Wat de wetenschap voor het Bende-dossier kan betekenen

Pieter Leloup is criminoloog aan de Universiteit Gent en de Vrije Universiteit Brussel. Hij hoopt dat het weer mogelijk wordt nieuwe onderzoeksmethodes aan te wenden voor de zaak van de Bende van Nijvel.

Met de recent doorgevoerde wetswijziging rond de afschaffing van de verjaringstermijn bij moordzaken ‘met grote maatschappelijke impact’, kwam het onderzoek naar de bloedige overvallen van de Bende van Nijvel de voorbije maanden opnieuw in het nieuws. Ondertussen kwam het bericht dat het federaal parket het onderzoek naar de Bende afsluit. Dit doet sommigen vrezen dat de hoop op opheldering van het bijna 40 jaar oude dossier verder is afgenomen.

Het nieuws wordt niet enkel op gemengde gevoelens onthaald bij nabestaanden en slachtoffers van de overvallen, maar ook oud-Bende-speurder Eddy Vos (DM 13/2) en journalist Douglas De Coninck (DM 28/6) uitten hieromtrent al hun bezorgdheden. Ze menen dat met het afschaffen van de verjaringstermijn de ooit gehoopte wetenschappelijke benadering van het Bende-dossier onmogelijk wordt gemaakt. Op dat laatste punt zouden ze weleens gelijk kunnen krijgen. Het is over die wetenschappelijke inbreng dat ik enkele gedachten naar voren wil schuiven.

Vier miljoen pagina’s

De wetswijziging belet inderdaad dat een gespecialiseerd team van wetenschappers via de nieuwste digitale methoden het Bende-dossier ooit aan een optimale analyse kan onderwerpen. Het betrekken van academici bij het (succesvol) uitspitten van moeilijke dossiers en moordzaken is voor België nochtans niet nieuw. De voorbije decennia voerden historici met inhoudelijke en archivalische expertise in opdracht van het parlement reeds diepgaand onderzoek naar de moord op Patrice Lumumba en deze op Julien Lahaut. In beide gevallen leidde hun engagement tot belangrijke nieuwe inzichten over opdrachtgevers en betrokkenen.

Zonder te beweren dat in het Bende-onderzoek een team van wetenschappers zomaar dé oplossing zal vinden, kunnen ze wel methodologisch een belangrijke bijdrage leveren. Volgens ingewijden telt het Bende-dossier ondertussen ergens tussen de drie en vier miljoen pagina’s, voor zover iemand daar nog zicht op heeft. Ondanks de deskundigheid van de betrokken speurders is het niet onlogisch dat een dossier van deze complexiteit en omvang niet langer via uitsluitend traditionele (ballistiek en vingerafdrukken) en moderne (DNA-stalen) onderzoeks- en opsporingsmethoden kan worden gelezen, geanalyseerd en geëvalueerd.

De snelle digitale en technologische evoluties die we de voorbije jaren met betrekking tot de analyse van omvangrijke datasets mochten aanschouwen, roepen de vraag op hoe deze technieken wetenschappelijk voor deze zaak kunnen worden aangewend. Het gaat dan over bijvoorbeeld text mining, machine learning en andere AI-toepassingen die er optimaal in slagen complexe en grote hoeveelheden data naar menselijke normen uiterst snel te verwerken en de analysemogelijkheden uit te breiden.

Cold cases

In het domein van cold cases zijn daar internationaal steeds meer voorbeelden van terug te vinden. In Nederland zet de politie sinds 2018 digitale en computergestuurde methoden in voor de analyse van ongeveer 1.500 onopgeloste dossiers, waaronder een duizendtal moorden. Het doel is om uiteindelijk 25 miljoen pagina’s te digitaliseren, een omvang die de menselijke denkcapaciteit ruimschoots overstijgt. Het automatiseren van deze forensische screening biedt de Nederlandse rechercheurs ondersteuning in de selectie van dossiers en het ontdekken van eerder gemiste sporen en patronen.

Laat dergelijke innovatieve analysemethoden nu net ook behoren tot het arsenaal waarop historici, criminologen en computerwetenschappers sinds het begin van de 21ste eeuw in toenemende mate een beroep doen.

Innovatieve analyses bij omvangrijk gedigitaliseerd (archief)materiaal of zogenaamde historische big data kennen vele toepassingen. De inzet van deze methoden is niet zonder valkuilen, zoals een gebrekkige transparantie of de aanwezigheid van een bias in het AI-model, maar zijn wel in staat om datasets te analyseren die het menselijke begrip overstijgen. Voordelen zijn dat ze snel sporen, verbanden en patronen ontdekken die eerder zijn gemist, zeker wanneer naast het Bende-dossier andere zaken uit die periode worden gedigitaliseerd. Dit maakt een vergelijking tussen dossiers mogelijk.

In het forensisch onderzoek blijft een combinatie van klassieke en nieuwe methoden cruciaal. Het gebruik van uitsluitend innovatieve digitale en technologische technieken zal niet dé mirakeloplossing zijn, maar het kan wel een aanzet zijn om op een andere wijze het Bende-dossier te onderzoeken. Voor de toekomst lijkt nu de vrees te groeien dat ook deze piste is afgesloten. Hopelijk niet onherroepelijk.

Bron » De Morgen | Pieter Leloup

Na stopzetting Bende van Nijvel-onderzoek: ‘Laat historici het dossier opnieuw tegen het licht houden’

De overheid moet een taskforce van historici en criminologen samenstellen om het dossier over de Bende van Nijvel te onderzoeken. Dat zegt historicus Emmanuel Gerard (72), die eerder al de moorden op Julien Lahaut en Patrice Lumumba hielp oplossen.

Einde juni kondigde het federaal parket aan dat het onderzoek naar de Bende van Nijvel wordt stopgezet. Bij de bendeterreur tussen 1982 en 1985 vielen 28 doden en 40 gewonden. Hoe moet het nu verder? Knack vroeg het aan historicus Emmanuel Gerard, emeritus hoogleraar aan de KU Leuven.

Gerard schreef in 2000 nog mee aan het eindrapport van de parlementaire onderzoekscommissie naar de Belgische betrokkenheid bij de moord op de afgezette Congolese premier Patrice Lumumba in 1961. Later leidde hij ook het historisch onderzoek, in opdracht van de Senaat, naar de moord op Julien Lahaut in 1950, de voorzitter van de Kommunistische Partij.

Wat vindt u van de beslissing van het federaal parket om het Bende-onderzoek stop te zetten?

Emmanuel Gerard: Die beslissing is op zijn minst merkwaardig, gelet op de mogelijkheid die is gecreëerd om misdaden van de zogenoemde Bende van Nijvel niet te laten verjaren.

Voor de verkiezingen keurde het parlement daarover een wetswijziging goed op initiatief van minister van Justitie Paul Van Tigchelt (Open VLD), waardoor moorden met een grote maatschappelijke impact niet meer kunnen verjaren.

Gerard: Als men de niet-verjaring accepteert wegens de geweldige maatschappelijke impact van bepaalde misdaden, dan is het op zijn minst vreemd dat men nu zegt dat het onderzoek daarnaar stopt.

Wat betekent zo’n niet-verjaring precies?

Gerard: Dat de misdaad nog bestraft kan worden zodra er nieuwe elementen opduiken. Natuurlijk willen wij allemaal dat de misdadigers bestraft worden, maar dat is ondertussen wel zeer illusoir geworden.

Advocaat Jef Vermassen, verdediger van een van de slachtoffers, waarschuwt dat bij niet-verjaring ook het geheim van het onderzoek voor eeuwig en altijd blijft gelden.

Gerard: Ik durf dat niet met zo veel stelligheid te zeggen. Maar als hij gelijk heeft, vind ik dat problematisch.

Wordt historisch onderzoek naar de Bende van Nijvel dan onmogelijk?

Gerard: Historisch onderzoek is altijd mogelijk, er is niemand die dat belet. Er zijn trouwens al ontzettend veel boeken verschenen over de Bende van Nijvel. Dat is niet het punt. Maar wetenschappers zouden de nodige machtigingen moeten krijgen om zich over de zaak te buigen en zouden toegang moeten krijgen tot bepaalde documentatie – op zijn minst tot het gerechtelijk dossier.

Hoe ziet u dat dan concreet?

Gerard: Ik vind dat de overheid het initiatief moet nemen voor een taskforce van historici en criminologen om het Bende-dossier opnieuw te onderzoeken. Een andere blik op het dossier kan erin bestaan dat men informatie uit het gerechtelijk dossier koppelt aan andere bronnen die normaal niet in het vizier van de speurders komen. Zo zijn we in de zaak-Lahaut de collusie tussen privénetwerken en politiediensten op het spoor gekomen. Maar blijkbaar heeft het gerechtelijk onderzoek zijn limieten bereikt. Misschien zijn er nu wel andere mogelijkheden om bepaalde aspecten uit het dossier toch op te helderen.

Welke andere bronnen zouden een nieuw licht kunnen werpen op de zaak?

Gerard: Ik wil daar niet te expliciet over zijn. Dat heeft niet veel zin als je die bronnen nog te pakken wilt krijgen.

Het archief van de toenmalige Rijkswacht?

Gerard: Bijvoorbeeld. Ik denk aan bronnen die de modus operandi van de Rijkswacht tonen, maar niet specifiek in het gerechtelijk dossier zitten. Bronnen bijvoorbeeld over communicaties tussen rijkswachteenheden en commando’s, of over contacten tussen de rijkswacht en andere instanties. Ik denk dat ook met de archieven van onze inlichtingendiensten iets aan te vangen valt. In dat van de Staatsveiligheid heb ik al heel wat onderzoek verricht in het verleden.

Wat kunnen we uit de zaak-Lumumba leren voor het Bende-dossier?

Gerard: Daar was het bijzonder interessant om archieven van diverse echelons van de besluitvorming in te kunnen kijken, zaken die je meestal niet kunt koppelen. Speurders in een gerechtelijk onderzoek kunnen niet zomaar bij iedereen aankloppen, er moet op zijn minst een verdenking berusten op de persoon. Wetenschappelijk onderzoek kan heel wat andere vragen stellen.

Over de Bende van Nijvel bestaan er tal van denksporen en hypotheses, van banditisme tot de strategie van de spanning. Welke vindt u het meest plausibel?

Gerard: Daarover spreek ik me niet uit. Het is belangrijk dat wetenschappers een openheid van geest bewaren en niet een bepaalde tunnelvisie volgen. Ik denk dat men alle mogelijke hypotheses nog eens rustig moet kunnen bekijken.

Kan kunstmatige intelligentie helpen om met een nieuwe blik naar de documenten van het gerechtelijk onderzoek te kijken?

Gerard: Ongetwijfeld kan AI een rol spelen in het ontleden van het strafdossier. Maar het onderzoek waar ik voor pleit, moet dat strafdossier ook overstijgen. Er moeten ook andere bronnen aangeboord worden.

Sinds 2018 heeft het federaal parket al 593 DNA-stalen genomen, 2748 vingerafdrukken vergeleken en 1815 tips onderzocht.

Gerard: Dat is indrukwekkend. Maar het heeft niets opgeleverd. En dus is het tijd om het over een andere boeg te gooien. Voor alle duidelijkheid: het gaat hier niet om de arrogantie van ‘wij historici gaan dat hier eventjes oplossen’. Maar ik vind dat de overheid hier bijkomende inspanningen moet doen, want het Bende-dossier is de ultieme blaam voor de Belgische rechtsstaat.

Hebt u ooit de optie van zo’n wetenschappelijke taskforce met beleidsmakers besproken?

Gerard: Toen het Bende-dossier in 2017 in een stroomversnelling leek te komen door de zaak-Bonkoffsky (een man die op zijn sterfbed beweerde lid te zijn geweest van de Bende, nvdr), zijn daar inderdaad gesprekken over gevoerd met politici, onder meer met toenmalig justitieminister Koen Geens (CD&V). En daarvoor, in 2015, waren ook al eens leden van de toenmalige dunbemande onderzoekscel mij en collega Rudi Van Doorslaer komen opzoeken.

U hebt de werking van de Belgische democratie grondig onderzocht. Als u met die kennis naar het Bende-dossier kijkt, wat komt dan bovendrijven?

Gerard: Het gerechtelijk onderzoek is duidelijk gemanipuleerd. Niet de afgelopen jaren, hè. Het federaal parket heeft effectief een inspanning gedaan. Maar in de eerste jaren van het onderzoek zijn er zaken gebeurd die je niet anders kunt begrijpen. Een reeks misdaden die zo veel mensen het leven heeft gekost en die men dan niet kan oplossen, terwijl er zo veel getuigenissen en materiële aanwijzingen zijn…

Sommigen stellen dat de niet-verjaring van het dossier gecombineerd met het stopzetten van het onderzoek neerkomt op een heuse doofpotoperatie.

Gerard: Ik denk niet dat men vandaag een doofpot wil organiseren. Maar het resultaat is natuurlijk dat dit dossier compleet ondergesneeuwd zal raken en men misschien nooit een antwoord zal vinden op de vraag wat er is gebeurd. Daarom zou er beter toch nog een toelating komen om op de een of andere manier ernstig wetenschappelijk onderzoek te doen naar het Bende-dossier.

Bron » Knack | Kristof Clerix

Speurders weten na 33 jaar hoe de moordenaar van Ingrid (26) eruitziet dankzij DNA-onderzoek

De speurders die de moord op Ingrid Caeckaert uit 1991 moeten ophelderen, weten nu dankzij DNA-onderzoek hoe de dader eruitziet. Het zou de allereerste keer zijn dat het Belgische gerecht dergelijke mogelijkheid benut.

Al meer dan 30 jaar hebben de speurders die de moord op de blonde Ingrid Caeckaert proberen op te lossen, het erfelijk materiaal van de dader in handen. De 26-jarige vrouw werd door haar moordenaar verrast, toen ze op zaterdag 16 maart 1991 arriveerde op haar appartementje aan het Heldenplein in Heist. De dader bracht haar met 62 messteken om het leven, in de hal op de zevende verdieping van het pand.

De dader kwetste zich ook aan zijn eigen mes. Daardoor liet hij een bebloedde handafdruk na op de glazen toegangsdeur van het appartementsgebouw, en liet hij een lang spoor van bloeddruppels door de straten van Heist.

Wie de moordenaar is, of waarom Ingrid Caeckaert moest sterven, is na al die jaren nog altijd een mysterie. Uit het DNA-spoor dat de dader achterliet, mochten de speurders en wetenschappers tot nu toe alleen maar afleiden dat de dader een man is. Het DNA werd vergeleken met dat van tientallen verdachten, maar nooit leidde tot een match.

Nieuwe DNA-wet

Maar eind februari stemde het federaal parlement op initiatief van justitieminister Paul Van Tigchelt (Open VLD) een nieuwe DNA-wet. Die wet moest de speurders in cold cases nieuwe troeven geven, om dossiers zoals deze van Ingrid Caeckaert op te helderen.

Drie maanden na de stemming van deze wet, bevestigt het parket-generaal van Oost-Vlaanderen dat de nieuwe wet aangewend wordt in het dossier Caeckaert.

“Dankzij de wetswijziging worden in het dossier door het Nationaal Instituut voor Criminologie en Criminalistiek (NICC) meerdere pistes tegelijk onderzocht”, zo zegt het parket-generaal Oost-Vlaanderen. “Zo worden met de DNA-profielen van de onbekende man, wiens bloed werd aangetroffen op de plaats delict, bijkomende zoekingen uitgevoerd in de DNA-databanken naar potentieel directe en verdere verwanten van de onbekende man.”

Veroordeelde familie?

De speurders weten al lang dat de dader niet in de DNA-databanken van justitie zit: hij is nooit meer tegen de lamp gelopen in een politie-onderzoek naar een andere misdaad, en nooit veroordeeld. Maar door de nieuwe wet mogen de speurders nu ook nagaan of er een familielid van de onbekende dader ooit betrapt is bij een onderzoek, en hij of zij DNA heeft moeten afstaan. In dat geval zouden ze de moordenaar via zijn familie kunnen identificeren.

Daarnaast mogen speurders nu via DNA-onderzoek ook nagaan hoe een onbekende dader eruitziet. De nieuwe wet laat toe dat ze zijn fenotypering bestuderen: ze kunnen een inschatting maken van wat het haarkleur is van de dader, welke kleur van ogen hij heeft, hoe oud de dader was op het moment van de misdaad, en van welke regio hij afkomstig is. Met die info kunnen ze als het ware een digitale robotfoto van de dader bouwen.

Allereerste keer

Dit is ook gebeurd in het dossier van Ingrid Caeckaert, zo bevestigt het parket-generaal: “Uit het bloed van de onbekende man werden bijkomende fenotypische kenmerken bepaald, zoals zijn biogeografische origine.” Het zou de allereerste keer zijn dat speurders in België van deze technische mogelijkheid gebruikmaken.

Deze informatie geldt niet als bewijs in een onderzoek, maar kan gebruikt worden als opsporingsindicatie. Op basis van dit profiel, wil het gerecht daarom nu op zoek naar verdere verdachten van de moord. “Samen met de tactische elementen uit het dossier zullen ze de basis vormen om de nodige selectie uit te voeren.”

Bron » Het Nieuwsblad | Cedric Lagast

Man uit West-Europa, van (toen) ongeveer 40 jaar: na 33 jaar achterhalen onderzoekers hoe moordenaar Ingrid Caeckaert er wellicht uitzag

Na 33 jaar weet het gerecht dat de moordenaar van Ingrid Caeckaert (26) wellicht uit West-Europa komt en op het moment van de feiten een veertiger was. Dat blijkt uit het DNA-spoor dat in 1991 op de plek van de moord gevonden werd. Pas nu kon en mocht het gerecht dat DNA uitgebreider onderzoeken.

Onderzoekers hebben uit het DNA dat op de plek van de moord op Ingrid Caeckaert gevonden werd, meer informatie kunnen halen over zijn identiteit. Dat meldt Het Nieuwsblad en bevestigt het parket-generaal van Gent aan onze redactie.

“We hebben de mogelijkheid nu om bijkomend DNA-onderzoek te verrichten, en zo zijn we er onder andere in geslaagd om meer informatie over onze onbekende verdachte man te achterhalen”, zegt magistrate Céline D’havé.

Die informatie blijkt redelijk concreet te zijn: “Momenteel weten we dat de man die verantwoordelijk is voor haar dood wellicht van West-Europa komt en op het moment van de feiten ongeveer veertig jaar was. Die resultaten zullen we nu mee opnemen in ons onderzoek om te komen tot de identificatie.”

In principe zouden de onderzoekers ook de haarkleur en de kleur van de ogen van de man kunnen achterhalen uit het DNA-onderzoek. Dat hebben ze nog niet gedaan. Het is geen prioriteit, omdat de resultaten misleidend kunnen zijn, klinkt het.

Wat gebeurde er op die fatale dag in maart 1991?

Om het verhaal te begrijpen, moeten we terug naar zaterdag 16 maart 1991. Ingrid Caeckaert, een immomakelaar van 26, keert op de middag terug naar haar appartement in Knokke-Heist om te lunchen. Normaal doet ze dat bij haar ouders, maar omdat ze die middag nog werk heeft, besluit ze om naar haar appartement te gaan. Vlak daarvoor loopt ze nog even langs bij de kledingwinkel van een vriendin. “Ze was goedgezind”, vertelt die vriendin achteraf. “Iedereen was goedgezind, omdat het zulk mooi weer was. Het was geen dag om te sterven.”

In de trappenhal op de zevende verdieping wordt ze vermoord met maar liefst 62 messteken. Haar lichaam valt enkele treden naar beneden en wordt gevonden door een onderbuurvrouw.

Terwijl de vrouw in paniek naar beneden loopt om de hulpdiensten te bellen, kan de dader ontsnappen. Hij raakt wel gewond, vermoedelijk aan zijn rechterhand. Hij laat een bebloede handafdruk na op de deur van het appartement, en ook buiten loopt het bloedspoor nog 170 meter door. Daar is de dader mogelijk in een auto gestapt.

Zeker weten we dat de dader een man is, dat hebben de speurders kunnen opmaken uit het DNA-spoor. Ook zeker is dat hij zelf niet in een DNA-databank zit. Zijn DNA werd ook vergeleken met tal van verdachten, maar zonder succes.

Daar stopt de informatie, want meer konden en mochten de speurders niet onderzoeken in het gevonden bloedspoor, simpelweg omdat dat in ons land niet toegelaten was.

De vrouw is niet bestolen en niet verkracht. In de jaren en decennia die volgen, pluist het gerecht alle pistes uit, van een moord in de relationele sfeer tot fraude in de immosector. Duizenden mensen zijn ondervraagd, talloze tips werden nagetrokken, er kwamen verschillende oproepen in de media. Het DNA werd vergeleken met dat van haar vriend, maar dat was negatief. Ook verschillende beruchte moordenaars in ons land – denk aan Ronald Jansen – worden bekeken. Maar ook dat levert niks op.

Er zijn ook wel wat opmerkelijke zaken gebeurd in de loop van de jaren. Kort voor de moord laat een onbekende paarse anjers leveren op haar kantoor. Waarom? Geen idee. “Ingrid haatte anjers en vond paars geen mooie kleur: dat geef je alleen aan dode mensen, vond ze”, vertelde haar moeder in 2002 in Ooggetuige, een opsporingsprogramma van VRT.

Kort na haar dood en later, in 1993 en 1996, legt iemand bloemen op haar graf in Maldegem. Telkens drie bloemen, de laatste keer zit er ook een anjer bij. Opnieuw: geen idee wie ze daar gelegd heeft.

Enkele jaren geleden deden de moeder en vader van Ingrid nog een ultieme oproep voor informatie: “We willen maar één ding, dat er toch iemand spreekt. Tenslotte zijn wij zwaar afgestraft, heel zwaar. We hebben niemand meer, geen kleinkinderen, niks. Voor ons is het leven blijven stilstaan.”

Al het onderzoek ten spijt is en blijft het tot vandaag – 33 jaar later – een raadsel wie Ingrid Caeckaert vermoord heeft en waarom.

Is die zaak nog niet verjaard na 33 jaar? Volgens het parket alleszins niet. “De wet op de verjaring is ook veranderd, dus wij zijn van oordeel dat het onderzoek nog niet verjaard is. Er gebeurt dus nog volop onderzoek.”

Nieuwe DNA-wet, nieuwe mogelijkheden

Maar onlangs is de DNA-wet in ons land gewijzigd. Sindsdien is er dus meer mogelijk in het onderzoek naar onopgeloste misdaden.

Via DNA-onderzoek mogen onderzoekers nu dus bijvoorbeeld nagaan hoe een dader er vermoedelijk uitziet, een fenotypering dus. Dat gaat dan om kenmerken als haarkleur, kleur van de ogen en of hij afkomstig is uit bijvoorbeeld Europa, dan wel uit Azië of Afrika. Zo kunnen de onderzoekers een beter beeld vormen van de dader, zoals in dit dossier dus gebeurd is.

Let op: het gaat niet om een echte robotfoto. Want dat kan (nog) niet. “Sinds enkele jaren gebeurt er wel veel onderzoek naar”, zegt Ronny Decorte, professor Forensische Genetica aan de KU Leuven. “Er zijn al een aantal mogelijkheden om bijvoorbeeld een digitale robotfoto op basis van DNA te maken, maar het onderzoek zit nog altijd in een experimentele fase.”

Hier in ons land is het dus nog nooit toegepast in de praktijk, zegt Decorte. In bijvoorbeeld de Verenigde Staten wel. “Maar de onderzoekers zeggen zelf dat het nog niet op punt staat, ze kunnen die robotfoto nog niet met 100 procent zekerheid opstellen en zo een identificatie verkrijgen.”

Een snelcursus van ons DNA

“Ons DNA bepaalt wie we zijn en hoe we eruit zien”, legt professor genetica Peter Claes uit. “Door markers op ons DNA, door die codes te ontcijferen, kunnen we inschattingen maken van bijvoorbeeld oogkleur of afkomst. Die accuraatheid ligt hoog, maar het blijven voorspellingen.” 100 procent zekerheid is er met andere woorden nooit.

Daardoor kunnen we bijvoorbeeld ook niet voorspellen hoe iemands volledige gelaat eruitziet. Want ook de omgeving is een grote factor en die blijft altijd onbekend. “Dat gaat dan om de manier waarop je opgroeit, de voeding die je krijgt als kind, het gebruik van alcohol tijdens de zwangerschap… Die dingen kun je niet uitlezen uit het DNA. Dus een volledige robotfoto blijft een utopie”, benadrukt ook Claes.

Dat dit onderzoek nu ingezet wordt, is een primeur voor ons land. “Als er zo antwoorden gegeven kunnen worden, is dat echt een meerwaarde. Het is dus zeker een gamechanger.”

Naast die fenotypering mogen onderzoekers ook DNA-verwantschapsonderzoek doen. Er mag dus gezocht worden naar gedeeltelijke matches met familieleden. Aan de hand van het DNA kan er dus een groter onderzoek gedaan worden in de familielijn. Daar is wel één belangrijke voorwaarde aan verbonden: het DNA van het familielid moet ook al voorkomen in een van de DNA-databanken. Want, bij deze onderzoeken komt er ook altijd een luik ethiek en privacy.

Ook dat onderzoek loopt nog in dit dossier, zegt D’havé. “Op basis van het Y-chromosoom kunnen we wetenschappelijk komen tot de familie waartoe die man behoort. Dan kunnen we een vergelijking doen met de DNA-databank en met een beetje geluk komen we tot zijn familie. Er kan dus nog meer informatie naar boven komen, hopelijk gebeurt dat ook. Zodat we de nabestaanden antwoorden kunnen geven.”

Want daar wachten de ouders van Ingrid Caeckaert na al die jaren nog steeds op.

Bron » VRT Nieuws | Hanne Decré

Wat kan je na 30 jaar nog afleiden uit stoffelijke resten? “Botten kunnen nog veel informatie opleveren”

Ook 30 jaar na een overlijden kan het onderzoek van resten van een lichaam nog helpen te bepalen hoe iemand om het leven gekomen is. Er kan nog DNA-onderzoek gebeuren, tanden bevatten nuttige informatie en ook beschadigingen van de botten kunnen informatie opleveren over de manier waarop iemand gestorven is. Al hangt alles natuurlijk af van de omstandigheden waarin het lichaam bewaard gebleven is.

Annie De Poortere verdween 30 jaar geleden plots, op een novemberdag. Al die jaren was er geen enkel spoor. Tot afgelopen weekend, toen werden lichaamsresten, die vermoedelijk van haar zijn, gevonden in een tuin in Sint-Martens-Latem. Vlak bij de plek waar ze voor het laatst werd gezien: haar eigen huis.

Het is voorlopig niet 100 procent zeker dat het gevonden lichaam dat van Annie De Poortere is, daarvoor is het wachten op het DNA-onderzoek. Resultaten daarvan worden in de loop van deze week verwacht. Maar het parket zegt wel “aanwijzingen te hebben” dat het hier gaat om “een dame die verdween in 1994”.

Het verhaal roept veel vragen op. Wat is er precies met haar gebeurd? Waarom werd er geen grondiger onderzoek gevoerd? Hoe uitzonderlijk is het dat zo’n oude verdwijningszaak nog opgelost wordt? En ook: hoe kan het onderzoek van de stoffelijke resten na al die tijd nog bijdragen aan het oplossen van de zaak?

Kwaliteit botten essentieel

Het is sowieso nog wachten op de resultaten van het DNA-onderzoek om de identiteit van het slachtoffer te achterhalen. Ook daar kan het onderzoek van de botten eventueel bij helpen.

“Als er DNA is van de botten die men opgegraven heeft en dat is nog van voldoende kwaliteit én er is DNA van vroeger, dan kan men dat matchen en eventueel bewijzen dat het die persoon is”, vertelt Koenraad Verstraete, professor forensische radiologie, verbonden aan de Universiteit van Gent en het Universitair Ziekenhuis Gent, in ‘De ochtend’ op Radio 1. “Alles zal afhangen van de kwaliteit van botten. Die hangt af van de bewaaromstandigheden: in welk soort grond werd het lichaam begraven, wat was de vochtigheidsgraad, is ze snel begraven na overlijden of niet?”

“Botten bestaan uit calcium en fosfor, dat zijn kristallen die zeer goed bestand zijn tegen verval, dus aan de hand van de botten kan men dikwijls nog veel informatie bekomen.”

Informatie koppelen aan medisch dossier

Een forensisch radioloog wordt ingeschakeld in het onderzoek naar de slachtoffers van een geweldmisdrijf. “Wij gebruiken radiografie en CT-scan, die maken gebruik van röntgenstralen”, legt Verstraete uit. “Die worden geabsorbeerd door die calcium- en fosforkristallen, zo krijgen wij een beeld van de inwendige structuur van de botten. Dat geeft heel veel weer over de persoon. Wij kunnen zo het geslacht helpen te bepalen en iets zeggen over leeftijd, lengte, eventuele misvormingen aan een persoon en zo helpen bepalen over wie het zou kunnen gaan.”

“Voor het inschatten van de leeftijd gebruiken we groeischijven. We kunnen ook kijken naar tanden, tandvullingen, tandimplantaten. Zijn er fracturen geweest of niet? Zien we plaatjes en schroeven? Die informatie moet dan gekoppeld worden aan het oude medische dossier, dat gaat dan via de onderzoeksrechter en de wetsdokter. Onze gegevens en hun gegevens worden dan samengebracht.”

Mysterie over doodsoorzaak ontrafelen?

Naast de informatie die tot identificatie van het slachtoffer kan leiden, kan er uit de scan van de stoffelijke resten mogelijk ook afgeleid worden hoe de persoon om het leven gekomen is.

“Dat zal opnieuw gebeuren door onze informatie samen te leggen met die van de onderzoeksrechter en de wetsdokter. Wij gaan zoeken naar het mechanisme en de aard van de krachtinwerking op botten. Mochten er fracturen zijn (bijvoorbeeld als gevolg van een slag op de schedel), dan kunnen wij aan de hand van een spreiding van de breuklijnen een idee krijgen met welk voorwerp dat gebeurd is en hoe.”

Ook andere vragen kunnen mogelijk beantwoord worden. “Is er een scherp voorwerp gebruikt? Dan gaan we andere lijnen zien op de botten. Als het mes bijvoorbeeld het bot geraakt heeft, dan kunnen we eventueel een scherpe lijn zien. Zijn er kogels gebruikt? Dan zijn er metaalfragmenten.”

In verschillende onderdelen, zoals de wervelzuil en de romp, gaat men op zoek naar kwetsuren. “Dan gaat het erom of het oude kwetsuren zijn of kwetsuren die het gevolg zijn van de moord. Het tongbeen is heel interessant, indien er sprake zou zijn van wurging. Er kunnen sporen zijn, in zoverre het ook de tijd overleefd heeft, want dat is een heel klein beentje en dan is 30 jaar relatief lang. Daarvoor moet men zeer voorzichtig tewerkgaan bij de opgraving, zodat er geen nieuwe fractuur veroorzaakt wordt.”

Vergiftiging?

Mocht er sprake zijn van vergiftiging, dan zal dat niet of moeilijk te zien zijn op de botten. “Het moeten al megadosissen fluor of iets anders zijn dan. We zouden wel een onderscheid kunnen maken met stofwisselingsziekten die er zijn, heeft de patiënt een vitamine D-tekort of een nierziekte, infecties kunnen we ook wel zien. Maar een intoxicatie zal meestal niet lukken.”

Bron » VRT Nieuws