Interviews

Interview familie Palsterman

Bende van Aalst

Acht doden, verschillende gekwetsten, tientallen mensen in shock, getuigen die nu, twaalf jaar na de feiten, nog altijd bang zijn om te zeggen wat ze die nacht in de stad en bij de Delhaize gezien hebben, … De ravage in aanmerking nemend, had de Bende van Nijvel de Bende van Aalst moeten heten. In dit Peyton Place aan de Dender werd Jan Palsterman, een werkloze dromer en avonturier van 40, op die bewuste negende november 1985 mogelijk als eerste op het parkeerterrein van het warenhuis omsingeld en vermoord door een trio gangsters met Zwarte Piet-pruiken op, terwijl de kassiersters binnen het Sint-Maartensfeest aan het voorbereiden waren. In april 1984 keert Jan Palstermans terug uit het toenmalige Zaïre, waar hij gewerkt had voor de bouwonderneming Dumon, die nu failliet was gegaan. Kort na zijn thuiskomst gingen hij en zijn vrouw Marie-Jeanne Callebaut uit elkaar.

De kinderen woonden eerst bij hun moeder en dan bij hun vader. De reden is niet simpel en doet niet ter zake. Palsterman was een jaar weg bij zijn vrouw toen de Bende toesloeg. Hij bezweek de dag na de aanslag aan schotwonden in zijn hoofd. Het drama heeft het gezin niet opnieuw bij elkaar gebracht, integendeel. Zijn weduwe vraagt zich sinds ze het dossier heeft kunnen doornemen af of Jan echt een toevallig slachtoffer is van de Bende.

Enkele van de zes kinderen zien dit als een aanval op hun vader, die zich niet meer kan verdedigen. Je kunt je ook nauwelijks voorstellen dat acht mensen zouden worden vermoord om de moord op één van hen te camoufleren. Maar de vraag is vitaal voor een onderzoek dat al zo weinig aanknopingspunten biedt. Het worden twee verdrietige gesprekken, eerst met vier van de kinderen Palsterman die Nathalie en de twee oudste, heeft samengebracht bij hun advocaat, SP-schepen Patrick Jacobs: Kristof, Diederik en Nele. Irena en Jan zijn er niet bij.

Diederik: “Tegen het sluitingsuur gingen we winkelen, mijn zus Irena, mijn vader en ik. Mijn vader reed het parkeerterrein op en ik en mijn zus stapten uit. Onze va bleef in de wagen zitten. We zijn eerst om babyvoeding gegaan in de zuivelafdeling, en waren al een poos in het warenhuis toen er plots paniek uitbrak. We hoorden roepen en schieten. Ik dacht meteen aan de overval in Overijse een paar weken eerder, en wilde naar buiten lopen, naar de parking. Maar een dokter uit Aalst trok ons achter de bakken met drank waar al iemand plat op de grond lag, verstijfd van angst. Daarna leek alles een eeuwigheid te duren. Ik heb niets gezien, ik durfde niet te kijken. We hoorden schieten en mijn zus heeft Frans horen praten. Ik niet. Ik dacht dat ik ging sterven. De gerant van de Delhaize is ons voorbijgelopen, hij werd gevolgd door een gangster die over ons hoofd heen op hem mikte.”

“Toen het schieten voorbij was, durfden we nog steeds niet bewegen, tot iemand bars riep: ‘Kom daar achteruit, armen omhoog!’ Ik dacht dat ik afgemaakt zou worden, maar het was een politieman in burger met een pistool in zijn hand. ‘Vooral niks proberen,’ zei de man. Hij heeft de arts afgetast, en daarna ons allemaal. Toen mochten we weg. We wilden naar de parking, waar vader was, maar hij was afgesloten. De gaven de nummerplaat van vader aan iemand die bij de versperring stond, en vroegen of zijn Talbot er stond. Die man ging weg en kwam weer terug en zei: ‘De wagen is niet op de parking.’ Wij hebben daar nog een tijdlang rondgehangen samen met allemaal mensen in shock. Eén van onze ooms is ons komen ophalen.”

Nathalie: “Ik werkte als jobstudente in de Picknick, een broodjeszaak op de Grote Markt in Aalst. Een oom heeft me daar gebeld. Hij had in het televisiejournaal gehoord dat er iets gebeurd was in de Delhaize. Ik wist dat onze va daar na de middag met Irena boodschappen zou gaan doen. Ik ben meteen naar huis gereden om te zien of alleman thuis was, vader en de kinderen. Er was niemand. Toen ben ik naar de Delhaize getrokken.”

Kristoff: “Ik en mijn jongste zus Nele keken thuis tv, en opeens liep er de boodschap over het scherm dat de Delhaize overvallen was. Toen ging de bel en nonkel Freddy stond daar. Wij zijn ook naar ginder gereden. Daar hoorden we dat vader in een ziekenwagen weggevoerd was. We zijn toen naar het ziekenhuis gereden, daar werd hij geopereerd. Het zou een moeilijke operatie worden. Ik heb die nacht nog vaders bebloede jas en zijn persoonlijke bezittingen meegekregen. Twee dagen nadien is het gerecht ze weer komen ophalen. Ik zie die jas nog altijd voor me, ik weet nog precies waar de bloedvlekken zaten.”

Diederik: “We zijn diezelfde avond allemaal verspreid over ooms en tantes, behalve Irena, de oudste, die al getrouwd was. Vader is zondagmiddag om 16 uur gestorven. Dat vernamen we in de nacht van zondag op maandag.”

Een begrafenis van één van de slachtoffers van het bloedbad in Aalst.

Een begrafenis van één van de slachtoffers van het bloedbad in Aalst.

Zwarte piet

Heeft de politie in de Delhaize uw naam en adres genoteerd voor u naar huis mocht?

Diederik: “Nee. En er is nog iets wat ik niet begrijp, ik heb maar één enkele keer met de speurders te maken gehad. Binnen het uur na de overval kwamen ze thuis met de vraag of we iets gezien hadden. Maar we hadden niets gezien.”

Kristoff: “Je zegt dat nu, Diederik, maar ik heb twee weken geleden toch een lap tegen mijn kop gekregen toen ik David van de Steen, de jongen die in Aalst zijn ouders en zijn zus verloren heeft, in zijn getuigenis voor de Bendecommissie op de televisie hoorde zeggen dat die gangsters een Zwarte Piet-pruik op hadden. Jij hebt vroeger verteld dat je tijdens de overval een Zwarte Piet gezien hebt, en dat je op hem toe wilde lopen omdat je dacht dat het onze vader was.”

Diederik: “Ik heb er zo vaak van gedroomd, en op den duur weet je niks meer zeker. Was het zo, was het niet zo? Heb ik dat echt gezien of is het een droom geweest? Misschien komt het wel boven onder hypnose. Mij hebben de speurders daar nooit om gevraagd. Maar ik zou me zeker laten hypnotiseren als het ergens goed voor was.”

Kristoff: “De enige keer dat ik in al die jaren met de politie te maken kreeg, was toen die man twee dagen na vaders dood zijn kleren is komen terughalen. Er is me nooit gevraagd: “Wie was uw vader?” Niets. Het interesseerde de mensen niet. Vader had kort voordien, na de aanslag in Overijse, nog gezegd dat een overval op het warenhuis in Aalst ideaal zou zijn voor de gangsters, omdat ze meteen kunnen vluchten. De Delhaize ligt omzeggens aan de oprit van de autoweg.”

Geen onderzoek

Bent u ook niet gehoord in verband met de maquette die de situatie van de aanslag weergeeft?

Diederik: “Nee, nooit. Ik niet, en Irena, die geen kind meer was, ook niet.”

Advocaat Patrick Jacobs: “Omdat er geen wedersamenstelling geweest is, is er nog altijd twijfel of Jan Palstermans het eerste of het laatste slachtoffer van de Bende geweest is.”

Nathalie: “Hij is neergeschoten terwijl hij probeerde weg te rijden, en daarbij is hij tegen een geparkeerde wagen aangebotst. Wat daar verder exact is gebeurd, weet niemand van ons.”

Vindt u dat niet terug in het dossier, dat u nu toch kunt raadplegen?

Nathalie: “Nee. Patrick kent een getuige die vader de parking zag opdraaien, en geprobeerd heeft hem nog te waarschuwen. Die man was zo in paniek dat hij gevlucht is. Hij gaat nog altijd naar het graf van onze va omdat hij zich schuldig voelt. Dus is de kans reëel dat vader nog ergens naartoe was gereden en neergeschoten werd toen hij terugkwam. Wilde hij tanken aan de overkant van de Delhaize en heeft hij pas daar vastgesteld dat hij niet genoeg geld op zak had? Zijn portefeuille was leeg toen hij werd teruggegeven.”

Advocaat Patrick Jacobs: “De speurders hebben geprobeerd een overzicht te krijgen van de wagens die zich op dat moment van de feiten op het parkeerterrein bevonden, maar de getuigen die er waren zijn zeker niet allemaal gehoord. Er is ook geen serieus onderzoek gebeurd naar de persoonlijkheid van de slachtoffers.”

Diederik: “Als ze het op vader gemunt hadden, zouden ze ook wel geweten hebben dat hij daar nooit inkopen ging doen. Het was heel toevallig dat het die dag wel gebeurde. Mijn oudste zus Irena is getrouwd met een Libanees, en haar man was op reis. Daarom had ze mijn vader gevraagd of hij haar naar het warenhuis kon voeren. Het was de bedoeling om na de middag te gaan winkelen, maar vader speelde graag gezelschapspelen, en wij natuurlijk ook, en dus was het van “nog een spelletje, nog een laatste”, enzovoort, en pas vlak voor sluitingstijd zijn we gauw gegaan.”

Het mikpunt

Als de daders het op uw vader gemunt hadden moeten ze hem dus gevolgd zijn. Het zou een ongelooflijke enscenering geweest zijn, maar is het ooit bij u opgekomen, dat hij mogelijk het mikpunt van de Bende was?

Diederik: “Ik weet niet wat ik moet denken. Ik vrees dat we het nooit zullen weten. Het is mijn diepste hoop, maar volgens mij is het onmogelijk om nu, na twaalf jaar, die zaak nog op te helderen. Al die jaren hebben de gangsters de tijd gehad om sporen uit te wissen, getuigen te laten verdwijnen. Vroeger wilde het gerecht de zaak niet oplossen, nu kunnen ze het niet meer. Daar ben ik van overtuigd.”

Advocaat Patrick Jacobs: “Je kunt ook niet zeggen dat ze twaalf jaar aan dit dossier gewerkt hebben. Tot 1990 wel, maar toen is het dossier over de overval in Aalst naar Charleroi verhuisd, wat op zijn zachtst gezegd een ongelukkige beslissing was. Je kunt wel een papierberg overhevelen, maar niet de kennis die daarachter zit. Er is maar één speurder uit Dendermonde met het dossier mee naar Charleroi vertrokken dus heeft haast iedereen zich opnieuw moeten inwerken. Pas vijf jaar later hebben ze weer een initiatief in onze richting genomen.”

Diederik: “In januari 1995 hebben we namelijk allemaal een brief van het gerecht in Charleroi gekregen, zeggende dat de beklaagden buiten vervolging werden gesteld. Ik ben natuurlijk geen politieman, maar als je het dossier leest, krijg je toch de indruk dat Philippe De Staerke er toch zeker mee te maken heeft gehad, als was het maar als verkenner.”

Advocaat Patrick Jacobs: “Wij hebben dan ook geweigerd ons erbij neer te leggen.”

Nathalie: “Het voelde aan als een afscheidsbrief. ‘Bedankt voor jullie interesse, volgende onderwerp.’ We hebben ons burgerlijke partij gesteld, maar toen bleek dat we daar een bedrag moesten betalen. Een paar duizend frank, juist weet ik het niet meer.”

Kristoff: “Dat is toch verschrikkelijk. Je bent slachtoffer, en dan moet je betalen om te mogen zien hoe ze het onderzoek naar de daders voeren.”

Nathalie: “We hebben toch inzage van het dossier gekregen, maar dat bevond zich in Charleroi. We mochten het alleen inkijken tussen 13.30 uur en 16 uur. Maar we werken allemaal, dus ligt dat niet voor de hand. En vanuit Aalst ben je toch al een paar uur onderweg naar Charleroi en terug. We zijn een keer gegaan, en nadien niet meer. Uiteindelijk hebben we eind 1995 met alle families van slachtoffers samen één kopie van het dossier kunnen krijgen.”

Kon u het opbrengen het dossier te lezen?

Diederik: “Wat me interesseerde. Maar ik heb het antwoord toch niet gevonden. Ik had graag geweten wat zich op dat parkeerterrein heeft afgespeeld, wat de laatste momenten van mijn vader waren.”

Wat was uw vader voor iemand?

Kristoff: “Ik had altijd het gevoel gehad dat ik geen vader had. Hij was vaak op reis voor zijn werk. Van 1981 tot in de lente van 1984 woonde hij zelfs in Congo. En opeens was hij daar terug. Ik was een anarchist geworden. Er was met mij geen huis te houden. Thuis dachten ze dat ik op school zat, en op school dachten ze dat ik thuis was. Ik respecteerde geen gezag, maar onder het zijne kon ik niet onderuit. Hij was inventief en primair. Ik ben blij dat ik hem heb meegemaakt.”

Diederik: “We hebben hem eigenlijk maar één jaar gekend, maar dat jaar kunnen ze ons nooit meer afpakken. Het heeft ons leven bepaald.”

Kristoff: “Ik hoop dat ik half zo goed word als hij. Hij heeft mij op het rechte pad gebracht. Zijn dood zal daar ook wel mee te maken hebben, ik zeg het eerlijk.”

Nathalie: “Moeder zegt nu dat hij had verteld dat hij diamant trafiqueerde. Maar een maand voor hij vermoord werd, had hij nog een brief naar de Koningin geschreven met de vraag zijn situatie te regulariseren. Hij was nergens mee in orde. Het antwoord van het secretariaat van Fabiola is een paar dagen na zijn dood gearriveerd, alles zou geregeld worden. Die brief was een hulpkreet omdat hij niet meer voor- of achteruit kon. Als hij in de diamanttrafiek gezeten zou hebben, had hij toch geen geld nodig gehad?”

Diederik: “In Ter Zake is ooit gezegd dat bankier Leon Finné, een slachtoffer van de Bende in Overijse, en vader elkaar gekend zouden hebben.”

Kristoff: “Dat hoor je dan, en dan denk je dat er hopelijk niets van waar is.”

Advocaat Patrick Jacobs: “Ze hebben de agenda’s van Finné uitgepluisd, maar geen enkele verwijzing naar Jan Palsterman gevonden.”

Nahtalie: “Maar als die mogelijkheid bestond, waarom zijn de speurders ons dan nooit foto’s van Finné komen tonen en ons nooit vragen komen stellen?”

Kristoff: “Dat soort beweringen doet ons ook pijn. We zitten met zoveel vragen. Wie was onze va in die drie jaar dat hij in Afrika verbleef?”

Wie was hij?

Kristoff: “Ik denk een gelukkiger mens.”

Nathalie: “Zijn hart was in Zaïre, maar zijn kinderen waren hier.”

Kristoff: “Hij heeft ooit gepolst of we niet mee naar ginder wilden, maar hij vond het zelf waarschijnlijk niet realistisch. Hij is er nooit op teruggekomen.”

“Kassa zeker?”

Zijn u dingen duidelijk geworden toen u het dossier had doorgenomen?

Nathalie: “Nu zie ik hier in het postkantoor robotfoto’s die er jaren geleden hadden kunnen hangen. Die hadden de speurders onmiddellijk na de feiten kunnen maken op basis van de aanwijzingen uit het dossier. Er is een drietal verdachten, die door een hele serie getuigen in Aalst keer op keer herkend werden.”

Diederik: “Ze hebben mij nooit een fotoalbum getoond. En Irena, die de daders heeft horen praten, hebben ze nooit met stemmen van verdachten geconfronteerd.”

Kristoff: “We hebben meer journalisten over de vloer gekregen dan speurders.”

Nathalie: “Alleen die politieman uit Dendermonde, die samen met het dossier naar Charleroi getransfereerd werd, is ons komen wegwijs maken in de onderzoeksmappen. Hij was heel behulpzaam, daar niet van.”

Kristoff: “Ik durf die dossier niet bekijken.”

Nathalie: “Ik lees er een uur of drie in, en dan moet ik afhaken omdat ik het niet meer aankan. Daarna begin ik er opnieuw aan. Het gaat me niet goed af. Ik heb enorme bewondering voor David Van de Steen, die heeft durven praten voor de Bendecommissie bis. Ik heb ooit deelgenomen aan een uitzending van De Zevende Dag en tevoren heb ik nachten wakker gelegen, en zitten tobben. Wat mag ik zeggen, wat kan ik zeggen. Ik heb angst gehad, maar het heeft voor mij wel een verwerkingsproces op gang gebracht. Na al die jaren kunnen we er nu al eens met elkaar over praten.”

Diederik: “Voor mij is dit de eerste keer.”

Nele: “Ik was zestien, zeventien jaar toen ik er voor het eerst over sprak. Een jaar of vijf na de feiten.”

Kristoff: “Dat hoofdstuk moest vergeten worden, maar je kunt het niet vergeten. Ook vrienden wilden het er niet over hebben. Het was net of het nooit gebeurd is.”

Diederik: “Als de eerste jaren de woorden ‘Bende van Nijvel’ vielen, kon ik niks meer uitbrengen.”

Kristoff: “Het enige wat mensen me vroegen was of we er rijk mee geworden zijn. Mijn vrouw kreeg ooit te horen: ‘Nu ben je wel binnen zeker?'”

Nele: “En ik: ‘Hoeveel heb je ervoor gekregen?’ Sommige mensen schamen zich echt voor niets.”

Advocaat Patrick Jacobs: “Van het Fonds voor Hulp aan Slachtoffers van Gewelddelicten hebben de kinderen Palstermans nochtans niets ontvangen, omdat er ‘een andere maatschappelijke uitkering voorhanden was’. Ze kregen wezengeld.”

De minister in Ter Zake

Kristoff: “Ik begreep er niets van toen ik commissievoorzitter Tony van Parys op de radio hoorde zeggen dat ze alle families van de slachtoffers hadden gecontacteerd, en dat er maar vijftien gereageerd hadden. Ik ben daar een paar dagen niet goed van geweest. Ons heeft niemand wat gevraagd.”

Nathalie: “Blijkbaar moet je jezelf uitnodigen. Op die manier maak de Bendecommissie dezelfde fout als het gerecht. Zij moeten naar de slachtoffers toe stappen en niet andersom. Met de zaak Dutroux ben ik echt kwaad geworden. In de grond was ik jaloers. Ze doen zoveel voor die mensen, en ik gun het hen. Maar waarom niet voor ons. Ik heb ook altijd gevonden dat de zaak in de media moet blijven, dat de dood van mijn vader niet in de doofpot mag. Maar tegelijk zou ik zo graag hebben dat er eindelijk een punt achter gezet wordt. Het duurt voor ons al twaalf jaar, en het houdt maar niet op.”

Advocaat Patrick Jacobs: “Ik ben niet pessimistisch. Onderzoeksrechter Jean-Claude Lacroix heeft het dossier opnieuw in handen gekregen. Hij kent het en hij interesseert zich er voor, daar ben ik van overtuigd. En hij heeft de tijdsgeest mee. Ik kan me niet meer voorstellen dat hij, zoals zijn voorgangers, zal worden tegengewerkt. Ik sluit dus niet uit dat er een doorbraak komt.”

Kristoff: “Ik dacht altijd: wil iedereen nu eens zwijgen en de zaak laten rusten. Toch wil ik de waarheid kennen. Maar ik ben zelf niet sterk genoeg om ervoor te vechten. Ik ben mijn vertrouwen in de mensen kwijt. Ooit, in het begin van de affaire-Dutroux, zat minister van Justitie Stefaan De Clerk in de studio van Ter Zake. Je kon hem telefonisch vragen stellen. Ik heb toen zonder te zeggen wie ik was gevraagd of we met Dutroux net zo’n doofpot mochten verwachten als met de Bende van Nijvel. Zijn antwoord kwam erop neer, ‘dat er nu eenmaal mensen zijn die niet kunnen geloven dat er in bepaalde dossiers helemaal geen aanwijzingen zijn’. Had ik nog de kans gekregen, dan had ik gerepliceerd: ‘En er zijn nu eenmaal mensen die niet kunnen geloven dat er in bepaalde dossiers niet naar aanwijzingen gezocht wordt.'”

Reactie Marie-Jeanne Callebaut

De avond dat Jan Palstermans met zeven andere mensen werd doodgeschoten aan de Delhaize in Aalst, stond de moeder van zijn kinderen – Marie-Jeanne Callebaut – samen met tientallen andere mensen in paniek aan te schuiven voor het politiekantoor om te vernemen waar hun familie was. Marie-Jeanne wist dat haar dochter Irena van plan was in de loop van de middag in het warenhuis babyvoeding te kopen.

Marie-Jeanne Callebaut: “Pas de dag nadien hebben wildvreemde mensen me verteld dat mijn man onder de slachtoffers was en in het ziekenhuis lag. Hij is diezelfde dag nog overleden. De laatste vier jaar van zijn leven had ik geen echt contact meer met hem. In 1981 was hij naar Zaïre vertrokken. Hij liet niks van zich horen en toen hij drie jaar later terugkwam ging het helemaal niet meer en is hij apart gaan wonen. Ik ben gestopt met van hem te houden op de dag dat hij me zei dat hij diamanten wilde traffiqueren. Ik dacht: ‘Waar sleep je mij en ons gezin in mee?’ We waren aan het scheiden toen het gebeurde. Mijn courage was weg.”

“Na zijn dood heb ik jarenlang harde noten moeten kraken. Ons gezin was helemaal ontwricht, het bestond niet meer. Het heeft lang geduurd voor ik weer een beetje vaste grond onder mijn voeten kreeg. Op mijn vijfenveertigste kreeg ik mijn weduwepensioen. Tot dan had ik het financieel bijzonder moeilijk gehad. Ik heb mijn twijfels over de werking van het Fonds voor Slachtoffers van Gewelddaden. Ik heb er een beroep op gedaan maar ik heb bot gevangen.”

“Die mensen hebben me heel onheus behandeld. Ze hebben, heel aanmatigend, de plaats van de rechter ingenomen. Dat ene jaar dat ik van mijn man gescheiden leefde, het jaar van zijn dood, had ik mijn onderhoudsgeld niet opgeÎist. Dat is het geweer dat ze gebruikt hebben om mijn aanvraag af te schieten, ik was duidelijk niet hulpbehoevend. Maar ik heb getracht al mijn belevenissen, de goede en de slechte, tot positieve ervaringen om te buigen. Mijn kinderen hebben het lastig gehad, maar ze zijn nu volwassen en ze redden zich allemaal meer dan behoorlijk. Daar ben ik blij om.”

“Het was een afrekening”

“In al die jaren ben ik nooit verhoord geweest. Niemand heeft me wat gevraagd. Ik ben zelf naar onderzoeksrechter Freddy Troch toe gestapt om me burgerlijke partij te stellen. Ik was ook niet uitgenodigd om te getuigen voor de tweede Bendecommissie. Ik heb de moeite gedaan om toch te mogen komen. Want dit is ook mijn laatste strohalm om ooit klaar te zien in deze zaak. Toen ik na tien jaar eindelijk het dossier in handen kreeg, was me meteen duidelijk dat de aanslag op de Delhaize van Aalst geen gewone overval was.”

“Nagenoeg alle acht doden zijn op het parkeerterrein gevallen, voor de gangsters het warenhuis zijn binnengegaan. David Van de Steen heeft zijn leven kunnen redden door binnen te vluchten. Wat was het dan wel? In mijn ogen is er paniek gezaaid om een afrekening toe te dekken, namelijk de moord op mijn man. Hij werd omsingeld. Elk van de drie vluchtwegen die hij uitprobeerde, was afgesneden door een schutter.”

“Jan kon niet naar de ingang van het warenhuis, hij kon niet weg via de uitgang van het parkeerterrein, en hij kon ook niet naar een ander deel van de parking. Hij werd getroffen door twee dodelijke schoten, uit riotgun één en uit riotgun twee, van op korte afstand en van op achttien meter. Kunt u begrijpen dat ik slapeloze nachten heb? Want ik sta niet alleen met mijn theorie, hoor. Er zijn speurders die het dossier beter kennen dan ik, en die denken net als ik.”

“Ik begrijp mijn kinderen ook wel, ze willen hun vader niet opgeven. Maar ze moeten mij het recht laten om op zoek te gaan. Als hun vader zuiver op de graat is, hoeven ze toch niet bang te zijn voor wat ik bovenspit? Ik vraag me af waar hij van leefde, waar hij zijn huur van betaalde en zes opgroeiende kinderen van onderhield. De oudste was twintig toen Jan vermoord werd, de jongste elf. Hoeveel hemelse dauw heb je nodig voor een gezin van zeven, en je hebt geen stempel- en geen kindergeld? Mijn kinderen moeten aanvaarden dat ik me daar vragen over stel.”


Bron » Humo | 1997