Tueries du Brabant : fin de la prescription, mais pas encore la fin de l’enquête pour l’énigme criminelle du siècle dernier

C’était il y a 40 ans. Entre 1982 et 1985, des attaques sanglantes ont semé la terreur dans le Brabant. Les braqueurs ont laissé derrière eux 28 morts, parmi lesquelles des personnes qui faisaient leurs courses dans des supermarchés, mais aussi des policiers et des gendarmes. De nombreuses pistes ont été suivies, de nombreuses théories élaborées, l’enquête relancée, des centaines d’analyses ADN effectuées, mais les enquêteurs n’ont pu obtenir aucune réponse. Nouveau rebondissement : ce dossier bénéficie désormais de l’imprescriptibilité.

Hier soir, la Chambre a adopté une réforme des délais de prescription. Sont désormais imprescriptibles les crimes “extrêmement graves en raison de leur portée, en particulier du nombre de victimes ou de la peur intense ou terreur suscitée chez les citoyens”. Le dossier des Tueurs du Brabant devait être prescrit le 9 novembre 2025, soit 40 ans après les derniers faits. Cette date limite vient de sauter. Les enquêteurs vont pouvoir poursuivre leur travail, mais jusqu’à quand ?

Fin 2017, le parquet fédéral reprend le dossier des Tueries du Brabant. Dans son rapport annuel de 2018, le parquet note : “Puisque le dossier sera définitivement prescrit en 2025, et que l’objectif final du dossier est de poursuivre et juger les auteurs, l’enquête doit être clôturée d’ici 2022, étant donné qu’il faut certainement 3 ans pour obtenir un jugement”.

Pourquoi prescrire des faits ?

La prescription, c’est le fait de ne plus pouvoir poursuivre une infraction après un certain nombre d’années. Le délai commence le jour où les faits incriminés ont été commis. Mais à quelles fins la prescription a-t-elle été pensée par le législateur ? Elle est régie par trois lignes directrices.

D’abord, la notion de paix sociale. Le trouble social engendré par une infraction diminue au fil du temps. Autrement dit, plus le temps passe, moins il devient opportun de poursuivre l’auteur présumé des faits car cela ne sera pas bénéfique à l’ordre public.

Ensuite, avec le temps qui passe, apporter des preuves, tant à charge qu’à décharge, devient de plus en plus difficile. Les indices disparaissent, les témoins décèdent. La prescription doit donc être vue comme un rempart contre l’erreur judiciaire.

Finalement, le fait qu’il y ait une sorte de date de péremption pour des délits et infractions pousse les autorités judiciaires à agir sans traîner que ce soit au moment de l’enquête ou du jugement.

Quels sont les délais de prescription ?

Il existe plusieurs délais de prescription selon la nature des faits concernés. Pour certains crimes particulièrement graves tels que l’attentat à la pudeur et le viol ayant causé la mort commis sur un majeur, le délai de prescription est de 15 ans.

Ce délai passe à 20 ans pour les crimes punissables de la perpétuité et pour les crimes particulièrement graves commis sur un mineur.

Ces délais de 15 et 20 ans peuvent être doublés quand un acte interruptif est posé comme un acte d’enquête, par exemple.

Par ailleurs, certains faits sont imprescriptibles. Il s’agit des crimes de génocide, des crimes de guerre et des crimes contre l’humanité. Le 30 décembre 2019, les infractions sexuelles graves commises sur mineur ont été ajoutées à cette liste des faits imprescriptibles. Dernier ajout en date, les crimes qui sont considérés comme “extrêmement graves en raison de leur portée, en particulier du nombre de victimes ou de la peur intense ou terreur suscitée chez les citoyens”. Elle s’appliquera aussi aux crimes visant “à déstabiliser ou détruire les structures fondamentales” du pays.

Le dossier des Tueries du Brabant reste ouvert, mais jusque quand ?

Le parquet fédéral a encore réalisé des devoirs d’enquête très récemment, en décembre dernier. L’annonce de la fin de la prescription suscite une double réaction chez Eric Van Duyse, directeur de la communication : “Avec la prescription, on pourrait imaginer que quelqu’un se réveillera un jour et fera des déclarations qui pourraient même l’incriminer en sachant qu’il ne risque plus rien. Cette possibilité disparaît”.

D’autre autre côté, Eric Van Duyse précise : “Si le dossier est fermé, mais qu’un élément significatif apparaît dans quelques années, on pourra le rouvrir si l’élément est suffisamment important et ça, sans limite de temps. Cela veut dire que, dans 40 ans, on pourrait avoir une explication pour autant qu’il y ait encore des éléments disponibles à ce moment-là”.

Et sur ce point, rien n’est moins sûr. Eric Van Duyse : “D’excellents enquêteurs travaillent depuis de nombreuses années. Tout ce qu’on pouvait faire a été fait. À un moment, il faudra peut-être constater que toutes les pistes ont été explorées, tous les moyens humains et techniques ont été mis en œuvre, mais sans qu’on trouve la solution. Un jour, il faudra envisager la possibilité de refermer ce dossier”.

Bron » RTBF

“Zwarte baron” eindelijk witgewassen: na 43 jaar krijgt baron de Bonvoisin excuses voor foute nota van Staatsveiligheid

“De zwarte baron.” Het had de naam van een Suske en Wiske-album kunnen zijn, maar het is helaas een lange en pijnlijke affaire binnen justitie. In de hoofdrol? Een baron, een foute nota van Staatsveiligheid en (uiteindelijk) excuses van de Belgische Staat. Lees hier het ongelooflijke verhaal van baron de Bonvoisin (85) en zijn strijd voor eerherstel, die maar liefst 43 jaar duurde.

“Back to the eighties.” Beter dan dat kunnen we de affaire rond baron de Bonvoisin eigenlijk niet omschrijven.

Om het verhaal te begrijpen, moeten we eerst zijn figuur even kaderen. Baron Benoît de Bonvoisin is – zacht gezegd – een kleurrijk personage, uit een al even kleurrijke familie.

Zijn vader was Pierre de Bonvoisin, die ooit nog voorzitter van de Generale Bank was en via wie hij de titel van baron overerfde. Zijn wapenspreuk? Benevole et fortiter (vriendelijk en krachtig, red.) Zijn grootvader langs moeders kant was dan weer de gouverneur van de Generale Maatschappij van België, een belangrijke investeringsmaatschappij. Die werd op het einde van de oorlog vermoord door een doodseskader.

Op zijn beurt was Benoît de Bonvoisin zakenman en politicus, met een mooie toekomst in het verschiet. Hij werd gelinkt aan Paul Vanden Boeynants, ooit premier in ons land. Maar zijn carrière, reputatie en eer krijgen een diepe deuk door een affaire die uiteindelijk meer dan 40 jaar zou aanslepen. En dat allemaal door een beruchte nota.

De beruchte nota ontleed

Het begon allemaal op 5 mei 1981. De Staatsveiligheid stelt op dat moment op vraag van toenmalig Justitieminister Philippe Moureaux (PS) een nota op over baron Benoît de Bonvoisin. In het rapport wordt een link gelegd met extreemrechts. Hij was in die dagen de schatbewaarder van CEPIC, een rechtse strekking van de PSC (Parti Social Chrétien, de Franstalige christendemocraten) die onder de vleugels van Vanden Boeynants viel.

De Bonvoisin zou extreemrechtse groeperingen via stromannen en bedrijven financieren. De nota wordt vervolgens naar de commissie-Wijninckx gestuurd, die de wet op privémilities onderzoekt.

Twee weken later wordt de bewuste nota gelekt naar De Morgen. Het kwaad is geschied en het beeld van de “zwarte baron” zal de Bonvoisin nooit meer echt van zich kunnen afschudden. Hij zal voor altijd gelinkt worden aan extreemrechts. En het gaat ver: op een gegeven moment wordt hij zelfs aan de Bende van Nijvel gelieerd, iets wat later door een rechter naar het rijk der fabelen wordt verwezen.

Over die bewuste nota valt wel heel wat te zeggen. In een eerste versie was er nog sprake van heel wat voorzichtigheid en nuance, maar Moureaux zou persoonlijk een stelligere versie geëist hebben – die hij ook kreeg.

Er circuleren verschillende versies waarom alle voorzichtigheid en nuance overboord gegooid moest worden, gaande van politieke rivaliteit tussen Moureaux en Vanden Boeynants tot een conflict tussen de Bonvoisin en de toenmalige baas van Staatsveiligheid, Albert Raes. De precieze reden achterhalen, is na al die jaren (en na al het moddergooien) niet meer mogelijk.

Hoe dan ook heeft de Staatsveiligheid zelf in 2009 het hele debacle grondig geanalyseerd. In haar activiteitenverslag van dat jaar staat een uitgebreide analyse. Evident was dat niet, zo geeft de VSSE toe. Leidinggevenden en agenten die op dat dossier gewerkt hadden waren al lang met pensioen, ziek of overleden.

Wel wordt er gewezen op het ontstaan van een “parallel circuit”, waarbij richtlijnen rechtstreeks van de topman kwamen en rapporten vervolgens ook rechtstreeks teruggingen. “Het Vast Comité I moest vaststellen dat de toenmalige VSSE in deze haar verificatietaak verwaarloosde. Verkregen informatie werd soms met enig voorbehoud geformuleerd en toch – ondanks het gebrek aan verificatie – later elders als vaststaand voorgesteld”, klinkt het.

De belangstelling voor de Bonvoisin was wél gerechtvaardigd, “gelet op zijn activiteiten, zijn reizen en zijn contacten, met name met extreemrechtse bewegingen”. Maar de manier waarop hij vervolgens een mikpunt werd was dat niet.

Conclusie: de baron had nooit de zwarte baron mogen worden.

Wel belangrijk om te onthouden, is dat de context toen helemaal anders was. We spreken over de jaren ’80. Pas jaren later, in 1998 kreeg de Staatsveiligheid een wettelijke omkadering – vermoedelijk mede door deze hele affaire. Nu is het tot in de puntjes geregeld wat er in welke omstandigheden mag. Op die manier zou de geschiedenis zich nooit meer mogen herhalen.

Proces(sie) van Echternach

Zowel in de media als in de rechtbank probeert hij zijn imago te herstellen. Dat probeert hij trouwens vrijwel meteen. Al in 1983 eist hij 100 miljoen Belgische Frank (als we dat vandaag zouden omrekenen, komen we op een bedrag van 2,5 miljoen euro) en een rechtzetting in verschillende kranten.

Tientallen jaren later – in 2012 – haalt hij zijn eerste slag thuis. De Brusselse rechtbank oordeelt dat hij recht heeft op een schadevergoeding van 100.000 euro, maar géén excuses. Er volgt hoger beroep, er volgt cassatie. Intussen was er ook een analyse van Comité I – dat toezicht houdt op de werking van Staatsveiligheid.

Een volgende etappe is het hof van beroep in Bergen. Ook daar krijgt hij een schadevergoeding toegewezen, van 25.000 euro deze keer. Maar opnieuw geen excuses. En het lijkt wel de proces(sie) van Echternach, want Cassatie verbreekt het arrest opnieuw en stuurt het dossier naar een volgend hof van beroep, in Luik ditmaal.

Dat zal uiteindelijk de eindhalte worden. Op 14 november vorig jaar valt het arrest: de Belgische Staat moét excuses aanbieden aan de Bonvoisin (als ze dat niet doet, volgen er dwangsommen) en hij krijgt een schadevergoeding van 15.000 euro. De Cassatietermijn is intussen verstreken, dus we kunnen na 43 jaar eindelijk zeggen: het doek is gevallen.

We hebben intussen ook de bevestiging gekregen dat de excuses effectief overgemaakt zijn aan de Bonvoisin, op 24 januari. Het hof had in zijn arrest al een voorzet gegeven hoe die er moesten uitzien.

Letterlijk: dit zijn de excuses

De Belgische Staat verontschuldigt zich bij u voor het schrijven, onder de pen van de minister van Justitie, van een nota bestemd voor de Parlementaire onderzoekscommissie Wijninckx gedateerd op 11/5/1981, die ongeverifieerde informatie bevat. Het is daarom onbewezen dat u in verband wordt gebracht met extreemrechtse bewegingen, zoals bekendgemaakt in de krant De Morgen op 19/5/1981 en voor de aanval op uw eer en reputatie die daaruit voortvloeide.

Deze excuses hebben enkel betrekking op het opstellen van de nota van 11 mei 1981, zoals die beschreven staat in het arrest van 14 november 2023 van het hof van beroep in Luik, en houden de Belgische Staat niet verantwoordelijk voor andere feiten en kunnen geen aanleiding geven tot andere rechten.

We herinneren er ook aan dat het Comité I in 2009 geconcludeerd heeft in zijn rapport van 2009 dat er geen reden was om de VSSE als instituut te bekritiseren.

De huidige excuses die u toegezonden worden staan een eventuele indiening van Cassatie niet in de weg.

Was getekend: de minister van Justitie (Paul Van Tigchelt) en de administrateur-generaal van Staatsveiligheid (Francisca Bostyn)

Zand erover?

Na 43 jaar lijkt er dus eindelijk een einde gekomen aan de lijdensweg van de Bonvoisin. Al eindigt het verhaal wel op een tragische noot: hij is jaren geleden al getroffen door een beroerte. Het was zijn familie die in zijn naam zijn juridische strijd voortzette. Wel met (uiteindelijk) succes.

Bron » VRT Nieuws

Zware moord- of roofmoordzaken kunnen niet meer verjaren

De meest ernstige moord- en roofmoordzaken kunnen niet meer verjaren. Daarvoor heeft de plenaire vergadering van de Kamer eerder vandaag goedkeuring gegeven.

Misdaden tegen de menselijkheid, genocide, oorlogsmisdaden en seksuele misdrijven ten aanzien van minderjarigen kunnen nooit verjaren en worden altijd berecht, ongeacht de tijd die sinds de feiten is verstreken. De federale regering wou die uitzondering ook invoeren voor ernstige moord- of roofmoordzaken. Eind 2022 keurde de regering een wetsontwerp goed dat door toenmalig minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open Vld) werd ingediend. Intussen is het een ontwerp van zijn opvolger Paul Van Tigchelt.

Concreet gaat het om misdaden die de bevolking “ernstige vrees hebben aangedaan” of “tot doel hadden de basisstructuren van het land te ontwrichten of te vernietigen”. De regel zou onder meer van toepassing kunnen zijn op terreurdossiers of misdaden als die van de Bende van Nijvel.

Het wetsontwerp schaft ook de onderbreking van de verjaringstermijn af en maakt het onmogelijk voor dossiers om te verjaren eens ze zijn doorverwezen naar de correctionele rechtbank. De huidige verjaringstermijnen van minimaal 6 maanden en maximaal 20 jaar worden aangepast naar minimaal 1 jaar en maximaal 30 jaar, afhankelijk van de minimale en maximale strafmaat die vasthangt aan een misdrijf.

Bron » Het Laatste Nieuws

Wie zat er achter de Bende van Nijvel? ‘Ik graaf in de dossierkasten naar iets dat mogelijk nog niet is uitgeplozen’

Als de Belgische wet niet wordt veranderd, verjaren de 40 jaar oude misdaden van de Bende van Nijvel in november 2025. Een Franse oud-rechter onderzoekt of de daders misschien wel Franse misdadigers waren. Het lijkt een laatste strohalm in wat wel de grootste schandvlek uit de Belgische geschiedenis wordt genoemd.

Het zou wel eens een race tegen de klok kunnen worden, beseft hij. Maar Franse oud-rechter Patrick Ramaël wil, mede op verzoek van de nabestaanden, een laatste poging wagen om het grootste criminele raadsel uit de Belgische geschiedenis op te lossen. “Nee, ik ga niet op zoek naar nieuwe getuigen. Die zijn intussen te oud, hun geheugen is na al die jaren niet al te betrouwbaar meer. Ik zie meer in archeologisch onderzoek, zoals ik dat noem: graven in de dossierkasten naar iets dat mogelijk nog niet tot op het bot is uitgeplozen. Iets dat ons hopelijk na al die jaren iets meer kan vertellen over wie en wat er achter de aanslagen van de Bende van Nijvel zaten”, zegt Ramaël.

Op een zonnige zaterdagochtend, eind januari, is hij naar een plaatsje in de buurt van het Waalse dorp Ottignies afgereisd om nabestaanden en andere betrokkenen te ontmoeten en bij te praten over het gesprek dat hij een dag eerder had met de leider van het strafrechtelijke onderzoek naar de Bende van Nijvel, Martine Michel. De locatie van de bijeenkomst moet geheim blijven. Veiligheid staat voorop. Het past wel bij de rookgordijnen waarmee de misdaden van de Bende van Nijvel nog steeds omgeven zijn.

“Tot nog toe heb ik alleen contact met hen gehad per e-mail. Ik wil ze graag persoonlijk ontmoeten en dat ze mij leren kennen. Ik wil dat ze weten wat ze van mij kunnen verwachten. Ze hopen op antwoorden natuurlijk. Was het motief politiek, religieus of louter financieel? Mensen willen weten waarom de persoon van wie ze hielden is vermoord of waarom ze zelf gewond zijn geraakt. Deze misdadigers schoten heel gemakkelijk mensen dood. In totaal hebben ze 28 doden op hun geweten, onder wie een aantal kinderen. Weten wat en waarom het gebeurd is, is een essentieel onderdeel van het rouwproces. En daar schort het nu al decennialang aan”, zegt Ramaël.

Een schokgolf in de maatschappij

In principe verjaren de misdrijven van de Bende Van Nijvel in november 2025. Dat is veertig jaar na de laatste en bloedigste aanslag: die op de Delhaize in Aalst op 9 november 1985. Daarbij vielen acht doden. Afgelopen december werd er een monument onthuld ter nagedachtenis van de slachtoffers. Een stenen achthoek en acht bomen. “Ernstige misdrijven, zoals doodslag of moord, mogen nooit verjaren. Onderzoek naar bloedige misdaden zoals van de Bende van Nijvel, met zoveel slachtoffers en menselijk leed, zou nooit mogen stoppen. Drie decennia lang al voelen we de gevolgen. De strijd mag niet gestaakt worden”, zei burgemeester Christoph D’haese van Aalst bij de gelegenheid.

Er ligt een wetsvoorstel om de verjaringstermijn voor zware misdrijven die een schokgolf in de maatschappij teweegbrengen, helemaal af te schaffen. De Kamercommissie Justitie boog zich vorige week over dat voorstel. Het streven is het wetsontwerp nog voor de Belgische verkiezingen in juni van dit jaar te behandelen in het parlement. Aanvankelijk was de verjaringstermijn voor moord in België dertig jaar. In 2015 werd dat opgerekt naar veertig jaar, juist om tijd te winnen om de misdrijven van de Bende van Nijvel op te lossen.

Maar ook na een mogelijke afschaffing van de verjaringstermijn gloort er weinig hoop dat ooit duidelijk wordt wie en wat er achter de reeks bloedige overvallen heeft gezeten. Tijdens de behandeling van het wetsvoorstel vorige week bleek dat het aantal rechercheurs dat op de zaak zit langzaam wordt afgebouwd. Ook justitie in België lijkt de hoop op te geven.

Laatste strohalm

De komst van de Franse oud-rechter Ramaël lijkt een laatste strohalm waar slachtoffers en nabestaanden zich aan vast kunnen klampen. Ramaël heeft een lange carrière achter de rug. Het bekendst is hij van het onderzoek naar de affaire-Mehdi Ben Barka, een van de belangrijkste opponenten van de vorige Marokkaanse koning Hassan II en nog steeds een van de bekendste cold cases van Frankrijk. Op 29 oktober 1965 stapte Barka in de buurt van een Parijse brasserie in een auto en sindsdien werd nooit meer iets van hem vernomen. Tot op de dag van vandaag doen er verschillende theorieën de ronde over zijn verdwijning. Een daarvan is dat hij zou zijn doodgemarteld door de Marokkaanse geheime dienst.

Op zijn 64ste heeft Ramaël besloten opnieuw de advocatuur in te gaan. Hij praat snel en gedecideerd. Nee, het is hem niet te doen om publiciteit. „Integendeel”, zegt hij. “Ik ben geïntrigeerd door deze zaak en wil de nabestaanden heel graag helpen bij het vinden van antwoorden. Dat is het allerbelangrijkste.”

In een leegstaande woning, ter beschikking gesteld door een horecaondernemer in de buurt, luisteren op de bewuste zaterdagochtend ongeveer 35 mensen naar de uitleg van Ramaël. De bijeenkomst is mede georganiseerd door de stichting V-Europe, opgericht na de terreuraanslagen van Parijs op 13 november 2015 en Brussel op 22 maart 2016. De stichting heeft als doel de slachtoffers van terreur en andere criminele feiten bij te staan. De aanwezigen zijn van divers pluimage. Onder hen ook nabestaanden die zich als cliënten van Ramaël hebben gemeld en de Belg Jean-Pierre Adam.

Deze oud-rijkswachter is ervan overtuigd dat Noord-Franse criminelen achter de bloedige overvallen op Delhaize-supermarkten zaten. Adam, die al twintig jaar onderzoek doet naar de Bende van Nijvel, publiceerde in 2021 een boek over de zaak, getiteld De Bendes achter de Bende . De gepensioneerde politieman hekelt het „irrationele complotdenken” dat in België al decennialang opgeld doet: van een mogelijke poging van een groepje rechts-extremistische rijkswachters om het land te destabiliseren tot de betrokkenheid van binnen – en buitenlandse inlichtingendiensten bij de gruwel (zie kader).

Terwijl de echte daders volgens hem gewoon leden van een bende zware criminelen uit Noord-Frankrijk zijn. De spil zouden twee broers zijn: Xavier S.,een bekende misdadiger en wapenfanaat uit Charleville-Mézières, en zijn broer Thierry, een harddrugsverslaafde en fervent pokerspeler met grote gokschulden. Beiden zijn intussen overleden.

Al meteen leidt het spoor naar de twee broers

Adam is heel stellig: “Vanaf het begin af aan hadden de Belgische autoriteiten aanwijzingen die naar Noord-Frankrijk leidden”, zegt hij. “Maar er is nooit iets mee gedaan.” Al meteen in 1982, na een van de eerste misdaden die aan de bende van Nijvel worden toegeschreven, leidt het spoor naar de twee broers. Na de overval op een wapenhandelaar in Waver, waarbij een politieman de dood vindt, wordt aan de hand van getuigenverklaringen een compositietekening gemaakt van een van de mogelijke daders. Al vrij snel meldt zich iemand die Xavier S. herkent.

Zoals wel vaker blijken de onderzoeken naar de geruchtmakendste misdaden uit de Belgische geschiedenis raakvlakken met elkaar te hebben. Adam is als rijkswachter niet betrokken bij het onderzoek naar de Bende van Nijvel maar wel bij de zaak-Dutroux. In 1996 wordt hij belast met het onderzoek naar de moord op Michel Piro, een louche restauranteigenaar uit Charleroi die wordt doodgeschoten vlak na zijn aankondiging dat hij nieuwe onthullingen wil doen over de ontvoering van de Luikse meisjes Julie en Mélissa door kindermoordenaar Marc Dutroux.

De daders zouden twee huurmoordenaars uit Noord-Frankrijk zijn, zo wordt beweerd. Adam gaat op onderzoek naar Charleville-Mézières. In het dossier van één van de mogelijke verdachten, Xavier S, treft hij de oude compositietekening aan. Hij is stomverbaasd. Waarom is er niets mee gebeurd? Omdat de rijkswachter die belast was met de overval op de wapenhandelaar een zware alcoholist was en misschien in dronken toestand het spoor als onbelangrijk heeft afgedaan, oppert Adam. Het is exemplarisch voor het onderzoek naar de Bende van Nijvel, dat volgens hem grossiert in politionele en gerechtelijke blunders.

Adam staaft zijn beweringen met tal van documenten, data en details, waarmee hij wil aantonen dat de tijdlijn perfect klopt. Telkens als een van de broers in de gevangenis zit, stoppen de aanslagen. En als de twee weer vrijkomen, begint het weer. Het is volgens hem ook de verklaring waarom de aanslagen opeens stoppen: de vermoedelijke daders zitten opnieuw in een Franse cel.

Geen twee aanwijzingen, het zijn er wel twintig

Adam weet zich gesteund door Franse en Belgische profilers, die in 2001 tot de conclusie komen dat de aanslagen het werk geweest moeten zijn van mensen uit de onderkant van de samenleving. Marginalen, verslaafden en psychopaten die nergens voor terugdeinzen. Van een groot complot zou geen sprake zijn. Het zou mede verklaren waarom er ondanks de kleine buit telkens zoveel slachtoffers werden gemaakt.

“Adam heeft met zijn werk aangetoond dat de mogelijkheid dat de daders van Franse origine waren zeer reëel is. Dat spoor wil ik graag verder uitdiepen”, zegt oud-rechter Ramaël. „Als er nu maar één of twee aanwijzingen waren in die richting, zou je nog kunnen denken dat het toeval is. Maar het zijn er geen twee. Het zijn er wel twintig.”

De Fransman is ervan overtuigd dat nader onderzoek nodig is naar de mogelijke betrokkenheid van de gebroeders S. Hij heeft daarom aangeboden de slachtoffers – in België de burgerlijke partijen geheten – kosteloos bij te staan. Vier van hen zijn daarop ingegaan. „En er komt waarschijnlijk nog een vijfde bij. Doordat ik nu officieel hun belangen behartig, krijg ik inzage in het strafdossier en kan ik om aanvullende onderzoeksdaden vragen.” Ramaël hoopt binnenkort opnieuw naar België te komen om het onderzoek in te kijken. Dat belooft een behoorlijke opgave te worden. Het omvangrijke dossier telt intussen meer dan twee miljoen pagina’s.

Feit en fictie liepen altijd door elkaar

In de bloedstollende Vlaams-Waalse dramaserie 1985, terug te bekijken op NPO-Start, zijn het leden van de voormalige Rijkswacht die verantwoordelijk worden gehouden voor de geruchtmakendste moordpartijen in het België van de jaren 80. De achtdelige serie, gebaseerd op ware gebeurtenissen, volgt drie jongeren die opgroeien in een van de donkerste periodes uit de Belgische geschiedenis.

De Bende van Nijvel – in het Frans ‘les tueurs de Brabant’ genoemd (de Brabantse moordenaars) – zaait angst en terreur in het land. Corruptie bij de politie en in de politiek zijn schering en inslag. Het is de tijd van de zogenaamde roze balletten: seksfeesten voor politici en andere hoogwaardigheidsbekleders. Het blijkt een perfecte voedingsbodem voor de wildste complottheorieën over het wie en waarom van de reeks gewelddadige overvallen, waarbij tussen 1982 en 1985 28 doden en veertig gewonden vallen. De laatste en bloedigste aanslag dateert van 9 november 1985. Bij een overval op de Delhaize-supermarkt in Aalst worden acht mensen koelbloedig vermoord.

Peter R. de Vries

David Van de Steen verliest zijn ouders en een zus bij die aanslag. Hij krijgt zelf een kogel in zijn dijbeen. Hij schrijft er samen met journaliste Annemie Bulté het boek Niet schieten, dat is mijn papa over. Als hij op Twitter ziet dat Peter R. de Vries het boek gelezen heeft, besluit hij contact op te nemen met de Nederlandse misdaadjournalist. Ze plannen een afspraak in Amsterdam, maar die gaat door omstandigheden niet door.

‘We waren zeker van plan om een nieuwe vergadering in te plannen. Tegen mij had Peter R. de Vries al gezegd dat hij graag zijn tanden eens zou zetten in het Bende-dossier’, vertelt David op de website BendevanNijvel.com . Misschien was er wel een Nederlandse connectie. De Bende van Nijvel maakte gebruik van een Mercedes met een Nederlandse nummerplaat en er was mogelijk een link met de internationale drugshandel. Maar toen werd Peter R. de Vries vermoord en viel ook die reddingsboei weg.

De afgelopen veertig jaar doken geregeld namen van mogelijke betrokkenen op. Zoals die van twee criminelen die lid waren van de zogenaamde Bende van Baasrode, die tientallen gewapende overvallen op onder meer geldtransporten pleegde. Beiden hebben altijd stellig ontkend.

Ook de naam van Patrick Haemers, één van de beruchtste Belgische criminelen die in 1989 internationale bekendheid verwierf met de ontvoering van oud-premier Paul Vanden Boeynants, werd genoemd. Haemers, die in 1993 zelfmoord pleegde in een politiecel, was opvallend groot. Hij was mogelijk ‘de reus’, zoals de bijnaam van een van de leden van de Bende van Nijvel luidde.

Een extreemrechts complot?

Maar in 2017 meldde zich een andere ‘reus’. Een ex-rijkswachter biechtte op zijn sterfbed aan een familielid op dat niet Haemers maar hij de reus was. Het was destijds groot nieuws. De politie geloofde er niets van en vond nul bewijs voor die bewering.

Dat een aantal rijkswachters achter de aanslagen zit, is de bekendste en hardnekkigste theorie. Er zou sprake zijn geweest van een extreemrechts complot om de Belgische samenleving te destabiliseren en het land rijp te maken voor een staatsgreep. Of was het toch de Amerikaanse inlichtingendienst CIA die de terroristische overvallen organiseerde om een angstpsychose onder de bevolking te creëren, zodat België (en uiteindelijk de rest van Europa) weer zijn toevlucht zou nemen tot beschermheer Amerika?

Op verzoek van een parlementaire enquêtecommissie (er waren er meerdere) schreef de uit Heerlen afkomstige criminoloog Cyrille Fijnaut in 1997 samen met een Leuvense hoogleraar een lijvig rapport over het strafrechtelijk onderzoek. Op die manier wilden ze de vele ‘cowboyverhalen’ die over de Bende van Nijvel de ronde deden uit de wereld helpen. Zij constateerden dat de link met extreemrechts wel was onderzocht maar dat het de vraag was of dat grondig genoeg was gebeurd.

In een interview met de Franstalige krant La Dernière Heure, in september vorig jaar, sloot oud-politieman Eddy Vos uit dat het om een complot ging. Hij werkte vijftien jaar aan de zaak. De suggestie dat het onderzoek van binnenuit gedwarsboomd werd om de mogelijke betrokkenheid van politiemensen of politici toe te dekken, doet hij af als flauwekul. Dit zou immers betekenen dat honderden rechercheurs, onderzoeksrechters en deskundigen bijna veertig jaar hebben samengespannen om de waarheid te verbergen. Dat is op z’n minst onwaarschijnlijk.

Het is allemaal onzin

Oud-rijkswachter Robert Beijer is een van de oud-verdachten. Begin 2023 komt hij opnieuw in beeld. In Thailand, waar hij al sinds 2000 verblijft, wordt huiszoeking gedaan. Hij wordt het land uitgezet en keert terug naar België voor nieuwe ondervragingen. Daar hoort hij dat hij figureert in de televisieserie 1985 . Tot zijn grote ongenoegen.

“Ik heb genoeg van de beschuldigingen”, zegt hij in een interview met de Waalse omroep RTBF. “Ze doen alsof de rijkswacht alleen maar bestond uit seksverslaafden, extreemrechtse types en moordenaars.” De feiten kloppen niet, de tijdlijn is fout en zijn personage komt helemaal niet overeen met de werkelijkheid, stelt hij. “Het is allemaal onzin.””

Bron » Dagblad van het Noorden

Kan nieuwe DNA-wet cold cases als Bende van Nijvel alsnog helpen oplossen?

Speurders mogen voortaan in het DNA van een onbekende moordenaar kijken, om bijvoorbeeld zijn haarkleur en leeftijd te achterhalen. Het parlement keurde een baanbrekende DNA-wet goed, in de aanwezigheid van familieleden van slachtoffers.

“De tijd van Witse en Inspector Morse, die met de juiste ondervragingstechnieken mensen tot bekentenissen dwongen, ligt achter ons”, zei minister van Justitie Paul Van Tigchelt (Open VLD) donderdag in het parlement. “Vandaag zijn ­criminaliteitsbestrijding en het ophelderen van misdrijven meer dan ooit het werk van forensische rechercheurs.” De oorspronkelijke DNA-wet dateert van 1999. Nochtans heeft de wetenschap sindsdien stevige stappen vooruitgezet. De ‘DNA-Evaluatiecommissie’ vroeg al in 2019 om speurders meer mogelijkheden te geven.

“Concreet veranderen nu vier ­zaken. Er komt vooreerst een wettelijk kader voor familiale zoekingen. Tot nu konden de speurders DNA alleen vergelijken met het erfelijk materiaal van verdachten of van veroordeelden die al in de databank zitten. Speurders mogen nu ook kijken of er een familielid van de dader in die databanken zit. Het gaat dan om mensen in de eerste graad, die voor minstens 50 procent het DNA van de dader delen: een vader, moeder, zoon, dochter, broer of zus.”

Zoeken op Y-chromosoom

In het buitenland zijn tal van voorbeelden bekend van moordenaars die zo ontmaskerd werden. In Frankrijk werd de moordenaar van Élodie Kulik (24) zo ontmaskerd. De jonge vrouw werd op 10 januari 2002 verkracht en vermoord toen ze naar haar auto wandelde. De ­dader liet DNA achter, maar werd niet geklist. Grégory Wiart werd pas ontmaskerd toen zijn vader tien jaar later DNA moest afstaan, en daarmee onbewust aantoonde dat zijn zoon de moord pleegde.

“Ook onderzoek op basis van het Y-chromosoom wordt mogelijk”, zegt Van Tigchelt. “Alle mannen die veroordeeld worden in een zedenzaak, zullen niet alleen hun DNA maar ook een staal van het Y-chromosoom afgeven. Die worden in een nieuwe Y-STR databank opgeslagen.” Het Y-chromosoom is een stuk van het DNA dat bij mannen overgaat van vader op zoon. Door het Y-chromosoom te vergelijken, kun je verder kijken dan een vader of een broer. Ook een verre achterneef is dan herkenbaar als een ­familielid. Sofie Claerhout, doctor in de forensische genetica aan de KU Leuven, zei in 2019 al dat het Y-chromosoom de ontbrekende schakel kon zijn om cold cases op te helderen.

Haarkleur en ogen

Daarnaast moet de nieuwe wet ook de zoektocht naar vermiste personen ondersteunen. “Onze databank met het DNA van vermisten en hun familieleden wordt gekoppeld aan de I-Familia databank van Interpol”, zegt Van Tigchelt. Daarin zit het DNA van alle overleden personen die nooit geïdentificeerd zijn en het DNA van vermiste per­sonen uit andere landen. Mensen die al jaren als vermist staan opgegeven in ons land, zouden vlak over de grens dood teruggevonden kunnen zijn zonder dat iemand een verband heeft gelegd.

“Ten slotte zullen speurders veel meer informatie uit het DNA van een onbekende verdachte mogen halen, de zogenoemde genotypering”, zegt Van Tigchelt. Nu mogen ze alleen kijken of het om een man of een vrouw gaat. “Ze zullen zo een inschatting kunnen maken over de haarkleur, de oogkleur, de biogeografische afkomst en zelfs de leeftijd.” Huidskleur wordt niet opgenomen.

Van Tighelt omschrijft de nieuwe DNA-wet als “het juiste evenwicht tussen veiligheid en privacy”. “We hopen dat deze wet ertoe zal leiden dat we cold cases kunnen oplossen.”

Al 33 jaar op zoek

Zo is er moord op de 26-jarige ­Ingrid Caeckaert. De vrouw werd op 16 maart 1991 met 62 messteken gedood in haar flat in Heist. Hoewel er DNA van de dader gevonden werd, wachten haar ouders Georges Caeckaert (88) en Marie-Josephe Vereecke (83) al 33 jaar op antwoorden. Ze waren donderdag bij de stemming in het parlement.

“Zelfs als we hiermee maar één cold case oplossen, was het de lang weg waard”, vindt Van Tigchelt. “Dan kunnen we nabestaanden ­zekerheid geven. In landen waar ­familiale zoekingen al langer ­bestaan, zijn ze een groot succes.

En de Bende van Nijvel? Ook in dat dossier zit DNA dat gevonden is op een sigarettenpeuk en op een kogelwerend vest. “Een zwarte bladzijde uit de Belgische geschiedenis”, zegt Van Tigchelt. “Het is uiteraard mogelijk dat de techniek gebruikt wordt. Of dat zal gebeuren, hangt van de onderzoekers af.”

De wet verschijnt volgende week in het Staatsblad. Dan is het aan de onderzoeksrechters om dossiers vanonder het stof te halen en te ­bekijken of ze met de nieuwe wet opgehelderd kunnen worden.

Bron » De Standaard | Cedric Lagast