Drie moordzaken mogelijk opgehelderd na uitwisseling met Italiaanse DNA-databanken

De Belgische justitie wisselt sinds vorige week de DNA-gegevens in openstaande misdaadonderzoeken uit met het Italiaanse gerecht. Dat leverde meteen 378 matches op. “In drie moordzaken kunnen we nu een naam kleven op het dossier.”

Honderden misdaden in ons land raken maar niet opgelost, hoewel de speurders het DNA van een mogelijke dader hebben gevonden op de plek van de misdaad. Maar ze vinden geen match met het DNA van een verdachte, en er duikt ook geen match op bij de vergelijking met de DNA-databanken van justitie. Een mogelijke verklaring is dat de dader na de misdaad België heeft verlaten.

Daarom wisselt België sinds 2014 DNA-gegevens uit met intussen 27 andere landen, in de hoop dat daar wel een match opduikt. Tientallen misdaden konden zo al worden opgelost.

Sinds 12 februari wisselt ons land die DNA-gegevens ook uit met Italië. “Dat land stond al lang op ons lijstje, omdat er een vermoeden was dat er connecties konden zijn tussen de dossiers van beide landen”, zegt Bieke Van Hooydonck, DNA-experte bij het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC).

Italië lag achter met het tegemoetkomen aan de Europese regelgeving. Nu dat in orde is, was België een van de eerste landen om een uitwisseling te regelen. “Die uitwisseling kwam er op onze vraag”, zegt Van Hooydonck.

Drie databanken

België heeft drie DNA-databanken, met daarin 41.000 sporenprofielen. Er is de databank met onbekende daders: daarin zitten DNA-sporen die zijn aangetroffen op de plek van onopgehelderde misdaden. Dat kan om geweldsdelicten gaan, maar ook om zedenzaken, inbraken of diefstallen.

Daarnaast heeft België een databank met alle DNA van veroordeelde misdadigers, en nog een databank met het erfelijke materiaal van vermiste personen. In Italië bestaan alleen de eerste twee databanken.

De vergelijking tussen die databanken leverde meteen 378 matches op. “In 247 gevallen is er een link tussen een niet-geïdentificeerd sporenprofiel dat in België op de plek van een misdaad werd gevonden, en een persoon die gekend is bij de Italiaanse autoriteiten”, zegt Van Hooydonck. Het zou dus kunnen zijn dat de dader van die misdaden is gevonden. “In drie moorddossiers kunnen we nu een naam kleven op het dossier.”

Zedenfeiten en drugs

In 131 gevallen gaat het om een match tussen een sporenprofiel dat in België is gevonden, en een sporenprofiel dat in Italië bij een onopgeloste misdaad is gevonden. Ook dat kan relevant zijn: als speurders een verband zien tussen de beide zaken, kan dat een spoor naar de dader opleveren.

De resultaten worden de komende dagen doorgegeven aan de betrokken parketten in ons land. Vervolgens moeten de magistraten beslissen of de mogelijke link verder onderzocht wordt, wat eventueel tot vervolging kan leiden. In welke drie moordzaken er een mogelijke hoofdverdachte is opgedoken, is nog niet bekend.

Naast de drie moordzaken gaat het om vijf dossiers van het federaal parket, vijf zedenfeiten, en heel wat matches uit drugsdossiers, bendevorming en diefstallen. “Het grootste aantal overeenkomsten werd gevonden in ­Antwerpen, en daarna in Dendermonde, Gent en Brussel”, zegt Van Hooydonck. “Voor de slachtoffers binnen deze gerechtelijke dossiers betekent dat dat er mogelijk een nieuwe stap gezet kan worden om hun zaak op te lossen.”

Bron » De Standaard

Vorig jaar 3 lichamen vermiste personen geïdentificeerd dankzij DNA-databank

Dankzij de DNA-databank voor vermiste personen zijn vorig jaar 3 onbekende lichamen geïdentificeerd. Dat zegt het Nationaal Instituut voor Criminologie en Criminalistiek, dat de databank beheert. In die databank zitten DNA-sporen van onbekende lichamen en vermiste personen. Sinds vorig jaar kunnen die vergeleken worden met sporen van buitenlandse databanken.

De DNA-databank van het NICC werd in 2018 opgericht met als doel onbekende lichamen te identificeren of sporen van vermiste personen te vinden. Sinds vorig jaar worden de profielen in de Belgische DNA-databank ook uitgewisseld met de DNA-databanken van de internationale politieorganisatie Interpol.

Die uitwisseling heeft in oktober 2024 geleid tot een doorbraak in de oude verdwijningszaak van Angelique Hendrix. De toen 19-jarige vrouw was op 13 juli 1990 verdwenen nadat ze met de fiets haar ouderlijk huis had verlaten in Stein, een gemeente net over de grens in Nederlands-Limburg. Haar DNA-profiel kon nu gematcht worden met een schedel die op 20 mei 1991 werd aangetroffen in Maasmechelen.

50 nieuwe profielen

Ook in 2 andere dossiers hielp de NICC-databank om een lichaam(sdeel) te identificeren. De gegevens konden worden gekoppeld aan een vermiste persoon en aan een persoon die gekend was in het buitenland.

Uit cijfers van NICC blijkt ook dat vorig jaar exact 50 nieuwe profielen zijn toegevoegd aan de DNA-databank. Het gaat meer specifiek om 23 niet-geïdentificeerde lichamen, sporen van 11 vermiste personen en DNA van 16 verwanten van vermiste personen.

Bron » VRT Nieuws

“We kunnen nu heel veel”: deze doorbraak bezorgt plegers van oude misdaden klamme handen

Meer dan dertig jaar nadat Ingrid Caeckaert vermoord werd is er nog geen dader. Toch hopen onderzoekers op een doorbraak door 150 mannen om een DNA-staal te vragen. Dat is enkel mogelijk dankzij een doorbraak in het onderzoek van forensisch wetenschapper Sofie Claerhout (KU Leuven).

Wat is er veranderd inzake het onderzoek naar de moord op Ingrid Caeckaert?

“Dat is lang een cold case geweest. Er was wel DNA van de dader, maar geen match. Dat wil zeggen dat de dader niet in de DNA-databank zit en nooit als verdachte werd gezien. De zaak dateert van de jaren negentig. Forensisch DNA-onderzoek kwam toen nog maar net op: de databank is er bijvoorbeeld pas sinds 2003.

“Tot nu toe gebruikten we in België heel oldskool methodes. DNA geeft niet alleen meer mogelijkheden dan vroeger, dankzij mijn onderzoek kunnen we nu nog een stap verdergaan en verwantschappen aantonen. Door nieuwe wetgeving die in maart gestemd werd, mag die nu ook gebruikt worden in de praktijk. Dus heeft de onderzoeksrechter beslist daar gebruik van te maken.”

“In deze zaak is de eerste stap om alle verdachten uit de jaren negentig opnieuw om een DNA-staal te vragen en die met de nieuwste technologieën te vergelijken.”

Wat houdt die nieuwe technologie op basis van uw onderzoek juist in?

“Ik noem het CSY-onderzoek, omdat het gebaseerd is op het Y-chromosoom. Dat is een klein stukje in het mannelijke DNA. Eigenlijk is dat heel uniek: het is het enige stukje van het DNA dat zo mooi en behoorlijk onaangetast wordt overgeërfd van vader op zoon.”

“Die verwantschap verwatert sneller in de rest van ons DNA. Je krijgt 50 procent van je vader en 50 procent van je moeder. Van je grootouders is er dus slechts 25 procent overgeërfd, enzovoort. Het Y-chromosoom kan je daarentegen tot veertig generaties ver traceren.”

“Zelfs al had je vroeger het DNA van de dader, maar geen een-op-eenmatch, dan zat je vast. Nu kunnen we verdergaan en proberen de familie van een dader te linken. Als er een broer, neef of zelfs verre achterneef in de databank zit, kunnen we die via het Y-chromosoom traceren. Dat geeft enorm veel mogelijkheden.”

Moeten daders van verleden feiten nu klamme handjes krijgen?

“We kunnen gewoon heel veel. Zodra we DNA hebben van een persoon en het is duidelijk dat die de daad heeft gepleegd, kunnen we relatief snel tot een identificatie komen. Het is natuurlijk niet zo omdat jouw DNA op een moordplaats wordt teruggevonden dat je iets met de feiten te maken hebt. Er moeten nog andere tactische elementen bijkomen.”

“Het is overigens niet alleen bruikbaar in moordzaken, al beginnen onderzoeksrechters nu wel met het heropenen van zware en oude moorddossiers. CSY is ook een interessante techniek voor zedendelicten, bijvoorbeeld om een serieverkrachter op te sporen. Het Y-chromosoom komt alleen voor bij mannen. Bij zedenfeiten is er meestal sprake van mannelijke daders.”

Zullen er nog andere zaken heropend worden?

“Ik hoop dat onderzoeksrechters over heel België nu door hun lijst met moordzaken gaan om te bekijken welke we kunnen helpen oplossen. Natuurlijk zal CSY niet elke zaak kunnen oplossen. Er zijn een paar voorwaarden: er moet natuurlijk DNA zijn van een dader, het moet dan nog een mannelijke dader zijn en er moeten tactische elementen zijn dat de dader zijn slachtoffer moet gekend hebben en geen toevallige passant was.”

U zei dat het Y-chromosoom tot veertig generaties terug gevonden kan worden. Tot hoever kunnen we dan teruggaan voor het onderzoeken van oude zaken?

“Met het Y-chromosoom kun je in principe zelfs teruggaan tot aan de origine van de mens. Dat stukje DNA kan je bijvoorbeeld zeggen of jouw voorvaderen uit Afrika, Azië of West-Europa komen. In termen van het oplossen van cold cases ligt de limiet op wat de politie bewaard heeft. In de praktijk zal dat vaak de jaren negentig zijn, in zeldzame gevallen misschien de jaren tachtig.”

“Ik ben heel blij dat rechercheurs in de zaak-Caeckaert in 1991 al bedachten dat het slim was om het bloed van de dader te bewaren. Zeker als je bedenkt dat er toen nog geen DNA-analyse gedaan werd. Maar voor een cold case uit de jaren tachtig waarbij niets bewaard is of de gebruikte bewaartechnieken niet deugen, kan ik niet helpen.”

Staan er nog wetenschappelijke doorbraken in de steigers die moordonderzoeken kunnen helpen?

“We onderzoeken momenteel broers en heel dichte verwanten om te zien of er een onderscheid zit op het Y-chromosoom. Vroeger dachten we dat het Y-chromosoom tussen vaders en broers gelijk was. Uit mijn onderzoek bleek daar toch verschil op te zitten. Eigenlijk zoeken we nog altijd tweelingbroers die willen deelnemen aan ons nieuw project om dat te onderzoeken. Iedereen die geïnteresseerd is, kan zich registreren via csy-leuven.be.”

“Zo kunnen we zien of we met een Y-chromosoom alleen ook kunnen pleiten in een rechtszaak. Tot nu toe wordt het niet gezien als bewijsmiddel maar als een tool om dichter bij de dader te raken.”

Bron » De Morgen

Wat de wetenschap voor het Bende-dossier kan betekenen

Pieter Leloup is criminoloog aan de Universiteit Gent en de Vrije Universiteit Brussel. Hij hoopt dat het weer mogelijk wordt nieuwe onderzoeksmethodes aan te wenden voor de zaak van de Bende van Nijvel.

Met de recent doorgevoerde wetswijziging rond de afschaffing van de verjaringstermijn bij moordzaken ‘met grote maatschappelijke impact’, kwam het onderzoek naar de bloedige overvallen van de Bende van Nijvel de voorbije maanden opnieuw in het nieuws. Ondertussen kwam het bericht dat het federaal parket het onderzoek naar de Bende afsluit. Dit doet sommigen vrezen dat de hoop op opheldering van het bijna 40 jaar oude dossier verder is afgenomen.

Het nieuws wordt niet enkel op gemengde gevoelens onthaald bij nabestaanden en slachtoffers van de overvallen, maar ook oud-Bende-speurder Eddy Vos (DM 13/2) en journalist Douglas De Coninck (DM 28/6) uitten hieromtrent al hun bezorgdheden. Ze menen dat met het afschaffen van de verjaringstermijn de ooit gehoopte wetenschappelijke benadering van het Bende-dossier onmogelijk wordt gemaakt. Op dat laatste punt zouden ze weleens gelijk kunnen krijgen. Het is over die wetenschappelijke inbreng dat ik enkele gedachten naar voren wil schuiven.

Vier miljoen pagina’s

De wetswijziging belet inderdaad dat een gespecialiseerd team van wetenschappers via de nieuwste digitale methoden het Bende-dossier ooit aan een optimale analyse kan onderwerpen. Het betrekken van academici bij het (succesvol) uitspitten van moeilijke dossiers en moordzaken is voor België nochtans niet nieuw. De voorbije decennia voerden historici met inhoudelijke en archivalische expertise in opdracht van het parlement reeds diepgaand onderzoek naar de moord op Patrice Lumumba en deze op Julien Lahaut. In beide gevallen leidde hun engagement tot belangrijke nieuwe inzichten over opdrachtgevers en betrokkenen.

Zonder te beweren dat in het Bende-onderzoek een team van wetenschappers zomaar dé oplossing zal vinden, kunnen ze wel methodologisch een belangrijke bijdrage leveren. Volgens ingewijden telt het Bende-dossier ondertussen ergens tussen de drie en vier miljoen pagina’s, voor zover iemand daar nog zicht op heeft. Ondanks de deskundigheid van de betrokken speurders is het niet onlogisch dat een dossier van deze complexiteit en omvang niet langer via uitsluitend traditionele (ballistiek en vingerafdrukken) en moderne (DNA-stalen) onderzoeks- en opsporingsmethoden kan worden gelezen, geanalyseerd en geëvalueerd.

De snelle digitale en technologische evoluties die we de voorbije jaren met betrekking tot de analyse van omvangrijke datasets mochten aanschouwen, roepen de vraag op hoe deze technieken wetenschappelijk voor deze zaak kunnen worden aangewend. Het gaat dan over bijvoorbeeld text mining, machine learning en andere AI-toepassingen die er optimaal in slagen complexe en grote hoeveelheden data naar menselijke normen uiterst snel te verwerken en de analysemogelijkheden uit te breiden.

Cold cases

In het domein van cold cases zijn daar internationaal steeds meer voorbeelden van terug te vinden. In Nederland zet de politie sinds 2018 digitale en computergestuurde methoden in voor de analyse van ongeveer 1.500 onopgeloste dossiers, waaronder een duizendtal moorden. Het doel is om uiteindelijk 25 miljoen pagina’s te digitaliseren, een omvang die de menselijke denkcapaciteit ruimschoots overstijgt. Het automatiseren van deze forensische screening biedt de Nederlandse rechercheurs ondersteuning in de selectie van dossiers en het ontdekken van eerder gemiste sporen en patronen.

Laat dergelijke innovatieve analysemethoden nu net ook behoren tot het arsenaal waarop historici, criminologen en computerwetenschappers sinds het begin van de 21ste eeuw in toenemende mate een beroep doen.

Innovatieve analyses bij omvangrijk gedigitaliseerd (archief)materiaal of zogenaamde historische big data kennen vele toepassingen. De inzet van deze methoden is niet zonder valkuilen, zoals een gebrekkige transparantie of de aanwezigheid van een bias in het AI-model, maar zijn wel in staat om datasets te analyseren die het menselijke begrip overstijgen. Voordelen zijn dat ze snel sporen, verbanden en patronen ontdekken die eerder zijn gemist, zeker wanneer naast het Bende-dossier andere zaken uit die periode worden gedigitaliseerd. Dit maakt een vergelijking tussen dossiers mogelijk.

In het forensisch onderzoek blijft een combinatie van klassieke en nieuwe methoden cruciaal. Het gebruik van uitsluitend innovatieve digitale en technologische technieken zal niet dé mirakeloplossing zijn, maar het kan wel een aanzet zijn om op een andere wijze het Bende-dossier te onderzoeken. Voor de toekomst lijkt nu de vrees te groeien dat ook deze piste is afgesloten. Hopelijk niet onherroepelijk.

Bron » De Morgen | Pieter Leloup

Speurders weten na 33 jaar hoe de moordenaar van Ingrid (26) eruitziet dankzij DNA-onderzoek

De speurders die de moord op Ingrid Caeckaert uit 1991 moeten ophelderen, weten nu dankzij DNA-onderzoek hoe de dader eruitziet. Het zou de allereerste keer zijn dat het Belgische gerecht dergelijke mogelijkheid benut.

Al meer dan 30 jaar hebben de speurders die de moord op de blonde Ingrid Caeckaert proberen op te lossen, het erfelijk materiaal van de dader in handen. De 26-jarige vrouw werd door haar moordenaar verrast, toen ze op zaterdag 16 maart 1991 arriveerde op haar appartementje aan het Heldenplein in Heist. De dader bracht haar met 62 messteken om het leven, in de hal op de zevende verdieping van het pand.

De dader kwetste zich ook aan zijn eigen mes. Daardoor liet hij een bebloedde handafdruk na op de glazen toegangsdeur van het appartementsgebouw, en liet hij een lang spoor van bloeddruppels door de straten van Heist.

Wie de moordenaar is, of waarom Ingrid Caeckaert moest sterven, is na al die jaren nog altijd een mysterie. Uit het DNA-spoor dat de dader achterliet, mochten de speurders en wetenschappers tot nu toe alleen maar afleiden dat de dader een man is. Het DNA werd vergeleken met dat van tientallen verdachten, maar nooit leidde tot een match.

Nieuwe DNA-wet

Maar eind februari stemde het federaal parlement op initiatief van justitieminister Paul Van Tigchelt (Open VLD) een nieuwe DNA-wet. Die wet moest de speurders in cold cases nieuwe troeven geven, om dossiers zoals deze van Ingrid Caeckaert op te helderen.

Drie maanden na de stemming van deze wet, bevestigt het parket-generaal van Oost-Vlaanderen dat de nieuwe wet aangewend wordt in het dossier Caeckaert.

“Dankzij de wetswijziging worden in het dossier door het Nationaal Instituut voor Criminologie en Criminalistiek (NICC) meerdere pistes tegelijk onderzocht”, zo zegt het parket-generaal Oost-Vlaanderen. “Zo worden met de DNA-profielen van de onbekende man, wiens bloed werd aangetroffen op de plaats delict, bijkomende zoekingen uitgevoerd in de DNA-databanken naar potentieel directe en verdere verwanten van de onbekende man.”

Veroordeelde familie?

De speurders weten al lang dat de dader niet in de DNA-databanken van justitie zit: hij is nooit meer tegen de lamp gelopen in een politie-onderzoek naar een andere misdaad, en nooit veroordeeld. Maar door de nieuwe wet mogen de speurders nu ook nagaan of er een familielid van de onbekende dader ooit betrapt is bij een onderzoek, en hij of zij DNA heeft moeten afstaan. In dat geval zouden ze de moordenaar via zijn familie kunnen identificeren.

Daarnaast mogen speurders nu via DNA-onderzoek ook nagaan hoe een onbekende dader eruitziet. De nieuwe wet laat toe dat ze zijn fenotypering bestuderen: ze kunnen een inschatting maken van wat het haarkleur is van de dader, welke kleur van ogen hij heeft, hoe oud de dader was op het moment van de misdaad, en van welke regio hij afkomstig is. Met die info kunnen ze als het ware een digitale robotfoto van de dader bouwen.

Allereerste keer

Dit is ook gebeurd in het dossier van Ingrid Caeckaert, zo bevestigt het parket-generaal: “Uit het bloed van de onbekende man werden bijkomende fenotypische kenmerken bepaald, zoals zijn biogeografische origine.” Het zou de allereerste keer zijn dat speurders in België van deze technische mogelijkheid gebruikmaken.

Deze informatie geldt niet als bewijs in een onderzoek, maar kan gebruikt worden als opsporingsindicatie. Op basis van dit profiel, wil het gerecht daarom nu op zoek naar verdere verdachten van de moord. “Samen met de tactische elementen uit het dossier zullen ze de basis vormen om de nodige selectie uit te voeren.”

Bron » Het Nieuwsblad | Cedric Lagast