‘Van een transparant toezicht op de politie en inlichtingendiensten is geen sprake meer’

‘Als ook onderzoeksjournalistiek strafbaar wordt gesteld, zijn de inlichtingen- en veiligheidsdiensten volkomen vogelvrij’, schrijft Walter De Smedt. ‘Om het even welke vorm van toezicht is maar zinvol als je er ook kan over rapporteren.’

De afgelopen kwarteeuw heeft het parlement meerdere onderzoeken gevoerd over de werking van de politie- en inlichtingendiensten. Van bij het eerste parlementair onderzoek, dat naar de Bende van Nijvel, was het reeds overduidelijk dat er een ernstig gebrek aan toezicht op die diensten was. Daarom besloot de wetgever tot oprichting van eigen permanente en onafhankelijk onderzoeksorganen met een eigen enquêtedienst: de Vaste Comités van Toezicht P ( Politie) en I ( Inlichtingendiensten). Maar die comités werden snel door de regering ingepakt: iedere minister, die van justitie en die van binnenlandse zaken, zorgde er voor dat hij een eigen mannetje in het comité verkreeg. Dat leidde tot ernstige meningsverschillen in de comités zowel over wat moest worden onderzocht als wat daarover kon en mocht gerapporteerd worden.

Er werden ook informele als formele maatregelen genomen om te beletten dat ernstige “disfuncties”, die door de comités werden vastgesteld, naar buiten zouden komen. Het eerste comité P werd om die reden zelfs naar huis gestuurd en vervangen. Het werd helemaal stil nadat Kamervoorzitter Herman De Croo de informele regel “For Your Eyes Only” invoerde. Aan de parlementairen, leden van de commissies die de comités moesten ‘begeleiden’, werd daardoor verboden de door hen met de comités besproken dysfuncties naar buiten te brengen : einde van de parlementaire ‘Freedom of Speech’. Een voorontwerp van wet van de regering van 3 mei wil nu nog verder gaan: Elke communicatie over veiligheidszaken, ook de maatschappelijk verantwoorde, wordt nu ook strafbaar gesteld. Indien dit voorontwerp wordt hernomen kan je de vaste comités beter afschaffen: want om het even welke vorm van toezicht is maar zinvol als je er ook kan over rapporteren. Als iedere communicatie, ook deze die het voorwerp uitmaakt van onderzoeksjournalistiek, strafbaar wordt gesteld zijn de inlichtingen- en veiligheidsdiensten volkomen vogelvrij.

Kantelmomenten

De pogingen van de regering om de rapportering van de vaste comités aan banden te leggen, geheim te houden wat zij hadden vastgesteld, waren legio. Maar er waren enkele kantelmomenten: dossiers waarin de vastgestelde ‘disfuncties’ dermate zwaarwichtig waren dat er erg verregaande maatregelen werden genomen die de onafhankelijkheid en de werkzaamheid van de vaste comités geheel ondermijnden.

In het parlementair onderzoek op het Dutrouxonderzoek was het de belangrijkste vraag of de door de Rijkswacht bedachte en uitgevoerde observatie van Dutroux, de operaties Othello en Décimes, al of niet parallelle en voor de onderzoeksrechter geheim gehouden onderzoeksdaden waren. Hoewel de betrokken Rijkswachters in het door het comité P gevoerde onderzoek bekenden dat het om een geheime operatie ging, en de informatie niet aan de onderzoeksrechter werd overgemaakt omdat het niet de gewoonte was het te doen maakte het comité om deze disfunctie te verbergen een geheel vervalst verslag: de Rijkswacht werd wit gewassen.

Het daarop volgend parlementair onderzoek besloot echter niet alleen dat het wél om parallelle en geheime operaties ging maar voegde er nog een heel wat zwaardere overweging aan toe:

‘Mochten de meisjes toen nog in leven zijn geweest, dan is het verdere verloop van de gebeurtenissen echt tragisch te noemen. De huissleutels worden immers pas op 6 januari 1996 teruggegeven aan de echtgenote van Dutroux, na herhaalde verzoeken van Dutroux en zijn advocaten (ook aan de hand van medische getuigschriften) aan de onderzoeksrechter, met de bede Michèle Martin in het huis te laten wonen. Als de kinderen in het huis aanwezig waren, betekent dit dat ze het één maand lang zonder verzorging en zonder voeding hebben moeten stellen (tekst verslag parlementaire onderzoekscommissie).’

Wat kon er tragischer zijn in de wijze waarop de Rijkswacht het parallel onderzoek had verborgen gehouden: dat de Rijkswacht, terwijl het huis waarin de kinderen waren opgesloten, en wetende dat zij er zaten, in observatie hield ook belette dat de kinderen eten en drinken kregen? Werden de kinderen misbruikt als lokaas om de daders van het door de Rijkswacht beweerde netwerk op heterdaad te kunnen vatten? Maakte het Vast Comité P daarom een vervalst verslag en werden de vele aanwijzingen die deze piste aannemelijk maken daarom door de onderzoekscommissie niet verder onderzocht?

Politieke Politie

Ook het Vast Comité I dat de inlichtingendiensten controleert, kende een soortgelijk kantelmoment: het onderzoek de Bonvoisin. In dit dossier ontdekte het comité I het bestaan binnen de Staatsveiligheid van een afgezonderde cel die enkel aan het hoofd van de dienst rapporteerde over de door die dienst opgestelde dossiers over politiek belangrijke personen. Dat onderzoek was erg belangrijk, omdat de Bonvoisin verdacht werd de geldschieter te zijn van de extreemrechtse organisaties die in het Bendeonderzoek de voornaamste piste uitmaakten. Daar werd vastgesteld dat de door die dienst opgestelde nota’s veronderstellingen inhielden die in samenspraak met het toenmalig kabinet van justitie in zekerheden werden omgezet om het politieke succes van de betrokken baron de Bonvoisin, bijgenaamd de zwarte baron, te breken, wat ook lukte.

Om verder onderzoek te beletten werd ook hier de toenmalige samenstelling van het comité gewijzigd. Twee van de drie leden werden vervangen. Uit een brief die de enquêteur die het onderzoek uitvoerde kort voor zijn dood schreef bleek dat het nieuw samengesteld comité het verder onderzoek belette: het vierhonderd pagina’s tellende rapport dat hij aan het vorige comité had gemaakt werd door het nieuwe comité slechts deels overgenomen. Omdat de enquêteur hier niet mee akkoord kon gaan en hij aandrong om zijn onderzoek verder te zetten, werd hij ontslagen.

Maatregelen

Er werden ook formele maatregelen genomen om de slagkracht van de diensten te verhogen, en tegelijk het toezicht daarop te beperken. Vooreerst werd het verschil tussen de bestuurlijke en de gerechtelijke finaliteit weggewerkt. In het gerechtelijk onderzoek werden nu ook de methoden van de inlichtingendiensten toegelaten, namelijk werken met informateurs, observatie en infiltratie. Inlichtingenagenten mochten nu ook meewerken aan gerechtelijke onderzoeken. Alle diensten zowel de politie- als de inlichtingendiensten werken nu, in de strijd tegen het terrorisme, met dezelfde afgeschermde ‘bijzondere methoden’ op hetzelfde terrein, dat van de bedreiging door een nog niet bestaand misdrijf.

Hoe het toezicht door de onderzoeksrechter op die operaties door de politiediensten gebeurt, is door het Dutrouxonderzoek duidelijk aangegeven: de verzelfstandigde politieoperaties worden buiten het gerechtelijk dossier gehouden. Voor dezelfde operaties door de inlichtingendiensten werd ieder rechterlijk toezicht vermeden door de oprichting van een bestuurlijke commissie die beslist over de schending van grondwettelijk beschermde rechten als de vrijheid van persoon en woonst. Het toezicht daarop gebeurt enkel door het vast comité I zodat, wegens de afgeschermde werkwijze, enige rapportering daarover onmogelijk is: er komt geen enkele rechter bij te pas.

Toezicht

Het aanvankelijk opzet om in een permanent en onafhankelijk parlementair toezicht op de politie- en inlichtingendiensten te voorzien, is geheel verdwenen: je hoort er ook nauwelijks nog wat over. Het voorliggende voorontwerp wil nu ook het enig overblijvende toezicht, dat door de onderzoeksjournalistiek, onmogelijk maken door de strafbaarheid van iedere rapportering.

Daardoor komen wij opnieuw in de toestand zoals die ten tijde van de koude oorlog bestond: volkomen geheimhouding voor de door de inlichtingendiensten maar nu ook door de politiediensten gevoerde operaties. Daardoor worden ook de herhaalde vaststellingen van meerdere parlementaire onderzoekscommissies voor ongezien gehouden, en wordt zowel het rechterlijk als het parlementair toezicht op de werking van die diensten volkomen onmogelijk gemaakt. Daardoor wordt het ook voor de burger onmogelijk om langs de onderzoeksjounalistiek enig inzicht te verkrijgen in wat de diensten doen. De belofte na de witte marsen dat het allemaal transparanter zou worden is daardoor helemaal onderuit gehaald: van een werkelijk en daadwerkelijk permanent toezicht is er dan geen sprake meer.

Bron » Knack | Walter De Smedt

Historici roepen overheid op om diplomatieke archieven openbaar te maken

Met de markante onthullingen in de zaak-Hammarskjöld in De Morgen is dit een uitgelezen moment om te pleiten om belangrijke archiefstukken eindelijk publiek te maken, zo argumenteert een groep van 27 prominente wetenschappers en burgers. Deze open brief van Gert Huskens en Guy Vanthemsche roept op tot een volledige terbeschikkingstelling van de relevante archieven over deze periode. Ook de archieven van de Staatsveiligheid.

De integrale open brief:

“De nieuwe perspectieven op de dood van VN secretaris-generaal Dag Hammarskjöld bij een crash in 1961, kunnen nieuw leven blazen in het onderzoek naar de rol van koloniale machtscentra in deze periode. Ze kunnen mogelijk ook nieuw licht werpen op de visie van Hammarskjöld. Gezien zijn stem in het internationale antwoord op de Katangese Secessie en de politiek-territoriale transformatie van sub-Saharaans Afrika in de jaren 60, weerklinken de echo’s van de crash tot op vandaag. Delen van de relevante archieven blijven evenwel nog steeds achter slot en grendel en ook wijzigingen uit 2009 aan de archiefwet van 1955 waren ontoereikend. De toestand voor onderzoekers is even absurd dan wiskundigen verhinderen om bepaalde formules te gebruiken of sterrenkundigen verbieden om hun telescopen naar een deel van het hemelgewelf te richten.

“De onduidelijkheid over de Belgische betrokkenheid bij het onderzoek dat de VN sinds 2013 voert en de tegenstrijdige informatie over de onderzoeksresultaten maken de huidige arbitraire situatie helder. Zo antwoordde minister van Buitenlandse Zaken Didier Reynders in 2017 op een parlementaire vraag van Kamerleden Benoit Hellings (Ecolo) en Dirk Van der Maelen (sp.a) nog dit: “De Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid (ADIV) beschikt niet over archiefdocumenten die de dood van Dag Hammarskjöld behandelen. Er bestaan ook geen dossiers over de genoemde huurlingen.” Bruno Struys van De Morgen kon opvallend genoeg bij de Staatsveiligheid wél relevante bronnen inzien en kon ook in de leeszaal van ADIV vijf andere documenten consulteren.

“In welke mate is de bereidwilligheid van deze diensten een bepalende factor en welke procedures garanderen een gelijkwaardige behandeling van elke onderzoeker? Waar beginnen en eindigen de grenzen van ‘de veiligheid van de Staat’ in een context van archivering en maatschappelijke omgang met het verleden? Wanneer worden de archieven van de uitlopers van de koloniale Sûreté aan het Algemeen Rijksarchief overgedragen?”

Status quo

“De huidige barrières beletten ook dat personen met Belgo-Congolese wortels informatie over hun ouders of afkomst kunnen vergaren. Tot slot verdient de huidige status quo waarbij men er van uitgaat dat alle relevante archieven van Union Minière al zijn overgedragen aan het Algemeen Rijksarchief een kritischer benadering. Zijn er bijvoorbeeld duplicaten van de documenten van de CEO van Union Minière Robiliart die bij zijn overlijden in 1963 uit zijn kluis werden gehaald en vernietigd?

“Deze vragen verdienen een antwoord en pas dan kan men de eerste stap in een breder proces zetten waarbij deze archieven moeten worden ontsloten, gedigitaliseerd en uitgegeven. Ter inspiratie kan men de door 115 historici ondertekende open brief ‘Geschiedenis is meer dan herinneren’ herlezen (De Morgen en De Standaard, 25 januari 2006) of naar onze noorderburen kijken. Als reactie op het onderzoek naar de betrokkenheid van de Nederlandse Spoorwegen bij de Holocaust is daar samen met nabestaanden een historisch onderzoekscomité ingericht (de Volkskrant, 28 november 2018).

“In hetzelfde jaar waarin Kinderen van de Kolonie, de heropening van het AfricaMuseum en de inrichting van een Patrice Lumumba Square het postkoloniale debat beheersten, verdient de Belgische geschiedwetenschap meer ondersteuning.

“In een context van transparantie en wederzijds vertrouwen en met een wetenschappelijke methode moeten we het verleden recht in de ogen kijken. Laat ons mythes doorprikken, samenzweringstheorieën ontkrachten, cijfers openbaar maken en het verleden loswrikken van zij die het willen instrumentaliseren. Iedereen heeft te winnen bij een heldere blik op het verleden. Wij zijn bereid om het debat aan te gaan met de bevoegde instanties.”

Bron » De Morgen


Ondertekend door: Karel Arnaut, programmadirecteur POC Antropologie KU Leuven; Luc Barbé, auteur België en de bom. De rol van België in de proliferatie van kernwapens; Kris Berwouts, auteur Congo’s gewelddadige vrede; Marnix Beyen, UAntwerpen; Geert Castryck, Universität Leipzig; Bambi Ceuppens, AfricaMuseum; Maarten Couttenier, AfricaMuseum; Filip De Boeck, KU Leuven; Bruno De Wever, UGent; Ludo De Witte, auteur De Moord op Lumumba; Dominiek Dendooven, In Flanders Fields Museum en UAntwerpen; Idesbald Goddeeris, programmadirecteur POC Geschiedenis KU Leuven; Dalilla Hermans, auteur en columnist; Emmanuel Iyamu, mede-oprichter AYO (African Youth Organisation) Belgium; Maarten Langhendries, KU Leuven; Gillian Mathys, UGent; Nadia Nsayi, Broederlijk Delen en Pax Christi Vlaanderen; Jo Tollebeek, decaan Faculteit Letteren KU Leuven; Herman Van Goethem, rector Universiteit Antwerpen; Karel Van Nieuwenhuyse, hoofd Specifieke Lerarenopleiding Geschiedenis KU Leuven; Reinout Vander Hulst, KU Leuven; Jan Vandersmissen, UGent en voorzitter Koninklijke Academie voor Overzeese Wetenschappen; Eric Vanhaute, UGent; Christophe Verbruggen, UGent en directeur Ghent Centre for Digital humanities; Moussa Don Pandzou, voorzitter Waka Waka Generation

Was Philippe V. de ontdekker van de wapens van de Bende van Nijvel of de verstopper?

Philippe V., de enige speurder die ooit resultaat bereikte in 37 jaar onderzoek naar de Bende van Nijvel, zit sinds dinsdagavond in de gevangenis. Hij wordt ervan verdacht de wapenvondst in Ronquières mee in scène hebben gezet. Een ex-collega noemt het ‘nonsens’.

De Bende van Nijvel vermoordde 28 mensen tussen 1982 en 1985. Het enige succesje dat justitie in de opsporing ooit boekte, was de vondst van twee plastic zakken met wapens, munitie, kledingstukken, cheques, muntjes, en stukjes kogelvrij vest in het kanaal Brussel-Charleroi.

Het federaal parket bestempelt die vondst nu als gemanipuleerd.

“Iemand had die voorwerpen op een bepaald moment in zijn bezit, heeft die in zakken gestoken en in het water gegooid”, zei Eric Van der Sypt van het federaal parket aan de VRT. “Waarschijnlijk met de wetenschap dat die een paar dagen later zouden worden teruggevonden.”

De gepensioneerde oud-rijkswachter Philippe V. (62) werd dinsdag opgepakt en ondervraagd in het bijzijn van zijn advocaat Walter Damen. Hij bracht een nacht in de cel door.

Twee getuigen

De vondst in Ronquières gaat terug op een telefoontje naar de rijkswacht van ’s Gravenbrakel op maandagochtend 11 november 1985 om 9 uur. Dat is 36 uur na de laatste Bende-raid in Aalst. De beller woont langs de zwaaikom van Fauquez. Op zondagavond 10 november heeft hij vanuit zijn raam twee wagens met gedoofde lichten zien stoppen: “Drie mannen stapten uit en gooiden zakken in het water.”

Toevallig: een uur na dit telefoontje ontdekt een jogger in het bos van Houssière, daar vlakbij, een uitgebrande Golf GTI. De auto waarmee de Bende de aanslag in Aalst pleegde.

Rijkswachters Thierry Gondry en Jacques Lebacq trekken meteen naar de zwaaikom. Ze ontmoeten Olivier F., die er een frituur uitbaat en altijd overnacht in zijn caravan. Als ze hem vragen of hij iets verdachts heeft opgemerkt, kan F. niet heftig genoeg beamen. Hij is die nacht gewekt, heeft zelf zijn karabijn .22 van onder zijn bed gehaald: “Het was rond middernacht. Twee voertuigen stonden dicht bij het kanaal stil. Het ene voertuig was een Golf GTI.”

Beide getuigenissen, onafhankelijk van elkaar, zijn vastgelegd in processen-verbaal. Er gaat een duiker het water in. Hij zoekt dagenlang, en vindt niks.

Domme Walen

Philippe V. is sinds begin 1986 verbonden aan de cel Delta van onderzoeksrechter Freddy Troch in Dendermonde en bevriend met François A. van de BOB van Halle. A. is verbindingsofficier bij zijn collega’s van Nijvel. Hij weet van de zoekacties in de zwaaikom. Volgens V. gaf A. hem in het najaar van 1986 kopieën van de processen-verbaal, aangevend: “Walen kunnen niet zoeken.”

V. trekt naar Troch. Hij laat duikers van de 11de genie uit Burcht met metaaldetectoren de zoekactie overdoen. Op 6 en 7 november 1986 worden de zakken uit het water gehaald.

Halve frankjes

In 2012 stelt een speurder bij de cel van onderzoeksrechter Martine Michel in Charleroi zich vragen bij het ontbreken van roest op de halve frankjes die in Ronquières zijn opgevist. Het Instituut voor Criminologie (NICC) doet een test, stelt vast dat muntjes van 5 eurocent in water al na enkele dagen roesten.

Helaas: euromuntjes bestaan uit staal en koper en halve frankjes voor 100 procent uit koper. Koper is roestvrij. Volgens V. en zijn oud-collega’s bij de cel Delta is dit exemplarisch voor de ernst van het NICC-rapport.

En dan is er François A. Hij ontkent in 2012 tegenover de speurders in Charleroi pv’s aan V. te hebben gegeven. Tijdens een confrontatie tussen V. en A. geeft hij in 2015 toe dat hij dat wél deed. De verdenkingen leken van de baan, maar nu zegt het federaal parket nieuwe aanwijzingen te hebben tegen V.: “Hij zou minstens bepaalde, mogelijk cruciale, informatie achtergehouden hebben.”

“Philippe weet al jaren waar ze hem van verdenken”, zegt een ex-collega. “Het is volslagen nonsens. Er is hem al honderdvoudig gevraagd naar zijn tipgever. Hij kon enkel herhalen: er was geen tipgever.”

Bron » De Morgen | Douglas De Coninck

Hebben we te maken met verschillende ‘Bendes van Nijvel’?

Het Bende-dossier is uitgegroeid tot een litteken op ons collectief geheugen. De feiten werden zowat 35 jaar geleden gepleegd, en toch steekt het monster opnieuw de kop op. Dit keer is dat naar aanleiding van het opsporingsprogramma Faroek. Daarin bevestigde het federaal parket dat ernstig rekening wordt gehouden met een mogelijke manipulatie van het gerechtelijk onderzoek. Waarover gaat het?

De Bende overvalt de Delhaize van Aalst op 9 november 1985. In de nacht van 10 op 11 november 1985 ziet een getuige onbekenden een zak in het kanaal in Ronquières gooien. Hij meldt dat aan de politie. Op basis van deze getuigenis laat onderzoeksrechter Schlicker uit Nijvel een lokale duiker zoeken in het kanaal, evenwel zonder resultaat.

Een jaar later vindt er een tweede duikactie plaats op vraag van onderzoeksrechter Troch uit Dendermonde. Hij laat vanaf 6 november 1986 militaire duikers het kanaal in Ronquières uitkammen. Er worden voorwerpen gevonden die aantoonbaar verband houden met de gepleegde Bende-feiten uit 1982 en 1983 en die uit 1985. De Delta-cel, die de zaak onderzoekt, gaat ervan uit dat deze zaken een jaar in het kanaal hebben gelegen. De vondst wordt beschouwd als een van de weinige doorbraken in het dossier.

In 1990 worden de Bende-dossiers uit zowel Dendermonde als Nijvel gecentraliseerd in Charleroi bij de cel-Waals-Brabant. Dendermonde en Nijvel zijn hun Bende-dossiers kwijt. In 1997 worden er voor het eerst vragen gesteld in de schoot van de Bende-commissie II over de vondst van Delta. Toen al kwam de vraag naar voren of die zakken in het kanaal waren gegooid nadat Schlicker had gezocht. Waar was het pv uit het Dendermondse dossier dat aanleiding gaf tot de duikactie? Nader onderzoek zal uitwijzen dat een kopie van het pv over de getuigenis aantoonbaar door een lid van de cel in Nijvel werd doorgegeven aan Delta.

In 2017 schakelt onderzoeksrechter Michel uit Charleroi het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC) in voor een nieuwe analyse van de voorwerpen. Het NICC stelt vast dat die hooguit zes à zeven dagen voor de vondst in het water werden gegooid. De onderzoeksrechter convoceert de voormalige speurders van de Delta-cel voor verhoor. Ze wil weten of er sprake was van een tipgever, lees ‘manipulator’, die wist dat Dendermonde opnieuw zou gaan zoeken en de voorwerpen kort voordien dus dropte. De leden van de cel maken een uitgebreid verweer op. De zaak lijkt van de baan.

Wat later komt het onderzoek onder de leiding van het federaal parket. Nu blijkt, na Faroek, dat het federaal parket nog steeds dezelfde manipulatiethese volgt. Overigens is er een nieuwe getuige (de assistent van de lokale duiker), die volhoudt dat op de morgen van 6 november 1986 (kort voor de duik op verzoek van Delta) een juten zak ‘met metalen buizen’ (wapens?) naar boven werd gehaald en dat die werd meegenomen door drie onbekende ‘rijkswachters’. Wat kwamen die zoeken op de plek waar in de namiddag door Delta zou worden gezocht?

Deze aangelegenheid grijpt naar het hart van het dossier. Waarom?

Bendes van Nijvel

Elk Bende-feit werd middels de vondst in Ronquières door de Bende zelf gesigneerd en verbonden. Verbanden waren er al dankzij de wapens en wagens die op verschillende plaatsen werden gebruikt. Niettemin was de vondst in Ronquières te beschouwen als het ultieme bewijs van de onderlinge verbondenheid. Heeft de Bende hiermee de indruk willen wekken dat het gaat om eenheid van dadergroep en opzet, terwijl dat in de feiten niet zo is?

Stel dat in werkelijkheid verschillende dadergroepen met erg diverse doelen en intenties aan het werk waren. De Bende vestigde haar reputatie immers door een reeks van bloedige warenhuisovervallen, maar pleegde de facto heel verschillende feiten. De meest waarschijnlijke hypothese lijkt dan ook dat we te maken hebben met verschillende ‘Bendes van Nijvel’. Hoe is dat mogelijk met een gemeenschappelijke logistiek? Op een of andere manier impliceert dit immers een bepaalde soort van organisatie. In een antwoord op deze vraag ligt mijns inziens de sleutel tot de oplossing van het Bende-dossier.

Heeft de Bende precies dát willen verhullen door de zakken in Ronquières te grabbel te gooien voor de speurders? Of Bende-betrokkenen nu al dan niet een duwtje in de rug gaven om die zakken te vinden is van secundaire orde, de uiteindelijke manipulatie van het onderzoek ligt bij de Bende(s) zelf.

Bron » De Morgen | Paul Ponsaers

“Beroepsgeheim dient niet om wantoestanden bij overheidsdienst te verbergen”

Het Antwerpse parket onderzoekt een ‘schending van beroepsgeheim’ door politicus Johan Peeters (SP.A). Hij zou vertrouwelijke informatie over de slechte staat van de ontplofte huizen op de Paardenmarkt naar de pers hebben gelekt. Peeters is recent ondervraagd en wacht af of het parket de aanwijzingen zwaar genoeg vindt om hem voor de rechtbank te vervolgen. Zelfs indien er bewijzen zouden zijn dat Peeters zou gelekt hebben dan nog is het de strafrechter die zal moeten uitmaken of er inderdaad schending van het beroepsgeheim is. Een geheimhoudingsplicht heeft immers een bepaald doel en dat kan niet het versteken van wantoestanden of van misdrijven uitmaken.

Elk beroepsgeheim heeft een doel. Het meest gekende is de geheimhouding van het gerechtelijk vooronderzoek dat verantwoord wordt door de noodzaak om de betrokken personen te beschermen en de voortgang van het onderzoek niet te bemoeilijken. Daartegenover staat het principe dat er in een democratische rechtsstaat een doelmatig toezicht moet mogelijk zijn op de werking van justitie en politie. Als dat er niet is verglijdt die staat al snel tot een politiestaat.

Het is één van de meest opmerkelijke problemen van het onderzoek naar de Bende van Nijvel: door de verlenging van de verjaring werd ook de geheimhouding van het vooronderzoek verlengd zodat meer dan dertig jaar na de feiten, buiten wie er in werkzaam was of is, niemand echt weet wat er in het dossier staat. Ook in het parlementair onderzoek op de uitgebreide minnelijke schikking, de zogenoemde Kazachgate-affaire, dook het probleem op: over het lopende gerechtelijk onderzoek werden, hoewel dat wettelijk is voorzien, door de procureur geen mededelingen gedaan.

In voorliggend geval gaat het om de verantwoorde geheimhouding van de vertrouwensrelatie tussen leden van het OCMW en de cliënten. Daarover gaat het lek evenwel niet. ‘Burgemeester Bart De Wever kwam in het midden van de storm terecht toen enkele kranten schreven dat zijn dienst Woontoezicht te laks had gereageerd. Medewerkers van het OCMW die in de Paardenmarkt op huisbezoek waren geweest, schreven in hun verslag: “Huis in zeer slechte staat, vochtplekken, opengebroken plafond en ontbrekend glas.” De dienst Pandtoezicht vond een controle ‘niet prioritair’, onder meer omdat het aantal controleurs op de dienst in 2017 was gedaald van 12 naar 4′, zo schrijft Het Laatste Nieuws.

Hier is er dus een gewilde verwarring tussen de geheimhouding van informatie van het OCMW en de openbaarheid van bestuur over de werking van een overheidsdienst, namelijk de dienst ‘Woonzorg’ van de stad Antwerpen: Het verslag over de wantoestanden in het huis hebben niets te maken met de cliënten van het OCMW maar alles met de slechte werking van de overheidsdienst ‘Woonzorg’.

Warm en koud

Burgemeester De Wever gebruikt het beroepsgeheim naargelang het hem schikt. Hier om de slechte werking van zijn dienst te versteken. In zijn opvatting hoe de strijd tegen het terrorisme moet worden gevoerd doet hij net het omgekeerde: het N-VA-wetsvoorstel om een actieve meldingsplicht in te voeren voor het personeel van sociale instellingen. Daarbij gaat het niet over de werking van een stadsdienst en de publieke gevaren van bouwvallige huizen, maar wél over de relatie OCMW-cliënt.

Wanneer het over zijn eigen verantwoordelijkheid gaat wordt informatie dan plots geheim en worden alle middelen aangewend om het geheim te houden: de ‘lasterlijke’ nieuwssite Apache werd door de ex-kabinetschef van De Wever gedagvaard wegens het uitbrengen van informatie over de wantoestanden rond de bouwpromotor Land Invest.

Kernvraag

Het is niet de vraag of een publiek mandataris een beroepsgeheim lekte dan wel of de werking van de stadsdienst Woonzorg ernstige gebreken vertoont en waarom dat zo is. Om een debat over de tweede vraag te vermijden gebruikt de burgemeester de gekende methode van het tweede dossier: als het eerste te netelig wordt moet je er een tweede openen zodat alle aandacht van de belangrijke vraag kan worden afgeleid naar een nepvraag. Hier zou je net zo goed de vraag kunnen stellen waarom de burgemeester zijn dienst laat verkommeren van 12 tot vier leden. Dan vraag ik mij af: zijn er plannen voor hoogbouw in de plaats van de verkrotte panden?

Ook het “chilling”, het afkoelend, effect van deze handigheid is gekend: de vervolging van klokkenluiders om anderen te beletten soortgelijke wantoestanden aan te klagen. ‘Meer dan vijftien jaar na de politiehervorming wil de N-VA dat er een wettelijk statuut komt om klokkenluiders bij de politie te beschermen: een maatregel die ook in het federale regeerakkoord ingeschreven staat. “Concreet willen we de klokkenluidersbescherming die in 2013 is ingevoerd voor federale ambtenaren, nu ook uitbreiden naar alle personeelsleden van de hele geïntegreerde politie”, vertelt Kamerlid Koenraad Degroote. Samen met zijn collega’s Koen Metsu, Brecht Vermeulen en Christoph D’Haese diende hij daarvoor een wetsvoorstel in, zo lezen we op de site van N-VA.

Misschien kan dit voorval leiden tot een betere bescherming van stedelijke raadsleden wanneer die doen wat zij moeten doen: toezicht op de werking van de stadsdiensten en openbaar maken van wantoestanden wanneer die zich voordoen.

Bron » Knack | Walter De Smedt