Na heropening cold case: hoe betrouwbaar zijn getuigenissen nog als de feiten 30 jaar geleden zijn gebeurd?

Het is heel lastig om zaken op te lossen op basis van getuigenissen als de feiten lang geleden gebeurd zijn. Dat zeggen experts nadat de politie een opsporingsbericht en een robotfoto heeft verspreid om een ‘cold case’ uit 1993 op te lossen. “De kans is erg klein dat je brein zulke details heeft opgeslagen. En dan nog is het risico groot dat de herinnering niet accuraat is”, klinkt het.

Eerder vandaag verspreidde de politie een opsporingsbericht in het moordonderzoek op de 17-jarige Tania Van Kerkhoven, die meer dan 30 jaar geleden in het Antwerpse district Berchem werd vermoord.

Het onderzoek werd vorig jaar heropend, en de politie doet opnieuw een oproep naar getuigen. Maar hoe betrouwbaar kunnen zulke getuigenissen 30 jaar na datum nog zijn?

Lore Mergaerts, criminoloog aan de KU Leuven, is stellig. “Dat is heel lastig, omdat het zo lang geleden is”, zegt ze. “Als het bijvoorbeeld gebeurd is tijdens een activiteit die je vaker doet – zoals een wandeling met de hond – en er verder niets speciaals is gebeurd, dan zal je dat niet hebben opgemerkt.”

“En als je toch iets gezien hebt, gaat je geheugen dat niet onthouden hebben. Je weet niet dat die persoon 30 jaar later gezocht gaat worden, dus die informatie is totaal niet belangrijk om te onthouden. Je hersenen beschouwen die informatie als niet-belangrijk, omdat je die niet nodig hebt om de rest van je leven te leiden.”

“Stel dat je je toch iets zou herinneren. Dan is het nog maar de vraag hoe accuraat die herinnering zou zijn. De herinnering is of weg of heel vervaagd en niet accuraat.”

Wanneer is een getuigenis wel betrouwbaar?

Volgens Mergaerts is het belangrijk om zo snel mogelijk een verklaring af te leggen, zonder invloed van anderen. “Stel dat er verschillende getuigen zijn, dan is het belangrijk dat ze niet eerst met elkaar spreken, want dan kunnen ze elkaar beïnvloeden.”

“Vaak zijn er heel weinig aanknopingspunten en geen andere bewijselementen. Ik snap wel dat ze op getuigenissen proberen terug te vallen. Het moest maar eens zijn dat iemand iets heeft gezien. Of stel: iemand ziet er een bekend gezicht in, een buurman of familielid. Dat kan iets bruikbaar opleveren.”

Hoe verloopt zo’n verhoor 30 jaar later?

Marc Bockstaele is gepensioneerd hoofdcommissaris van de gerechtelijke politie in Aalst, en heeft ervaring met dat soort verhoren.

“Het zijn moeilijke zaken. Het geheugen is sowieso onbetrouwbaar, zeker als het zo lang geleden is. Zelfs na een paar dagen moet je zeer voorzichtig zijn, laat staan als het 30 jaar geleden is”, zegt Bockstaele.

“Het is belangrijk om de getuige eerst op zijn gemak te stellen en de persoon dan mentaal terug te brengen naar de datum van de feiten. Je moet niet meteen met de deur in huis vallen, maar eerst een babbeltje doen over die tijd om hen terug naar het moment te brengen.”

“Daarna laat je hen zeer zorgvuldig vertellen wat ze die dag gedaan hebben om zo tot de feiten te komen. Dat is de theorie, maar in de praktijk is het veel moeilijker.”

Bestaat er nog een kans dat de zaak opgelost geraakt?

Volgens Bockstaele is het niet onmogelijk om cold cases op te lossen. “In mijn carrière zijn er zaken die 8 tot 10 jaar geleden waren, en toch opgelost zijn. Maar je moet daarmee soms geluk hebben. Wat helpt is als de feiten gebeurd zijn op een bepaald historisch moment, zoals 9/11 om een groot voorbeeld te noemen.”

Of deze cold case nog opgelost geraakt, hangt van verschillende elementen af, zegt hij. “Met een robotfoto van 30 jaar geleden denk ik dat je niets meer kan doen. Herkenningen op basis van foto’s zijn hoogst onbetrouwbaar.”

“De meest onterechte veroordelingen in de Verenigde Staten gebeuren ook door foutieve herkenningen in line-ups. Maar stel dat die persoon geïdentificeerd kan worden met DNA. Dan zijn er geen getuigenverslagen meer nodig.”

Bron » VRT Nieuws

Wat zegt een moordwapen over de moordenaar? “Voor sommige daders is niet alleen het doden, maar ook het lijden van het slachtoffer belangrijk”

Of het nu rattenvergif, een plastic zak of een kussen is: alles lijkt ‘van pas te komen’ om een medemens om het leven te brengen. Maar waarom grijpt een dader naar een specifiek middel om te doden? “Dat het wapen je iets vertelt over wat voor iemand de dader is? Zo eenvoudig ligt het niet”, aldus forensisch psychiater Rudy Verelst, die duiding geeft bij de reeks opmerkelijke moordzaken die we in de voorbije dagen op HLN.be publiceerden. Al zijn er wel degelijk enkele rode draden.

Doorgaans grijpt de Vlaming naar iets wat hij of zij binnen handbereik heeft, wanneer er geen andere uitweg lijkt dan ‘die andere uit de weg te ruimen’. “Ik moet wel eerst opmerken dat er weinig systematisch onderzoek gebeurd is naar het soort wapen en het soort dader”, begint forensisch psychiater Rudy Verelst. “Maar als je kijkt naar de middelen om iemand te doden, kunnen we twee grote onderverdelingen maken. Wanneer iemand in een opwelling een moord pleegt, dan zal hij of zij inderdaad grijpen naar wat op dat moment binnen handbereik ligt. Iets zwaars, een keukenmes, of zelfs een vuurwapen. Maar het moordwapen is ook een cultureel gegeven. Bij ons zijn er relatief weinig vuurwapens in omloop, terwijl ze in de VS bij wijze van spreken in elke schuif liggen. In zo’n land zal je dus veel meer doden door vuurwapens zien.”

Anders ligt het bij de ‘tweede groep’. “De groep die moorden pleegt die planmatig op voorhand beraamd worden”, knikt Verelst. “Binnen de georganiseerde misdaad, bij afrekeningen of bij andere echt geplande moorden gaan daders veel eerder een ‘rationeel moordwapen’ zoeken. Het meest efficiënte en/of het gemakkelijkst verkrijgbare.”

En hoewel er weinig wetenschappelijk onderzoek is, toch vertelt een moordwapen altijd wel iets over de dader. Zo wordt het gebruik van gif vaak toegeschreven aan vrouwen, zoals Georgette De Roo daar een voorbeeld van is. “Een hard bewijs voor die stelling is er niet”, aldus Verelst. “Maar ik denk wel dat dit kan kloppen. Er zijn twee vormen van agressie. Directe agressie, waarbij de dader de confrontatie aangaat. En indirecte agressie, waarbij men het slachtoffer zonder direct fysiek contact iets probeert aan te doen. Die indirecte agressie ziet men eerder bij vrouwen en gif in het algemeen – dus ook rattenvergif – is zo’n middel om iemand zonder fysieke confrontatie te doden.”

Vuur daarentegen, zoals in de zaak van de moeder die haar drie kinderen opsloot in een brandend tuinhuis, is dan weer een atypisch moordwapen. “Vuur is een extreem middel. Extreem agressief, ook. Maar bij de keuze van een moordwapen mag je de psychiatrische pathologie van een dader niet uitsluiten. En dan kan bijvoorbeeld vuur een bepaalde betekenis hebben, of een grote rol spelen voor die dader.”

In onze reeks komen ook enkele moeders aan bod die hun kinderen om het leven brachten. Zo is er het schrijnende verhaal uit Aalst, waar het jongste kind met een kussen en het oudste kind met een schaar vermoord werden. “Een moeder zal vaak een middel kiezen in functie van de mogelijkheid tot verzet”, licht Verelst toe. Met andere woorden: hoe jonger het kind, hoe minder ‘brutaal’ het moordwapen. Daarom werd de drie maanden oude baby Melissa in het verhaal uit Aalst om het leven gebracht met een hoofdkussen, en haar zeven jaar oude broertje Joachim met een schaar. De manier waarop Tibeau (4) door zijn moeder om het leven gebracht werd, past ook in dat rijtje en die ‘logica’.

Maar wat met de insuline waar Ghislain Dusart naar greep? “Bij de groep van de impulsieve doders, speelt vaak nog een tweede element mee”, aldus Verelst. “Ze grijpen naar iets waarvan ze denken dat het hen niet als verdachte in beeld zal brengen. In rusthuizen wordt vaak insuline toegediend en al zeker wanneer iemand diabetes heeft, valt een doding door middel van insuline al moeilijker te bewijzen.

De plastic zak waarmee Jeanine Steeno haar partner ombracht, is dan weer niet zo’n ‘impulsief middel’. Het is zelfs iets doordachter dan op het eerste gezicht lijkt, want op plastic laat je als dader moeilijker sporen achter. En zonder sporen is het uiteraard moeilijker zoeken voor Justitie.

Maar ook sadisme kan een rol spelen in de keuze van een moordwapen. “Het is de dader dan niet alleen te doen om het doden op zich, maar hij of zij wil ook een heel proces van vaak hels lijden zien. Het gebruik van rattenvergif valt daar ook onder. Maar dan moet je er wel vanuit gaan dat de dader het effect van dat ‘wapen’ ook effectief kent.” En ook het gebruik van de verhuizersknoop, waarbij het slachtoffer zichzelf langzaam wurgt, valt daar onder. Yves Ciroldi bleef dan wel niet kijken naar het lijden van zijn slachtoffer, maar hij wist wel dat het gebeurde. “Trouwens, dat sadistische element duikt ook steeds vaker op binnen de georganiseerde misdaad”, besluit Verelst.

Bron » Het Laatste Nieuws | Willy Cardon

Zaten jouw voorouders bij het verzet in de Tweede Wereldoorlog? In deze nieuwe databank kan je het opzoeken

Vanaf vandaag kan je opzoeken of jouw grootouders of andere familieleden betrokken waren bij verzetsdaden tijdens de Tweede Wereldoorlog. De nieuwe databank is het werk van CegeSoma, het studiecentrum voor oorlog binnen het Rijksarchief. “Het is een verzameling van biografische fiches van alle verzetslieden in België.”

Suzanne Verstappen uit Ganshoren of Constant Vissers uit Leopoldsburg. Het zijn twee van de 42.000 namen die je kan terugvinden in de nieuwe databank over verzetslieden uit de Tweede Wereldoorlog.

Dat is slechts een vijfde van alle personen die een verzoek hebben ingediend om als weerstander erkend te worden. “We voegen telkens een nieuw statuut toe, dus die databank wordt volop gevoed”, zegt Nico Wouters, directeur van CegeSoma, het studiecentrum voor oorlog binnen het Rijksarchief, in De Wereld Vandaag op Radio 1. “Momenteel zijn dat enkel de inlichtingen- en actieagenten, de zogenoemde ‘spionnen’, maar op termijn zullen we de gegevens van 200.000 mensen opnemen. Daarvoor zullen we minstens 2 jaar nodig hebben.”

Regel van 100 jaar

Niet alleen de persoonsgegevens van de verzetslieden zijn te vinden in de databank. Ook hun netwerk, de datum van hun arrestatie, de plaats van gevangenschap en hun statuut als verzetsheld werden uitgewerkt.

En wat dan met hun privacy? “De privacywetgeving beschermt de persoonsgegevens van mensen die nog in leven zijn. Vanaf het moment dat iemand 100 jaar geleden is geboren, gaan wij ervan uit dat die persoon wellicht is overleden. Dan valt die persoon dus niet meer onder de privacywetgeving.”

Daarom worden er de komende jaren nog namen aan de databank toegevoegd. “Vanaf dat iemand onder de 100 jaar-regel valt, komt die erbij.”

Boost voor wetenschappelijk onderzoek

De databank bevat een schat aan informatie en zal in de toekomst een waardevolle bron zijn voor wetenschappelijk onderzoek.

“We gaan voor het eerst al die data kunnen vergelijken. Zo kunnen we bijvoorbeeld te weten komen hoeveel vrouwen gearresteerd werden voor hun verzet in de provincie Luik tegenover die in Limburg. Onze kijk op het verzet zal echt veranderen”, zegt Wouters.

Wouters ziet ook een maatschappelijke waarde in dit project. “Elke dag krijgen we vragen van mensen die willen weten wat hun grootouders tijdens de oorlog hebben gedaan. Die informatie was moeilijk om op te vragen of gewoon geheim, maar nu kunnen nieuwsgierigen alles zelf opzoeken.”

Collaborateurs zullen niet meteen in de databank verschijnen. “Daar hebben we extra mensen en middelen voor nodig. We proberen eerst deze databank af te werken en dan zien we wel.”

Bron » VRT Nieuws

Kunnen historici dossier Bende van Nijvel wel ophelderen?

Het gerechtelijk onderzoek naar de misdaden van de Bende van Nijvel is bijna definitief afgesloten. In het parlement wordt ervoor gepleit om historici en criminologen het onderzoek te laten doorlichten.

Eind juni maakte het federaal parket bekend dat er na veertig jaar een einde komt aan het onderzoek in het dossier van de Bende van Nijvel. Volgens het parket zijn er geen ernstige sporen meer die onderzocht kunnen worden. Maar door een recente wetswijziging kan het dossier niet verjaren. Als er nieuwe elementen opduiken, kan het dossier opnieuw geopend worden.

Stefaan Van Hecke (Groen) pleitte er vorige week in het federaal parlement voor om een taskforce op te richten bestaande uit historici en criminologen die het dossier moeten doorploegen op zoek naar elementen die door de onderzoekers over het hoofd werden gezien of die gelinkt kunnen worden aan andere bronnen.

“Dat is misschien het enige pad dat we kunnen bewandelen om de antwoorden te vinden waar de samenleving al decennialang naar op zoek is”, aldus Van Hecke. Bij de overvallen begin jaren 80 die toegeschreven worden aan de Bende van Nijvel vielen 28 doden. De daders zijn tot op vandaag onbekend.

Beroepsgeheim

De ontslagnemende minister van Justitie Paul Van Tigchelt (Open VLD) antwoordde in de Kamer dat hij een voorstander is van dergelijk historisch en academisch onderzoek. “Maar om het dossier te kunnen openstellen voor historisch onderzoek zal een wettelijk ingrijpen nodig zijn. Zodra het gerechtelijk onderzoek is afgesloten, zijn de regels over het geheim van het strafonderzoek niet meer van toepassing. Maar het beroepsgeheim en de GDPR-regels blijven dat wel. Het parlement zal daar moeten over nadenken en initiatieven moeten nemen om daar een mouw aan te passen.”

Het gerechtelijk onderzoek is vandaag nog niet definitief afgesloten. Het federaal parket moet een eindvordering voorstellen aan de raadkamer en dan krijgen de burgerlijke partijen nog de kans om bijkomende onderzoeksdaden te vragen. Als die fase helemaal achter de rug is, zouden de historici en criminologen aan het werk kunnen gaan.

Bron » De Standaard | Mark Eeckhaut

Van Tigchelt is voorstander om dossier te laten onderzoeken door academici: “Elk initiatief om waarheid te achterhalen, verdient onze steun”

Eind juni kondigde het federaal parket aan dat het onderzoek naar de Bende van Nijvel na veertig jaar werd stopgezet. Nu gaan er stemmen op om historici en academici een blik te laten werpen op het Bende-dossier. Minister van Justitie Paul Van Tigchelt (Open Vld) is alvast voorstander. “Elk initiatief dat er toe kan bijdragen om ons dichter bij de waarheid te brengen, verdient onze steun.”

“Ik vind dat de overheid het initiatief moet nemen voor een taskforce van historici en criminologen om het Bendedossier opnieuw te onderzoeken.” Dat zei historicus Emmanuel Gerard (72) twee maanden geleden in het weekblad Knack, nadat het federaal parket had aangekondigd dat het onderzoek naar de Bende van Nijvel zou worden stopgezet, veertig jaar na de feiten. Bij de bendeterreur tussen 1982 en 1985 vielen 28 doden en 40 gewonden.

“Het is belangrijk dat wetenschappers een openheid van geest bewaren en niet een bepaalde tunnelvisie volgen. Ik denk dat men alle mogelijke hypotheses nog eens rustig moet kunnen bekijken”, zei professor Gerard nog. Gerard leidde zelf vanaf 2011 een wetenschappelijke commissie die moest onderzoeken waarom het gerechtelijk onderzoek naar de moord op de politicus Julien Lahaut in 1950 op niets was uitgedraaid.

Bespreekbaar

Het idee voor een taskforce van professor Gerard inspireerde volksvertegenwoordiger Stefaan Van Hecke (Groen) tot een parlementaire vraag aan minister van Justitie Paul Van Tigchelt (Open Vld). Het stopzetten van het onderzoek mag volgens hem niet leiden tot een eeuwigdurende geheimhouding van het onderzoek. Van Hecke steunt het idee van een taskforce die het dossier kan doorploegen naar elementen die de onderzoekers misschien over het hoofd hebben gezien.

Justitieminister Van Tigchelt is niet gekant tegen het idee van een taskforce, zo schrijft hij in zijn antwoord aan Van Hecke. Het niet-ophelderen van de misdaden die toegeschreven worden aan de Bende van Nijvel, is een litteken voor ons land. Niet het minst voor de slachtoffers en nabestaanden, maar ook voor justitie. Elk initiatief dat er toe kan bijdragen om ons dichter bij de waarheid te brengen, verdient onze steun. Ik ben dus voorstander van een historisch en academisch onderzoek over het dossier van de Bende van Nijvel. Ook het openbaar maken van het strafdossier en eventueel rapporten van de inlichtingendiensten bijvoorbeeld, is voor mij bespreekbaar.

Competente onderzoekers

“Voor het zover is, moeten wel nog enkele hindernissen uit de weg worden geruimd. Het strafdossier moet eerst officieel worden afgesloten. Uiteindelijk zal het Hof van Cassatie moeten beslissen over het einde van het onderzoek. Er is dus nog een lange weg te gaan. Bovendien moet de openstelling van het strafdossier voor historisch onderzoek ook wettelijk geregeld worden. Het beroepsgeheim en de privacyregels blijven wel nog gelden. Daar moet vanuit het parlement over worden nagedacht en moeten initiatieven over worden genomen”, zegt minister Van Tigchelt.

De minister besluit zijn antwoord aan Van Hecke: “Ik begrijp en deel de frustratie, en zelfs de woede, van de slachtoffers en de bevolking in het algemeen over dit dossier al te goed. Ik ben er wel van overtuigd: het is met dit onderzoek niet misgelopen de laatste jaren, maar wel de eerste jaren van het onderzoek. Ik durf zelfs zeggen dat het onderzoek, toen het in 2017 werd overgenomen door het federaal parket, degelijk is gevoerd, door competente magistraten en onderzoekers.”

Bron » Het Laatste Nieuws