Politie kan te vaak meekijken en -luisteren

Een vertrouwelijk gesprek tussen een advocaat en een verdachte is dan wel een recht, het is geen evidentie in ons land. Politiezones gaan te laks om met de aanwezigheid van camera’s.

Bewakingscamera’s die permanent de verhoorkamers filmen, de lokale brandweer die politieverhoren kan volgen of een politiezone die alle vertrouwelijke gesprekken audiovisueel opneemt: in een rapport van het Controleorgaan op de politionele informatie (COC) wordt duidelijk dat er heel wat ­onwettelijke praktijken plaatsvinden in politiegebouwen.

Elke verdachte heeft in ons land recht op een strikt vertrouwelijk gesprek met zijn advocaat voorafgaand aan een verhoor. Ook tijdens het verhoor kan er een kwartier overleg geëist worden. Het afluisteren, filmen, opnemen of opslaan van die gesprekken is onwettelijk en onaanvaardbaar, benadrukt Frank Schuermans, lid-raadsheer bij het COC, dat toeziet op alle ­privacykwesties bij de politie.

Toch gaan heel wat korpsen laks om met de afspraken die zijn vastgelegd in de Salduz-wet, die sinds 2012 in ons land van kracht is. Uit het rapport, waarvoor 222 van de 235 politie-eenheden input leverden en elf eenheden bezocht werden, blijkt dat op meer dan een op de vier locaties een ­camerasysteem aanwezig is in het lokaal waar het vertrouwelijke overleg plaatsvindt. En in een op de acht gevallen is het mogelijk het gesprek in real time te beluisteren of op te nemen.

‘Niemand heeft een volledig zicht op wat die camera’s juist doen’, zegt Schuermans. ‘Zelfs de aanwezigheid van een ­camera kan in principe een overtreding zijn van het Europees Verdrag voor de rechten van de Mens.’

De enige uitzondering om een gesprek te filmen, zonder audio, is uit veiligheidsoverwegingen, bijvoorbeeld als de verdachte agressief is. ‘Maar zelfs dan moet de ­advocaat op de hoogte gesteld worden van het cameratoezicht en moet die zich te allen tijde kunnen verzetten tegen die beslissing.’

Al 10 jaar subsidies

Het onderzoek van het COC kwam er na een klacht vorig jaar in de ­politiezone Erpe-Mere/Lede. Een verdachte leidde uit reacties en opmerkingen van de politieagenten af dat het gesprek met zijn advocaat was afgeluisterd. Dat vermoeden leek te kloppen. ‘Het meeluisteren door de politie heeft geen plaats in een rechtsstaat’, reageerde de Orde van Vlaamse Balies toen scherp. De ­politiezone heeft nu haar werking bijgestuurd en is volledig wetsconform, benadrukt Schuermans.

Het rapport legt maar één gelijkaardig geval bloot, in de regio Luik. Er werd een onderzoek opgestart en corrigerend opgetreden. Toch zijn de resultaten een wake-upcall voor het COC. ‘Zeker omdat de politiezones al tien jaar federale subsidies krijgen om infrastructuur aan de Salduz-wetgeving aan te passen’, zegt Schuermans. ‘In een ruimte voorzien waar alleen het vertrouwelijke overleg plaatsvindt: zo onoverkomelijk kan dat toch niet zijn? Het zou veel discussie en vergissingen vermijden.’

Het COC roept minister van ­Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD) en het College van ­procureurs-generaal op om helderheid te brengen rond cameratoezicht op het vertrouwelijke overleg. ‘Vandaag is er veel onduidelijkheid en diversiteit in aanpak. Zelfs korpsen die er goed over nadenken, weten vaak niet wat wél of niet kan. Dat heeft te maken met een gebrek aan heldere afspraken en regels.’

Bron » De Standaard

Met een ‘lasagne’ wil regering telecomgegevens gericht opslaan

Telecombedrijven mogen niet langer massaal data over gsm-gebruik in België bijhouden. Een oplossing is in de maak.

Andermaal heeft het Grondwettelijk Hof de wet vernietigd die de opslag van telecomgegevens regelt. De algemene bewaring van gegevens die slaan op de identificatie, toegang, verbinding en communicatie van elke gsm in ons land, is in strijd met Europese regels. Telecomoperatoren, zoals Proximus of Telenet, houden die data bij op vraag van politie en gerecht. Het gaat om zogeheten metadata, die slaan op alles wat níét de inhoud van een gesprek is. Die gegevens worden een jaar bijgehouden en kunnen worden opgevraagd in het kader van een crimineel onderzoek, bijvoorbeeld om te weten of iemand al dan niet op een bepaalde plek is geweest.

De vernietiging van de regels rond die opslag is geen verrassing na een arrest van het Europees Hof van Justitie over dezelfde materie (DS 7 oktober).

Reparatiewet

De ministers van Telecom, Defensie (waar de militaire inlichtingendienst onder valt) en Justitie maakten snel na de uitspraak van het Hof al bekend dat ze werken aan een reparatiewet. Omdat het wel toegelaten is om gericht data op te slaan in de strijd tegen zware criminaliteit of om de openbare veiligheid te waarborgen, zal bij de opslag onderscheid worden gemaakt op basis van tijd en ruimte, vernam De Standaard bij het kabinet-Justitie. De gelaagde benadering wordt vergeleken met een lasagne.

Criminaliteitsstatistieken zullen een rol spelen om te bepalen welke data worden opgeslagen. Dicht bij plekken waar sprake is van meer criminaliteit, zoals in de grootsteden, zullen (meer) data van gsm-gebruikers worden bewaard. Hetzelfde geldt voor de buurt rond kritieke infrastructuren, zoals elektriciteitscentrales.

Na een soortgelijk arrest in 2015 dokterde toenmalig minister van Justitie Koen Geens (CD&V) een systeem uit waarbij de toegang tot de gegevens afhing van de zwaarte van het misdrijf dat werd onderzocht. Maar dat veranderde alleen waarborgen rond de toegang, de systematische opslag bleef dezelfde.

Advocaten verheugd

De Orde van Frans- en Duitstalige Advocaten, een van de partijen die naar het Grondwettelijk Hof trok tegen de regels, is verheugd met dit arrest. ‘We kunnen niet accepteren dat de gegevens van alle telefoniegebruikers op deze manier zonder onderscheid worden bewaard. Dit staat totaal niet in verhouding tot het nagestreefde doel’, zegt Xavier Van Gils, voorzitter van de Orde.

Door de vernietiging van de regels rond de opslag verliezen politie en gerecht een belangrijk middel in de strijd tegen criminaliteit. ‘We zullen deze rechtspraak toepassen, maar ze begrijpen is nog iets anders’, zegt Philippe Van Linthout, covoorzitter van de Vereniging van Onderzoeksrechters.

Bron » De Standaard

Afluisteren, post openen en stiekem plaatsen doorzoeken: Belgische inlichtingendiensten doen het steeds vaker

Nog nooit hebben de Belgische Staatsveiligheid en de militaire inlichtingendienst ADIV zoveel uitzonderlijke inlichtingenmethoden ingezet als vorig jaar. Dat staat in het Jaarverslag 2019 van toezichthouder Comité I, dat Knack en Le Soir konden inkijken.

De Staatsveiligheid deed vorig jaar 449 keer een beroep op uitzonderlijke inlichtingenmethoden, de ADIV 76 keer. Het gaat om de meest ‘intrusieve’ vorm van informatieverzameling. Denk aan afluisterapparatuur plaatsen, stiekem plaatsen doorzoeken, post openen, bankgegevens verzamelen en binnendringen in een informaticasysteem.

De cijfers van 2018 lagen een pak lager: 344 voor de Staatsveiligheid en 28 voor ADIV. Toezichthouder Comité I spreekt van een “opmerkelijke” stijging.

Daarnaast kunnen de Belgische inlichtingendiensten ook specifieke methoden aanwenden, zoals pakweg observatie in publiek toegankelijke plaatsen of het vorderen van reisgegevens. In 2019 gaf de Staatsveiligheid daarvoor 1.781 toelatingen, de ADIV 138.

De cijfers staan in het nieuwe jaarverslag van het Comité I, dat vrijdagnamiddag achter gesloten deuren is besproken door zijn parlementaire begeleidingscommissie. Het totaal van alle ingezette methoden in 2019 (alles samen waren het er 2.444) bleef stabiel in vergelijking met het jaar ervoor.

Bron » De Morgen

Europees Hof neemt strafonderzoek ‘belangrijkste instrument’ uit handen

De plicht voor Belgische providers om van iedereen telecomdata bij te houden, is onwettig. Een zware klap voor politie en gerecht.

‘Als we op een plaats aankomen waar een misdrijf is gepleegd, is het na het sporenonderzoek het eerste wat we doen: nagaan wie er onlangs in de buurt van de dichtstbijzijnde zendmast is geweest’, zegt Philippe Van Linthout, voorzitter van de Vereniging van Onderzoeksrechters. ‘Er zijn bijna geen zaken meer waarin we geen telecomgegevens gebruiken. Het is ons belangrijkste instrument.’ Maar het Europees Hof van Justitie, de hoogste rechter van de Europese Unie, legde gisteren een bom onder die onderzoeksmethode.

De wet verplicht de Belgische ­telecomaanbieders, zoals Telenet of Proximus, om de data van al hun gebruikers preventief een jaar lang bij te houden. Het gaat om gegevens zoals wie met wie in contact stond, wanneer dat gebeurde en waar de gebruikers zich bevonden, niet om de inhoud van de communicatie. Het Hof oordeelde gisteren dat die massale opslag, ook toegepast in andere Europese landen, in strijd is met het recht op ­privacy.

Alternatief voor tap

Niet met al die preventieve opslag heeft het Hof een probleem. Maar het kan niet ­zomaar – zonder onderscheid te maken – voor alle gebruikers, van wie de meesten nooit betrokken ­raken bij criminaliteit. Massale ­opslag is, onder strikte voorwaarden, toegestaan in tijden van ‘een ernstige bedreiging van de ­nationale veiligheid’ of in de strijd tegen zware criminaliteitsfenomenen zoals terrorisme. Voor dat laatste is goedkeuring van een onafhankelijke rechter of autoriteit vereist.

Ook het louter bijhouden van IP-adressen of de identiteit van communicerende personen, is toegestaan. ‘Uiteraard zullen we de rechtspraak van het Hof respecteren, maar ik zit met de handen in het haar’, zegt Van Linthout. ‘Hoe zal ik mijn dagelijkse onderzoeken nog kunnen uitvoeren?’

Volgens de uitspraak zal het bijvoorbeeld bij een moordonderzoek niet meer mogelijk zijn om via telecomdata na te gaan waar ­verdachten zich voor de misdaad ­bevonden. Bij een verdwijning kan de locatie van iemand vlak voor hij werd vermist, niet meer worden nagegaan. ‘Er is vaak ­kritiek dat justitie te traag werkt’, zegt Van Linthout. ‘Maar om dat te verbeteren moeten we wel de nodige ­instrumenten kunnen gebruiken.’ ­Onderzoeksrechters gebruiken de telecomgegevens vaak als een veel minder arbeidsintensief alternatief voor telefoontaps of het fysiek schaduwen van personen.

Al eerder problemen

Het Hof laat een opening voor de bewaring van data van gerichte groepen personen. Zo kan er ­gedacht worden aan ex-veroordeelden. ‘Maar dat helpt maar in een deel van de onderzoeken’, zegt Van Linthout. ‘Bovendien is de vraag hoe die doelgroepen omschreven zullen worden. Discriminatie loert daarbij om de hoek.’ Het is ook ­afwachten of bewijs vergaard via zulke telecomgegevens in lopende rechtszaken nog aanvaard zal worden door rechtbanken.

Het is niet de eerste keer dat wetgeving over zogenaamde ‘data­retentie’ op hogere normen botst. De huidige wet, in 2016 ingevoerd door ex-minister van Justitie Koen Geens (CD&V), was al een reparatie van een wet die eerder vernietigd werd. Ze maakte de toegang tot de gegevens strenger en afhankelijk van de zwaarte van het misdrijf, maar dat volstaat dus niet. De wet werd aangevochten door onder meer de Orde van Frans- en Duitstalige advocaten en de Liga voor Mensenrechten bij het Grondwettelijk Hof, dat op zijn beurt het ­Europees Hof vragen om verduidelijking over de regels stelde.

Het Grondwettelijk Hof zal nu meer dan waarschijnlijk de Belgische wet moeten vernietigen. De Liga voor Mensenrechten toont zich ‘erg blij’ met het arrest. ‘Het Hof maakt nogmaals duidelijk dat de bestrijding van criminaliteit niet wettigt dat iedere burger als verdachte wordt behandeld’, aldus de Liga. Het is aan de nieuwe ­minister van Justitie, ­Vincent Van Quickenborne (Open VLD), om een alternatief te onderzoeken. ‘Dataretentie is een belangrijk instrument om bijvoorbeeld verdwijningszaken op te lossen’, reageerde de minister. ‘We zullen nagaan hoe we onze regelgeving moeten aanpassen met respect voor de ­privacy, zoals het Hof vraagt. Die aanpassing mag de strijd tegen ­criminaliteit niet bemoeilijken.’

Bron » De Standaard

Telefoontaps, observaties, geheime huiszoekingen: de staat luistert vaker mee

De Belgische inlichtingendiensten gebruiken meer dan ooit bijzondere inlichtingenmethoden zoals telefoontaps, observaties en geheime huiszoekingen. Dat leert het jaarrapport 2018 van het Comité I, de toezichthouder op de inlichtingendiensten, dat gisteren is voorgesteld in het parlement.

Bijzondere inlichtingenmethoden is de verzamelnaam voor een reeks moderne onderzoeksmethoden die de twee Belgische inlichtingendiensten – de Staatsveiligheid en militaire ADIV – sinds 2010 kunnen gebruiken om terroristen, extremisten en spionnen op te sporen. Het gaat om verschillende technieken, zoals het afluisteren van telefoongesprekken, het doorzoeken van huizen of het inkijken van mails.

In 2018 hebben de Belgische inlichtingendiensten 2.445 keer bijzondere inlichtingenmethoden toegepast, leert het jaarverslag van het Comité I. Dat is een stijging met meer dan 25 procent tegenover 2017. In vergelijking met 2013 gaat het om een toename van ruim 80 procent. Volgens het Comité I is de groei vooral toe te schrijven aan de Staatsveiligheid, die instaat voor het binnenlandse inlichtingenwerk.

Terreur

In de inlichtingenwereld is te horen dat het stijgend gebruik van de bijzondere inlichtingenmethoden samenhangt met de huidige dreigingen tegenover België. Het gaat dan om de strijd tegen terreur, maar ook om de cyberoorlog met China en Rusland. Beide grootmachten doen volop een beroep op spionage en hacking. België is als hoofdstad van de Europese Unie en thuisbasis van de NAVO een belangrijk doelwit.

“Ik verwacht dat het gebruik van de bijzondere inlichtingenmethoden ook in de komende jaren verder zal stijgen”, zegt Kenneth Lasoen, docent Intelligence aan de UAntwerpen. “Een aantal veroordeelde Syrië-strijders staat op het punt om vrij te komen. Ik kan me inbeelden dat de Staatsveiligheid hen goed in het oog zal willen houden de eerste maanden dat ze uit de gevangenis zijn. De vrees bestaat dat velen alleen nog verder geradicaliseerd zijn in de gevangenis en op wraak broeden.”

Controle

Lasoen benadrukt dat de bijzondere inlichtingenmethoden geen carte blanche vormen voor de inlichtingendiensten. Ze kunnen niet om het even wie om het even wanneer afluisteren. “Elke actie moet vooraf goedgekeurd worden door een speciaal comité van drie magistraten. Daar wordt onderzocht of de actie proportioneel is. En of er geen andere manier is om informatie te verkrijgen die de privacy minder schendt. Bovendien gaat het nog altijd maar om een paar duizend acties, op een totaal van 11 miljoen Belgen. We leven nog lang niet in een surveillancestaat.”

“We moeten onze inlichtingendiensten vertrouwen”, reageert Peter Buysrogge, de veiligheidsspecialist van N-VA. “Wie recht in zijn schoenen staat heeft niets te vrezen. Er zijn voldoende checks and balances ingebouwd in het huidige systeem. Ik zie dit niet als een bedreiging.” In het verleden hebben doorlichtingen uitgewezen dat de Belgische inlichtingendiensten zelden of nooit misbruik maken van hun macht.

Bron » De Morgen