Bendeonderzoek definitief begraven?!

Zopas stemde de Kamer van Volksvertegenwoordigers op voorstel van de vorige justitieminister Vincent Van Quickenborne dat bepaalde moorden niet meer verjaren. Het gevolg van de huidige wetswijziging, de onverjaarbaarheid van de Bendemoorden, is tweemaal contraproductief volgens Walter De Smedt.

Het gaat om misdaden die van aard zijn dat ze ofwel een land of een internationale organisatie ernstig kunnen schaden, ofwel de bevolking een ernstige vrees aan kunnen jagen, ofwel de overheid of een internationale organisatie proberen te dwingen tot het verrichten of het zich onthouden van een handeling, ofwel om basisstructuren (de politieke, constitutionele, economische of sociale) van een land of een internationale organisatie ernstig te ontwrichten of te vernietigen.

Deze omschrijving is een bekentenis van formaat. Er wordt verwezen naar een internationale organisatie en de ontwrichting van de basisstructuren van een land. Daardoor is het overduidelijk dat het om de Bendeaanslagen gaat.

Maar het is ook even duidelijk waarom de wet er is gekomen: omdat het om de ontwrichting van de basisstructuren van ons land gaat. Dat is de bevestiging dat de Bendefeiten niet het werk waren van gewone criminelen maar er heel wat anders achter zat.

Van bij het begin van het onderzoek waren er twee grote onderzoekspistes. De toenmalige procureur van Nijvel, Deprêtre, hield voor dat het om gewone criminelen, “Des Zozo’s”, ging. Er was de andere piste dat het om extreemrechtse organisaties ging die de staat wilden ontwrichten.

In de tweede piste werden de feiten in de toenmalige context van de rakettenkwestie geplaatst. Het plan van president Reagan om in Europa nieuwe raketten met kernlading te plaatsen als antwoord op de plaatsing van soortgelijke raketten door de Sovjet-Unie stuitte toen op hevige weerstand.

Het publiek verzet er tegen had de grootste betoging ooit in ons land tot gevolg. De toenmalige premier Martens ging er president Reagan over praten en kreeg als antwoord dat de raketten reeds onderweg waren.

De huidige omschrijving van de misdaden die niet meer verjaren voldoet dus volkomen aan de tweede onderzoekspiste. De internationale organisatie is deze van het Noord Atlantisch Verdrag (NAVO).

Dit te Washington op 4 april 1949 getekend verdrag heeft een politiek en een militair facet. De NAVO heeft tot doel de vrijheid en veiligheid van haar lidstaten te garanderen met politieke en militaire middelen.

Politiek: De NAVO promoot de democratische waarden en biedt lidstaten de gelegenheid om te overleggen en samen te werken rond defensie- en veiligheidskwesties om problemen op te lossen, vertrouwen op te bouwen en uiteindelijk conflicten te voorkomen.

Militair: De NAVO zet zich in voor een vreedzame oplossing van geschillen. Als de diplomatieke inspanningen mislukken, heeft ze de bevoegdheid om crisisbeheersingsoperaties uit te voeren. De onderzoekspiste in het Bendedossier gaat over het politieke luik, waarin de aan elkaar verbonden inlichtingendiensten maar ook geheime parallelle organisaties werkzaam zijn, zowel als de in het militaire luik aangegeven “crisbeheersingsoperaties”.

In het Bendedossier vindt je de eigen geheime door de officiële inlichtingendiensten aangestuurde organisatie Gladio, het naoorlogs netwerk tegen de communistische dreiging. Je vindt er ook parallelle geheime organisaties als Westland New Post en de groep G binnen de toenmalige Rijkswacht in terug.

De verwijzing naar de NAVO is op zichzelf al een aanduiding van een formeel beletsel voor een lidstaat om er een eigen politiek in te voeren. Door het verdrag van Washington hebben de lidstaten een deel van hun soevereiniteit aan de organisatie afgestaan.

Dat maakt dat in het politieke luik de aan elkaar verbonden inlichtingendiensten gehouden zijn door specifieke werkingsregels als de classificatie van de door hen geheim te houden inlichtingen welke geheimhouding enkel mits toestemming van de diensten kan worden opgeheven en waarvan de openbaarmaking zelfs strafbaar is.

Dat achtentwintig moorden moeten worden bestraft is een niet te betwisten evidentie. Dat een land als het onze zich verzet heeft tegen de ontwrichting door de communistische dreiging van toen is wat je van elke democratische rechtsstaat kon verwachten.

Vraag is evenwel of door de nu, andermaal, verlengde en nu zelfs door de uitsluiting van de verjaring van de feiten beide doelen worden beantwoord. Niemand kan ontkennen dat het niet meer mogelijk is er een strafprocedure over te voeren die voldoet aan de vereisten van het eerlijk proces.

Voor zover de daders en/of getuigen nog leven kan je na meer dan een kwarteeuw niet meer tot een daadwerkelijke bestraffing komen. Het is wegens de omvangrijkheid van het dossier en de mogelijke betwistingen die er het gevolg van zijn ook praktisch niet meer doenbaar om er een proces over te voeren.

Anderzijds kan je het bestaan van geheime extreemrechtse organisaties die ons land willen ontwrichten niet onverlet laten. Het is in tegendeel een problematiek die brandend actueel is.

Vraag is dan of de onverjaarbaarheid van de feiten al of niet de juiste maatregel is om het mogelijk voortbestaan van dergelijke organisaties te bestrijden. Want de voortzetting van het gerechtelijk onderzoek heeft ook tot gevolg dat de geheimhouding van het onderzoek wordt aangehouden.

De wet Franchimont, die ingevolge de besluiten van het parlementair Bendeonderzoek de knelpunten in de strafprocedure moest weg nemen, heeft de problematiek van de tegenspraak tussen de geheimhouding van het vooronderzoek en de noodzaak om de maatschappij te beschermen tegen de geheime werking van extreemrechtse organisaties niet onverlet gelaten.

Deze wet gaf daarom aan de procureur de bevoegdheid, zelfs tijdens een lopend gerechtelijk onderzoek, publieke kennisgevingen te doen wanneer het openbaar belang het vereist. Daarvan werd in het Bendeonderzoek nooit echt een toepassing gemaakt. Zelfs in de parlementaire onderzoeken weigerde het parket er nuttige mededelingen over te doen.

Buiten voorgaande elementen zijn er ook nog andere gegevens die de voortgezette geheimhouding kunnen verklaren. Je kan het Bendeonderzoek ook de “vuilbak” van de recente Belgische geschiedenis noemen.

Zowat alles wat er in dit land verkeerd is gelopen komt er door het onderzoek van alles en nog wat in aan bod. Het is begrijpelijk dat niemand die betrokken was in het daardoor aangetoonde wanbeheer staat te springen om het openbaar te maken.

Anderzijds heeft de oorlog in Oekraïne nu de noodzaak van een sterke NAVO aangetoond. Dat houdt niet enkel de versterking van de militaire middelen in. De ontwrichting van een NAVO-lidstaat gebeurt nu ook met de moderne middelen als cyberaanvallen en fake news en een versterkte aanwezigheid van buitenlandse inlichtingendiensten.

Het gevolg van de huidige wetswijziging, de onverjaarbaarheid van de Bendemoorden, is dus tweemaal contraproductief. Het wijzigt in niets de onmogelijkheid om er een strafprocedure over te houden en door de voortgezette geheimhouding blijft ook de maatschappij verstoken van wat ook nu nog een ernstige bedreiging uitmaakt, het bestaan van geheime organisaties die onze democratische rechtsstaat willen ontwrichten om er een andere maatschappijopvatting voor in de plaats te stellen.

Over welke organisaties het nu gaat is recent in de media gekomen door de revelaties over door de diensten reeds voorheen gekende banden van Belgische politici met China en Rusland, en de werking van extreemrechtse organisaties die daarbij worden aangewend.

Vraag is dus hoe je de begrafenis eerste klasse van het Bendeonderzoek kan verzoenen met de noodzaak om ook de kiezer in kennis te stellen van wat ook nu nog, en zelfs meer dan voordien, een ontwrichting van onze democratische rechtsstaat uitmaakt.

Dat was juist de bedoeling met de uitbreiding van de bevoegdheid van het openbaar ministerie om die kennisgevingen te doen die openbaarheid vereisen. Hierbij kan ook verwezen worden naar de academische onderzoeken die aanleiding hebben gegeven over een gelijkaardige gebeurtenis.

De waarheid over de moord op de toenmalige communistenleider Julien Lahaut werd eveneens in het gerechtelijk onderzoek tegengewerkt. Het wetenschappelijk onderzoek dat werd gepubliceerd in de vorm van twee boeken bracht niet alleen de daders naar voor maar beschreef ook én de achterliggende organisaties én de verwevenheid met de onderzoekers.

Het openstellen van het onderzoeksdossier voor wetenschappelijk onderzoek naar extreemrechtse netwerken is daarom de meest aangewezen mogelijkheid om het dubbel contraproductief gevolg van de huidige ingreep van onverjaarbaarheid maatschappelijk aanvaardbaar te maken.

Bron » De Wereld Morgen | Walter De Smedt

Onderzoek Bende van Nijvel kan nooit meer verjaren

Er is voortaan geen deadline meer voor het onderzoek naar de dodelijke overvallen van de Bende van Nijvel. Door een wetswijziging kan het nooit meer verjaren.

Op de valreep, vlak voor de verkiezingen, heeft het parlement vorige week nog een aantal belangrijke wetswijzigingen goedgekeurd op het gebied van misdaadbestrijding. De meest in het oog springende is dat bepaalde moordzaken voortaan niet meer kunnen verjaren. Die uitzondering bestond eerder al voor misdaden tegen de menselijkheid, genocide en seksuele misdrijven ten aanzien van minderjarigen. Maar voortaan geldt de regeling ook voor roofmoorden en moorden, op voorwaarde dat die zaken een grote impact hadden op de maatschappij.

De wetswijziging kwam er op initiatief van minister van Justitie Paul Van Tigchelt (Open VLD) en zijn voorganger Vincent Van Quickenborne (Open VLD) en is bedoeld om de dreigende verjaring van het onderzoek naar de Bende van Nijvel tegen te gaan.

Er vielen in totaal 28 doden bij de misdaden die aan de Bende van Nijvel worden toegeschreven. De laatste aanslag was die op de Delhaize van Aalst op 9 november 1985. Daarbij kwamen acht mensen om. De termijn van de verjaring werd normaal bereikt in november 2025, veertig jaar na de feiten. Maar door de nieuwe wet verjaart de aanslag in Aalst niet, evenmin als de vroegere overvallen die eraan gelinkt zijn, als er ooit een verband bewezen kan worden.

Onder de nabestaanden van de Bende-slachtoffers is de verlenging van de verjaringstermijn altijd zeer omstreden geweest. Een aantal slachtoffers vindt dat dergelijke misdaden nooit mogen verjaren. Maar anderen, zoals Peter Callebaut, de advocaat van een aantal nabestaanden van de overval in Aalst, hebben het altijd een slecht idee gevonden. Zij geloven niet dat een doorbraak er zo lang na de feiten nog langs gerechtelijke weg kan komen. Het onderzoek loopt nog altijd bij het parket van Charleroi, maar staat op een laag pitje bij gebrek aan sporen die nog onderzocht kunnen worden.

Spijtoptanten

Een andere opmerkelijke wetswijziging is dat het parket meer mogelijkheden krijgt om aan verdachten het statuut van spijtoptant toe te kennen. Sinds de wet op de spijtoptanten in 2018 van kracht is geworden, is ze nog maar twee keer toegepast.

De eerste keer gebeurde dat met Dejan Veljkovic in het onderzoek naar corruptie in het Belgisch voetbal, recent volgde Pier Antonio Panzeri in het Qatargate-onderzoek. Maar terwijl aan hen eerst het statuut van spijtoptant werd toegekend en ze pas daarna verklaringen moesten afleggen, krijgt het parket nu veel meer ruimte om vooraf te onderhandelen. Zo kan het beter inschatten wat de waarde van de verklaringen van de spijtoptant is.

Ook de ‘guilty plea’wordt hervormd. Die regeling voor misdrijven waar minder dan vijf jaar celstraf op stond, werd in 2016 afgesproken om de rechtsgang effi­ciënter te doen verlopen. De dader moest schuldig pleiten, schuldinzicht hebben en het slachtoffer vergoeden. Als aan die voorwaarden was voldaan, konden procureur en verdachte samen een straf afspreken zonder dat de verdachte voor de rechtbank moest komen.

Maar in de praktijk werd die mogelijkheid bijna nooit toegepast, omdat het slachtoffer zelf volgens de wet geen inspraak had. Dat is nu veranderd. Slachtoffers zullen nu betrokken worden bij de onderhandelingen, onder andere over schadevergoedingen.

Bron » De Standaard | Mark Eeckhaut

Tueries du Brabant : fin de la prescription, mais pas encore la fin de l’enquête pour l’énigme criminelle du siècle dernier

C’était il y a 40 ans. Entre 1982 et 1985, des attaques sanglantes ont semé la terreur dans le Brabant. Les braqueurs ont laissé derrière eux 28 morts, parmi lesquelles des personnes qui faisaient leurs courses dans des supermarchés, mais aussi des policiers et des gendarmes. De nombreuses pistes ont été suivies, de nombreuses théories élaborées, l’enquête relancée, des centaines d’analyses ADN effectuées, mais les enquêteurs n’ont pu obtenir aucune réponse. Nouveau rebondissement : ce dossier bénéficie désormais de l’imprescriptibilité.

Hier soir, la Chambre a adopté une réforme des délais de prescription. Sont désormais imprescriptibles les crimes “extrêmement graves en raison de leur portée, en particulier du nombre de victimes ou de la peur intense ou terreur suscitée chez les citoyens”. Le dossier des Tueurs du Brabant devait être prescrit le 9 novembre 2025, soit 40 ans après les derniers faits. Cette date limite vient de sauter. Les enquêteurs vont pouvoir poursuivre leur travail, mais jusqu’à quand ?

Fin 2017, le parquet fédéral reprend le dossier des Tueries du Brabant. Dans son rapport annuel de 2018, le parquet note : “Puisque le dossier sera définitivement prescrit en 2025, et que l’objectif final du dossier est de poursuivre et juger les auteurs, l’enquête doit être clôturée d’ici 2022, étant donné qu’il faut certainement 3 ans pour obtenir un jugement”.

Pourquoi prescrire des faits ?

La prescription, c’est le fait de ne plus pouvoir poursuivre une infraction après un certain nombre d’années. Le délai commence le jour où les faits incriminés ont été commis. Mais à quelles fins la prescription a-t-elle été pensée par le législateur ? Elle est régie par trois lignes directrices.

D’abord, la notion de paix sociale. Le trouble social engendré par une infraction diminue au fil du temps. Autrement dit, plus le temps passe, moins il devient opportun de poursuivre l’auteur présumé des faits car cela ne sera pas bénéfique à l’ordre public.

Ensuite, avec le temps qui passe, apporter des preuves, tant à charge qu’à décharge, devient de plus en plus difficile. Les indices disparaissent, les témoins décèdent. La prescription doit donc être vue comme un rempart contre l’erreur judiciaire.

Finalement, le fait qu’il y ait une sorte de date de péremption pour des délits et infractions pousse les autorités judiciaires à agir sans traîner que ce soit au moment de l’enquête ou du jugement.

Quels sont les délais de prescription ?

Il existe plusieurs délais de prescription selon la nature des faits concernés. Pour certains crimes particulièrement graves tels que l’attentat à la pudeur et le viol ayant causé la mort commis sur un majeur, le délai de prescription est de 15 ans.

Ce délai passe à 20 ans pour les crimes punissables de la perpétuité et pour les crimes particulièrement graves commis sur un mineur.

Ces délais de 15 et 20 ans peuvent être doublés quand un acte interruptif est posé comme un acte d’enquête, par exemple.

Par ailleurs, certains faits sont imprescriptibles. Il s’agit des crimes de génocide, des crimes de guerre et des crimes contre l’humanité. Le 30 décembre 2019, les infractions sexuelles graves commises sur mineur ont été ajoutées à cette liste des faits imprescriptibles. Dernier ajout en date, les crimes qui sont considérés comme “extrêmement graves en raison de leur portée, en particulier du nombre de victimes ou de la peur intense ou terreur suscitée chez les citoyens”. Elle s’appliquera aussi aux crimes visant “à déstabiliser ou détruire les structures fondamentales” du pays.

Le dossier des Tueries du Brabant reste ouvert, mais jusque quand ?

Le parquet fédéral a encore réalisé des devoirs d’enquête très récemment, en décembre dernier. L’annonce de la fin de la prescription suscite une double réaction chez Eric Van Duyse, directeur de la communication : “Avec la prescription, on pourrait imaginer que quelqu’un se réveillera un jour et fera des déclarations qui pourraient même l’incriminer en sachant qu’il ne risque plus rien. Cette possibilité disparaît”.

D’autre autre côté, Eric Van Duyse précise : “Si le dossier est fermé, mais qu’un élément significatif apparaît dans quelques années, on pourra le rouvrir si l’élément est suffisamment important et ça, sans limite de temps. Cela veut dire que, dans 40 ans, on pourrait avoir une explication pour autant qu’il y ait encore des éléments disponibles à ce moment-là”.

Et sur ce point, rien n’est moins sûr. Eric Van Duyse : “D’excellents enquêteurs travaillent depuis de nombreuses années. Tout ce qu’on pouvait faire a été fait. À un moment, il faudra peut-être constater que toutes les pistes ont été explorées, tous les moyens humains et techniques ont été mis en œuvre, mais sans qu’on trouve la solution. Un jour, il faudra envisager la possibilité de refermer ce dossier”.

Bron » RTBF

Zware moord- of roofmoordzaken kunnen niet meer verjaren

De meest ernstige moord- en roofmoordzaken kunnen niet meer verjaren. Daarvoor heeft de plenaire vergadering van de Kamer eerder vandaag goedkeuring gegeven.

Misdaden tegen de menselijkheid, genocide, oorlogsmisdaden en seksuele misdrijven ten aanzien van minderjarigen kunnen nooit verjaren en worden altijd berecht, ongeacht de tijd die sinds de feiten is verstreken. De federale regering wou die uitzondering ook invoeren voor ernstige moord- of roofmoordzaken. Eind 2022 keurde de regering een wetsontwerp goed dat door toenmalig minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open Vld) werd ingediend. Intussen is het een ontwerp van zijn opvolger Paul Van Tigchelt.

Concreet gaat het om misdaden die de bevolking “ernstige vrees hebben aangedaan” of “tot doel hadden de basisstructuren van het land te ontwrichten of te vernietigen”. De regel zou onder meer van toepassing kunnen zijn op terreurdossiers of misdaden als die van de Bende van Nijvel.

Het wetsontwerp schaft ook de onderbreking van de verjaringstermijn af en maakt het onmogelijk voor dossiers om te verjaren eens ze zijn doorverwezen naar de correctionele rechtbank. De huidige verjaringstermijnen van minimaal 6 maanden en maximaal 20 jaar worden aangepast naar minimaal 1 jaar en maximaal 30 jaar, afhankelijk van de minimale en maximale strafmaat die vasthangt aan een misdrijf.

Bron » Het Laatste Nieuws

Kan nieuwe DNA-wet cold cases als Bende van Nijvel alsnog helpen oplossen?

Speurders mogen voortaan in het DNA van een onbekende moordenaar kijken, om bijvoorbeeld zijn haarkleur en leeftijd te achterhalen. Het parlement keurde een baanbrekende DNA-wet goed, in de aanwezigheid van familieleden van slachtoffers.

“De tijd van Witse en Inspector Morse, die met de juiste ondervragingstechnieken mensen tot bekentenissen dwongen, ligt achter ons”, zei minister van Justitie Paul Van Tigchelt (Open VLD) donderdag in het parlement. “Vandaag zijn ­criminaliteitsbestrijding en het ophelderen van misdrijven meer dan ooit het werk van forensische rechercheurs.” De oorspronkelijke DNA-wet dateert van 1999. Nochtans heeft de wetenschap sindsdien stevige stappen vooruitgezet. De ‘DNA-Evaluatiecommissie’ vroeg al in 2019 om speurders meer mogelijkheden te geven.

“Concreet veranderen nu vier ­zaken. Er komt vooreerst een wettelijk kader voor familiale zoekingen. Tot nu konden de speurders DNA alleen vergelijken met het erfelijk materiaal van verdachten of van veroordeelden die al in de databank zitten. Speurders mogen nu ook kijken of er een familielid van de dader in die databanken zit. Het gaat dan om mensen in de eerste graad, die voor minstens 50 procent het DNA van de dader delen: een vader, moeder, zoon, dochter, broer of zus.”

Zoeken op Y-chromosoom

In het buitenland zijn tal van voorbeelden bekend van moordenaars die zo ontmaskerd werden. In Frankrijk werd de moordenaar van Élodie Kulik (24) zo ontmaskerd. De jonge vrouw werd op 10 januari 2002 verkracht en vermoord toen ze naar haar auto wandelde. De ­dader liet DNA achter, maar werd niet geklist. Grégory Wiart werd pas ontmaskerd toen zijn vader tien jaar later DNA moest afstaan, en daarmee onbewust aantoonde dat zijn zoon de moord pleegde.

“Ook onderzoek op basis van het Y-chromosoom wordt mogelijk”, zegt Van Tigchelt. “Alle mannen die veroordeeld worden in een zedenzaak, zullen niet alleen hun DNA maar ook een staal van het Y-chromosoom afgeven. Die worden in een nieuwe Y-STR databank opgeslagen.” Het Y-chromosoom is een stuk van het DNA dat bij mannen overgaat van vader op zoon. Door het Y-chromosoom te vergelijken, kun je verder kijken dan een vader of een broer. Ook een verre achterneef is dan herkenbaar als een ­familielid. Sofie Claerhout, doctor in de forensische genetica aan de KU Leuven, zei in 2019 al dat het Y-chromosoom de ontbrekende schakel kon zijn om cold cases op te helderen.

Haarkleur en ogen

Daarnaast moet de nieuwe wet ook de zoektocht naar vermiste personen ondersteunen. “Onze databank met het DNA van vermisten en hun familieleden wordt gekoppeld aan de I-Familia databank van Interpol”, zegt Van Tigchelt. Daarin zit het DNA van alle overleden personen die nooit geïdentificeerd zijn en het DNA van vermiste per­sonen uit andere landen. Mensen die al jaren als vermist staan opgegeven in ons land, zouden vlak over de grens dood teruggevonden kunnen zijn zonder dat iemand een verband heeft gelegd.

“Ten slotte zullen speurders veel meer informatie uit het DNA van een onbekende verdachte mogen halen, de zogenoemde genotypering”, zegt Van Tigchelt. Nu mogen ze alleen kijken of het om een man of een vrouw gaat. “Ze zullen zo een inschatting kunnen maken over de haarkleur, de oogkleur, de biogeografische afkomst en zelfs de leeftijd.” Huidskleur wordt niet opgenomen.

Van Tighelt omschrijft de nieuwe DNA-wet als “het juiste evenwicht tussen veiligheid en privacy”. “We hopen dat deze wet ertoe zal leiden dat we cold cases kunnen oplossen.”

Al 33 jaar op zoek

Zo is er moord op de 26-jarige ­Ingrid Caeckaert. De vrouw werd op 16 maart 1991 met 62 messteken gedood in haar flat in Heist. Hoewel er DNA van de dader gevonden werd, wachten haar ouders Georges Caeckaert (88) en Marie-Josephe Vereecke (83) al 33 jaar op antwoorden. Ze waren donderdag bij de stemming in het parlement.

“Zelfs als we hiermee maar één cold case oplossen, was het de lang weg waard”, vindt Van Tigchelt. “Dan kunnen we nabestaanden ­zekerheid geven. In landen waar ­familiale zoekingen al langer ­bestaan, zijn ze een groot succes.

En de Bende van Nijvel? Ook in dat dossier zit DNA dat gevonden is op een sigarettenpeuk en op een kogelwerend vest. “Een zwarte bladzijde uit de Belgische geschiedenis”, zegt Van Tigchelt. “Het is uiteraard mogelijk dat de techniek gebruikt wordt. Of dat zal gebeuren, hangt van de onderzoekers af.”

De wet verschijnt volgende week in het Staatsblad. Dan is het aan de onderzoeksrechters om dossiers vanonder het stof te halen en te ­bekijken of ze met de nieuwe wet opgehelderd kunnen worden.

Bron » De Standaard | Cedric Lagast