Kunnen historici dossier Bende van Nijvel wel ophelderen?

Het gerechtelijk onderzoek naar de misdaden van de Bende van Nijvel is bijna definitief afgesloten. In het parlement wordt ervoor gepleit om historici en criminologen het onderzoek te laten doorlichten.

Eind juni maakte het federaal parket bekend dat er na veertig jaar een einde komt aan het onderzoek in het dossier van de Bende van Nijvel. Volgens het parket zijn er geen ernstige sporen meer die onderzocht kunnen worden. Maar door een recente wetswijziging kan het dossier niet verjaren. Als er nieuwe elementen opduiken, kan het dossier opnieuw geopend worden.

Stefaan Van Hecke (Groen) pleitte er vorige week in het federaal parlement voor om een taskforce op te richten bestaande uit historici en criminologen die het dossier moeten doorploegen op zoek naar elementen die door de onderzoekers over het hoofd werden gezien of die gelinkt kunnen worden aan andere bronnen.

“Dat is misschien het enige pad dat we kunnen bewandelen om de antwoorden te vinden waar de samenleving al decennialang naar op zoek is”, aldus Van Hecke. Bij de overvallen begin jaren 80 die toegeschreven worden aan de Bende van Nijvel vielen 28 doden. De daders zijn tot op vandaag onbekend.

Beroepsgeheim

De ontslagnemende minister van Justitie Paul Van Tigchelt (Open VLD) antwoordde in de Kamer dat hij een voorstander is van dergelijk historisch en academisch onderzoek. “Maar om het dossier te kunnen openstellen voor historisch onderzoek zal een wettelijk ingrijpen nodig zijn. Zodra het gerechtelijk onderzoek is afgesloten, zijn de regels over het geheim van het strafonderzoek niet meer van toepassing. Maar het beroepsgeheim en de GDPR-regels blijven dat wel. Het parlement zal daar moeten over nadenken en initiatieven moeten nemen om daar een mouw aan te passen.”

Het gerechtelijk onderzoek is vandaag nog niet definitief afgesloten. Het federaal parket moet een eindvordering voorstellen aan de raadkamer en dan krijgen de burgerlijke partijen nog de kans om bijkomende onderzoeksdaden te vragen. Als die fase helemaal achter de rug is, zouden de historici en criminologen aan het werk kunnen gaan.

Bron » De Standaard | Mark Eeckhaut

Van Tigchelt is voorstander om dossier te laten onderzoeken door academici: “Elk initiatief om waarheid te achterhalen, verdient onze steun”

Eind juni kondigde het federaal parket aan dat het onderzoek naar de Bende van Nijvel na veertig jaar werd stopgezet. Nu gaan er stemmen op om historici en academici een blik te laten werpen op het Bende-dossier. Minister van Justitie Paul Van Tigchelt (Open Vld) is alvast voorstander. “Elk initiatief dat er toe kan bijdragen om ons dichter bij de waarheid te brengen, verdient onze steun.”

“Ik vind dat de overheid het initiatief moet nemen voor een taskforce van historici en criminologen om het Bendedossier opnieuw te onderzoeken.” Dat zei historicus Emmanuel Gerard (72) twee maanden geleden in het weekblad Knack, nadat het federaal parket had aangekondigd dat het onderzoek naar de Bende van Nijvel zou worden stopgezet, veertig jaar na de feiten. Bij de bendeterreur tussen 1982 en 1985 vielen 28 doden en 40 gewonden.

“Het is belangrijk dat wetenschappers een openheid van geest bewaren en niet een bepaalde tunnelvisie volgen. Ik denk dat men alle mogelijke hypotheses nog eens rustig moet kunnen bekijken”, zei professor Gerard nog. Gerard leidde zelf vanaf 2011 een wetenschappelijke commissie die moest onderzoeken waarom het gerechtelijk onderzoek naar de moord op de politicus Julien Lahaut in 1950 op niets was uitgedraaid.

Bespreekbaar

Het idee voor een taskforce van professor Gerard inspireerde volksvertegenwoordiger Stefaan Van Hecke (Groen) tot een parlementaire vraag aan minister van Justitie Paul Van Tigchelt (Open Vld). Het stopzetten van het onderzoek mag volgens hem niet leiden tot een eeuwigdurende geheimhouding van het onderzoek. Van Hecke steunt het idee van een taskforce die het dossier kan doorploegen naar elementen die de onderzoekers misschien over het hoofd hebben gezien.

Justitieminister Van Tigchelt is niet gekant tegen het idee van een taskforce, zo schrijft hij in zijn antwoord aan Van Hecke. Het niet-ophelderen van de misdaden die toegeschreven worden aan de Bende van Nijvel, is een litteken voor ons land. Niet het minst voor de slachtoffers en nabestaanden, maar ook voor justitie. Elk initiatief dat er toe kan bijdragen om ons dichter bij de waarheid te brengen, verdient onze steun. Ik ben dus voorstander van een historisch en academisch onderzoek over het dossier van de Bende van Nijvel. Ook het openbaar maken van het strafdossier en eventueel rapporten van de inlichtingendiensten bijvoorbeeld, is voor mij bespreekbaar.

Competente onderzoekers

“Voor het zover is, moeten wel nog enkele hindernissen uit de weg worden geruimd. Het strafdossier moet eerst officieel worden afgesloten. Uiteindelijk zal het Hof van Cassatie moeten beslissen over het einde van het onderzoek. Er is dus nog een lange weg te gaan. Bovendien moet de openstelling van het strafdossier voor historisch onderzoek ook wettelijk geregeld worden. Het beroepsgeheim en de privacyregels blijven wel nog gelden. Daar moet vanuit het parlement over worden nagedacht en moeten initiatieven over worden genomen”, zegt minister Van Tigchelt.

De minister besluit zijn antwoord aan Van Hecke: “Ik begrijp en deel de frustratie, en zelfs de woede, van de slachtoffers en de bevolking in het algemeen over dit dossier al te goed. Ik ben er wel van overtuigd: het is met dit onderzoek niet misgelopen de laatste jaren, maar wel de eerste jaren van het onderzoek. Ik durf zelfs zeggen dat het onderzoek, toen het in 2017 werd overgenomen door het federaal parket, degelijk is gevoerd, door competente magistraten en onderzoekers.”

Bron » Het Laatste Nieuws

Wat staat er toch in het Bende-dossier dat de bevolking niet mag weten?

Het onderzoek naar de 28 moorden door de Bende van Nijvel is definitief stopgezet. Walter De Smedt toont daar enerzijds enig begrip voor maar plaatst er wel een aantal zeer kritische bemerkingen bij. “Kan je een dossier over28 moorden wegsteken in de catacomben van een justitiepaleis?” “Ongeacht wie de daders zijn, zijn er ook heel wat vragen over de wijze waarop justitie en politie erin hebben gehandeld”, vragen die nu onbeantwoord blijven.

Je kan er begrip voor hebben dat het onderzoek naar de moorden van de Bende van Nijvel wordt afgesloten. Een normale afhandeling in openbare zitting voor een Hof van assisen (1) is immers niet meer mogelijk.

De feiten zijn te lang geleden gebeurd, de daders – zo die nog leven – zijn oude mensen, het dossier is veel te groot en te ingewikkeld om het nog te kunnen behandelen in een tegensprekelijke procedure, en niet in het minst kan je er geen proces over houden dat kan voldoen aan de vereisten van eerlijk proces.

Vraag is evenwel of je een dossier over achtentwintig moorden zonder meer kan wegsteken in de catacomben van een justitiepaleis. Ongeacht wie de daders zijn, zijn er ook heel wat vragen over de wijze waarop justitie en politie erin hebben gehandeld.

Twee parlementaire onderzoeken hebben getracht er inzicht in te verkrijgen. Dat eindigde met de overweging dat er in dit land “een duistere macht” werkzaam was. Ook voor de Natie bleef het dossier daarover gesloten.

Hebben de slachtoffers zowel als de andere burgers in dit land dan niet het recht om te weten wat er in de jaren tachtig in hun land is gebeurd en waarom dat nooit kon worden ontdekt? Er zijn te veel vragen die een antwoord moeten krijgen. Als dat niet door een proces kan gebeuren kan dat wél op een andere manier.

Het eerste element is dat van de verantwoordelijkheid van de betrokken overheidsdiensten. Iedereen weet dat het onderzoek vol “disfuncties” zit en werd gemanipuleerd. Daar moeten dus in het dossier ernstige aanwijzingen voor zijn. Dat was van bij het begin reeds duidelijk en het is ook in het verslag van de Bendecommissies terug te vinden.

Waarom kon Jean Deprêtre, procureur van Nijvel, de overhand houden bij de bepaling van de onderzoekspistes en van de onderzoeksstrategie? Waarom werd de piste van extreemrechtse organisaties, die van bij het begin aanwezig was, geweerd en waarom werd wie ze wou bekijken uitgesloten van het onderzoek? Wie manipuleerde het onderzoek?

Ook de eeuwige vraag, die aansluit bij de vorige, moet een antwoord krijgen. Waren het criminelen, “des zozos” (2) zoals procureur Deprètre beweerde? Of ging het om de ontwrichting van de staat door geheime en parallelle diensten?

Zelfs ongeacht de vraag wie erachter zat is het laatste element, ook vandaag, nog erg belangrijk. De rol van de inlichtingendiensten is door het terrorisme sterk toegenomen en de oorlog in Oekraïne heeft die nogmaals versterkt. Ook de intussen bloot gelegde organisaties van extreemrechts hebben duidelijke banden met het verleden.

Wat was het gevolg van de in uitvoering van het Bendedossier genomen maatregelen? De eerste was de oprichting van Vaste Comités van Toezicht op de politie- (Comité P) en op de Inlichtingendiensten (Comité I).

Ondanks enkele pogingen hebben die nooit de kans gekregen om onderzoek te doen in de materie waarvoor zij waren opgericht. Niet enkel de geheimhouding van het gerechtelijk onderzoek heeft dat belet. Ook politiek werd iedere poging in de kiem gesmoord.

De enquêtediensten van deze Comités evolueerden van werkelijke enquêtediensten naar audit-activiteiten, de Rijkswacht (3) werd buiten schot gehouden, niemand, zelfs de leden van de parlementaire “begeleidingscommissie”, kreeg ooit een onderzoeksdossier te zien.

De tweede maatregel was de oprichting van de commissie-Franchimont. Deze commissie van experten, magistraten en professoren, kreeg de opdracht om de “knelpunten” in de strafprocedure weg te nemen.

De daaropvolgende wet verfijnde de opdracht van de procureur en van de onderzoeksrechter en gaf aan de burger de rechten die hem toekwamen. De vervolgingsplicht van de procureur werd omgezet in een vervolgingsrecht.

Daardoor kan de procureur nu ook op wettelijke basis beslissen om niet te vervolgen, te seponeren. En hij kan dat ook om “opportuniteitsredenen” beslissen. Daartegenover werd aan de burger het recht gegeven zijn dossier in te zien en er kopij van te bekomen, zodat hij zich kan verzetten tegen een eenzijdige en vertrouwelijke beslissing van de andere procespartij die de procureur is.

In de praktijk worden dergelijke aanstellingen als burgerlijke partij door de parketten als een inmenging in hun bevoegdheid aanzien en meermaals tegengewerkt. Justitieminister Koen Geens en het college van procureurs-generaal wilden dit recht zelfs aan de burger ontnemen door het af te schaffen.

Van het nieuw gecreëerde misdrijf “misbruik van inzagerecht” werd gebruik gemaakt om het openbaar maken van schokkende beelden over het politieoptreden, dat de dood van Jonathan Jacob in een politiecel te Mortsel tot gevolg had, te kunnen tegengaan.

Onderzoeksjournalisten worden, ongeacht hun bronnengeheim, bedacht met huiszoekingen en inbeslagnames. De door de wet-Franchimont aan de procureur verleende mogelijkheid om zelfs tijdens een onderzoek publieke mededelingen te doen wanneer het openbaar belang dat vereist werd voor onbestaande gehouden.

Zelfs voor parlementaire onderzoekscommissies weigerden hoge magistraten er gebruik van te maken. De opdracht van de onderzoeksrechter om alle maatregelen te nemen die de rechtscolleges in staat moeten stellen om met kennis van zaken te oordelen werd door de justitieminister Stefaan De Clerck volkomen miskend door het onderzoek naar misbruik in de kerk, de operatie Kelk, af te leiden naar een commissie van die instelling.

In beslag genomen “overtuigingsstukken” werden op de meest betwiste wijze teruggegeven. Een beoordeling van deze procedure door het hof van cassatie werd vermeden.

Hoewel ook de witte marsen terecht meer “transparantie” eisten werd het gerechtelijk optreden steeds heimelijker. In de werking van het federaal parket werd de geheimhouding van het gerechtelijk vooronderzoek nog versterkt door de samensmelting met een nog meer geheime werking van de inlichtingendiensten, die zelf bepalen wat al dan niet geheim moet blijven en wat er kan van worden geopenbaard.

Dat leidde in het onderzoek over de laatste aanslag door Lassoued4 tot de uitspraak van een procureur dat hij niet wist wat er met het dossier was gebeurd en de parlementairen het evenmin zullen weten.

In de wet op de burgerinfiltrant beslist één procespartij, de procureur, of er al dan niet bestraffing uitsluitende gronden van verschoning zijn, die de behandeling voor de strafrechter beletten, zodat de door de diensten, mits machtiging van de procureur, begane misdrijven, onbestraft kunnen blijven.

Het is best te begrijpen dat het beleid niet staat te springen om al wat verkeerd is gelopen openbaar te maken. Ook de afstand van soevereiniteit aan de internationale organisatie van aan elkaar verbonden inlichtingen- en veiligheidsdiensten, en aan de burgerlijke tak van de NAVO, is historisch aanvaardbaar. Dat er met een dossier als dat over al wat het inhoudt niet onbedacht kan omgesprongen worden is dat ook.

Maar ook de slachtoffers en de nabestaanden, alle burgers en de gehele gemeenschap, hebben ook rechten. Die kan je in een democratische rechtsstaat niet zomaar met één pennentrek miskennen.

Dat kan je evenmin in wat ook nu de grootste bedreiging uitmaakt. Zoals de recente revelaties over het bestaan en de werking van extreemrechtse organisaties hebben aangetoond, hebben deze organisaties wortels die teruggaan naar de periode waarin de achtentwintig moorden door de Bende van Nijvel werden gepleegd.

Hoe kan je het verantwoorden dat het onderzoek daarover moet geheim worden gehouden?

Bron » Walter De Smedt

Lees verder

Wat de wetenschap voor het Bende-dossier kan betekenen

Pieter Leloup is criminoloog aan de Universiteit Gent en de Vrije Universiteit Brussel. Hij hoopt dat het weer mogelijk wordt nieuwe onderzoeksmethodes aan te wenden voor de zaak van de Bende van Nijvel.

Met de recent doorgevoerde wetswijziging rond de afschaffing van de verjaringstermijn bij moordzaken ‘met grote maatschappelijke impact’, kwam het onderzoek naar de bloedige overvallen van de Bende van Nijvel de voorbije maanden opnieuw in het nieuws. Ondertussen kwam het bericht dat het federaal parket het onderzoek naar de Bende afsluit. Dit doet sommigen vrezen dat de hoop op opheldering van het bijna 40 jaar oude dossier verder is afgenomen.

Het nieuws wordt niet enkel op gemengde gevoelens onthaald bij nabestaanden en slachtoffers van de overvallen, maar ook oud-Bende-speurder Eddy Vos (DM 13/2) en journalist Douglas De Coninck (DM 28/6) uitten hieromtrent al hun bezorgdheden. Ze menen dat met het afschaffen van de verjaringstermijn de ooit gehoopte wetenschappelijke benadering van het Bende-dossier onmogelijk wordt gemaakt. Op dat laatste punt zouden ze weleens gelijk kunnen krijgen. Het is over die wetenschappelijke inbreng dat ik enkele gedachten naar voren wil schuiven.

Vier miljoen pagina’s

De wetswijziging belet inderdaad dat een gespecialiseerd team van wetenschappers via de nieuwste digitale methoden het Bende-dossier ooit aan een optimale analyse kan onderwerpen. Het betrekken van academici bij het (succesvol) uitspitten van moeilijke dossiers en moordzaken is voor België nochtans niet nieuw. De voorbije decennia voerden historici met inhoudelijke en archivalische expertise in opdracht van het parlement reeds diepgaand onderzoek naar de moord op Patrice Lumumba en deze op Julien Lahaut. In beide gevallen leidde hun engagement tot belangrijke nieuwe inzichten over opdrachtgevers en betrokkenen.

Zonder te beweren dat in het Bende-onderzoek een team van wetenschappers zomaar dé oplossing zal vinden, kunnen ze wel methodologisch een belangrijke bijdrage leveren. Volgens ingewijden telt het Bende-dossier ondertussen ergens tussen de drie en vier miljoen pagina’s, voor zover iemand daar nog zicht op heeft. Ondanks de deskundigheid van de betrokken speurders is het niet onlogisch dat een dossier van deze complexiteit en omvang niet langer via uitsluitend traditionele (ballistiek en vingerafdrukken) en moderne (DNA-stalen) onderzoeks- en opsporingsmethoden kan worden gelezen, geanalyseerd en geëvalueerd.

De snelle digitale en technologische evoluties die we de voorbije jaren met betrekking tot de analyse van omvangrijke datasets mochten aanschouwen, roepen de vraag op hoe deze technieken wetenschappelijk voor deze zaak kunnen worden aangewend. Het gaat dan over bijvoorbeeld text mining, machine learning en andere AI-toepassingen die er optimaal in slagen complexe en grote hoeveelheden data naar menselijke normen uiterst snel te verwerken en de analysemogelijkheden uit te breiden.

Cold cases

In het domein van cold cases zijn daar internationaal steeds meer voorbeelden van terug te vinden. In Nederland zet de politie sinds 2018 digitale en computergestuurde methoden in voor de analyse van ongeveer 1.500 onopgeloste dossiers, waaronder een duizendtal moorden. Het doel is om uiteindelijk 25 miljoen pagina’s te digitaliseren, een omvang die de menselijke denkcapaciteit ruimschoots overstijgt. Het automatiseren van deze forensische screening biedt de Nederlandse rechercheurs ondersteuning in de selectie van dossiers en het ontdekken van eerder gemiste sporen en patronen.

Laat dergelijke innovatieve analysemethoden nu net ook behoren tot het arsenaal waarop historici, criminologen en computerwetenschappers sinds het begin van de 21ste eeuw in toenemende mate een beroep doen.

Innovatieve analyses bij omvangrijk gedigitaliseerd (archief)materiaal of zogenaamde historische big data kennen vele toepassingen. De inzet van deze methoden is niet zonder valkuilen, zoals een gebrekkige transparantie of de aanwezigheid van een bias in het AI-model, maar zijn wel in staat om datasets te analyseren die het menselijke begrip overstijgen. Voordelen zijn dat ze snel sporen, verbanden en patronen ontdekken die eerder zijn gemist, zeker wanneer naast het Bende-dossier andere zaken uit die periode worden gedigitaliseerd. Dit maakt een vergelijking tussen dossiers mogelijk.

In het forensisch onderzoek blijft een combinatie van klassieke en nieuwe methoden cruciaal. Het gebruik van uitsluitend innovatieve digitale en technologische technieken zal niet dé mirakeloplossing zijn, maar het kan wel een aanzet zijn om op een andere wijze het Bende-dossier te onderzoeken. Voor de toekomst lijkt nu de vrees te groeien dat ook deze piste is afgesloten. Hopelijk niet onherroepelijk.

Bron » De Morgen | Pieter Leloup

Advocaat Kristiaan Vandenbussche ziet een reden om het Bende-dossier niet af te sluiten: ‘Het gerecht moet firma F. onder de loep nemen’

Misschien zijn de kroongetuigen in het dossier van de Bende van Nijvel twee broertjes van 8 en 10 jaar oud, wier hobby het was om nummerplaten te noteren. Toch als blijkt dat het spoor van advocaat Kristiaan Vandenbussche zou leiden naar een donkergrijze Golf die gebruikt werd bij de overval op de Delhaize in Aalst.

R. was nog maar een jongen 8 toen de Bende van Nijvel in de Delhaize van Aalst toesloeg op 9 november 1985, maar bijna veertig jaar later herinnert hij zich de dag nog goed. Hij en zijn oudere broertje P. stonden die namiddag, zoals zo vaak, aan de straat om de auto’s die voorbijkwamen te noteren. P. had al een heel schriftje vol met nummerplaten en merken.

R.: “Het was een spelletje om ons bezig te houden. We woonden in Opwijk, zo’n twintig minuten rijden van Aalst.”

Wat hebben jullie die namiddag gezien?

R.: “Wat ik me heel goed herinner, is dat we rond vijf uur een donkergrijze Golf GTI zagen passeren met hoge snelheid, met vier mannen in. Dat beeld is me altijd bijgebleven: die vier ruige types in die auto. ‘Wat voor mannen waren dat?’ zeiden we tegen elkaar. Mijn broer heeft de nummerplaat opgeschreven in zijn schriftje. Net voor de Golf was er ook een lichtgrijze Mercedes voorbijgevlamd, met een gele nummerplaat en zwarte letters (een Nederlandse nummerplaat, red.). Maar die ging zo snel dat hij niet zeker was of hij de juiste cijfers en letters wel had.”

Volgens de federaal procureur was het die dag om 17 uur al donker en konden jullie niks gezien hebben.

R.: “Helemaal niet, het was zelfs nog niet aan het schemeren. Waarom zouden twee kinderen op straat in het donker nummerplaten staan opschrijven?”

Hoe kwamen jullie erbij om dat voorval aan jullie ouders te vertellen?

R.: “Dat weekend waren mijn tante en nonkel bij ons op bezoek. Zij waren de vorige avond tijdens de overval in Delhaize en konden aan de daders ontsnappen door met hun auto te vluchten door het bos aan de achterkant van de parking. Terwijl ze hun verhaal deden kwam de donkere Golf GTI ter sprake waarmee de daders waren weggevlucht. Mijn tante weet nog dat mijn broer en ik opgewonden bij haar kwamen: ‘Tante Hilde, wij hebben die auto gezien!’ Mijn broer heeft dan zijn schriftje laten zien, en mijn tante heeft direct naar de politie gebeld. Op dat ogenblik was er alleen nog maar sprake van een Golf, en later is gebleken dat veel getuigen ook een Mercedes met een Nederlandse nummerplaat hebben gezien.”

Het federale parket vindt jullie getuigenis niet geloofwaardig omdat jullie nog maar net leerden lezen en schrijven.

R.: “Mijn broer P., die de nummerplaten heeft genoteerd, was 10 jaar en zat in het vijfde leerjaar. Ik zat in het derde leerjaar, in de klas met David Van de Steen. Na het weekend kwam de directeur zeggen dat David zwaargewond was en in het ziekenhuis lag. Als ze mijn broer niet geloven, wil ik toch beamen dat ik hetzelfde gezien heb. Dat zijn al twee getuigen!”

Waarom denkt u dat de getuigenis van die jongens naar de daders kan leiden, meester Vandenbussche?

Kristiaan Vandenbussche: “De nummerplaat van de Golf GTI leidt naar een firmawagen van de Brusselse drankenhandel F., een firma die ik om verschillende redenen verdacht vind. Zo leverde de firma wekelijks drank aan het restaurant L’Auberge du Chevalier in Beersel, waar de nachtwaker JoséVanden Eynde gruwelijk werd vermoord op 23 december 1982. Het bedrijf F. leverde ook – met valse facturen – ladingen wijn en champagne aan het omstreden wisselkantoor Kirchen en Co, dat vooral in de diamanthandel actief was en waar in 1986 een gigantische fraudezaak werd blootgelegd. In de boekhouding van Kirchen en Co vond men valse facturen van drankenhandel F. voor leveringen aan Kirchen-bedrijfsleider Hilaire Beelen op naam van – heel opmerkelijk – Robert Becker.”

“Beide figuren zijn interessant. De zigeuner Robert – ‘Baloo’ – Becker werd verdacht als deelnemer van minstens twee bendefeiten: de diefstal van kogelvrije vesten in Temse, en de inbraak in de Colruyt van Nijvel, beide in september 1983, waar telkens doden vielen.”

“Hilaire Beelen was dan weer eigenaar van een kasteel in Herbeumont waar extreemrechtse organisaties paramilitaire oefeningen hielden. Bij een huiszoeking zijn bij hem ook plannen voor een staatsgreep uit 1973 gevonden.”

“De firma F., die dranken mocht leveren aan het Belgische leger, financierde de verkiezingscampagne van Paul Vanden Boeynants, destijds minister van Defensie. In het zwart, uiteraard. Een van haar bestuurders was trouwens een notoir lid van de Jonathan, de Brusselse nachtclub die bekend werd om haar fameuze confituurbaden.”

“Wat ik ook interessant vind, is dat het bedrijf commercieel actief was in Congo en daar beschermd werd door Belgische huurlingen, van wie er ook op de payroll stonden. Volgens mij moeten we de uitvoerders van de Bendefeiten zoeken in de smeltkroes van huurlingen, zigeuners en extreemrechtse organisaties als WNP.”

“Om al die redenen vind ik het belangrijk dat het gerecht de firma F. – of haar personeel – onder de loep neemt. Wie reed destijds met die firmawagen? De plek in Opwijk waar de twee broertjes de Golf en de Mercedes zagen voorbijkomen, ligt trouwens niet ver van de garage van carossier en ex-paracommando Willy D., een van de hoofdverdachten voor de overval in Aalst. Mogelijk zijn ze daar in de vooravond hun nummerplaten gaan verwisselen voor de overval, zoals de Bende altijd deed om dwaalsporen te leggen.”

Onderzoeksrechter Martine Michel antwoordde heel kort op uw verzoekschrift: de auto die de broertjes zag is niet de uitgebrande Golf die nadien in het Bois de la Houssière werd gevonden.

Vandenbussche: “Het is wellicht niet dezelfde Golf GTI, nee. Maar getuigen hebben voor en na de overval verschillende Golfen in en rond Aalst opgemerkt, en de speurders gaan er ook van uit dat de Bende meerdere Golfen gebruikte als afleidingsmaneuver. De uitgebrande Golf in het Bois de la Houssière zou zo’n dwaalspoor kunnen zijn: daar zijn aanwijzingen voor in het dossier.”

“De rijkswacht maakte er zich destijds van af met één telefoontje naar de firma F., maar er is nooit degelijk onderzoek naar gevoerd. Ik vind niet dat we het dossier kunnen afsluiten zonder dat dat gebeurt. Dan zou ik mijn geloof in justitie verliezen.”

Bron » De Morgen | Annemie Bulté