Informanten Staats­veiligheid mogen misdrijven plegen

Geld storten aan een jihadi of deelnemen aan een verboden manifestatie: binnenkort zullen bronnen van de inlichtingendiensten de wet mogen overtreden om het vertrouwen van hun doelwit te behouden. De spionnen zelf zullen mogen infiltreren.

Wegens de toegenomen terreurdreiging van de voorbije jaren is in de wet de omschrijving van wat terrorisme is en vooral wat het betekent steun te geven aan terroristische groeperingen, fors uitgebreid. Allerlei hand- en spandiensten zijn expliciet strafbaar geworden. Voor de bronnen die de Staatsveiligheid en militaire inlichtingendienst Adiv in extremistische kringen hebben, is dat een probleem. Een bron moet nu vaak stoppen net op het moment dat ze belangrijke informatie naar boven zou kunnen halen. Zo is geld storten op de rekening van een potentiële terrorist om op die manier diens rekeningnummer te achterhalen bijvoorbeeld strafbaar.

Een hele reeks nieuwe regels voor de inlichtingendiensten maakt het voortaan mogelijk voor die bronnen om ‘bepaalde lichte strafbare feiten’ te begaan. Concrete voorbeelden van wat nu wel mag, zijn een voertuig uitlenen aan een doelwit, geld storten aan iemand die naar jihadistisch gebied is vertrokken, een valse nummerplaat gebruiken of betalen voor de toegang tot een website met propaganda. Het federaal parlement gaf vorige donderdag groen licht voor de nieuwe regels.

Aan de toelating om strafbare feiten te plegen zijn veel voorwaarden gekoppeld. Zo mag de bron het alleen doen om haar ‘informatiepositie’ veilig te stellen, wat betekent dat ze zo het contact met het doelwit kan behouden. Het mag ook als de eigen veiligheid of die van andere personen in gevaar zou komen als ze de feiten niet pleegt. Belangrijk is dat er geen geweld ­tegen personen mag worden ­gebruikt. Ook zaken als brandstichting zijn uit den boze. Deelnemen aan een verboden bijeenkomst kan wel, net zoals daar haatpropaganda verspreiden.

Expertise nodig

Er zijn verschillende vormen van controle. Vooraf zullen agenten van de inlichtingendiensten de ­fysieke, psychische en morele integriteit van bronnen nagaan. De ­beslissing voor een machtiging om een strafbaar feit te begaan, kan ­alleen worden genomen door de chef van de inlichtingendienst. De commissie van magistraten die nu controle uitoefent op de bijzondere inlichtingenmethodes, zal dat ook doen voor de feiten die bronnen plegen. De bron wordt geregistreerd in een register en moet een overeenkomst tekenen met daarin de voorwaarden voor de uitvoering van die strafbare feiten, en hoe daarover verslag wordt uitgebracht. Toezichthouder Comité I wordt hierover ook geïnformeerd.

Zodra de feiten zijn gepleegd, moet de bron dat melden. Als de ­inlichtingendienst twijfelt aan de betrouwbaarheid van de bron, dan kan die zelf het doelwit worden van een afluisteroperatie.

‘De nieuwe mogelijkheden zijn zeer goed, dit zijn belangrijke stappen om volwaardige inlichtingendiensten met offensieve capaciteiten te maken’, zegt Kenneth Lasoen, docent inlichtingen­studies (UAntwerpen) en fellow bij het Nederlandse Clingendael Instituut. ‘Nu is het belangrijk dat de diensten voldoende mensen hebben, met de nodige opleiding, om met dergelijke verantwoordelijkheden om te gaan. Als bronnen strafbare feiten mogen plegen, is het essentieel dat ze goed worden aangestuurd. Die expertise zullen ze nog verder moeten ontwikkelen. Bronnen de toelating geven om de wet te overtreden is altijd risky business. Als je een bron verkeerd inschat, kan het snel slecht aflopen wanneer die zich gelegitimeerd voelt door de Staatsveiligheid.’

Gaan sporten met de spion

Naast die nieuwe regels voor bronnen, zullen de agenten van de ­inlichtingendiensten zelf ook kunnen infiltreren bij doelwitten, ­zowel online als in de reële wereld. Dat kan van pas komen om contact te leggen met spionnen van buitenlandse inlichtingendiensten die hier onder een dekmantel actief zijn, zeker als die erg voorzichtig zijn met hun telefonische en elektronische communicatie.

‘Om informatie over de activiteiten, interesses of zwakke punten van de buitenlandse inlichtingenagent te verkrijgen, zal een agent van een Belgische inlichtingen- en veiligheidsdienst duurzaam met hem socializen op culturele evenementen of sportmanifestaties’, staat in het goedgekeurde wetsontwerp. ‘Daarvoor zal de Belgische inlichtingenagent een fictieve identiteit moeten gebruiken om zich in te schrijven in clubs of verenigingen, om betalingen in verband met die activiteiten te doen, om uitnodigingen te ontvangen en tot slot om in contact te treden met de buitenlandse inlichtingenagent.’

De infiltratie in gesloten online chatgroepen moet het mogelijk maken meer zicht te krijgen op terroristische groeperingen. ‘Om toegang te krijgen tot deze geheime kamers moeten onze veiligheidsdiensten het vertrouwen kunnen winnen van hun doelwitten’, verklaarde minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD). ‘Hier botsen ze vaak op de grenzen van wat wettelijk toegelaten is. We voorzien hiervoor in een aangepast kader, waardoor het ­bijvoorbeeld mogelijk wordt om extremistische of haatdragende taal te gebruiken.’

Militairen mogen cyberaanval plegen

Behalve de bijkomende ­bevoegdheden rond infiltratie, zal de militaire inlichtingendienst Adiv ook cyberaanvallen mogen uitvoeren, zij het in de uitzonderlijke ­omstandigheden van een ­‘nationale cyber security crisis’. In eerste instantie zal de Adiv de aanval die België te verduren krijgt, helpen neutraliseren en de ­daders ervan identificeren. Dan kan worden gereageerd met een eigen ­cyberaanval.

Bron » De Standaard

Afluisteren, post openen en stiekem plaatsen doorzoeken: Belgische inlichtingendiensten doen het steeds vaker

Nog nooit hebben de Belgische Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst ADIV zoveel uitzonderlijke inlichtingenmethoden ingezet als vorig jaar. Dat staat in het Jaarverslag 2019 van toezichthouder Comité I, dat Knack en Le Soir konden inkijken.

De Staatsveiligheid deed vorig jaar 449 keer een beroep op uitzonderlijke inlichtingenmethoden, de ADIV 76 keer. Het gaat om de meest ‘intrusieve’ vorm van informatieverzameling. Denk aan afluisterapparatuur plaatsen, stiekem plaatsen doorzoeken, post openen, bankgegevens verzamelen en binnendringen in een informaticasysteem.

De cijfers van 2018 lagen een pak lager: 344 voor de Staatsveiligheid en 28 voor ADIV. Toezichthouder Comité I spreekt van een “opmerkelijke” stijging.

Daarnaast kunnen de Belgische inlichtingendiensten ook specifieke methoden aanwenden, zoals pakweg observatie in publiek toegankelijke plaatsen of het vorderen van reisgegevens. In 2019 gaf de Staatsveiligheid daarvoor 1.781 toelatingen, de ADIV 138.

De cijfers staan in het nieuwe jaarverslag van het Comité I, dat vrijdagnamiddag achter gesloten deuren is besproken door zijn parlementaire begeleidingscommissie. Het totaal van alle ingezette methoden in 2019 (alles samen waren het er 2.444) bleef stabiel in vergelijking met het jaar ervoor.

Bron » De Morgen

Wettelijk schild in de maak voor klokkenluiders die wantoestanden aankaarten

België hinkt achterop in de bescherming van klokkenluiders. Wouter De Vriendt (Groen) stelt een drastische ommekeer voor, ook in delicate sectoren waar beroepsgeheim mensen belet om wantoestanden aan te klagen. ‘Geef ook militairen en inlichtingenagenten het recht om klokkenluider te worden.’

Stel je voor dat een militair al in 2005 via een beschermd klokkenluidersstatuut en discreet communicatiekanaal had kunnen waarschuwen dat achttien pantservoertuigen van het Belgisch leger niet in staat waren om antitankmunitie af te vuren. Nu kwamen we dit pas recent te weten, vele tientallen miljoenen weggegooide euro’s te laat. En wat zouden we te weten komen als gewezen of huidige ambtenaren van de Staatsveiligheid en militaire inlichtingendienst het recht zouden krijgen via een discreet meldingskanaal een boekje open te doen over hun kennis over de Bende van Nijvel? Nu riskeren ze celstraf als ze hun geheimhoudingsplicht doorbreken.

De partij Groen-Ecolo wil dat veranderen. In een resolutie die maandag in de Kamer wordt ingediend door Kamerlid Wouter De Vriendt pleit de partij voor een verregaande wettelijke bescherming van álle klokkenluiders, “zowel voor openbare diensten, delicate sectoren zoals Defensie of inlichtingendiensten én de private sector”.

De Vriendt maakt zich sterk een meerderheid te vinden voor het initiatief, omdat alle Belgische partijen vorig jaar al Europese wetgeving steunden die ons land dit jaar moet toepassen. “De omzetting van de EU-richtlijn moet zo maximaal mogelijk gebeuren”, zegt hij. “We moeten niet enkel een regeling uitwerken voor wie inbreuken op de wet meldt maar ook voor zaken die ingaan tegen het openbaar belang. Zonder klokkenluiders wisten we nooit over Lux-leaks of de Panama-papers. Klokkenluiders hebben kanalen nodig om te kunnen rapporteren zonder risico op sanctionering.”

De belastingbetaler zou een gouden zaak doen. De Europese Commissie schatte de kosten van een slechte bescherming van klokkenluiders – alleen al voor falende overheidsopdrachten die niet worden gemeld – tussen de 5,6 en 9,6 miljard euro op jaarbasis voor de volledige EU.

Discrete kanalen voor defensie

Omdat de geheimhouding bij Defensie en inlichtingendiensten een externe rapportering van misstanden bemoeilijkt, kunnen volgens De Vriendt voor hun personeel specifieke meldpunten worden gecreëerd. “Klokkenluiden hoeft niet meteen te betekenen dat men iets aan de grote klok hangt, men kan ook intern of extern iets vertrouwelijk signaleren”, zegt hij. “Denk maar hoe de recente malaise bij de militaire inlichtingendienst ADIV kon zijn voorkomen, of aan de Agusta-affaire destijds. De defensie-industrie blijkt ook nu nog zeer corruptiegevoelig door uitzonderingen op de normale aanbestedingsregels voor defensiecontracten en de grote geldsommen die er in omgaan.”

Dergelijke corruptiedossiers zijn dikwijls internationaal. De Vriendt wijst op de recente fraude met humanitaire visa, waarvoor Mechels gemeenteraadslid Melikan Kucam (N-VA) vervolgd wordt. Zulke zaken komen dikwijls maar aan het licht door lokale bronnen in het buitenland en die moeten we volgens De Vriendt óók kunnen beschermen. “België zou buitenlandse klokkenluiders en journalisten als bijzondere doelgroep voor humanitaire visa moeten bestempelen”, zegt hij, en wijst erop dat de maatschappelijk relevantste lekken van de voorbije jaren gingen over internationale militaire operaties, zoals Irak en Afghanistan. “Willen we echt dat mensen als Edward Snowden, die de democratie toch wel een dienst heeft bewezen, voor bescherming enkel bij Poetin terecht kunnen? Nee toch?”

Ons land zou zich daarom volgens hem moeten uitspreken tegen de vervolging van Wikileaks-stichter en klokkenluider Julian Assange, die op 24 februari voor een Britse rechter zijn uitlevering zal aanvechten. De Vriendt: “Klokkenluiders verdienen een standbeeld, geen vervolging. Wie wantoestanden aanklaagt, toont burgerzin en mag daar nooit slachtoffer van zijn.”

Bron » De Morgen

Telefoontaps, observaties, geheime huiszoekingen: de staat luistert vaker mee

De Belgische inlichtingendiensten gebruiken meer dan ooit bijzondere inlichtingenmethoden zoals telefoontaps, observaties en geheime huiszoekingen. Dat leert het jaarrapport 2018 van het Comité I, de toezichthouder op de inlichtingendiensten, dat gisteren is voorgesteld in het parlement.

Bijzondere inlichtingenmethoden is de verzamelnaam voor een reeks moderne onderzoeksmethoden die de twee Belgische inlichtingendiensten – de Staatsveiligheid en militaire ADIV – sinds 2010 kunnen gebruiken om terroristen, extremisten en spionnen op te sporen. Het gaat om verschillende technieken, zoals het afluisteren van telefoongesprekken, het doorzoeken van huizen of het inkijken van mails.

In 2018 hebben de Belgische inlichtingendiensten 2.445 keer bijzondere inlichtingenmethoden toegepast, leert het jaarverslag van het Comité I. Dat is een stijging met meer dan 25 procent tegenover 2017. In vergelijking met 2013 gaat het om een toename van ruim 80 procent. Volgens het Comité I is de groei vooral toe te schrijven aan de Staatsveiligheid, die instaat voor het binnenlandse inlichtingenwerk.

Terreur

In de inlichtingenwereld is te horen dat het stijgend gebruik van de bijzondere inlichtingenmethoden samenhangt met de huidige dreigingen tegenover België. Het gaat dan om de strijd tegen terreur, maar ook om de cyberoorlog met China en Rusland. Beide grootmachten doen volop een beroep op spionage en hacking. België is als hoofdstad van de Europese Unie en thuisbasis van de NAVO een belangrijk doelwit.

“Ik verwacht dat het gebruik van de bijzondere inlichtingenmethoden ook in de komende jaren verder zal stijgen”, zegt Kenneth Lasoen, docent Intelligence aan de UAntwerpen. “Een aantal veroordeelde Syrië-strijders staat op het punt om vrij te komen. Ik kan me inbeelden dat de Staatsveiligheid hen goed in het oog zal willen houden de eerste maanden dat ze uit de gevangenis zijn. De vrees bestaat dat velen alleen nog verder geradicaliseerd zijn in de gevangenis en op wraak broeden.”

Controle

Lasoen benadrukt dat de bijzondere inlichtingenmethoden geen carte blanche vormen voor de inlichtingendiensten. Ze kunnen niet om het even wie om het even wanneer afluisteren. “Elke actie moet vooraf goedgekeurd worden door een speciaal comité van drie magistraten. Daar wordt onderzocht of de actie proportioneel is. En of er geen andere manier is om informatie te verkrijgen die de privacy minder schendt. Bovendien gaat het nog altijd maar om een paar duizend acties, op een totaal van 11 miljoen Belgen. We leven nog lang niet in een surveillancestaat.”

“We moeten onze inlichtingendiensten vertrouwen”, reageert Peter Buysrogge, de veiligheidsspecialist van N-VA. “Wie recht in zijn schoenen staat heeft niets te vrezen. Er zijn voldoende checks and balances ingebouwd in het huidige systeem. Ik zie dit niet als een bedreiging.” In het verleden hebben doorlichtingen uitgewezen dat de Belgische inlichtingendiensten zelden of nooit misbruik maken van hun macht.

Bron » De Morgen

Disfuncties bij inlichtingendiensten moeten worden onderzocht

De klacht van de gewezen inspecteur van de Staatsveiligheid, Nicolas Ullens de Schooten, kan niet afgedaan worden als een interpersoneel conflict. Uit de aan de klacht gevoegde stukken blijkt dat de inspecteur, als lid van de economische sectie, deed wat hij voor de bescherming van ons wetenschappelijk en economisch potentieel moest doen. De klacht moet dan ook ernstig worden onderzocht.

Ullens stelde nota’s op over de door hem verkregen inlichtingen die mogelijks wijzen op inmenging. Die inlichtingen zijn bovendien samenlopend met wat in drie andere, gerechtelijke onderzoeken, wordt onderzocht: de gerechtelijk onderzoeken over de mogelijke corruptie bij de verkoop van het Rijksadministratief Centrum in Brussel, over Kazachgate, en over het vrijgeven van op vraag van de VN in beslag genomen miljarden van de gewezen Libische dictator Kadafi.

Bovendien werd over de bedenkelijke wijze waarop de zogeheten afkoopwet tot stand kwam, een wet die toeliet schuld en boete af te kopen, ook een langdurig parlementair onderzoek gevoerd. De zogenaamde Kazachgate-commissie. Dat onderzoek wees uit dat de werking van de drie grondwettelijke machten ernstig en op het hoogste niveau werd ontwricht.

Verder en ernstig onderzoek

In de klacht van de inspecteur worden ook elementen aangereikt die grote vragen oproepen over de werking van de burgerlijke inlichtingendienst. Mede gezien de aangehouden strijd tegen het terrorisme, maar ook tegen de toenemende bedreigingen voor ons wetenschappelijk en economisch potentieel, dwingen de door Ullens aangegeven elementen tot verder en ernstig onderzoek.

In dat onderzoek moet het onderscheid gemaakt worden tussen de elementen die aanleiding kunnen geven tot het optreden van de gerechtelijke overheden en deze die betrekking hebben op mogelijke “disfuncties” in de werking van de inlichtingendienst.

Voor het eerste facet is het de bevoegdheid van het openbaar ministerie om uit te maken of de in de klacht aangegeven aanwijzingen, voor een goede rechtsbedeling, al dan niet samenlopend zijn met de feiten die de onderzoeksrechter onderzocht, zodat zij er moeten aan toegevoegd worden.

Voor de beoordeling van de mogelijke “disfuncties” in de werking van de Staatsveiligheid heeft de wetgever een eigen orgaan ter beschikking: het Vast Comité I. Met de eigen enquêtedienst kan het Comité I onderzoek doen en daarover rapporteren aan het parlement.

Ook hier is het de vraag of binnen het korte tijdsbestek afdoende onderzoek is gevoerd om het verslag dat in de Kazachgate-commissie werd gegeven voldoende te kunnen onderbouwen. Op welke elementen van onderzoek steunde het verslag van het Comité I dat besloot dat er geen aanwijzingen van inmenging waren?

Structureel probleem

Er is de zwaarwichtige verklaring van Nicolas Ullens de Schooten dat hij door een lid van de enquêtedienst werd bedreigd zodat hij zijn verklaring niet durfde te ondertekenen, wat alweer tot de beoordelingsbevoegdheid van de gerechtelijke overheden behoort.

In de klacht zitten echter ook elementen die als een structureel probleem kunnen worden bekeken. Die elementen kunnen aanzetten tot een onderzoek over de goede werking van de dienst. De Staatsveiligheid is immers een overheidsdienst die onder het gezag van de minister van Justitie staat, maar ook, via het Vast Comité I, onder toezicht van het parlement.

De benoeming en de bevordering van de leden van deze dienst en de verhouding tussen de hiërarchie en de agenten is geen willekeurige aangelegenheid, maar dient te gebeuren volgens de reglementaire voorschriften.

Indien de verklaringen van de inspecteur naar waarheid mochten zijn en er inderdaad sprake is van een onreglementaire plaatsing en toewijzing van meerdere bevelsfuncties door een minister die er geen gezag over heeft, en er daarenboven sprake kan zijn van inmenging, zijn dat elementen die snel en accuraat kunnen worden onderzocht. Los van alle andere gegevens.

De bezorgdheid voor zowel de goede werking van de Staatsveiligheid als van het Vast Comité I gaat gepaard met ernstige vragen over de werking van de andere inlichtingendienst, namelijk de Algemene Dienst Inlichtingen en Veiligheid (ADIV). Ook over deze militaire inlichtingendienst kwamen ernstige aanwijzingen van “disfunctie” naar buiten.

Welk gevolg werd er gegeven aan de ernstige aanwijzingen van mogelijke spionage in de eigen dienst? Op welke wijze wordt getracht een oud zeer, de verscheiden opvatting tussen de burgerlijke en de militaire leden, die nu tot hoogspanning heeft geleid, in goede banen te leiden?

Samen met de lezing van wat nu, gestaafd met documenten, naar buiten komt over mogelijke disfuncties in de werking van verschillende overheidsdiensten in de veiligheidssector volgt een ernstige bezorgdheid over de slagkracht en de behoorlijke werking ervan. Dit alles kan daarom niet voor ongezien gehouden worden.

Deze vragen over de werking van deze diensten hebben ook betrekking op de afwending van wat ons het meest bedreigd. Dat is niet enkel het terrorisme dat de rechtsstaat ondermijnt, maar ook de aanslagen op ons wetenschappelijk en economisch potentieel, en zo ook de instandhouding van de welvaartsstaat.

De rechtsstaat en de welvaarsstaat zijn de twee grote geschenken die wij in de naoorlogse periode van onze voorgangers hebben gekregen. Die brengen wij nu met een steeds verder gaande slordigheid in gevaar.

Bron » Apache | Walter De Smedt