Geef haar een team en wat tijd, en ze lost cold case na cold case op: “Het zal zijn vruchten afwerpen”

Een team vol specialisten dat zich voltijds op de vele honderden onopgeloste misdaadverhalen stort. Dat is de wensdroom van Karolien Van Dijck, forensisch adviseur bij het NICC en verbindingsadviseur bij het Antwerpse parket. “Hoog tijd om cold cases echt gestructureerd te gaan uitpluizen.”

486 dossiers van zware zedenfeiten werden in Engeland door zo’n gespecialiseerd cold case-team opnieuw onder de loep genomen. ‘Oude’ verhalen van verkrachtingen en misbruik gepleegd door een dader op vrije voeten, door iemand die hoopte voorgoed buiten schot te blijven en daar ook wonderwel in leek te slagen. Zo’n ‘review’ van dossiers leverde over het Kanaal spectaculaire resultaten op: 340 doorbraken kwamen er al uit voort. Met dank aan een team van speurders, magistraten en DNA-specialisten, dat zich uitsluitend bezighoudt met het opnieuw onder de loep nemen van dossiers die om tal van redenen stof lagen te vergaren.

Genekt door twee haartjes

“Slachtoffers na al die jaren van wanhoop alsnog gerechtigheid kunnen bieden, is zo belangrijk”, zegt Karolien Van Dijck. Ze werkt als forensisch adviseur voor het NICC, het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie, en biedt al tien jaar ondersteuning aan magistraten van het Antwerps parket bij het wetenschappelijk luik van hun dossiers. Zo vaak zo cruciaal als bewijslast.

Weinigen in Vlaanderen die meer afweten van forensische wetenschap in gerechtelijke dossiers. Zonder Van Dijck en haar collega’s geen doorbraak in het dossier van seriedoder Stephaan Du Lion, de glazenwasser uit Deurne die onlangs levenslang kreeg voor de moord op vier vrouwen. Du Lion werd na al die jaren van vruchteloos speuren finaal genekt door de DNA-sporen die hij achterliet bij één van zijn slachtoffers. Door doorgedreven forensisch onderzoek, dus.

Labo en speurders, één strijd

Van Dijck is iemand die in de luwte opereert, als een soort verbindingsofficier tussen wetenschap en Justitie. Ze spreekt de taal van het labo én van de magistraten. Haar grote troef: dossiers vanonder het stof halen en met de fijne kam doorploegen.

Momenteel brengt ze alle oude dossiers in kaart in het Antwerpse, veelal dossiers van moord en doodslag, die nog niet rond zijn. Ze maakte al een eerste selectie van 236 dossiers die ze op termijn minstens wil proberen op te lossen. In de meeste gevallen is er dus geen naam van de dader. Maak die oefening voor heel Vlaanderen en de noodzaak voor een aanpak op z’n Engels lijkt nogal wiedes.

Maar tot verbazing van velen blijkt het in ons land voorlopig allemaal nattevingerwerk, zo’n cold case alsnog proberen op te lossen. Vaak terug te brengen tot die ene overijverige magistraat, het buikgevoel van een ervaren speurder of een toevallige DNA-match.

“Dat moet structureel anders”, stelt Van Dijck. “Het is hoog tijd dat we ook hier een professioneel cold case-team oprichten. Maak een lijst van alle dossiers, zet speurders, forensische wetenschappers én magistraten samen in een bureau en laat ze dag in, dag uit samenwerken. Simpel. Het zal vruchten afwerpen.”

In elke hooiberg zit een speld

Van Dijck verwijst naast Engeland ook naar Nederland, dat elf zulke teams kent. Of naar Frankrijk, waar drie nationale onderzoeksrechters speciaal opgeleid zijn in de materie. Wat kan je wettelijk doen qua DNA-onderzoek met oude en (later) nieuwe verdachten? Dat soort zaken. Ze verwijst naar de revolutie de voorbije jaren in DNA-land.

“Met de huidige technieken kan je als wetenschapper veel gerichter zoeken. Koppel dat aan een gerichte strategie en mijn aanvoelen is dat je veel onopgeloste zaken alsnog kan oplossen. Is er DNA? Hoe is dat bewaard? Zijn er bewijsstukken? Waar kunnen we misschien nog iets vinden? Waar liepen we destijds op vast? Zijn er wettelijk intussen nieuwe opties?”

Haar filosofie is helder als pompwater: op zijn minst professioneel te werk gaan, alles in kaart brengen, de nodige expertise rond de tafel verzamelen en speuren naar dat ene naaldje in de hooiberg. Zoals onder meer de achtergebleven haartjes van seriedoder Du Lion.

Capaciteit en centen

Zoals zo vaak in het land van Vrouwe Justitia wordt het ook een verhaal van capaciteit en centen. Er is al structureel te weinig geld om extra personeel aan te werven, om de kwaliteit in de gevangenissen te verbeteren, om renovatiewerken uit te voeren, om de slabakkende digitalisering van Justitie aan te pakken. De lijst is lang, de ambitie in het Vlinderpaleis desondanks groot.

Haar ultieme wensdroom, naast een eigen team: een cold case-databank waar je, zoals in Amerikaanse films, met enkele magische drukken op de knop alles uit labo’s digitaal aan openstaande dossiers kan linken. Het blijft, klinkt het, voorlopig een verhaal uit fictiereeksen als CSI: Miami.

Van Dijck hoopt binnenkort de minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD) alvast te overtuigen om (een klein beetje) budget vrij te maken. Ze diept een quote van hem op, uit 2022: “Elke onopgehelderde zaak is er één te veel.” Van Dijck: “Ik vraag niet veel: geef me een team van drie specialisten – een bevoegde magistraat, een ervaren speurder die in alle archieven kan en een allround forensisch adviseur –, een lokaal, archiefkasten en wat tijd.”

Bron » Gazet van Antwerpen | Pieter Huyberechts

De negentien vingerafdrukken van de allerlaatste kans: hierin bijten speurders zich al 40 jaar vast in dossier-Bende van Nijvel

Negentien vingerafdrukken. Dat is de wetenschappelijke buit van de speurders die zich na veertig jaar nog steeds vastbijten in de Bende van Nijvel. Onze redactie kon de hand leggen op die lijst, en zo komen we voor het eerst te weten welke vingersporen precies waar zijn achtergelaten. Of: hoe een zakje chips misschien toch ooit nog voor een doorbraak kan zorgen.

De Bende van Nijvel ligt straks veertig jaar achter ons. In een reeks overvallen op warenhuizen en andere diefstallen met geweld, in de jaren 1982, 1983 en 1985, maakte de “groep” 28 doden en meer dan 40 gewonden. Het onderzoek naar de daders leverde al die tijd niets op. Waren het misnoegde rijkswachters? Kwamen de daders uit het extreemrechts milieu? Wilden ze een staatsgreep plegen? En wat met de befaamde “roze balletten”, waarvan getuigen geëlimineerd moesten worden? Alle pistes passeerden de voorbije vier decennia de revue, maar een doorbraak kwam er nooit. Tot grote teleurstelling van de nabestaanden.

In 2018 – na vele jaren van vruchteloos onderzoek en doodgelopen pistes – nam het federaal parket de zaak in de handen en besloot ze het over een andere, wetenschappelijke boeg te gooien. Het onderzoek van de allerlaatste kans, op basis van alle mogelijke gesofisticeerde technieken.

Het drie miljoen pagina’s tellende dossier? Daar vindt een kat haar jongen niet meer in. Zelfs als je per dag het ontzaglijke aantal van driehonderd pagina’s zou lezen, zou je tienduizend dagen of meer dan 27 jaar nodig hebben om het hele dossier gewoon te lezen. Onbegonnen werk.

Dus concentreerden parket en speurders zich op de wetenschappelijke sporen, DNA en vingerafdrukken op bestaande bewijsstukken. Kosten noch moeite werden hiervoor gespaard. Zesduizend (gewezen) gangsters en potentiële verdachten kregen de vraag om DNA en vingerafdrukken te leveren. Sommige overleden potentiële verdachten moesten zelfs opgegraven worden.

Van 6.000 naar honderdtal potentiële verdachten

In het dossier zaten eerst twee DNA-sporen van vermoedelijke Bendeleden, gevonden op een sigarettenpeuk en op de kraag van een kogelwerend vest. Maar in 2020 meldde het federaal parket dat er dankzij nieuwe technieken nog een tiental extra sporen gedetecteerd konden worden. Verder bleef het daar vaag over.

In het DNA-onderzoek zou er nog geen match zijn, zo horen we. Blijven over: de vingerafdrukken. Onze redactie kreeg de lijst in bezit van de negentien unieke vingerafdrukken die in het dossier zitten. Dat volledige overzicht werd nooit eerder gepubliceerd. De afdrukken zijn nagelaten op allerhande voorwerpen: in auto’s, op een vuilniszak, op een zakje chips, op een brandkast of op de deurknop waar de overvallers gepasseerd zijn.

De afdrukken werden vergeleken met een heel groot deel van de zesduizend profielen, en ook hier zou nog geen match tevoorschijn gekomen zijn. Het aantal potentiële verdachten qua vingerafdrukken is inmiddels geslonken van zesduizend naar een honderdtal potentiële verdachten. Voor zover we weten. Het federaal parket wil hierover geen bijkomende info kwijt, net omdat het onderzoek nog steeds volop loopt.

Slecht bewaard

Hoewel de kansen klein worden, blijft er hoop om de daders te klissen, klinkt het bij het federaal parket. Het dossier blijft ondanks de tegenslagen een absolute prioriteit, zeggen gerechtelijke bonnen.

Maar simpel is het niet. Een veertig jaar oude vingerafdruk checken is geen sinecure. Vooreerst is een vergelijking pas een juridisch bewijs als er op twaalf vaste punten op de afdruk een match is. Daarnaast valt het nog te zien hoe de vingerafdruk bewaard is gebleven. Een heikel punt in dit verhaal. Nu kan dat allemaal digitaal, maar in de jaren tachtig was dat gewoon een inktafdruk. Ook is niet elke vingerafdruk even goed achtergelaten door de potentiële daders.

De lijst die onze redactie in handen kreeg, maakt een onderscheid tussen “pertinente” en “minder pertinente” afdrukken. Daarnaast is een vingerafdruk nooit een op zich staand bewijs. Als je twee dagen voor een moord op die plek gepasseerd bent en een vingerafdruk nagelaten hebt, zal je initieel wel als verdachte beschouwd worden, maar ben je uiteraard niet per se schuldig.

“Op een vingerafdruk staat geen datum”, zeggen twee vingerafdrukspecialisten bij de federale politie. “Dus is er altijd ook heel wat empirisch onderzoek nodig om te zien of die persoon, die zijn vingerafdruk naliet, wel ter plekke was op het moment van de misdaad. En dat is heel moeilijk als de daders al overleden zijn, wat in het geval van de Bende best aannemelijk is. Net in dat empirisch onderzoek kruipt het meeste werk”, klinkt het bij de politiespecialisten.

Een doorbraak lijkt ondanks die bruikbare sporen nog (lang) niet voor morgen. Is het allemaal ijdele hoop? “We zullen niet rusten tot we de nodige antwoorden hebben waar de nabestaanden recht op hebben”, klinkt het bij het federaal parket.

Hier werden ze achtergelaten

14 augustus 1982 – Twee vingerafdrukken op glazen deur

  • Misdrijf? Overval op kruidenierswinkel Piot in Maubeuge, Frankrijk
  • Sporen? Twee vingerafdrukken op de klink van de glazen ingangsdeur, door het gerecht in Rijsel doorgegeven aan vijf aangrenzende landen

De overval in het Franse Maubeuge is de enige overval van de Bende in het buitenland, negen kilometer van de Belgische grens. Twee mannen, met bivakmuts en gewapend met karabijn met afgezaagde loop, slaan ’s nachts de dubbele glazen ingangsdeur van de kruidenierswinkel Piot stuk en dringen de winkel binnen. De eigenaars zijn niet thuis. De daders stelen voedingsmiddelen, wijn, champagne en ganzenlever.

Tijdens de overval belt een anoniem persoon naar de politie. Het politiecommissariaat is vlakbij en drie agenten gaan ter plekke. De daders vluchten, maar er ontstaat een schietpartij met de agenten. Politieagent Christian Delacourt krijgt een kogel in de buik, maar overleeft.

14 februari 1983 – Twee vingerafdrukken op gestripte Golf

  • Misdrijf? Diefstal van zilverkleurige VW Golf in Plancenoit, bij Lasne
  • Sporen? Twee vingerafdrukken op de deur aan de passagierskant van de Golf die, volledig gestript, werd teruggevonden

Op Valentijn komt mevrouw Geneviève Van Lidth de Jeugd thuis. Terwijl ze uit haar Golf stapt, stapt een man op haar af. Hij duwt de loop van een handvuurwapen in haar buik. “Beweeg u niet, in uw belang. Laat uw sleutels op het dashbord”, klinkt het dreigend. De man vertrekt met de wagen en een tweede dader scheurt met een Peugeot 504 achter hem aan. De twee waren met de Peugeot naar het huis van het slachtoffer gereden, zo blijkt.

Het slachtoffer verklaart dat haar overvaller van zuiderse afkomst was en kort, zwart krullend haar had. Van de vermoedelijke dader is een robotfoto gemaakt. Hij sprak onberispelijk Frans en maakte “een geschoolde indruk”.

Enkele dagen voordien was met de Peugeot een overval gepleegd op de Delhaize van Genval. De drie daders zijn tot de tanden gewapend en dragen carnavalsmaskers, type bril, snor, lachende gezichten. Ze schieten gericht, maar er vallen als bij wonder geen zwaargewonden. De Peugeot wordt later uitgebrand teruggevonden in Waterloo. De buit van de overval bedraagt 692.000 Belgische frank.

De VW Golf uit Plancenoit wordt veel later, op 9 juni, teruggevonden in het Bois de Hourpes, in Thuin, Henegouwen. De auto blijkt geheel gestript. De binnenbekleding, de zetels, de batterijen en de lichten zijn allemaal verwijderd. Toch vinden de speurders nog twee vingerafdrukken.

3 maart 1983 – Drie vingerafdrukken op telefoonhoorn

  • Misdrijf? Overval op de Colruyt van Halle, waarbij 1 dode valt
  • Sporen? Drie vingerafdrukken gevonden op de hoorn van de telefoon, helaas niet van goede kwaliteit

In maart 1983 is de Bende zowat wekelijks in het nieuws. Drie weken na de overval op de Delhaize in Genval en goed een week na een andere overval op de Delhaize in Ukkel vallen drie mannen de Colruyt van Halle binnen. De daders spreken Frans, zoals steeds, en één dader is gewapend met een geweer met korte loop. Hij blijft aan de ingang staan en verplicht een werknemer op de grond te gaan liggen. Andere klanten en werknemers gaan ook onmiddellijk op de grond liggen.

De man vuurt enkele kogels af. Zijn twee kompanen begeven zich naar het bureel, een verdieping hoger. Daarin bevinden zich winkelgerant Walter Verstappen en twee werknemers. Verstappen moet de brandkast openmaken onder bedreiging van een wapen. De twee overvallers hebben een reistas en vullen die met bankbiljetten. Eén werknemer die op de grond ligt, krijgt een harde klap van een knuppel van een overvaller, omdat hij opkijkt. Daarbij zou de telefoon op de grond gevlogen zijn. Daarna draaien de daders zich terug naar de directeur en jagen hem een kogel door de keel. Walter Verstappen zal later in het ziekenhuis overlijden.

De daders vluchten in hun donkerkleurige golf. Tijdens hun ontsnapping schieten ze meerdere keren op de werknemers, vanuit het open raampje langs de passagierskant. De buit van de gangsters bedraagt 1.182.115 frank.

Volgens ooggetuigen is de eerste dader een man van ongeveer 1,80 m. Hij heeft donkerkleurige handen en blauwe ogen. De tweede persoon is even groot en heeft een getaande huidskleur. Andere getuigen spreken van een grote man, gekleed in een regenjas, zwarte schoenen. Hij droeg tijdens de overval een bivakmuts, zwart en afgeboord met een lichtere kleur. Rond zijn ogen was de huid ingesmeerd met donkere verf, zoals commando’s doen. De derde overvaller zou kleiner zijn. Ook hij droeg een bivakmuts.

17 september 1983 – Vingerafdruk op leeg zakje chips

  • Misdrijf? Overval op Colruyt van Nijvel, waarbij 3 doden vallen
  • Sporen? Zeven vingerafdrukken gevonden op een vuilniszak, een achtste op een leeg achtergelaten zakje chips

Die nacht rond 1 uur rijdt een Saab met aan boord een onbekend aantal gangsters de parking van de Colruyt in Nijvel op. Ze stappen uit en met een gasbrander proberen ze de toegangsdeur aan de achterzijde van de winkel open te branden. Op dat moment rijdt het echtpaar Jacques Fourez en Elise Dewit in hun witte Mercedes ook de parking op, om te tanken. Fourez moet ook naar het toilet. De overvallers krijgen hem in het oog en schieten hem een kogel door het hoofd. Elise Dewit ziet het gebeuren en loopt naar haar echtgenoot. De gangsters vuren op haar, maar raken haar niet meteen. Ze overmeesteren haar en sleuren haar naar de achterzijde van het gebouw. Daar wordt ze afgemaakt met twee kogels in het hoofd.

Intussen is de deur van de Colruyt geforceerd en is het stil alarm afgegaan. De gealarmeerde rijkswacht komt ter plekke, met wachtmeester Marcel Moreu (31) en Jean-Marie Lacroix (30) in de combi. Op de parking zien ze het tafereel van de inbrekende gangsters. Ze stoppen met hun combi, maar worden meteen onder vuur genomen. Lacroix krijgt twee kogels in de enkel en overleeft, Moreu wordt in de keel getroffen.

De gangsters vluchten met de Saab én de Mercedes. Hun buit bedraagt vijf dozen pralines, enkele bussen arachideolie en maïsolie, en enkele zakjes koffie. Het parelsnoer en de ringen met briljanten die mevrouw Dewit draagt, worden opmerkelijk genoeg niet gestolen.

De vlucht van de gangsters eindigt met een heuse achtervolging. Een politiepatrouille die ter versterking is opgeroepen, komt de gangsters van de andere kant met zwaailichten tegemoet gereden. De daders in de Mercedes openen het vuur op de politie. Eén agent wordt aan het hoofd getroffen, maar overleeft. De gangsters laten op de plek van de schietpartij hun Mercedes achter. In de Saab kunnen alle gangsters uiteindelijk toch ontsnappen, ondanks een speractie van de politie en rijkswacht. De auto wordt enkele uren later teruggevonden.

Eén van de daders zou tijdens de overval in Nijvel een tijdlang een plastic vuilniszak vastgehouden hebben. De zak wordt teruggevonden, met daarop zeven vingerafdrukken. Eén van de daders moet ook een zakje chips gegeten hebben. Ook dat zakje vinden ze terug, met daarop een vettige vingerafdruk.

17 september 1983 – Twee vingerafdrukken op autokrik

  • Misdrijf? Vondst van de Saab waarmee Colruyt van Nijvel werd overvallen
  • Sporen? Twee vingerafdrukken gevonden op de krik in de koffer van de auto, één op de uitsparing voor de autoradio

De overvallers van de Colruyt in Nijvel (sindsdien had de Bende voorgoed haar naam beet) vluchten weg met een Mercedes en een Saab 900. De Mercedes laten ze staan na een schietpartij met de politie. De Saab, waarmee ze uiteindelijk wegvluchten, is door de politie de volgende ochtend een eind verderop teruggevonden.

De Saab staat op de oprit van een huis in een zijstraatje van de Chaussée d’Alsemberg in Eigenbrakel. Ondanks de klopjacht van de politie is van de daders geen spoor.

De Saab is onklaar gemaakt. In de koffer vindt men de gestolen olie en koffie. Twee vingerafdrukken worden gevonden op de krik van de wagen, een derde aan het dashboard op de uitsparing voor de autoradio.

De Saab 900 turbo blijkt op 8 juni dat jaar gestolen in een garage in Eigenbrakel. Tijdens die inbraak hebben de daders de Duitse herder van de garagehouder, die in zijn kooi zat en onrustig werd, doodgeschoten.

9 november 1985 – Vingerafdruk op kast met geldkoffer

  • Misdrijf? Overval op Delhaize van Aalst, waarbij 8 doden vallen
  • Sporen? Vingerafdruk gevonden aan de binnenkant van de kast waarin zich de geldkoffer van het warenhuis bevindt

De overval van Aalst is de bloedigste en de laatste van de Bende van Nijvel.

Om 19.40 uur parkeert een VW Golf GTI zich op de parking van de Delhaize aan de Parklaan. Drie mannen, met bivakmutsen en sjaals rond hun gezicht, stappen uit en begeven zich in de richting van de winkel. Ze zijn gewapend en beginnen direct te schieten op voertuigen en klanten op de parking. De schoten zijn tot in de winkel te horen. De werknemers en klanten vluchten naar de achterzijde van het warenhuis of verstoppen zich achter de rekken.

De daders grijpen de gerant en nemen hem mee naar de burelen. Ze halen de brandkast leeg. De gerant kan ontkomen. De drie gangsters gaan naar de uitgang. Daar liggen twee kinderen op de grond, onder wie David Van De Steen. Ze worden onder vuur genomen. Voor de deur aan de uitgang ligt een vrouw. Zij overleeft het niet. De overvallers vluchten. Eén van de daders neemt plaats in de open kofferruimte.

Acht mensen blijven dood achter: Dirk Nijs, zijn dochtertje Els Nijs, Marie-Jeanne Van Mulder, Georges De Smet, Jan Palsterman, Gilbert Van De Steen, Thérèse Van Den Abiel, en Rebecca Van De Steen. Die laatste drie mensen behoren tot hetzelfde gezin. Alleen hun negenjarige zoon David overleeft de kogels.

De buit bedraagt 737.777 frank. Onder meer de gestolen geldkoffer vinden speurders nadien terug in het kanaal van Ronquières, waar nadien ook wapens blijken gedumpt.

De daders zijn gemaskerd. Eén van hen omschrijven ooggetuigen als “een reus” van 1,90 meter, die de leiding over de overvallers heeft. Getuigen zeggen dat ze hun gezicht verbergen achter een sjaal of een bivakmuts. Ze dragen lange overjassen en militaire schoenen.

Bron » Het Nieuwsblad | Dirk Coosemans, Pieter Huyberechts en Yves Barbieux

DNA van familie mag binnenkort worden gebruikt om daders op te sporen, mogelijke doorbraak voor cold cases

De ministerraad heeft een wetsontwerp goedgekeurd waardoor het mogelijk wordt om daders op te sporen via het DNA van naaste verwanten. Dat kan leiden tot doorbraken in vastgelopen zaken (cold cases). Daarnaast zal genetisch materiaal van verwanten van vermiste personen ook met internationale databanken mogen worden vergeleken.

Daders van een misdrijf opsporen met behulp van DNA: het nekte Stephaan Du Lion, die nu terechtstaat voor viervoudige moord. Maar bij strafzaken waar wél DNA-sporen gevonden zijn, maar geen exacte match met DNA uit databanken, loopt het onderzoek wel eens vast. De federale ministerraad keurde nu een wetsontwerp van minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD) goed dat voor doorbraken kan zorgen in cold cases.

Match met dichte naasten

Het wetsontwerp maakt breder DNA-onderzoek mogelijk: als er geen rechtstreekse match is tussen het DNA van een dader en profielen in de bestaande databanken, mag nu ook gezocht worden naar gedeeltelijke matches met broers, zussen, ouders en kinderen: een “familiale zoeking”.

Ouders geven namelijk de helft van hun DNA door aan hun kinderen. Als de dader onbekend is, maar er zit in de databank DNA van naaste familie, kan dat de zaak dus vooruithelpen. Al mag die gedeeltelijke match dus énkel bij familie van de eerste lijn. In ons land hebben we zo 120.000 profielen, internationaal natuurlijk nog veel meer.

Een tweede verandering is gericht op verdwijningszaken. In Europese en internationale databanken zitten profielen van familie van vermiste personen wereldwijd. Die bevatten ook duizenden DNA-profielen van niet-geïdentificeerde lichamen. Nu zal ook de Belgische politie genetisch materiaal van verwanten mogen vergelijken met die databanken. Dat zou nu nog kunnen leiden tot antwoorden in onopgeloste verdwijningszaken.

Bovendien zullen DNA-stalen zelf langer bewaard worden, wat nu enkel het geval is voor de profielen. “Nu zit dat vaak op zes maanden, dat gaat naar dertig jaar. Dat is belangrijk, want verdwijningszaken worden niet op één-twee-drie opgelost”, zegt minister Van Quickenborne.

Y-chromosoom

De derde wijziging gaat over het Y-chromosoom, een klein stukje van het DNA dat enkel mannen hebben. Dat wordt bijna identiek doorgegeven van vader op zoon, waardoor je zelfs bij verre familie (tot de veertigste graad!) een match kan vinden. In zedenzaken zou daar binnenkort consequent een profiel van gemaakt worden.

Met deze beslissingen volgt onze overheid Nederland. Daar is de techniek al sinds 2012 legaal. Met grootschalige oproepen naar vrijwilligers om hun DNA af te staan, konden speurders zoeken in duizenden stalen. Zo werden al enkele zaken opgelost. “Als je alleen nog maar naar onze noorderburen kijkt, zie je een heel grote succeskans van zo’n familiale zoekopdracht”, zegt postdoctoraal onderzoeker Sofie Claerhout (KULeuven), die aan de techniek werkt en al jaren pleit voor een wetswijziging.

Claerhout is blij dat ook bij ons nu stilaan een databank op basis van die Y-chromosomen zal worden uitgebouwd. Een databank aanleggen met ieders (volledig) DNA-profiel is volgens haar niet nodig, net omdat we met het Y-chromosoom veel daders kunnen vatten. “Het Y-chromosoom is ook zo nuttig omdat je er niets mee weet over iemand, zoals erfelijke ziektes of uiterlijke kenmerken, buiten het feit dat het een man is”, legt Claerhout uit.

Bron » VRT Nieuws | Heleen Vander Beken

Deze Kortrijkse wetenschapper heeft mogelijk het antwoord op talloze Belgische cold cases

Via het DNA van familieleden een moordenaar opsporen die al tientallen jaren vrijuit gaat: met die techniek vergaart biowetenschapper Sofie Claerhout al jaren faam in het buitenland. Dankzij een wetswijziging kan ze binnenkort eindelijk ook Belgische cold cases helpen oplossen.

Georges en Marie-Josephe Caeckaert krijgen op 16 maart 1991 een telefoontje dat elke ouder doet rillen: er is iets met hun dochter gebeurd. Onmiddellijk vertrekken ze naar Knokke-Heist, waar ze van de politie te horen krijgen dat ze zich op het ergste moeten voorbereiden. Op klaarlichte dag werd hun dochter Ingrid Caeckaert, nauwelijks 26, met 62 messteken om het leven gebracht aan de lift van haar appartement.

Ondanks duizenden getuigenverhoren wordt de zaak nooit opgehelderd. Vandaag, dertig jaar later, heeft het koppel er nog steeds het gissen naar wie hun dochter vermoord heeft, en waarom. Zoals de zaak-Caeckaert zijn er tientallen cold cases in ons land. Maar er is hoop. Minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open Vld) werkt momenteel een wetsontwerp uit dat bepaalt dat het Belgische gerecht straks via DNA-onderzoek familieleden van de dader kan opsporen, om zo via een omweg bij hem uit te komen.

Dat die wet er komt, is voor een groot stuk te danken aan het pionierswerk van de Kortrijkse Sofie Claerhout. De doctor in de forensische genetica (KU Leuven) houdt zich sinds 2015 bezig met onderzoek naar een chromosoom dat ze zelf niet bezit: het mannelijke Y-chromosoom. Met Dader onbekend, haar pas uitgebrachte boek, wil ze de resterende sceptici overtuigen dat het Y-chromosoom het redmiddel kan zijn bij tal van onopgeloste moordzaken. De eerste cold case die ze in België hoopt op te lossen, is die van Ingrid Caeckaert.

Hoe leerde u over deze moordzaak?

Sofie Claerhout: “Ik was derdejaars doctoraatsstudente toen ik online op deze zaak botste. Ik las dat er een DNA-spoor gevonden was, maar dat dat tot niks leidde. Ik zag hoe de ouders uit wanhoop op Telefacts een oproep hadden gedaan. Op dat moment was ik al drie jaar bezig met verwantschapsonderzoek, en ik besefte dat we wetenschappelijk de sleutel in handen hadden om die zaak misschien op te lossen: het Y-chromosoom! Ik dacht: hoe kan het toch dat zoveel veelbelovend onderzoek gebeurt en dat we dat hier niet gebruiken?”

Hoe kan onderzoek op basis van het Y-chromosoom tot een doorbraak leiden?

“In de zaak-Caeckaert leverde het DNA tot nu toe geen doorbraak, omdat volgens de Belgische wet een DNA-spoor alleen vergeleken mag worden met dat van de verdachten of mensen die in ons land eerder veroordeeld werden. Maar we zouden dat DNA-spoor ook kunnen gebruiken om (verre) familieleden van de dader te vinden, en dat is waar het Y-chromosoom van pas komt.”

“Het Y-chromosoom is een geslachtschromosoom. Het wordt ook wel ‘the genetic wasteland’ genoemd, het genetische braakland: het bevat namelijk heel weinig informatie over je genen of je uiterlijk. Het bepaalt alleen of je een man bent en welke vaderlijke lijn je volgt. Maar wat zo handig is aan het Y-chromosoom, is dat het daardoor van vader op zoon bijna ongewijzigd wordt overgedragen. Terwijl achterneven maar 12,5 procent van hun DNA delen, is 95 procent van hun Y-chromosoom identiek. Door naar het Y-chromosoom te kijken, hoef je dus niet eens de naaste familie van de dader te vinden, het DNA van een verre achterneef kan genoeg zijn.”

Hoe komt u dan bij die familieleden terecht?

“Dat kan door een oproep te doen aan een honderdtal mannen uit de buurt om hun DNA af te geven. Daarna kunnen onderzoekers zoals ik aan de slag met het Y-chromosoom. Als we bij die DNA-samples een gelijkaardig Y-chromosoom terugvinden als dat van op de plaats delict, focussen we daarop. Door te kijken naar de kleine verschillen tussen de chromosomen, kunnen we nagaan of het om een dicht familielid, bijvoorbeeld een broer, of eerder verre familie gaat. Dat combineren we met stamboomonderzoek, waardoor we bijvoorbeeld takken van de familie kunnen uitsluiten die naar andere steden verhuisd zijn. Op die manier kun je al binnen een aantal maanden bij de dader komen, zonder dat hij zelf DNA afgegeven heeft.”

We hebben het tot nu toe alleen over mannen gehad. Kan deze techniek ook toegepast worden bij vrouwen?

“De tools die ik ontwikkeld heb, focussen specifiek op het mannelijke Y-chromosoom. Mijn toekomstige doctoraatsstudent van ons lab in Kortrijk (KULAK) zal zich deels concentreren op het DNA dat moeders aan dochters doorgeven, het zogenaamde mitochondriaal DNA. Alleen is dat DNA korter dan dat van het Y-chromosoom en is het voorlopig minder interessant om verwantschappen mee te achterhalen. Bovendien is stamboomonderzoek via vrouwelijk DNA een pak moeilijker, omdat de familienamen doorgaans de mannelijke familielijn volgen.”

“Voor de toepassing op cold cases hebben we daar dus nog een langere weg af te leggen. Maar als je de statistieken erop nagaat, zie je dat meer dan 90 procent van de moorden in België gepleegd wordt door mannen.”

Dat soort verwantschapsonderzoek wordt al jaren toegepast in het buitenland. Toch kloppen buitenlandse speurders vaak aan bij uw lab voor hulp. Wat doen jullie anders?

“Verwantschapsonderzoek op zich is inderdaad niks nieuws. Maar samen met mijn promotor heb ik een aantal tools ontwikkeld die het proces minder duur en tijdrovend kunnen maken. De eerste is CSYseq, waarmee we in detail het Y-chromosoom van honderd mannen tegelijk kunnen detecteren. Met Ysurnames, een andere tool, kunnen we vervolgens berekenen hoe groot de kans is dat de dader dezelfde familienaam draagt als de DNA-match uit het onderzoek. En met YMrCA, een soort verwantschapsrekenmachine, kunnen we berekenen hoeveel generaties tussen de dader en het familielid uit het onderzoek zitten.”

De Nederlandse politie heeft, onder meer met jullie hulp, al verschillende cold cases opgelost die tientallen jaren vastzaten.

“Inderdaad. Tien jaar geleden hielp professor Ronny Decorte met analyses van DNA-stalen in het kader van de moord op Marianne Vaatstra (die in 1999 op zestienjarige leeftijd verkracht en gewurgd werd in het Friese dorpje De Westereen, JL). Door die zaak werd de Nederlandse wetgeving rond verwantschapsonderzoek aangepast.”

“Zelf was ik betrokken bij het onderzoek naar de moord op Nicky Verstappen (die als elfjarige jongen in 1998 verdween op een jeugdkamp en een dag later dood werd teruggevonden, JL). Twintig jaar later, in 2018, kwam er een verwantschapsonderzoek waarbij meer dan 21.000 mensen werden opgeroepen om een DNA-staal af te geven. Uiteindelijk werd de dader Jos B. in Spanje ontdekt.”

In het buitenland kwam er dankzij verwantschapsonderzoek een doorbraak in tal van cold cases, maar in ons land is het nog altijd niet toegelaten. De frustratie daarover is voelbaar in uw boek.

“Eigenlijk is het absurd. Ik doe al jaren onderzoek met binnenlands geld, maar door de verouderde DNA-wetgeving kan ik het voorlopig enkel gebruik toepassen om buitenlandse cold cases te helpen oplossen.”

“Er was een moment dat ik twijfelde of ik er gewoon mee moest stoppen, of blijven doorbomen tot de wetgeving ook bij ons zou veranderen. Het is het tweede geworden.” (lacht)

Verschillende landen, zoals het Verenigd Koninkrijk, hebben inmiddels een grote DNA-databank waaruit ze kunnen putten. Moet ons land daar een voorbeeld aan nemen?

“Het Verenigd Koninkrijk is op dat vlak inderdaad een pionier. Het houdt het DNA bij van iedereen die ooit veroordeeld werd, of het nu kwam door te snel te rijden of een handtas te stelen. In 2003 loste het VK als eerste wereldwijd een moord op door DNA-verwantschapsonderzoek. Ze hebben inmiddels een databank van bijna 7 miljoen mensen, en daardoor ook heel weinig cold cases.”

“Ook bij ons gingen al stemmen op om de DNA-databank aanzienlijk uit te breiden (procureur-generaal Yves Liégeois zei in 2013 dat iedereen vanaf de geboorte in een DNA-bank zou moeten zitten, JL) Maar eigenlijk is dat niet nodig. Dankzij onze methode op basis van het Y-chromosoom kunnen we ook met veel minder DNA-sporen tot de dader komen.”

Het wetsontwerp van minister Van Quickenborne schrijft voor dat bij een onopgeloste moordzaak vrijwilligers geronseld kunnen worden om DNA af te geven. Na het onderzoek zou hun DNA weer vernietigd worden. Is dat ook hoe u het ziet?

“Inderdaad. Het is echt de bedoeling om case per case te bekijken, want de groep mannen die bijvoorbeeld voor de zaak-Caeckaert opgeroepen wordt, helpt ons niet noodzakelijk veel verder voor een andere moordzaak in Brussel. Ik denk dat dat ook het vertrouwen van mensen zal opkrikken. In de Nederlandse onderzoeken nam vaak 90 procent van de mensen die een oproep kregen deel aan het onderzoek. Dat toont dat mensen gemotiveerd zijn om hun steentje bij te dragen om een moordzaak in hun buurt op te lossen, maar ze moeten er ook op kunnen vertrouwen dat je daarna hun DNA niet bijhoudt.”

Lijk je niet automatisch verdacht als je liever niet meewerkt aan zo’n onderzoek? In buitenlandse voorbeelden zagen we al dat speurders mensen die niet ingingen op zo’n oproep nadrukkelijker opvolgden.

“Dat gebeurt alleen in een latere fase van het onderzoek. De eerste fase is louter vrijwillig. Pas als de politie na heel wat onderzoek een specifiek persoon oproept om DNA af te staan en die persoon verzint telkens een excuus, dan wordt die als verdacht bestempeld.”

“Je moet je natuurlijk ook bedenken wat het alternatief is. Bij de moord op lerares Mieke Verlinden (die thuis met 101 messteken door een ex-leerling vermoord werd, JL) werden honderden ex-leerlingen als verdacht bestempeld, gewoon om aan DNA-onderzoek te kunnen doen. Het heeft gewerkt: de dader werd gevonden. Maar volgens mij is honderden mensen als verdacht bestempelen toch nog een pak verregaander.”

Een ander heikel punt: het DNA-spoor van de dader bevat informatie over diens afkomst. Hoe communiceer je daarover?

“Het DNA vertelt ons inderdaad welke afkomst de dader heeft. Bij de moord op Marianne Vaatstra gingen de dorpsbewoners er meteen van uit dat een asielzoeker de schuldige moest zijn, omdat ze vlak bij het asielzoekerscentrum gevonden werd. Maar uit het DNA-onderzoek bleek dat de dader van Noord-Europese origine was. Bij de moordzaak op Milica van Doorn werden dan weer alleen mannen opgeroepen die Turkse roots hadden en in 1992 in Kogerveld woonden, waardoor ze aan 133 vrijwilligers genoeg hadden.”

“Het is belangrijk om voorzichtig te zijn in de communicatie. Het is niet omdat iemand Turkse roots heeft, dat die persoon er vandaag Turks uitziet. En als onderzoek erop wijst dat de dader de familienaam Claerhout heeft, gaan we geen grote oproep in de media doen dat alle mensen met de naam Claerhout zich moeten aanmelden. Dat gebeurt allemaal achter de schermen. Voor dat soort zaken moet er een ethische commissie komen, en op dat vlak hebben we al veel geleerd uit buitenlandse voorbeelden.”

Waar focust uw onderzoek nu op?

“We doen op dit moment onderzoek om slaagkansen van zo’n verwantschapsonderzoek te berekenen. Bijvoorbeeld: hoeveel kans op slagen heeft het in een dorp, in een (middel)grote stad, in een wereldstad, of in zaken die zich op meerdere plekken afspelen?”

“Maar daarnaast hoop ik vooral eindelijk mijn onderzoek in België te kunnen toepassen. Ik ben al acht jaar aan het ijveren om de wet te veranderen. Dat lijkt nu eindelijk te gebeuren, maar ik ga pas tevreden zijn zodra ik een onderzoek kan opstarten, te beginnen met de moordzaak van Ingrid Caeckaert.”

Het lijkt alsof de zaak-Caeckaert bijna een persoonlijke missie geworden is. Wat grijpt u zo aan in die zaak?

“Ik weet zelf hoeveel pijn het doet om iemand dierbaar te verliezen. Enkele jaren geleden verloor ik in korte tijd twee goede vriendinnen, aan diabetes en kanker. Plots werden ze uit mijn leven weggerukt en dat raakt me tot vandaag. Ik denk dat ik daardoor gevoeliger geworden ben voor de dood. En ik kan me voorstellen dat het onmenselijk is om iemand te verliezen, te weten dat er een verantwoordelijke is en er nooit achter te komen wie het deed of waarom.”

“Toen ik over Ingrid Caeckaert las, besefte ik voor het eerst dat ons onderzoek een verschil kan maken in het oplossen van dergelijke moordzaken. Oop den duur voelde ik me ook persoonlijk verbonden met Ingrid. We hebben allebei West-Vlaamse roots. Op het moment dat ik over haar zaak hoorde, was ik 26, even oud als zij gebleven is. Inmiddels heb ik de ouders meermaals ontmoet en zijn we alweer vijf jaar later. Het wordt nu echt tijd dat we ermee aan de slag kunnen.”

Het boek Dader onbekend van Sofie Claerhout is uit bij Lannoo. Meer informatie over haar onderzoek vindt u op de website van CSY-Leuven: www.csy-leuven.be

Bron » De Morgen

Nieuwe wet op DNA-onderzoek kan cold cases oplossen

Een wetswijziging breidt de mogelijkheden voor DNA-opsporing straks flink uit. De mosterd voor zijn plan haalde minister Van Quickenborne bij een jonge onderzoekster uit Leuven. ‘Het net rond de dader zal zich makkelijker kunnen sluiten.’

In 1991 werd de 26-jarige Ingrid Caeckaert voor haar deur in Knokke-Heist door een onbekende doodgestoken. Ruim dertig jaar later is de moordenaar nog altijd niet gevat. Zijn DNA werd nochtans op de plaats delict aangetroffen, maar kwam niet overeen met dat van verdachten in het onderzoek, noch met dat van voor eerdere misdrijven veroordeelde mannen.

Een laatste kans om de dader te traceren moesten de speurders van overheidswege laten liggen. Theoretisch hadden ze hem kunnen vinden door via het DNA-spoor familieleden van hem op het spoor te komen, en zo via een omweg bij hem uit te komen. Maar de Belgische wetgeving staat zo’n verwantschapsonderzoek niet toe. DNA-stalen van een plaats delict mogen alleen worden vergeleken met het DNA van verdachten en met in gerechtelijke databanken opgeslagen DNA-profielen van veroordeelden. Niet met het DNA van mensen die nergens van worden verdacht.

Zo werd de zaak-Caeckaert een van de schrijnendste cold cases uit de Belgische geschiedenis. Tot nu. Want volgens Sofie Claerhout, doctor in de forensische genetica, legt minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD) momenteel de laatste hand aan een wetsontwerp dat bepaalt dat het Belgische gerecht verwantschapsonderzoek straks wél mag bevelen in strafzaken. Claerhout, die aan de KU Leuven de techniek op punt stelde waarmee zo’n verwantschapsonderzoek kan worden uitgevoerd, schreef er een boek over, waarover Het Nieuwsblad eerder berichtte en dat vanavond wordt voorgesteld.

Hoe werkt de techniek?

Sofie Claerhout: ‘Hij leest specifieke DNA-stroken uit van het y-chromosoom, dat alleen bij mannen voorkomt. Het DNA-profiel van zo’n y-chromosoom verschilt tussen families, maar wordt binnen een familie nagenoeg ongewijzigd doorgegeven van vader op zoon, vele generaties lang. Neven, achterneven en achter-achterneven uit eenzelfde familie delen allemaal een vrijwel gelijkaardig y-chromosoom. Wordt op een plaats delict een specifiek type y-chromosoom aangetroffen, dan kun je enkele honderden mannen uit de buurt vragen om vrijwillig DNA af te staan voor onderzoek. Een match kan dan aangeven in welke familie de dader moet worden gezocht. Zo kan het net zich rond de dader sluiten, zonder dat hij zelf zijn DNA voor onderzoek heeft afgestaan.’

Hoeveel tijd vraagt DNA-verwantschapsonderzoek?

‘Dat verschilt van geval tot geval. In de zaak-Caeckaert kan het binnen een paar maanden afgerond zijn. Omdat de moord niet in een grote stad gebeurde, kan beperkt verwantschapsonderzoek met enkele tientallen mannen volstaan. Caeckaert werd met 62 messteken om het leven gebracht. Dat haar moordenaar een buitenstaander was, is niet waarschijnlijk. Hij moet haar hebben gekend.’

Wat kost zo’n onderzoek?

‘Ook dat hangt van de zaak af: onderzoek je honderd DNA-stalen, of duizend? Het Nederlandse Forensische Instituut hanteert een richtprijs van minder dan 80 euro per DNA-staal. Voor België zijn geen tarieven vastgelegd.’

Heeft de KU Leuven patent op de techniek?

‘De aanvraag loopt. Maar verwantschapsbepaling is technisch zo veeleisend, dat je het echt in de vingers moet hebben. Zelfs met de handleiding ernaast zullen weinig laboratoria het ons nadoen.’

De Nederlandse politie heeft met de Leuvense techniek zaken opgelost, die al tientallen jaren stof lagen te vergaren.

‘Tien jaar geleden kwamen ze voor het eerst aankloppen. Ons diensthoofd, professor Ronny De Corte, heeft toen DNA-stalen geanalyseerd in het kader van de moord op Marianne Vaatstra (die in 1999 op zestienjarige leeftijd met overgesneden keel in een weiland werd gevonden, red.). Die zaak sleepte al dertien jaar aan. Zelf heb ik bijgedragen aan het onderzoek naar de moord op Nicky Verstappen, dat al 20 jaar aansleepte (De elfjarige jongen verdween in 1998 uit een jeugdkamp in Nederlands-Limburg en werd een dag later dood teruggevonden, red.).’

Hoeveel Belgische cold cases hoopt u op te lossen, eenmaal de wet is gewijzigd?

‘Dat is lastig te voorspellen. België heeft geen databanken waarin valt op te zoeken bij welke cold cases DNA van de dader is aangetroffen en de sporen aangeven dat de dader een man was. Overigens hopen we straks niet alleen cold cases op te lossen. Ook ongeïdentificeerde lichamen, van personen die door niemand als vermist zijn opgegeven, kunnen ermee op naam worden gebracht, door hun DNA-profiel in te voeren in commerciële databanken met DNA van mensen over de hele wereld.’

DNA-verwantschapsonderzoek geeft geen resultaat als de dader een vrouw is.

‘In theorie kun je ook verwantschapsonderzoek voor vrouwelijke daders opzetten, door te mikken op een type DNA dat alleen van moeders op dochters wordt doorgegeven. Maar dit zogeheten mitochondriaal DNA is korter dan dit van het Y-chromosoom, en minder informatief om verwantschappen mee te traceren. Komt daar nog bij dat de meeste stambomen in de mannelijke lijn worden opgesteld, en het dus tamelijk lastig is om nichten, achternichten en achter-achternichten over meerdere generaties aan elkaar te linken. Overigens: in de praktijk wordt naar schatting 90 procent van de geweldsmisdrijven gepleegd door mannen.’

Het boek Dader onbekend van Sofie Claerhout is uit bij Lannoo.

Bron » De Standaard