Tueries du Brabant : fin de la prescription, mais pas encore la fin de l’enquête pour l’énigme criminelle du siècle dernier

C’était il y a 40 ans. Entre 1982 et 1985, des attaques sanglantes ont semé la terreur dans le Brabant. Les braqueurs ont laissé derrière eux 28 morts, parmi lesquelles des personnes qui faisaient leurs courses dans des supermarchés, mais aussi des policiers et des gendarmes. De nombreuses pistes ont été suivies, de nombreuses théories élaborées, l’enquête relancée, des centaines d’analyses ADN effectuées, mais les enquêteurs n’ont pu obtenir aucune réponse. Nouveau rebondissement : ce dossier bénéficie désormais de l’imprescriptibilité.

Hier soir, la Chambre a adopté une réforme des délais de prescription. Sont désormais imprescriptibles les crimes “extrêmement graves en raison de leur portée, en particulier du nombre de victimes ou de la peur intense ou terreur suscitée chez les citoyens”. Le dossier des Tueurs du Brabant devait être prescrit le 9 novembre 2025, soit 40 ans après les derniers faits. Cette date limite vient de sauter. Les enquêteurs vont pouvoir poursuivre leur travail, mais jusqu’à quand ?

Fin 2017, le parquet fédéral reprend le dossier des Tueries du Brabant. Dans son rapport annuel de 2018, le parquet note : “Puisque le dossier sera définitivement prescrit en 2025, et que l’objectif final du dossier est de poursuivre et juger les auteurs, l’enquête doit être clôturée d’ici 2022, étant donné qu’il faut certainement 3 ans pour obtenir un jugement”.

Pourquoi prescrire des faits ?

La prescription, c’est le fait de ne plus pouvoir poursuivre une infraction après un certain nombre d’années. Le délai commence le jour où les faits incriminés ont été commis. Mais à quelles fins la prescription a-t-elle été pensée par le législateur ? Elle est régie par trois lignes directrices.

D’abord, la notion de paix sociale. Le trouble social engendré par une infraction diminue au fil du temps. Autrement dit, plus le temps passe, moins il devient opportun de poursuivre l’auteur présumé des faits car cela ne sera pas bénéfique à l’ordre public.

Ensuite, avec le temps qui passe, apporter des preuves, tant à charge qu’à décharge, devient de plus en plus difficile. Les indices disparaissent, les témoins décèdent. La prescription doit donc être vue comme un rempart contre l’erreur judiciaire.

Finalement, le fait qu’il y ait une sorte de date de péremption pour des délits et infractions pousse les autorités judiciaires à agir sans traîner que ce soit au moment de l’enquête ou du jugement.

Quels sont les délais de prescription ?

Il existe plusieurs délais de prescription selon la nature des faits concernés. Pour certains crimes particulièrement graves tels que l’attentat à la pudeur et le viol ayant causé la mort commis sur un majeur, le délai de prescription est de 15 ans.

Ce délai passe à 20 ans pour les crimes punissables de la perpétuité et pour les crimes particulièrement graves commis sur un mineur.

Ces délais de 15 et 20 ans peuvent être doublés quand un acte interruptif est posé comme un acte d’enquête, par exemple.

Par ailleurs, certains faits sont imprescriptibles. Il s’agit des crimes de génocide, des crimes de guerre et des crimes contre l’humanité. Le 30 décembre 2019, les infractions sexuelles graves commises sur mineur ont été ajoutées à cette liste des faits imprescriptibles. Dernier ajout en date, les crimes qui sont considérés comme “extrêmement graves en raison de leur portée, en particulier du nombre de victimes ou de la peur intense ou terreur suscitée chez les citoyens”. Elle s’appliquera aussi aux crimes visant “à déstabiliser ou détruire les structures fondamentales” du pays.

Le dossier des Tueries du Brabant reste ouvert, mais jusque quand ?

Le parquet fédéral a encore réalisé des devoirs d’enquête très récemment, en décembre dernier. L’annonce de la fin de la prescription suscite une double réaction chez Eric Van Duyse, directeur de la communication : “Avec la prescription, on pourrait imaginer que quelqu’un se réveillera un jour et fera des déclarations qui pourraient même l’incriminer en sachant qu’il ne risque plus rien. Cette possibilité disparaît”.

D’autre autre côté, Eric Van Duyse précise : “Si le dossier est fermé, mais qu’un élément significatif apparaît dans quelques années, on pourra le rouvrir si l’élément est suffisamment important et ça, sans limite de temps. Cela veut dire que, dans 40 ans, on pourrait avoir une explication pour autant qu’il y ait encore des éléments disponibles à ce moment-là”.

Et sur ce point, rien n’est moins sûr. Eric Van Duyse : “D’excellents enquêteurs travaillent depuis de nombreuses années. Tout ce qu’on pouvait faire a été fait. À un moment, il faudra peut-être constater que toutes les pistes ont été explorées, tous les moyens humains et techniques ont été mis en œuvre, mais sans qu’on trouve la solution. Un jour, il faudra envisager la possibilité de refermer ce dossier”.

Bron » RTBF

“Zwarte baron” eindelijk witgewassen: na 43 jaar krijgt baron de Bonvoisin excuses voor foute nota van Staatsveiligheid

“De zwarte baron.” Het had de naam van een Suske en Wiske-album kunnen zijn, maar het is helaas een lange en pijnlijke affaire binnen justitie. In de hoofdrol? Een baron, een foute nota van Staatsveiligheid en (uiteindelijk) excuses van de Belgische Staat. Lees hier het ongelooflijke verhaal van baron de Bonvoisin (85) en zijn strijd voor eerherstel, die maar liefst 43 jaar duurde.

“Back to the eighties.” Beter dan dat kunnen we de affaire rond baron de Bonvoisin eigenlijk niet omschrijven.

Om het verhaal te begrijpen, moeten we eerst zijn figuur even kaderen. Baron Benoît de Bonvoisin is – zacht gezegd – een kleurrijk personage, uit een al even kleurrijke familie.

Zijn vader was Pierre de Bonvoisin, die ooit nog voorzitter van de Generale Bank was en via wie hij de titel van baron overerfde. Zijn wapenspreuk? Benevole et fortiter (vriendelijk en krachtig, red.) Zijn grootvader langs moeders kant was dan weer de gouverneur van de Generale Maatschappij van België, een belangrijke investeringsmaatschappij. Die werd op het einde van de oorlog vermoord door een doodseskader.

Op zijn beurt was Benoît de Bonvoisin zakenman en politicus, met een mooie toekomst in het verschiet. Hij werd gelinkt aan Paul Vanden Boeynants, ooit premier in ons land. Maar zijn carrière, reputatie en eer krijgen een diepe deuk door een affaire die uiteindelijk meer dan 40 jaar zou aanslepen. En dat allemaal door een beruchte nota.

De beruchte nota ontleed

Het begon allemaal op 5 mei 1981. De Staatsveiligheid stelt op dat moment op vraag van toenmalig Justitieminister Philippe Moureaux (PS) een nota op over baron Benoît de Bonvoisin. In het rapport wordt een link gelegd met extreemrechts. Hij was in die dagen de schatbewaarder van CEPIC, een rechtse strekking van de PSC (Parti Social Chrétien, de Franstalige christendemocraten) die onder de vleugels van Vanden Boeynants viel.

De Bonvoisin zou extreemrechtse groeperingen via stromannen en bedrijven financieren. De nota wordt vervolgens naar de commissie-Wijninckx gestuurd, die de wet op privémilities onderzoekt.

Twee weken later wordt de bewuste nota gelekt naar De Morgen. Het kwaad is geschied en het beeld van de “zwarte baron” zal de Bonvoisin nooit meer echt van zich kunnen afschudden. Hij zal voor altijd gelinkt worden aan extreemrechts. En het gaat ver: op een gegeven moment wordt hij zelfs aan de Bende van Nijvel gelieerd, iets wat later door een rechter naar het rijk der fabelen wordt verwezen.

Over die bewuste nota valt wel heel wat te zeggen. In een eerste versie was er nog sprake van heel wat voorzichtigheid en nuance, maar Moureaux zou persoonlijk een stelligere versie geëist hebben – die hij ook kreeg.

Er circuleren verschillende versies waarom alle voorzichtigheid en nuance overboord gegooid moest worden, gaande van politieke rivaliteit tussen Moureaux en Vanden Boeynants tot een conflict tussen de Bonvoisin en de toenmalige baas van Staatsveiligheid, Albert Raes. De precieze reden achterhalen, is na al die jaren (en na al het moddergooien) niet meer mogelijk.

Hoe dan ook heeft de Staatsveiligheid zelf in 2009 het hele debacle grondig geanalyseerd. In haar activiteitenverslag van dat jaar staat een uitgebreide analyse. Evident was dat niet, zo geeft de VSSE toe. Leidinggevenden en agenten die op dat dossier gewerkt hadden waren al lang met pensioen, ziek of overleden.

Wel wordt er gewezen op het ontstaan van een “parallel circuit”, waarbij richtlijnen rechtstreeks van de topman kwamen en rapporten vervolgens ook rechtstreeks teruggingen. “Het Vast Comité I moest vaststellen dat de toenmalige VSSE in deze haar verificatietaak verwaarloosde. Verkregen informatie werd soms met enig voorbehoud geformuleerd en toch – ondanks het gebrek aan verificatie – later elders als vaststaand voorgesteld”, klinkt het.

De belangstelling voor de Bonvoisin was wél gerechtvaardigd, “gelet op zijn activiteiten, zijn reizen en zijn contacten, met name met extreemrechtse bewegingen”. Maar de manier waarop hij vervolgens een mikpunt werd was dat niet.

Conclusie: de baron had nooit de zwarte baron mogen worden.

Wel belangrijk om te onthouden, is dat de context toen helemaal anders was. We spreken over de jaren ’80. Pas jaren later, in 1998 kreeg de Staatsveiligheid een wettelijke omkadering – vermoedelijk mede door deze hele affaire. Nu is het tot in de puntjes geregeld wat er in welke omstandigheden mag. Op die manier zou de geschiedenis zich nooit meer mogen herhalen.

Proces(sie) van Echternach

Zowel in de media als in de rechtbank probeert hij zijn imago te herstellen. Dat probeert hij trouwens vrijwel meteen. Al in 1983 eist hij 100 miljoen Belgische Frank (als we dat vandaag zouden omrekenen, komen we op een bedrag van 2,5 miljoen euro) en een rechtzetting in verschillende kranten.

Tientallen jaren later – in 2012 – haalt hij zijn eerste slag thuis. De Brusselse rechtbank oordeelt dat hij recht heeft op een schadevergoeding van 100.000 euro, maar géén excuses. Er volgt hoger beroep, er volgt cassatie. Intussen was er ook een analyse van Comité I – dat toezicht houdt op de werking van Staatsveiligheid.

Een volgende etappe is het hof van beroep in Bergen. Ook daar krijgt hij een schadevergoeding toegewezen, van 25.000 euro deze keer. Maar opnieuw geen excuses. En het lijkt wel de proces(sie) van Echternach, want Cassatie verbreekt het arrest opnieuw en stuurt het dossier naar een volgend hof van beroep, in Luik ditmaal.

Dat zal uiteindelijk de eindhalte worden. Op 14 november vorig jaar valt het arrest: de Belgische Staat moét excuses aanbieden aan de Bonvoisin (als ze dat niet doet, volgen er dwangsommen) en hij krijgt een schadevergoeding van 15.000 euro. De Cassatietermijn is intussen verstreken, dus we kunnen na 43 jaar eindelijk zeggen: het doek is gevallen.

We hebben intussen ook de bevestiging gekregen dat de excuses effectief overgemaakt zijn aan de Bonvoisin, op 24 januari. Het hof had in zijn arrest al een voorzet gegeven hoe die er moesten uitzien.

Letterlijk: dit zijn de excuses

De Belgische Staat verontschuldigt zich bij u voor het schrijven, onder de pen van de minister van Justitie, van een nota bestemd voor de Parlementaire onderzoekscommissie Wijninckx gedateerd op 11/5/1981, die ongeverifieerde informatie bevat. Het is daarom onbewezen dat u in verband wordt gebracht met extreemrechtse bewegingen, zoals bekendgemaakt in de krant De Morgen op 19/5/1981 en voor de aanval op uw eer en reputatie die daaruit voortvloeide.

Deze excuses hebben enkel betrekking op het opstellen van de nota van 11 mei 1981, zoals die beschreven staat in het arrest van 14 november 2023 van het hof van beroep in Luik, en houden de Belgische Staat niet verantwoordelijk voor andere feiten en kunnen geen aanleiding geven tot andere rechten.

We herinneren er ook aan dat het Comité I in 2009 geconcludeerd heeft in zijn rapport van 2009 dat er geen reden was om de VSSE als instituut te bekritiseren.

De huidige excuses die u toegezonden worden staan een eventuele indiening van Cassatie niet in de weg.

Was getekend: de minister van Justitie (Paul Van Tigchelt) en de administrateur-generaal van Staatsveiligheid (Francisca Bostyn)

Zand erover?

Na 43 jaar lijkt er dus eindelijk een einde gekomen aan de lijdensweg van de Bonvoisin. Al eindigt het verhaal wel op een tragische noot: hij is jaren geleden al getroffen door een beroerte. Het was zijn familie die in zijn naam zijn juridische strijd voortzette. Wel met (uiteindelijk) succes.

Bron » VRT Nieuws

Zware moord- of roofmoordzaken kunnen niet meer verjaren

De meest ernstige moord- en roofmoordzaken kunnen niet meer verjaren. Daarvoor heeft de plenaire vergadering van de Kamer eerder vandaag goedkeuring gegeven.

Misdaden tegen de menselijkheid, genocide, oorlogsmisdaden en seksuele misdrijven ten aanzien van minderjarigen kunnen nooit verjaren en worden altijd berecht, ongeacht de tijd die sinds de feiten is verstreken. De federale regering wou die uitzondering ook invoeren voor ernstige moord- of roofmoordzaken. Eind 2022 keurde de regering een wetsontwerp goed dat door toenmalig minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open Vld) werd ingediend. Intussen is het een ontwerp van zijn opvolger Paul Van Tigchelt.

Concreet gaat het om misdaden die de bevolking “ernstige vrees hebben aangedaan” of “tot doel hadden de basisstructuren van het land te ontwrichten of te vernietigen”. De regel zou onder meer van toepassing kunnen zijn op terreurdossiers of misdaden als die van de Bende van Nijvel.

Het wetsontwerp schaft ook de onderbreking van de verjaringstermijn af en maakt het onmogelijk voor dossiers om te verjaren eens ze zijn doorverwezen naar de correctionele rechtbank. De huidige verjaringstermijnen van minimaal 6 maanden en maximaal 20 jaar worden aangepast naar minimaal 1 jaar en maximaal 30 jaar, afhankelijk van de minimale en maximale strafmaat die vasthangt aan een misdrijf.

Bron » Het Laatste Nieuws

Kan nieuwe DNA-wet cold cases als Bende van Nijvel alsnog helpen oplossen?

Speurders mogen voortaan in het DNA van een onbekende moordenaar kijken, om bijvoorbeeld zijn haarkleur en leeftijd te achterhalen. Het parlement keurde een baanbrekende DNA-wet goed, in de aanwezigheid van familieleden van slachtoffers.

“De tijd van Witse en Inspector Morse, die met de juiste ondervragingstechnieken mensen tot bekentenissen dwongen, ligt achter ons”, zei minister van Justitie Paul Van Tigchelt (Open VLD) donderdag in het parlement. “Vandaag zijn ­criminaliteitsbestrijding en het ophelderen van misdrijven meer dan ooit het werk van forensische rechercheurs.” De oorspronkelijke DNA-wet dateert van 1999. Nochtans heeft de wetenschap sindsdien stevige stappen vooruitgezet. De ‘DNA-Evaluatiecommissie’ vroeg al in 2019 om speurders meer mogelijkheden te geven.

“Concreet veranderen nu vier ­zaken. Er komt vooreerst een wettelijk kader voor familiale zoekingen. Tot nu konden de speurders DNA alleen vergelijken met het erfelijk materiaal van verdachten of van veroordeelden die al in de databank zitten. Speurders mogen nu ook kijken of er een familielid van de dader in die databanken zit. Het gaat dan om mensen in de eerste graad, die voor minstens 50 procent het DNA van de dader delen: een vader, moeder, zoon, dochter, broer of zus.”

Zoeken op Y-chromosoom

In het buitenland zijn tal van voorbeelden bekend van moordenaars die zo ontmaskerd werden. In Frankrijk werd de moordenaar van Élodie Kulik (24) zo ontmaskerd. De jonge vrouw werd op 10 januari 2002 verkracht en vermoord toen ze naar haar auto wandelde. De ­dader liet DNA achter, maar werd niet geklist. Grégory Wiart werd pas ontmaskerd toen zijn vader tien jaar later DNA moest afstaan, en daarmee onbewust aantoonde dat zijn zoon de moord pleegde.

“Ook onderzoek op basis van het Y-chromosoom wordt mogelijk”, zegt Van Tigchelt. “Alle mannen die veroordeeld worden in een zedenzaak, zullen niet alleen hun DNA maar ook een staal van het Y-chromosoom afgeven. Die worden in een nieuwe Y-STR databank opgeslagen.” Het Y-chromosoom is een stuk van het DNA dat bij mannen overgaat van vader op zoon. Door het Y-chromosoom te vergelijken, kun je verder kijken dan een vader of een broer. Ook een verre achterneef is dan herkenbaar als een ­familielid. Sofie Claerhout, doctor in de forensische genetica aan de KU Leuven, zei in 2019 al dat het Y-chromosoom de ontbrekende schakel kon zijn om cold cases op te helderen.

Haarkleur en ogen

Daarnaast moet de nieuwe wet ook de zoektocht naar vermiste personen ondersteunen. “Onze databank met het DNA van vermisten en hun familieleden wordt gekoppeld aan de I-Familia databank van Interpol”, zegt Van Tigchelt. Daarin zit het DNA van alle overleden personen die nooit geïdentificeerd zijn en het DNA van vermiste per­sonen uit andere landen. Mensen die al jaren als vermist staan opgegeven in ons land, zouden vlak over de grens dood teruggevonden kunnen zijn zonder dat iemand een verband heeft gelegd.

“Ten slotte zullen speurders veel meer informatie uit het DNA van een onbekende verdachte mogen halen, de zogenoemde genotypering”, zegt Van Tigchelt. Nu mogen ze alleen kijken of het om een man of een vrouw gaat. “Ze zullen zo een inschatting kunnen maken over de haarkleur, de oogkleur, de biogeografische afkomst en zelfs de leeftijd.” Huidskleur wordt niet opgenomen.

Van Tighelt omschrijft de nieuwe DNA-wet als “het juiste evenwicht tussen veiligheid en privacy”. “We hopen dat deze wet ertoe zal leiden dat we cold cases kunnen oplossen.”

Al 33 jaar op zoek

Zo is er moord op de 26-jarige ­Ingrid Caeckaert. De vrouw werd op 16 maart 1991 met 62 messteken gedood in haar flat in Heist. Hoewel er DNA van de dader gevonden werd, wachten haar ouders Georges Caeckaert (88) en Marie-Josephe Vereecke (83) al 33 jaar op antwoorden. Ze waren donderdag bij de stemming in het parlement.

“Zelfs als we hiermee maar één cold case oplossen, was het de lang weg waard”, vindt Van Tigchelt. “Dan kunnen we nabestaanden ­zekerheid geven. In landen waar ­familiale zoekingen al langer ­bestaan, zijn ze een groot succes.

En de Bende van Nijvel? Ook in dat dossier zit DNA dat gevonden is op een sigarettenpeuk en op een kogelwerend vest. “Een zwarte bladzijde uit de Belgische geschiedenis”, zegt Van Tigchelt. “Het is uiteraard mogelijk dat de techniek gebruikt wordt. Of dat zal gebeuren, hangt van de onderzoekers af.”

De wet verschijnt volgende week in het Staatsblad. Dan is het aan de onderzoeksrechters om dossiers vanonder het stof te halen en te ­bekijken of ze met de nieuwe wet opgehelderd kunnen worden.

Bron » De Standaard | Cedric Lagast

Dé oplossing voor cold cases? Kamer keurt nieuwe DNA-wet goed die verwantschapsonderzoek mogelijk maakt

De Kamer heeft een nieuwe DNA-wet goedgekeurd. Die maakt het onder meer mogelijk om daders van misdrijven op te sporen via het DNA van familieleden. Dat kan leiden tot doorbraken in vastgelopen zaken of cold cases. Waarover gaat de DNA-wet? En waarom is die belangrijk?

Ruim een jaar nadat de ministerraad het wetsvoorstel van de nieuwe DNA-wet heeft goedgekeurd, heeft de Kamer er vanavond over gestemd. De nieuwe wet is goed bevonden en dat betekent een redmiddel voor onopgeloste misdaadzaken, of cold cases.

Voor onderzoeker aan de KU Leuven, Sofie Claerhout, is dit een belangrijk moment. Zij doet onderzoek naar DNA en pleitte al jaren voor een wetswijziging. “We zaten nog altijd vast aan een wet uit 1999 die voorschrijft dat we in DNA-onderzoek enkel mogen kijken of er een directe match is.”

“Dat wil zeggen dat we het DNA dat gevonden wordt op de plek van een misdaad enkel een-op-een mochten vergelijken met DNA uit de DNA-databank. Als de persoon die we zoeken daar niet in zit, kunnen we niet verder.”

Wat is de DNA-databank?

In een DNA-databank worden DNA-profielen verzameld en opgeslagen. Ze zijn bedoeld om mensen die betrokken zijn bij een misdrijf te identificeren aan de hand van overeenkomsten tussen DNA. Die DNA-profielen kunnen stalen zijn van personen die veroordeeld zijn of verdacht worden van een misdaad, of zijn stalen die genomen worden op een plaats delict.

Ons land telt meerdere databanken. Zo is er de databank criminalistiek met DNA-profielen opgesteld vanaf aangetroffen sporen en DNA van verdachten. In de DNA-databank veroordeelden zitten DNA-profielen van veroordeelde personen. En tot slot de DNA-databank vermiste personen met daarin DNA-profielen opgesteld vanaf stoffelijke resten, vanaf sporen van vermiste personen en verwanten van vermiste personen.

Daar komt met de nieuwe wet verandering in. “De nieuwe DNA-wet laat toe dat er tijdens een onderzoek ook naar het DNA van naaste verwanten mag gekeken worden”, legt Claerhout uit.

In je DNA zit namelijk ook DNA van je ouders, grootouders, broers of zussen, (achter)neven (-)en nichten, en ga zo maar door. “Stel dat een familielid in de DNA-databank of tussen de verdachten zit, dan kunnen we een mogelijke match vinden met de onbekende dader. Dat kan leiden tot een doorbraak in het onderzoek”, aldus de onderzoekster.

Y-chromosoom, de sleutel tot succes

De voorwaarde is wel dat het familielid al in de databank zit (en dus criminele feiten heeft gepleegd). Dat is niet altijd het geval, waardoor het onderzoek alsnog kan vastlopen.

Daarom staat in de nieuwe wet ook dat het Y-chromosoom van een mannelijke misdadiger geleidelijk aan opgenomen gaat worden in de DNA-databank. Y-chromosomen zullen dus bijgehouden worden waardoor de databank groeit, en het vinden van een match steeds makkelijker wordt. Dat noemt Claerhout “de sleutel tot succes”.

“Het Y-chromosoom van de man wordt bijna onveranderd doorgegeven van vader op zoon. Daardoor kan je generaties lang de vaderlijke lijn in een stamboom traceren en kunnen we mogelijk ook verre familie vinden van de dader: dus niet alleen de broer of de achterneef, maar ook een achterneef die heel ver teruggaat.”

Ook wanneer die methode op niets uitdraait, is er nog een laatste optie. “In dat geval kunnen we een grootschalig verwantschapsonderzoek opstarten met vrijwilligers”, legt Claerhout uit. “Daarbij kunnen mannen die in de omgeving wonen van de plek van de misdaad DNA doneren, om zo sneller een mogelijke match te vinden met de dader.”

Op die manier werd in Nederland – waar de techniek sinds 2012 wordt toegepast – de moordenaar gevonden van de 11-jarige Nicky Verstappen. De jongen werd in 1998 dood teruggevonden, maar de dader kon nooit geïdentificeerd worden.

Na een groot DNA-verwantschapsonderzoek werd een-op-een match gevonden tussen de sporen en het DNA van een 55-jarige man, genaamd Jos Brech. Hij werd in beroep veroordeeld tot 16 jaar cel voor doodslag.

Privacy

In de nieuwe wet staan nog andere zaken. Zo zullen bijvoorbeeld DNA-stalen langer bewaard worden. Daarnaast gaat genetisch materiaal van verwanten van vermiste personen ook met internationale databanken mogen worden vergeleken om zaken sneller op te lossen.

Maar wat met privacy? Daarin stelt Claerhout gerust. “Op het Y-chromosoom zijn heel weinig genen te vinden. Het zegt bijvoorbeeld niets over de medische achtergrond en ook niet over uiterlijke kenmerken als haarkleur of de kleur van de ogen.” Kortom: je geeft informatie die cruciaal is voor het onderzoek, maar tegelijk niet privacygevoelig is.

De zaak-Caeckaert

De nieuwe wet is niet alleen een zegen voor onderzoekers als Sofie Claerhout. In de eerste plaats betekent dit hoop voor de mensen die al jaren op antwoorden wachten over wat er precies met hun geliefde is gebeurd.

Denk maar aan de cold case van Ingrid Caeckaert. Zij werd in de zomer van 1991 om het leven gebracht in Knokke-Heist. De dader liet destijds een bloedspoor – en dus DNA – achter op de plaats delict. Daardoor kwam aan het licht dat de dader een biologische man is, maar verder zijn de speurders nog niet gekomen.

Toch is er hoop: intussen doneerden al meer dan 700 mannen uit de buurt van de plek van de moord op Ingrid Caeckaert een DNA-staal. Nu de nieuwe wet is goedgekeurd, kunnen die stalen onderzocht worden en wordt na meer dan 30 jaar mogelijk toch een dader gevonden. Omdat de zaak na 30 jaar is verjaard, zal de dader nooit meer berecht kunnen worden.

Bron » VRT Nieuws