijn er wel twijfels of er al die jaren altijd en overal even efficiënt gewerkt werd.

Want als er hard gewerkt is, moet ook gezegd worden dat er bij tijd en wijle ook hard tegengewerkt is. In het dossier zijn er tal van voorbeelden te geven van manipulaties en open oorlogen tussen magistraten en politiemensen. Dat laatste ging soms erg ver. Als er nooit een doorbraak kwam in het onderzoek kan je je afvragen of dat iets zegt over het professionalisme van de misdadigers dan wel het gebrek aan professionalisme van de misdaadbestrijders.

Niet vergeten ook dat de feiten zich afspeelden in de jaren 80. Het was een tijd waarbij er geen gebruik werd gemaakt van mobiele telefoons en niet op elke hoek van de straat een camera stond. Het politielandschap zag er helemaal anders uit. Van een geïntegreerde politie was nog geen sprake. België had toen drie politiediensten en er was geregeld sprake van een ware guerre des flics. En ook wetenschappelijk onderzoek was toen niet wat het nu is. Denk alleen nog maar aan de enorme recente evolutie in het DNA-onderzoek.

Hoe dan ook, met het afsluiten van dit dossier, blijven heel veel vragen. Omdat sommigen daar blijkbaar moeilijk mee kunnen leven, worden de antwoorden dan maar zelf ingevuld. Bovendien bevat het dossier van de Bende ook alle ingrediënten om er een fantastisch verhaal mee te construeren.

En allicht vind je in de miljoenen pagina’s wel ergens een naam of element om je verhaal te staven. De toegenomen omvang van het dossier laat ondertussen toe om zowat elke theorie, de een al wat fantasierijker dan de ander, te linken aan een of ander proces-verbaal. ‘Mijnheer Amalgaam’ maakt in zo’n omgeving al snel veel kans om schuldig verklaard te worden door deze of gene.

Maar een link leggen tussen A en B is nog iets anders dan een sluitend juridisch bewijs leveren. Want zelfs mocht het gerechtelijk onderzoek niet zonder meer afgesloten worden, zoals nu gebeurt, en geleid hebben tot een proces, dan nog zou het de vraag geweest zijn of er ook iemand effectief veroordeeld zou worden.

Los van de vraag naar het bewijs is er immers ook nog de procedure. Een beetje procedurepleiter werpt de vraag naar de redelijke termijn op (vier decennia onderzoek …) of de vraag naar de schending van het geheim van het onderzoek (bij de arrestatie in januari 2023 van Robert Beijer in Thailand volgde een cameraploeg de mensen van de federale politie en het federaal parket). En wat als een uitspraak zou gevolgd worden door beroep, cassatie, Europees Hof,…

Neen, een definitieve juridische waarheid, dat zouden we niet meer meemaken, zo veel was eigenlijk al wel langer duidelijk.

Helaas, het valt te vrezen dat de afwezigheid van een proces tegelijk ook de ruimte creëert om fantasten en complotdenkers helemaal los te laten gaan. En als er nu iets is waar het Bendedossier niet vooruit mee geholpen is, is het precies de verdere mythevorming.

Geen ordinaire zware criminaliteit

In alles wat er over de Bende al gezegd en geschreven is, zijn er weliswaar geen definitieve antwoorden te geven, maar kunnen er wel een paar lijnen getrokken worden.

De Bende van Nijvel is eigenlijk een verzamelnaam. Men heeft een aantal feiten aan elkaar gelinkt en toegeschreven aan ‘de’ Bende. In een aantal gevallen zijn daar ook materiële elementen voor. Denk aan wapens die gebruikt werden bij feit A én B én C. In een aantal gevallen leek het er zelfs op dat die materiële bewijzen door de Bende zelf bewust gegeven werden.

Alsof de Bende een visitekaartje wou afgeven en zeggen: het waren wij. Maar het blijft niettemin de vraag of er wel echt één bende achter alle feiten zat.

Die feiten waren overigens erg uiteenlopend. In de perceptie wordt de Bende vooral geassocieerd met drieste overvallen op warenhuizen maar soms werden er ook diefstallen ’s nachts gepleegd, met wisselende buit, of individuen geliquideerd, niet altijd duidelijk om welke reden.

Sommigen opperen de mogelijkheid van diverse bendes die dan mogelijk wel gedirigeerd werden door steeds dezelfde opdrachtgevers. In die hypothese blijven dezelfde vragen, wie en waarom, maar situeren ze zich slechts op een ander niveau.

De feiten van de Bende maken het dus moeilijk er een zuiver crimineel fenomeen in te zien
Anderen zeggen dat men het in het Bendedossier te ver gaan zoeken is. Al zijn er toch een aantal ernstige indicaties die het weinig waarschijnlijk maken dat het hier gaat om ordinaire criminaliteit. De criminele code zegt bijvoorbeeld dat je niet zomaar kinderen doodschiet en dat de buit in verhouding moet staan tot het gepleegde geweld. Het gebeurde in dit dossier wel. Bovendien liet men soms doelbewust sporen achter met het risico op identificatie en strafverzwaring. De feiten van de Bende maken het dus moeilijk er een zuiver crimineel fenomeen in te zien.

Nog een teken: het tipgeld dat destijds door Delhaize werd beloofd, een niet onaardig bedrag van omgerekend 250.000 euro, heeft blijkbaar nooit iemand uit het criminele milieu kunnen verleiden om te praten. Nochtans zijn ze daar verlekkerd op snel geldgewin.

Het is een cynische berekening, maar die 250.000 euro is meer dan de opgetelde buit van alle Bende-overvallen. En toch heeft niemand info gegeven om dan te kunnen cashen. Het ware nochtans makkelijker verdiend dan het uitvoeren van al dat geweld.

Als het geen ordinaire, zeer zware criminaliteit is, wat is het dan wel? Wie had hier baat bij?
Ook de introductie in het Belgische strafrecht van de figuur van de spijtoptant, iemand die in ruil voor bescherming informatie geeft, zorgde er niet voor dat iemand uit zijn criminele schaduw naar de politie stapte om te praten. In Italië bewees het weliswaar omstreden statuut van ‘pentiti’ wel zijn nut in de strijd tegen de maffia.

In ons land is er tot vandaag twee keer met een kroongetuige gewerkt, maar niet in het Bendedossier zoals men gehoopt had. Jammer. Want als er iemand weet wie de Bende is, is het natuurlijk de Bende zelf. Maar niet dus. Ook uit het criminele milieu kwam geen informatie die leidde tot een oplossing.

Als het geen ordinaire, zeer zware criminaliteit is, wat is het dan wel? Wie had hier baat bij? A qui profite le crime? Naast het honderdduizenden pagina’s dikke dossier, is er inmiddels ook al een bibliotheek volgeschreven over de Bende.

Gamma van verklaringen

Wie al die publicaties naast elkaar legt, komt tot een gamma van verklaringen voor het Bendegeweld. Veel van die verklaringen overlappen elkaar.

Men weet het niet. In het beste geval wordt het onderzoek nu toegankelijk voor historici
De bekendste namen die vaak terugkeren zijn die van Bouhouche en Beijer. Het zijn twee ex rijkswachters die het korps moesten verlaten. Ze waren verwikkeld in drugs- en wapenhandel en later ook betrokken bij een roofmoord. Rancune en een rechtsextremistische ideologie zou hun motivatie dan zijn.

Een figuur, geen naam, die haast automatisch geassocieerd wordt met de Bende, is de reus. Dat heeft te maken met de gestalte van een verdachte die bij diverse Bendefeiten zou betrokken zijn. Maar ook op de reus heeft men nooit een naam kunnen kleven.

Extreemrechts wordt ook vaak in verband gebracht met de Bende. Er kunnen verbanden gelegd worden naar rechtsextremistische organisaties als Westland New Post en Front de la Jeunesse en ook enkele sleutelfiguren binnen de rijkswacht die zich groepeerden in de Groep G. Het motief zou ideologisch zijn. Het Bendegeweld moest de zwakte van de staatsinstellingen (politie en justitie) aantonen. Vanuit die logica kon dan vervolgens gewerkt worden aan de versterking van de staat.

In het verlengde hiervan is er de hypothese Gladio/Stay Behind. Dat was een netwerk dat na WO II door inlichtingendiensten van de geallieerden werd opgezet. Dit netwerk had als primaire doelstelling het anticommunisme. Maar sommige auteurs geloven in de piste dat (een afsplitsing van) Gladio zich ook schuldig zou gemaakt hebben aan Bendefeiten. Destabilisering van de staat zou dan het motief moeten zijn. Het creëren van een terreurklimaat opdat justitie- en politiediensten zouden versterkt worden. In dit verband spreekt men ook over de strategie van de spanning.

Wie de feiten in een Belgische politieke context analyseert, verwijst ook naar de figuur van Paul Vanden Boeynants, een ondernemer in de vleesindustrie én ex-premier die rond zich een aantal mensen had verzameld die vragen opriepen.

Van een heel andere orde is de theorie dat de groep Delhaize zou afgeperst worden. Ook het Noord-Franse misdaadmilieu wordt genoemd in deze context, net zoals enkele notoire Belgische figuren uit het criminele milieu als De Staerke en Van Esbroeck.

28 doden en de afwezigheid van antwoorden laten een haast onverdraaglijke stilte na
Maar het kan niet genoeg herhaald worden: het zijn allemaal slechts theorieën. Men weet het niet. In het beste geval wordt het onderzoek nu toegankelijk voor historici en kunnen zij inzichten geven. Eerder gebeurde dat ook in dossiers als de moord op Julien Lahaut (de communistische volksvertegenwoordiger die in augustus 1950 geliquideerd werd) en Patrice Lumumba (de eerste premier van de Republiek Congo die in 1961 mishandeld en vermoord werd).

Het federaal parket laat weten een punt achter het Bende-onderzoek te zetten, een gerechtelijk onderzoek dat decennialang alle richtingen uitging maar finaal dus nergens eindigde.

Dat is erg pijnlijk voor alle slachtoffers en nabestaanden. 28 doden en de afwezigheid van antwoorden laten een haast onverdraaglijke stilte na. Maar ook de hele samenleving lijdt. Terugblikkend op heel deze criminele historie, kan je niet anders dan concluderen dat politie en justitie hebben gefaald in een van de gruwelijkste dossiers in de geschiedenis van België. Die even pijnlijke als ongemakkelijke waarheid is er wel.

Bron » VRT Nieuws | Dirk Leestmans

Of de feiten in Sint-Martens-Latem nu verjaard zijn of niet lijkt een complexe puzzel te worden

Douglas De Coninck is journalist. Hij buigt zich op de nieuwe wet die de verjaring van sommige moorden afschaft en die sinds deze week geldt. ‘Het is op maat geschreven van de Bende van Nijvel.’

Met de aanhouding van de man die bekende dat hij in 1994 in Sint-Martens-Latem het lichaam van zijn levensgezellin begroef, lijkt het parket in Oost-Vlaanderen de eerste stap te hebben gezet in een procedure die normaal zou moeten uitmonden in een proces.

Of de feiten nu verjaard zijn of niet lijkt een complexe puzzel te worden. Toevallig viel de ontdekking van het lichaam dag op dag samen met het in voege treden van een wet die de verjaring voor sommige moorden afschaft. Bij de aankondiging van de nieuwe wet verduidelijke justitieminister Vincent Van Quickenborne (Open Vld) wat werd bedoeld met sommige. Het gaat, stond er, enkel om moorden die “de bevolking ernstige vrees hebben aangedaan” of “tot doel hadden de basisstructuren van het land te ontwrichten of te vernietigen”.

Het valt te betwijfelen of de zaak in Sint-Martens-Latem aan die definitie voldoet. De nieuwe wet is – net als alle vorige die de verjaringstermijnen in strafzaken recent verlengden – op maat geschreven van de Bende van Nijvel (28 moorden tussen 1982 en 1985). Of misschien eerder van mensen die ons willen doen geloven dat er een kans bestaat dat die bende ooit nog kan worden berecht.

Als je het louter statistisch bekijkt, lijkt de nieuwe wet die kans eerder te verkleinen dan te verhogen. De afgelopen jaren zijn drie cold cases, destijds door een onderzoekscommissie in de Kamer in verband gebracht met de Bende van Nijvel, opgehelderd geraakt. Het gaat om de moordaanslag op politietopman Herman Vernaillen in 1981, de wapenroof bij de speciale eenheden datzelfde jaar en de moord op geldkoerier Francis Zwarts in 1982.

Ze raakten opgehelderd doordat de destijds simultaan politieman en crimineel zijnde Robert Beijer zich er eerst van had vergewist dat de verjaring 100 procent zeker was ingetreden. Daarna pas stapte hij naar justitie om te bekennen.

Verjaring is een rechtsbeginsel dat dateert uit 1780 voor Christus met de Codex Hammurabi, een van de allereerste wetboeken uit onze beschaving. Blijkbaar was de mens toen meer dan nu vertrouwd met het gegeven dat er bij elke onopgehelderde moord een moment komt waarop de mogelijkheid tot redelijke bewijsvoering komt te vervallen.

In 2021 stond Alinda Van der Cruysen terecht voor het assisenhof in Leuven. Ze werd vervolgd voor de gruwelmoorden op haar eigen grootoom en -tante, 29 jaar eerder. Het proces werd er één met twijfelachtig bewijsmateriaal, getuigen die merendeels al waren overleden en een hoofdverdachte die niet geloofwaardig kon antwoorden op de vraag: “Hoe kwam uw DNA 29 jaar geleden op die broek?”

Zeven juryleden achtten haar schuldig, vijf onschuldig. Ze schoven zo de hete aardappel door naar de beroepsrechters, die de vrouw veroordeelden tot 15 jaar cel. Uit die relatief lichte strafmaat, in verhouding tot de feiten, kon je twijfel afleiden. Cold cases garanderen leuke televisie, maar soms ook hoogst ongemakkelijke situaties in de rechtszaal.

Hopelijk wordt die nieuwe wet enkel gebruikt waarvoor ze is geconcipieerd. Om nooit te worden gebruikt.

Bron » De Morgen | Douglas De Coninck