Bende-slachtoffer David Van de Steen (48) wil erkenning als terreurslachtoffer: “We hebben niks om op terug te vallen”

“De wonden gaan niet weg, dit is levenslang”, getuigt Bende-overlever David Van de Steen (48). De man raakte zwaargewond en verloor zijn ouders en zus bij de overval van de Bende van Nijvel op de Delhaize-supermarkt in Aalst, op 9 november 1985. Hij roept nu op om alle slachtoffers van de Bende van Nijvel te erkennen als terreurslachtoffer.

“De Bende-slachtoffers, die hebben eigenlijk niks om op terug te vallen”, zegt Van de Steen. “De Bende heeft families verscheurd en mensen kapotgemaakt. Maar we zijn niet erkend als slachtoffer. Na 40 jaar werd beslist om het onderzoek afgesloten en wij blijven gewoon achter met de littekens, de miserie en verwondingen. En hoe ouder we worden, hoe meer die verwondingen ons hinderen. Maar in de ogen van de overheid zijn we onzichtbaar.”

“Ik ben erkend als invalide, maar moet steeds terug om dat te bewijzen. Als je dan met uw klachten naar een arts gaat van de ziekteverzekering (RIZIV), zijn ze ongelofelijk streng en vergeten ze de psychologische strijd van de zaak.” Daarom pleit Van de Steen dat de slachtoffers erkend worden als terreurslachtoffer. Zo krijgen ze het statuut van nationale solidariteit, een herstelpensioen en de terugbetaling van hun medische verzorging. “Zo blijft het statuut van invalide ook gelden, zonder dat de slachtoffers te maken krijgen met de willekeur van artsen. Ik kreeg al van heel wat slachtoffers en nabestaanden te horen dat ze hier ook achter staan. Ik doe dan ook een oproep naar de huidige en toekomstige regering. Negeer ons niet, geef ons waar we recht op hebben.”

Bron » Het Laatste Nieuws

Kunnen historici dossier Bende van Nijvel wel ophelderen?

Het gerechtelijk onderzoek naar de misdaden van de Bende van Nijvel is bijna definitief afgesloten. In het parlement wordt ervoor gepleit om historici en criminologen het onderzoek te laten doorlichten.

Eind juni maakte het federaal parket bekend dat er na veertig jaar een einde komt aan het onderzoek in het dossier van de Bende van Nijvel. Volgens het parket zijn er geen ernstige sporen meer die onderzocht kunnen worden. Maar door een recente wetswijziging kan het dossier niet verjaren. Als er nieuwe elementen opduiken, kan het dossier opnieuw geopend worden.

Stefaan Van Hecke (Groen) pleitte er vorige week in het federaal parlement voor om een taskforce op te richten bestaande uit historici en criminologen die het dossier moeten doorploegen op zoek naar elementen die door de onderzoekers over het hoofd werden gezien of die gelinkt kunnen worden aan andere bronnen.

“Dat is misschien het enige pad dat we kunnen bewandelen om de antwoorden te vinden waar de samenleving al decennialang naar op zoek is”, aldus Van Hecke. Bij de overvallen begin jaren 80 die toegeschreven worden aan de Bende van Nijvel vielen 28 doden. De daders zijn tot op vandaag onbekend.

Beroepsgeheim

De ontslagnemende minister van Justitie Paul Van Tigchelt (Open VLD) antwoordde in de Kamer dat hij een voorstander is van dergelijk historisch en academisch onderzoek. “Maar om het dossier te kunnen openstellen voor historisch onderzoek zal een wettelijk ingrijpen nodig zijn. Zodra het gerechtelijk onderzoek is afgesloten, zijn de regels over het geheim van het strafonderzoek niet meer van toepassing. Maar het beroepsgeheim en de GDPR-regels blijven dat wel. Het parlement zal daar moeten over nadenken en initiatieven moeten nemen om daar een mouw aan te passen.”

Het gerechtelijk onderzoek is vandaag nog niet definitief afgesloten. Het federaal parket moet een eindvordering voorstellen aan de raadkamer en dan krijgen de burgerlijke partijen nog de kans om bijkomende onderzoeksdaden te vragen. Als die fase helemaal achter de rug is, zouden de historici en criminologen aan het werk kunnen gaan.

Bron » De Standaard | Mark Eeckhaut

Van Tigchelt is voorstander om dossier te laten onderzoeken door academici: “Elk initiatief om waarheid te achterhalen, verdient onze steun”

Eind juni kondigde het federaal parket aan dat het onderzoek naar de Bende van Nijvel na veertig jaar werd stopgezet. Nu gaan er stemmen op om historici en academici een blik te laten werpen op het Bende-dossier. Minister van Justitie Paul Van Tigchelt (Open Vld) is alvast voorstander. “Elk initiatief dat er toe kan bijdragen om ons dichter bij de waarheid te brengen, verdient onze steun.”

“Ik vind dat de overheid het initiatief moet nemen voor een taskforce van historici en criminologen om het Bendedossier opnieuw te onderzoeken.” Dat zei historicus Emmanuel Gerard (72) twee maanden geleden in het weekblad Knack, nadat het federaal parket had aangekondigd dat het onderzoek naar de Bende van Nijvel zou worden stopgezet, veertig jaar na de feiten. Bij de bendeterreur tussen 1982 en 1985 vielen 28 doden en 40 gewonden.

“Het is belangrijk dat wetenschappers een openheid van geest bewaren en niet een bepaalde tunnelvisie volgen. Ik denk dat men alle mogelijke hypotheses nog eens rustig moet kunnen bekijken”, zei professor Gerard nog. Gerard leidde zelf vanaf 2011 een wetenschappelijke commissie die moest onderzoeken waarom het gerechtelijk onderzoek naar de moord op de politicus Julien Lahaut in 1950 op niets was uitgedraaid.

Bespreekbaar

Het idee voor een taskforce van professor Gerard inspireerde volksvertegenwoordiger Stefaan Van Hecke (Groen) tot een parlementaire vraag aan minister van Justitie Paul Van Tigchelt (Open Vld). Het stopzetten van het onderzoek mag volgens hem niet leiden tot een eeuwigdurende geheimhouding van het onderzoek. Van Hecke steunt het idee van een taskforce die het dossier kan doorploegen naar elementen die de onderzoekers misschien over het hoofd hebben gezien.

Justitieminister Van Tigchelt is niet gekant tegen het idee van een taskforce, zo schrijft hij in zijn antwoord aan Van Hecke. Het niet-ophelderen van de misdaden die toegeschreven worden aan de Bende van Nijvel, is een litteken voor ons land. Niet het minst voor de slachtoffers en nabestaanden, maar ook voor justitie. Elk initiatief dat er toe kan bijdragen om ons dichter bij de waarheid te brengen, verdient onze steun. Ik ben dus voorstander van een historisch en academisch onderzoek over het dossier van de Bende van Nijvel. Ook het openbaar maken van het strafdossier en eventueel rapporten van de inlichtingendiensten bijvoorbeeld, is voor mij bespreekbaar.

Competente onderzoekers

“Voor het zover is, moeten wel nog enkele hindernissen uit de weg worden geruimd. Het strafdossier moet eerst officieel worden afgesloten. Uiteindelijk zal het Hof van Cassatie moeten beslissen over het einde van het onderzoek. Er is dus nog een lange weg te gaan. Bovendien moet de openstelling van het strafdossier voor historisch onderzoek ook wettelijk geregeld worden. Het beroepsgeheim en de privacyregels blijven wel nog gelden. Daar moet vanuit het parlement over worden nagedacht en moeten initiatieven over worden genomen”, zegt minister Van Tigchelt.

De minister besluit zijn antwoord aan Van Hecke: “Ik begrijp en deel de frustratie, en zelfs de woede, van de slachtoffers en de bevolking in het algemeen over dit dossier al te goed. Ik ben er wel van overtuigd: het is met dit onderzoek niet misgelopen de laatste jaren, maar wel de eerste jaren van het onderzoek. Ik durf zelfs zeggen dat het onderzoek, toen het in 2017 werd overgenomen door het federaal parket, degelijk is gevoerd, door competente magistraten en onderzoekers.”

Bron » Het Laatste Nieuws

Ex-speurder die meewerkte aan onderzoek naar Bende van Nijvel schrijft misdaadroman: “Met ferme knipoog naar zaken die ik meemaakte”

Zelenaar Luc Boeve (70) heeft een misdaadroman geschreven. Hij was jarenlang speurder bij de BOB en was onder meer betrokken bij de dossiers rond de Bende van Nijvel en de ontvoering van Anthony De Clerck. “Ik heb geprobeerd de frustraties uit mijn beroepsleven van me af te schrijven”, zegt hij.

Luc Boeve is een voormalig rijkswachter. Hij werkte mee aan tv-programma’s Heterdaad en Witse en heeft nu zijn eerste misdaadroman klaar. “Ik werkte als onderzoeker bij de Bijzondere Opsporingsbrigade van de Rijkswacht of BOB, in het wereldje van de prostitutie”, zegt Luc Boeve. “Ik behoorde tot de Deltagroep, die het onderzoek naar de Bende van Nijvel voerde, nadat ik in 1985 in Aalst als eerste op de parking stond bij de slachtoffers van de overval in de Delhaize”, zegt hij. “Ik leidde ook het onderzoeksteam in de zaak van de ontvoering van Anthony De Clerck.”

Frustraties

Heel wat ervaringen die sporen nalieten en die geregeld opnieuw op het netvlies van de ex-speurder kwamen. “Ik heb geprobeerd de frustraties van mij af te schrijven in een verhaal”, zegt de auteur. “Zonder het te beseffen is dit een stuk autobiografischer geworden dan ik dacht. Uiteindelijk kwam ik aan 1.500 pagina’s. Ik heb me goed bevraagd en men vertelde mij dat het best was om tabula rasa te maken en te schrappen.”

Positieve feedback

Uiteindelijk kwam hij tot het manuscript van de politieroman Teetaert… drie maanden, die Luc op 6 oktober in CC De Wiek in Zele aan het grote publiek voorstelt. “Mijn zoon mocht het als eerste lezen en hij vroeg me daarna meteen wanneer het volgende boek uitkwam. Nadien lazen nog tien anderen het en kreeg ik opnieuw positieve feedback. Dat sterkte me om het in eigen beheer uit te geven.”

Het boek bestaat uit drie delen met een jonge rechercheur in de hoofdrol. “Het boek speelt zich vandaag af, maar het bevat zeker een ferme knipoog naar de zaken die ik heb meegemaakt”, zegt Luc. “Ik heb vier jaar research gedaan, want in mijn tijd bestond DNA-onderzoek bijvoorbeeld niet. Het moet uiteraard kloppen tot in het kleinste detail. En er zitten veel dialogen in, waardoor het vlot leest.”

Bron » Het Nieuwsblad

Wat staat er toch in het Bende-dossier dat de bevolking niet mag weten?

Het onderzoek naar de 28 moorden door de Bende van Nijvel is definitief stopgezet. Walter De Smedt toont daar enerzijds enig begrip voor maar plaatst er wel een aantal zeer kritische bemerkingen bij. “Kan je een dossier over28 moorden wegsteken in de catacomben van een justitiepaleis?” “Ongeacht wie de daders zijn, zijn er ook heel wat vragen over de wijze waarop justitie en politie erin hebben gehandeld”, vragen die nu onbeantwoord blijven.

Je kan er begrip voor hebben dat het onderzoek naar de moorden van de Bende van Nijvel wordt afgesloten. Een normale afhandeling in openbare zitting voor een Hof van assisen (1) is immers niet meer mogelijk.

De feiten zijn te lang geleden gebeurd, de daders – zo die nog leven – zijn oude mensen, het dossier is veel te groot en te ingewikkeld om het nog te kunnen behandelen in een tegensprekelijke procedure, en niet in het minst kan je er geen proces over houden dat kan voldoen aan de vereisten van eerlijk proces.

Vraag is evenwel of je een dossier over achtentwintig moorden zonder meer kan wegsteken in de catacomben van een justitiepaleis. Ongeacht wie de daders zijn, zijn er ook heel wat vragen over de wijze waarop justitie en politie erin hebben gehandeld.

Twee parlementaire onderzoeken hebben getracht er inzicht in te verkrijgen. Dat eindigde met de overweging dat er in dit land “een duistere macht” werkzaam was. Ook voor de Natie bleef het dossier daarover gesloten.

Hebben de slachtoffers zowel als de andere burgers in dit land dan niet het recht om te weten wat er in de jaren tachtig in hun land is gebeurd en waarom dat nooit kon worden ontdekt? Er zijn te veel vragen die een antwoord moeten krijgen. Als dat niet door een proces kan gebeuren kan dat wél op een andere manier.

Het eerste element is dat van de verantwoordelijkheid van de betrokken overheidsdiensten. Iedereen weet dat het onderzoek vol “disfuncties” zit en werd gemanipuleerd. Daar moeten dus in het dossier ernstige aanwijzingen voor zijn. Dat was van bij het begin reeds duidelijk en het is ook in het verslag van de Bendecommissies terug te vinden.

Waarom kon Jean Deprêtre, procureur van Nijvel, de overhand houden bij de bepaling van de onderzoekspistes en van de onderzoeksstrategie? Waarom werd de piste van extreemrechtse organisaties, die van bij het begin aanwezig was, geweerd en waarom werd wie ze wou bekijken uitgesloten van het onderzoek? Wie manipuleerde het onderzoek?

Ook de eeuwige vraag, die aansluit bij de vorige, moet een antwoord krijgen. Waren het criminelen, “des zozos” (2) zoals procureur Deprètre beweerde? Of ging het om de ontwrichting van de staat door geheime en parallelle diensten?

Zelfs ongeacht de vraag wie erachter zat is het laatste element, ook vandaag, nog erg belangrijk. De rol van de inlichtingendiensten is door het terrorisme sterk toegenomen en de oorlog in Oekraïne heeft die nogmaals versterkt. Ook de intussen bloot gelegde organisaties van extreemrechts hebben duidelijke banden met het verleden.

Wat was het gevolg van de in uitvoering van het Bendedossier genomen maatregelen? De eerste was de oprichting van Vaste Comités van Toezicht op de politie- (Comité P) en op de Inlichtingendiensten (Comité I).

Ondanks enkele pogingen hebben die nooit de kans gekregen om onderzoek te doen in de materie waarvoor zij waren opgericht. Niet enkel de geheimhouding van het gerechtelijk onderzoek heeft dat belet. Ook politiek werd iedere poging in de kiem gesmoord.

De enquêtediensten van deze Comités evolueerden van werkelijke enquêtediensten naar audit-activiteiten, de Rijkswacht (3) werd buiten schot gehouden, niemand, zelfs de leden van de parlementaire “begeleidingscommissie”, kreeg ooit een onderzoeksdossier te zien.

De tweede maatregel was de oprichting van de commissie-Franchimont. Deze commissie van experten, magistraten en professoren, kreeg de opdracht om de “knelpunten” in de strafprocedure weg te nemen.

De daaropvolgende wet verfijnde de opdracht van de procureur en van de onderzoeksrechter en gaf aan de burger de rechten die hem toekwamen. De vervolgingsplicht van de procureur werd omgezet in een vervolgingsrecht.

Daardoor kan de procureur nu ook op wettelijke basis beslissen om niet te vervolgen, te seponeren. En hij kan dat ook om “opportuniteitsredenen” beslissen. Daartegenover werd aan de burger het recht gegeven zijn dossier in te zien en er kopij van te bekomen, zodat hij zich kan verzetten tegen een eenzijdige en vertrouwelijke beslissing van de andere procespartij die de procureur is.

In de praktijk worden dergelijke aanstellingen als burgerlijke partij door de parketten als een inmenging in hun bevoegdheid aanzien en meermaals tegengewerkt. Justitieminister Koen Geens en het college van procureurs-generaal wilden dit recht zelfs aan de burger ontnemen door het af te schaffen.

Van het nieuw gecreëerde misdrijf “misbruik van inzagerecht” werd gebruik gemaakt om het openbaar maken van schokkende beelden over het politieoptreden, dat de dood van Jonathan Jacob in een politiecel te Mortsel tot gevolg had, te kunnen tegengaan.

Onderzoeksjournalisten worden, ongeacht hun bronnengeheim, bedacht met huiszoekingen en inbeslagnames. De door de wet-Franchimont aan de procureur verleende mogelijkheid om zelfs tijdens een onderzoek publieke mededelingen te doen wanneer het openbaar belang dat vereist werd voor onbestaande gehouden.

Zelfs voor parlementaire onderzoekscommissies weigerden hoge magistraten er gebruik van te maken. De opdracht van de onderzoeksrechter om alle maatregelen te nemen die de rechtscolleges in staat moeten stellen om met kennis van zaken te oordelen werd door de justitieminister Stefaan De Clerck volkomen miskend door het onderzoek naar misbruik in de kerk, de operatie Kelk, af te leiden naar een commissie van die instelling.

In beslag genomen “overtuigingsstukken” werden op de meest betwiste wijze teruggegeven. Een beoordeling van deze procedure door het hof van cassatie werd vermeden.

Hoewel ook de witte marsen terecht meer “transparantie” eisten werd het gerechtelijk optreden steeds heimelijker. In de werking van het federaal parket werd de geheimhouding van het gerechtelijk vooronderzoek nog versterkt door de samensmelting met een nog meer geheime werking van de inlichtingendiensten, die zelf bepalen wat al dan niet geheim moet blijven en wat er kan van worden geopenbaard.

Dat leidde in het onderzoek over de laatste aanslag door Lassoued4 tot de uitspraak van een procureur dat hij niet wist wat er met het dossier was gebeurd en de parlementairen het evenmin zullen weten.

In de wet op de burgerinfiltrant beslist één procespartij, de procureur, of er al dan niet bestraffing uitsluitende gronden van verschoning zijn, die de behandeling voor de strafrechter beletten, zodat de door de diensten, mits machtiging van de procureur, begane misdrijven, onbestraft kunnen blijven.

Het is best te begrijpen dat het beleid niet staat te springen om al wat verkeerd is gelopen openbaar te maken. Ook de afstand van soevereiniteit aan de internationale organisatie van aan elkaar verbonden inlichtingen- en veiligheidsdiensten, en aan de burgerlijke tak van de NAVO, is historisch aanvaardbaar. Dat er met een dossier als dat over al wat het inhoudt niet onbedacht kan omgesprongen worden is dat ook.

Maar ook de slachtoffers en de nabestaanden, alle burgers en de gehele gemeenschap, hebben ook rechten. Die kan je in een democratische rechtsstaat niet zomaar met één pennentrek miskennen.

Dat kan je evenmin in wat ook nu de grootste bedreiging uitmaakt. Zoals de recente revelaties over het bestaan en de werking van extreemrechtse organisaties hebben aangetoond, hebben deze organisaties wortels die teruggaan naar de periode waarin de achtentwintig moorden door de Bende van Nijvel werden gepleegd.

Hoe kan je het verantwoorden dat het onderzoek daarover moet geheim worden gehouden?

Bron » Walter De Smedt

Lees verder