Brandweerman over de terreur van de CCC die twee collega’s het leven kostte: “De beelden van de aanslag krijg ik er niet uit”

Vandaag – 1 mei – is het dag op dag veertig jaar geleden dat bij een aanslag van de communistische terreurgroep CCC in Brussel twee brandweerlui omkwamen. Het leven van hun collega-pompier Eric Michiels werd toen ook opgesplitst in een deel voor en een deel na de bom. “Ik zie de beelden nog voor me.”

Woensdag 1 mei 1985: om 00.27 uur ’s nachts weerklonk een enorme knal die half Brussel van z’n bed lichtte. “Ik was van 24 uurswacht in de hoofdkazerne langs de Helihavenlaan”, vertelt Eric Michiels, nu 64 en sinds kort met pensioen na een loopbaan van 43 jaar bij de Brusselse brandweer. “Wij hebben die slag toen gehoord tot in ons gebouw. Ik stond van ziekenwagendienst op dat moment. ‘Stuiverstraat. Ontploffing na brand’, riepen ze om. Op zich iets vrij alledaags.” Daarna werd afgekondigd dat alle ziekenwagens die beschikbaar waren, meteen mee moesten gaan. “Amai, dachten mijn collega en ik, wat is dat allemaal? Maar de communicatie was nog niet wat het nu is, in feite wisten we van niks…”

Wagen met explosieven

Twee mannen hadden even na middernacht een witte bestelwagen met explosieven aan de achterzijde geplaatst van het VBO-gebouw in de Stuiverstraat, een verlaten steeg in de buurt van het Centraal-Station. Ze hadden ook pamfletten rondgestrooid en waren vervolgens op de vlucht geslagen. Twee leden van bewakingsfirma Intergarde hadden gezien wat er was gebeurd, en verwittigden om 00.14 uur de toenmalige Brusselse gemeentepolitie, schrijft Paul Ponsaers in zijn nieuwe boek Bloedrood over hoe de CCC in de jaren 80 terreur zaaide in België.

Ook de rijkswacht werd op de hoogte gebracht. Om 00.15 uur belde iemand die zich identificeerde als lid van de CCC naar hun Brusselse district met de melding dat er zich een bomauto bevond in de omgeving van het gebouw van de VBO hoofdzetel. De rijkswacht wist niet dat de politie ook was ingeseind, en vice versa. Door dat gebrek aan communicatie en door een warboel aan discutabele beslissingen ging kostbare tijd verloren. De politie vroeg de brandweer uiteindelijk om een brandend voertuig te gaan blussen in de Stuiverstraat, maar er werd niet bij vermeld dat het om een bomauto zou kunnen gaan.

Helm op de grond geslagen

Toen Michiels en z’n collega rond twintig voor één met de ambulance de omgeving van het Centraal-Station naderden, lagen de straten bezaaid met glas. Een agent hield hen tegen toen ze de Stuiverstraat wilden indraaien. “‘Uw collega’s… Het is niet om aan te zien’, zei hij, maar mijn frank viel nog niet. Ik zag een gebouw, de vlammen sloegen uit de bovenste verdieping, de chef kwam van de pomp naar beneden en sloeg z’n helm op de grond. Hij riep iets van ‘foert, dat ze zelf blussen, wij moeten de collega’s helpen’.”

“Toen zag ik links een camionette en rechts de autopomp (het basisvoertuig van de brandweer, red.). Daarachter waren ze iemand aan het reanimeren… (krijgt het moeilijk) Sorry, die beelden komen weer terug. Rechts naast het brandende gebouw was er zo’n portiershokje. Daarin stond iemand in z’n bloot bovenlijf, helemaal verbrand. Plots merk ik dat hij een brandweerbroek draagt. Ik besef ineens: ‘Dat is Michel, dat is ene van ons’. Ik heb hem vastgepakt en we hebben hem onder politie-escorte naar het Sint-Pietersziekenhuis gereden.”

Slecht Nederlands

Michel Dewit was één van de vijf leden van de interventie-eenheid van de brandweer die als eerste ter plekke was. Het ging om de ploeg van sergeant Marcel Bergen, die in de voorpost aan Pacheco van 24 uurswacht was. Om 00.22 uur parkeerden ze in de Stuiverstraat. Een minuut later kwam de politie aan. Geen van beide teams besefte op dat moment dat het rokende voertuig een bomauto was. De brandweerlui stapten naar de wagen om hem te gaan blussen. Overal waren pamfletten met het logo van de CCC rondgestrooid met daarop in slecht Nederlands: “Gevaar: gepiegeerde wagen. Verwittig uw collega’s en vlucht snel op straat, zo ver mogelijk! Raak vooral de wagens niet aan!”

Michiels: “Als ze ineens doorhebben wat er aan de hand is, loopt sergeant Bergen nog achter z’n collega’s aan om ze te waarschuwen. Net op dat moment ontploft de bom.” De 39-jarige sergeant wordt weggeslingerd en overlijdt bij z’n overbrenging naar het ziekenhuis, Jacques Van Marcke (30) krijgt een scherf in z’n been en overlijdt die nacht om 5 uur in het ziekenhuis. “Francis Ackerman was ook zwaargewond, die heeft nadien nog verschillende operaties moeten ondergaan. Alleen Gastonneke (de Coussemacker, red.) was relatief ongedeerd.”

Eric Michiels was op het moment van de aanslag nog maar drie jaar in dienst bij de brandweer. Toch kende hij alle getroffen collega’s. “Bij de brandweer roteer je op verschillende rollen en op verschillende posten. In het begin van je loopbaan sta je de ene dag op de ziekenwagen, de andere op de pomp. De mannen van de voorpost werkten ook soms vanuit het hoofdgebouw, en omgekeerd.”

Marcel was een sportieve kerel. “Een goeie volleyballer ook. En Jacques, dat was een doodbrave gast. Een echte Brusseleir. Eemand die twie toelen kon melangeren.” (lacht)

Die nacht bleef Michiels lang op de plaats van de ramp. Om daarna terug te keren naar de hoofdkazerne. “Ik zie nog voor me hoe iedereen er stond te wachten. De collega’s wilden weten hoe het geweest was, maar ik ben meteen doorgelopen, ik kon toen helemaal niks meer zeggen.”

Ook de broer van Eric Michiels was er die nacht bij. “Hij heeft nog staan blussen in de Stuiverstraat. Hij had die nacht van dienst gewisseld met Michel Dewit. Mijn broer werkte liever vanuit de hoofdkazerne, terwijl Michel er niks mee in zat om in de voorpost z’n wacht te doen. Michel was zwaar verbrand. Nadien heeft hij nog lang handschoenen moeten dragen. Mijn broer heeft daar nog jaren mee ingezeten. Hij zei dan: ‘In feite had ik in die ontploffing moeten zitten’.”

Schuld van de rijkswacht

De aanslag van 1 mei, symbolisch op de Dag van de Arbeid, was op dat moment al de negende van de CCC, die een oorlog voerde tegen de bourgeoisie, het kapitalisme en de NAVO, maar wel de allereerste waarbij er doden vielen. Een keerpunt, en dat beseften de leden van de organisatie ook. De sympathie van de bevolking waren ze toen definitief kwijt.

Op 6 mei 1985 in de vroege ochtend explodeerde een nieuwe CCC-bom in Brussel. Doelwit dit keer: een gebouw van de rijkswacht. In een opeisingspamflet dat bij de RTBF in Namen onder de deur werd geschoven, legde de CCC uit dat ze de aanslag hadden gepleegd omdat de rijkswacht “verantwoordelijk was voor de dood van de twee brandweerlui bij de VBO-aanslag”.

Er werd geponeerd dat de rijkswacht tijdig was verwittigd van de bomauto en dat er tijdig had ontruimd kunnen worden. “Het klopt dat die communicatie niet goed is gelopen, maar de verantwoordelijkheid voor de doden bij de rijkswacht leggen, was een brug te ver,” reageert Michiels. “Als de CCC geen bomauto had geplaatst, dan waren onze mannen nog in leven. Het was dus hun schuld, en niet die van de rijkswacht.”

De begrafenis, op diezelfde zesde mei nota bene, was groots. 300 brandweerlui in uniform stapten van de hoofdkazerne naar de Basiliek van Koekelberg. “De kisten op de ladderwagen, vol met bloemen, iedereen in uniform, al die korpsen uit binnen- en buitenland, die solidariteit die je voelde, dat was ontzettend aangrijpend. Francis Ackerman lag nog in het ziekenhuis, maar de twee andere overlevenden van de ploeg waren erbij.”

Er volgden nog aanslagen en eind dat jaar werden Pierre Carette, de leider van de CCC, en drie medestanders gearresteerd. Tijdens hun proces in 1988 kregen ze alle vier levenslang. “Toen hij dreigde vrij te komen, zijn we nog met een aantal collega’s en Melinda, de dochter van sergeant Bergen die ook bij ons werkte, bij Goedele Liekens geweest. In haar programma Recht van antwoord hebben we toen geargumenteerd waarom het geen goed idee was om hem vrij te laten. Maar dat heeft niet geholpen.”

In februari 2003 mocht Carette als laatste CCC’er, na een gevangenisstraf van 17 jaar, Leuven-Centraal verlaten.

Carette opnieuw heel populair in extreemlinkse kringen

Pierre Carette (vandaag 72) is weer erg populair in extreemlinkse kringen, zegt Paul Ponsaers, de auteur van Bloedrood. Met name in zijn thuisbasis Sint-Gillis zag de politie de aanhang de afgelopen jaren groeien. Van de geseinde personen op de OCAD-lijst met een extreemlinks gedachtegoed, woont zo goed als iedereen in de gemeente van de voormalige CCC-leider.

“Hij heeft nooit afstand genomen van z’n radicale ideeën. Hij is de gevangenis ingegaan als een rabiaat communist en zo is hij er ook weer uitgekomen. Dat maakt hem gevaarlijk. Ook de voormalige tweede man van de CCC, Bertrand Sassoye, is nog erg actief. Ze proberen via allerlei splintergroeperingen jongeren warm te maken voor hun ideeën en zoeken aansluiting met organisaties als de gele hesjes en de klimaatactivisten. Daar is niks mis mee, zo lang er natuurlijk geen plannen gesmeed worden om aanslagen te plegen. Maar het is wel slim om hem goed in de gaten te houden.”

Het ASTRID-netwerk

Het drama in de Stuiverstraat had vreemd genoeg ook positieve gevolgen. De erbarmelijke communicatie tussen de hulpdiensten kwam op de politieke agenda. Eind mei 1985 vond het Heizeldrama plaats en ook daar bleek dat informatie delen tussen rijkswacht en politie een pijnpunt was. “Het Astrid-netwerk is daar later uit voortgevloeid. Dat is een systeem van radio-communicatie waarbij alle hulp- en veiligheidsdiensten op eenzelfde netwerk zitten en elkaar voortdurend op de hoogte houden. Het wordt nog steeds gebruikt.”

Om het als brandweerman een loopbaan lang uit te zingen, mag je je werk niet mee naar huis nemen. “Anders slaap je niet meer”, weet Michiels. Afstand is daarbij cruciaal. “Zolang je de slachtoffers niet kent, is dat meestal goed te doen. Maar als er kinderen bij betrokken zijn of je moet collega’s afgeven, dan lukt dat meestal niet zo goed. Die valse aanslag van de CCC is één van de meest ingrijpende gebeurtenissen geweest uit m’n carrière. De beelden van daar in de Stuiverstraat, die krijg ik er niet meer uit.”

Bron » Het Nieuwsblad

“Opgepast, verlaat dit gebouw!”: veertig jaar geleden sloeg de CCC ook verwoestend toe in Antwerpen

Veertig jaar geleden werd de gevel van een Antwerps filiaal van de Bank of America verwoest door een bomaanslag van de CCC. In zijn nieuwe boek Bloedrood reconstrueert oud-journalist Paul Ponsaers de geschiedenis van extreemlinkse terreur in België. De aanslag is maar een voetnoot in het boek, maar de ‘vergeten’ Antwerpse bom was wel de krachtigste die tot dan gebruikt werd.

Antwerpen, 4 december 1985. Kort voor de middag glipt een jongeman met een pet het kantoor van de Bank of America aan de Van Eycklei binnen. Hij legt een stapel pamfletten voor de neus van een onthaalmedewerker. “Opgepast, verlaat onmiddellijk dit gebouw! De vernieling zal dertig minuten na onze interventie plaatsvinden”, staat in grote letters geschreven.

De man maakt zijn aktetas vast aan een radiator en rent naar buiten. 22 minuten later, om 11.37 uur, blaast een luide explosie de voorgevel van de bank weg. De Van Eycklei glinstert van het gebroken glas. De brokstukken vliegen zelfs tot in het Stadspark. Er vallen geen doden of gewonden. De evacuatie kwam net op tijd.

De Scheldestad komt er met wat materiële schade vanaf. “Antwerpen werd woensdagvoormiddag doelwit 27 van de CCC. De terreurgroep gebruikte de zwaarste bom die ooit binnen of buiten een bankgebouw werd neergezet”, schrijft Gazet van Antwerpen een dag later op de voorpagina.

Twee dagen later blazen dezelfde jongens een betonnen kraankamer van een Navo-pijplijn in Wortegem-Petegem op. Nog eens tien dagen later, op 16 december, arresteert de gerechtelijke politie vier verdachten in een Quick-restaurant in Namen. Het zijn de kernleden van de Cellules Communistes Combattantes, de extreemlinkse terreurgroep die het land al meer dan een jaar in rep en roer zet.

29 aanslagen

Op het moment van de aanslag kent iedereen ondertussen de werkwijze van de CCC: eerst een waarschuwing via pamfletten, kort daarna een explosie. De schade is telkens groot, maar dodelijke slachtoffers zijn er meestal niet. Alleen op 1 mei 1985, de Dag van de Arbeid, loopt het mis. Twee brandweermannen komen om bij een aanslag in Brussel. Zij hadden het waarschuwingsbericht niet gezien.

Veertig jaar later is die tragedie de aanleiding voor een boek van oud-journalist en criminoloog Paul Ponsaers. In Bloedrood frist hij de geschiedenis van de CCC nog eens op, inclusief de ‘vergeten aanslag’ in Antwerpen. “De CCC heeft tussen 1984 en 1985 zo’n 29 aanslagen gepleegd”, zegt Ponsaers. “Dat liep van kleinere incidenten, zoals een molotovcocktail, tot de grote bomaanslagen die in het collectieve geheugen zijn blijven hangen. De terreurgroep nam vooral banken, zetels van multinationals en militaire infrastructuur in het vizier. Ik heb zelf de aanslag in Leuven meegemaakt (aanslag op de zetel van de Kredietbank op 5 november 1985, red.). Er vielen gelukkig geen doden. De luide knal deed nochtans iets anders vermoeden.”

In totaal geraakten 28 mensen gewond bij aanslagen van de CCC. Ponsaers onthult in zijn boek ook dat de CCC’ers na hun vrijlating nog steeds betrokken zijn bij communistische acties.

Bron » Gazet van Antwerpen

40 jaar na de bommen: de reconstructie van de CCC-dreiging

Nee, de terroristen van de Cellules Communistes Combattantes (CCC) waren geen marionetten van extreemrechts. En nee, ze werden niet gemanipuleerd door de Staatsveiligheid of de CIA. Veertig jaar na de bommencampagne in ons land, met zevenentwintig aanslagen en twee doden, doorprikt criminoloog en oud-journalist Paul Ponsaers in zijn nieuwe boek ‘Bloedrood’ de hardnekkigste mythen over Pierre Carette & co. “We hebben ons helemaal vergist.”

‘Gevaar! GEPIEGEERDE WAGEN. Verwittig uw collega’s en vlucht snel op straat, zo ver mogelijk. Raakt vooral de wagens niet aan.’

De waarschuwing op de pamfletten die door de straat dwarrelen, is slecht vertaald uit het Frans, maar wel duidelijk: hier zal dadelijk een bom ontploffen. Het is 1 mei 1985, iets na middernacht, en in de Brusselse Stuiverstraat, voor het gebouw van het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO), staat een witte bestelwagen in brand. Twee toegesnelde brandweermannen zien de vlugschriften te laat en komen om in de ontploffing, die een krater slaat en een enorme ravage aanricht in het centrum van Brussel.

Twee doden, dertien gewonden. Het is de negende aanslag van de CCC, die met zelf in elkaar geknutselde bommen een oorlog in ons land voert tegen de bourgeoisie, het kapitalisme, het establishment en de NAVO. Telkens waarschuwen ze netjes op voorhand wanneer er een bom zal ontploffen, om slachtoffers te vermijden. Met deze dodelijke aanslag zijn ze hun Robin Hood-imago voorgoed kwijt.

Paul Ponsaers stond er destijds met zijn neus bovenop. Als gerechtelijk journalist voor De Morgen, toen nog Vooruit, deed hij verslag van de turbulente jaren 80 in België, de zogenaamde Loden Jaren. De CCC ging onverstoorbaar voort met haar bommencampagne. De Bende van Nijvel joeg een angstgolf door de supermarkten met nietsontziende moordpartijen. Onbekende anarchistische groeperingen pleegden hun eigen aanslagen. En de daders bleven ongrijpbaar. In de media werd luidop gesuggereerd dat al dat geweld kaderde in een grootschalig complot om het land te destabiliseren. “Daar was ik destijds zelf van overtuigd”, geeft Paul Ponsaers toe, als we hem spreken over zijn nieuwe boek.

Paul Ponsaers: “Er kwamen zoveel dingen op ons af, alles gebeurde tegelijk, het was waanzin. Als je daar middenin zit, denk je: dit kán geen toeval zijn. Je mag niet vergeten dat ook de rakettenkwestie volop speelde. De Belgische regering had een akkoord met de NAVO om nucleaire kruisraketten in ons land te plaatsen, maar dat stuitte op fel protest bij de bevolking. Honderdduizenden vredesbetogers trokken door de straten van Brussel, ik heb zelf nog meegelopen.”

“Veel journalisten en de publieke opinie geloofden dat al die aanslagen met elkaar te maken hadden. Dat de CCC en de Bende van Nijvel deel uitmaakten van een samenzwering om de Belgische staat naar rechts te laten opschuiven. En de politieke machthebbers lieten het terrorisme betijen, om daarna een autoritair regime te kunnen vestigen.”

Humo: Maar dat klopt dus niet, heb je ontdekt. Althans niet voor de CCC.

Ponsaers: “Tijdens de research voor mijn boek ben ik van de ene verrassing in de andere gevallen. Sommige ontdekkingen waren ongemakkelijk, omdat ik ze destijds niet had gezien – niemand trouwens. En ik heb ook een paar keer hard gelachen. Enfin, het was niet makkelijk om bronnen te vinden, maar toen ik ze eenmaal had, was het voor mij zonneklaar dat de CCC’ers een handvol desperado’s waren die hun eigen koers voeren in de grote communistische revolutie. Ze wilden de Belgische staat natuurlijk wel destabiliseren, maar niet om een rechts regime te installeren. Ze werden niet gemanipuleerd door inlichtingendiensten of door extreemrechts, ook niet zonder dat ze het zelf beseften.”

Humo: Het resultaat van hun extreemlinkse terreurcampagne was wél dat er een ruk naar rechts kwam.

Ponsaers: “Dat is zeker zo, maar dat was niet hun bedoeling. Met hun aanvallen brachten ze de vredesbeweging in diskrediet en gaven ze voeding aan het bestaan van ‘het rode gevaar’ dat moest worden bestreden. Dat kwam sommigen niet slecht uit. In die zin waren ze nuttige idioten. Hun kopman Pierre Carette geloofde absoluut in het sovjetcommunisme. Zijn hele leven getuigt ervan. Je gaat toch niet voor de show 27 aanslagen plegen en 17 jaar in de gevangenis zitten om dan vrij te komen en te roepen (steekt zijn vuist omhoog): ‘We gaan verder met de strijd!’”

Humo: Pierre Carette, vandaag 72, is volgens de inlichtingendiensten weer erg populair in bepaalde kringen in Sint-Gillis, waar hij nog altijd de gewapende strijd predikt.

Ponsaers: “Ik denk dat Carette echt een gevaarlijke man is, onderschat hem niet. Hij is megalomaan, dogmatisch en gewelddadig. Hij gelooft blijkbaar nog altijd in die oude marxistisch-leninistische idealen, en bekijkt de wereld door de bril van vijftig jaar geleden. Vandaag is dat toch niet meer te begrijpen? Of wil je Poetin misschien naar hier halen? Hij is een wandelend anachronisme, en dat was hij ten tijde van de CCC ook al.”

“Ze zijn vandaag nog met hun tweeën: Bertrand Sassoye (61), de tweede man van de CCC, is ook nog heel actief (Pascale Vandegeerde overleed in 2022 en Didier Chevolet brak met zijn verleden, red.). Ze proberen nog altijd jongeren te indoctrineren en zoeken aansluiting bij bewegingen als de gele hesjes en de klimaatactivisten. Ze willen nog altijd met geweld de revolutie ontketenen. Maar zolang ze geen concrete voorbereidingen treffen om opnieuw aanslagen te plegen, kan de politie hen niks maken. Dat is maar goed ook – we leven in een democratie – maar het is verstandig om hen niet uit het oog te verliezen. Er is maar één gek nodig die tot actie overgaat.”

Snelkookpan

België maakt kennis met de CCC op 2 oktober 1984. Plots, als uit het niets, ontploft de eerste bom. Het gebeurt ’s nachts in Evere bij een vestiging van het Amerikaanse bedrijf Litton Industries, één van de belangrijkste wapenleveranciers van de NAVO, die onderdelen maakt voor de kruisraketten. De inboedel van het gebouw wordt bijna volledig verwoest, maar er is niemand aanwezig en er vallen geen gewonden.

Het zes pagina’s tellende pamflet waarin de aanslag wordt opgeëist door de onbekende Cellulles Communistes Combattantes draagt het embleem van een vijfpuntige rode ster.

Amper een dag later is het prijs in Groot-Bijgaarden, waar MAN-vrachtwagens tot ontploffing worden gebracht met bommen, gemaakt van snelkookpannen. De ene na de andere bomaanslag volgt, in crescendo. Eerst op bedrijven die voor de NAVO werken, daarna op politieke doelwitten en NAVO-pijpleidingen.

Op 4 en 5 november 1985 pleegt de CCC vier bomaanslagen op ‘belangrijke centra van de financiële oligarchie’, vier banken. Diezelfde 4de november pleegt de beruchte bende van Patrick Haemers een drieste overval op een postwagen in Verviers, waarbij twee postbedienden om het leven komen. Vijf dagen later, op 9 november 1985, pleegt de Bende van Nijvel haar dodelijkste overval: die op de Delhaize in Aalst, met acht doden.

Ponsaers: “Het tartte werkelijk alle verbeelding, de bevolking was in paniek.”

Humo: In die hallucinante week heb jij zelf één van de bomaanslagen van de CCC meegemaakt, op 5 november 1985 in Leuven.

Ponsaers (knikt): “Op klaarlichte dag! Ik was net een interview aan het afnemen vlak bij het Ladeuzeplein. Om halfdrie stapt er een jongeman binnen in de lokettenzaal van de Kredietbank. Hij strooit een stapel vlugschriften in het rond die waarschuwen voor een bom die over dertig minuten zal ontploffen. Iedereen wordt direct geëvacueerd, driehonderd personeelsleden en twintig klanten. De bom zit in een zwarte koffer bij de kluizenzaal, met een ketting vastgemaakt aan de trapleuning.”

“Het plein wordt ontruimd. Politie, brandweer en rijkswacht nemen hun posities in. Om drie uur duikt iedereen weg en wordt het muisstil. En in die stilte klinkt plots de beiaard van de universiteitsbibliotheek die het reuzenlied speelt. Een griezelig effect. Drie minuten later volgt de knal. Ruiten vallen als in een vertraagde film naar beneden, wolken wit stof walmen naar buiten. Een bankautomaat wordt uit de muur gerukt. De ravage in de lokettenzaal staat nog altijd op mijn netvlies gebrand.”

Vingers afknippen

Humo: Het is een wonder dat er geen slachtoffers vielen.

Ponsaers: “Precies! Er zat een dubbelzinnigheid in het discours van die knapen waar de media nooit veel aandacht aan hebben besteed. De CCC’ers beweerden dat ze alles deden om slachtoffers te vermijden, en dat ze alleen tegen ‘eigendom’ gekant waren. Daardoor konden ze in het begin nog op een zekere sympathie van het publiek rekenen. Maar tegelijk namen ze enorme risico’s, zeker bij de nachtelijke aanslagen. In heel wat van die gebouwen woonden conciërges met hun gezin, die hadden kunnen omkomen. Ze deden alsof het ongevaarlijk was, maar ze gebruikten heel krachtige explosieven. Het was gewoon wachten op de eerste dode.”

“Toen de twee brandweermannen op 1 mei 1985 bij de aanslag op het VBO waren omgekomen, zeiden ze dat het een ongeval was. Zij hadden ‘schone handen’, het was de schuld van de rijkswacht. Die was veel te laks omgegaan met hun aankondigende telefoontje. Dat was ontzettend hypocriet. In hun pamfletten hadden ze al aangekondigd dat ze zouden overgaan tot fysiek geweld. Dat ze Amerikaanse militairen, politieagenten, bankiers en iedereen die collaboreerde met de bourgeoisie, zouden doden als het moest.”

“Bovendien zijn er later plannen bij hen gevonden voor ontvoeringen en liquidaties. Ze wilden de schatrijke financier Albert Frère vermoorden, ‘het symbool van het kapitalisme in België’. Er stonden ook verschillende ministers op hun hitlijst, onder wie Mark Eyskens.”

Humo: Die werd de klok rond bewaakt door lijfwachten.

Ponsaers: “In een radio-interview heeft Eyskens verteld dat ze hem wilden ontvoeren en geboeid opsluiten in een kast om losgeld te krijgen. Als dat niet werd betaald, zouden ze vinger na vinger afknippen en opsturen. Op de vraag hoeveel losgeld de CCC wilde vragen, antwoordde Eyskens: ‘Ik weet het niet exact, maar ongetwijfeld veel te weinig.’” (lacht)

Humo: ‘Bloedrood’ is dus een heel passende titel voor je boek.

Ponsaers: “Ja, omdat ze op een gewelddadige trein zaten die voortdenderde en zou eindigen in moordpartijen. Carette & co. vonden hun inspiratie bij de extreemlinkse stadsguerrillabeweging Rote Armee Fraktion (RAF) in Duitsland en de gelijkgezinde Franse terreurgroep Action Directe (AD). Ze hebben er ook vaak mee samengewerkt.”

“Die twee organisaties bestonden al veel langer dan de CCC en hadden al een evolutie naar almaar driester geweld doorgemaakt: ze hebben militairen, politici, magistraten en industriëlen ontvoerd en vermoord. De RAF heeft in totaal 48 dodelijke slachtoffers gemaakt, AD twaalf. Als de CCC op 16 december 1985 niet was gestopt door de arrestatie van de vier leden, dan hadden ze dat voorbeeld gevolgd, en waren er na de twee brandweermannen nog doden gevallen.”

Karikaturaal

Humo: Wat voor iemand was of is Pierre Carette?

Ponsaers: “Een raadselachtige figuur. Hij komt uit een burgerlijk milieu, zijn vader was ambtenaar bij de Vreemdelingenpolitie. We weten nog altijd niet precies waar hij zijn politieke opleiding heeft gekregen, maar alles wijst erop dat hij de mosterd bij Action Directe heeft gehaald. Als jonge twintiger trok hij veel op met Frédéric Oriach, één van hun leiders. Daar heeft hij wellicht ook zijn technische opleiding gekregen: bommen maken, leren schieten, manoeuvreren met auto’s… Wellicht heeft hij ook bankovervallen gepleegd met leden van Action Directe.”

“Zijn grootste bewondering ging uit naar Ulrike Meinhof, de intellectuele dame van de RAF. Ook bij die Duitse terreurgroep had hij veel contacten, eind jaren 70 is hij wapens voor hen gaan kopen in Zwitserland. Hij richtte in België steuncomités op voor de leden van Action Directe en de RAF die in de gevangenis zaten, maar niemand had verwacht dat hij tot terreurdaden zou overgaan. De bomaanslagen in 1984 waren een verrassing voor onze politiediensten, hoewel Carette al jaren bezig was met de voorbereidingen.”

“Hij begon al op jonge leeftijd met een drukkerij in Brussel en drukte pamfletten voor alles wat progressief, anarchistisch of alternatief was. Tegen dumpingprijzen. Dat was slim bekeken, want zo zat hij in een sleutelpositie: hij was op de hoogte van alles wat die linkse groepjes deden. Hij verzamelde een kring van trouwe volgelingen rond zich, sommigen omschreven het als een commune of een sekte, en vormde het comité-Carette. Het zenuwcentrum zat in een gemeenschapshuis in Schaarbeek. Dat was ook een onderduikadres voor de gezochte activisten van Action Directe en de RAF, bleek veel later.”

Humo: Vroegere medestanders omschreven Pierre Carette als een karikaturale figuur.

Ponsaers: “Ja, maar daarom niet ongevaarlijk. Hij was drammerig en rigide en had geen spat humor. Mensen die dicht bij hem stonden, zeggen dat het niet mogelijk was om politiek met hem van mening te verschillen. Kritiek op de Sovjet-Unie liet hij niet toe, Stalin was een heilige. En hij had een morbide fascinatie voor wapens. Hij geloofde niet in geweldloos verzet, vandaar ook zijn minachting voor de vredesbeweging.”

“Carette praat nooit over zichzelf. Het woord ‘ik’ bestaat niet voor hem, hij heeft het altijd over ‘wij’. Had hij ooit een relatie? Niemand die het weet. Hij gaat wellicht met zijn ideeën naar bed (lacht).”

Humo: Je noemt hem een meestermanipulator.

Ponsaers (knikt): “Hij had een zeker charisma en maakte indruk. Ook op de elf jaar jongere Bertrand Sassoye, die zijn rechterhand zou worden.”

“Sassoye vind ik een tragische figuur. Hij kwam al op zijn 17de bij het comité-Carette, en heeft het langst van alle CCC-leden in de clandestiniteit geleefd, omdat hij uit het leger gedeserteerd was. Daardoor was hij heel kneedbaar materiaal voor Carette, die hem streng in de leer opvoedde, bijna als zijn zoon. Die jongen heeft altijd in die cocon geleefd en had nooit een open gesprek, want met Carette kun je niet discussiëren.”

“En het is efficiënt gebleken. Sassoye is na zijn vrijlating uit de gevangenis gaan werken als barman in Brasserie Verschueren in Sint-Gillis, destijds al een pleisterplaats voor extreemlinks. Hij is nog altijd doordrongen van de revolutie.”

Humo: Toch is de CCC nooit uitgegroeid tot een bredere revolutionaire beweging.

Ponsaers: “Nee, uiteindelijk bleef het beperkt tot vier man, en nog een handvol onbekende sympathisanten. Eigenlijk kwam Carette veel te laat met zijn revolutie. Ze kwamen jaren na de RAF en Action Directe, die in de nasleep van het studentenprotest tegen de Vietnamoorlog groot waren geworden. De RAF was een organisatie van meer dan zeshonderd leden! Als Carette in de jaren 70 was begonnen, toen er in Europa een revolutionaire wind waaide, had hij wellicht meer aanhang gehad.”

“Plus: het waren notoire ruziemakers, zelfs met Action Directe en de RAF, die toch hun medestanders waren. Ze gingen ook tekeer tegen de Partij van de Arbeid en tegen de vredesbeweging, net het milieu waar ze nog op enige sympathie konden rekenen. Hun domste zet was de aanslag op één van de organisatoren van de vredesbeweging, Pierre Galand, die ook Oxfam leidde. Net op de ochtend voor de grootste vredesbetoging in ons land gooiden ze een brandbom naar zijn auto. Hoe denk je daar in godsnaam zieltjes mee te winnen?”

Humo: Het paste in het starre denkpatroon van Carette.

Ponsaers (knikt): “Ze noemden de vredesbetogingen ‘folklore’ en de betogers ‘kleinburgerlijke pacifisten’. Ze wezen erop dat het geweldloze verzet geen enkel politiek effect sorteerde. De kruisraketten zijn er gewoon gekomen, en de verkiezingen werden vervroegd tot net vóór de grote rakettenbetoging. Op dat vlak hadden ze een punt.”

“Maar het doel van de CCC was niet zozeer om de kruisraketten tegen te houden. Ze stelden het zo voor, maar het was een flagrante leugen. Wat ze wilden, was een revolutie, en een regime van sovjetcommunisme met een stevige Chinese saus erover. Ze gebruikten het verzet tegen de kruisraketten als excuus.”

Bij de neus genomen

Humo: Je zei dat je je als journalist hebt vergist in bepaalde figuren. Aan wie denk je dan?

Ponsaers: “Michel Graindorge, bijvoorbeeld, een bekende mensenrechtenadvocaat en een echt boegbeeld. Hij kwam op voor de rechten van gedetineerden, zoals militanten van Action Directe en de RAF, die slecht werden behandeld in de Franse en Duitse gevangenissen. Ik volgde hem als journalist en had veel respect voor zijn werk.”

“Pas tijdens de research voor dit boek heb ik ontdekt dat hij véél dichter bij de CCC stond dan iemand kon vermoeden. Ik heb een boek teruggevonden van een jonge vrouw die destijds in de commune van Carette zat, en in een sleutelroman beschrijft ze hoe Graindorge er kind aan huis was. Het beeld dat je van hem krijgt, is niet dat van de democratische advocaat, maar van een heel dogmatische figuur die mee aan de knoppen zat. Dat boek is aan ieders aandacht ontsnapt. Godverdomme, dacht ik. Ik voelde me bij de neus genomen. Ik was nog voor die man gaan betogen!”

Humo: Betogen?

Ponsaers: “In 1979 kreeg Graindorge problemen met het gerecht en werd hij vier maanden vastgehouden. Hij werd ervan verdacht dat hij geholpen had bij de ontsnapping van verschillende gangsters uit de gevangenis, maar hij werd uiteindelijk vrijgesproken. Destijds waren we ervan overtuigd dat de politie hem zocht omdat hij in hun ogen een lastpak was. Maar nu denk ik dat ze weleens gelijk konden hebben. Vooral omdat er bij de CCC werd gepleit om criminelen te helpen ontsnappen en ze daarna te gebruiken in hun politieke strijd. Zo brokkelden mijn ideeën die ik had over de CCC tijdens mijn research langzaam af.”

Humo: In de fictiereeks ‘1985’ van Willem Wallyn over de Bende van Nijvel worden de CCC’ers voorgesteld als marionetten van de inlichtingendiensten. Was dat ook jouw idee?

Ponsaers: “Voor mij was de CCC een product van Gladio, ja. Dat was de codenaam voor een netwerk van geheime, anticommunistische stay-behindorganisaties in Europa die in de Koude Oorlog waren opgezet door de NAVO. Gladio moest in het geval van een Russische invasie het verzet organiseren. In 1985 kende niemand het.”

“Maar toen het bestaan ervan in 1990 bekend werd door zijn rol bij extreemrechtse terreurdaden in Italië, viel voor ons, journalisten, de puzzel in elkaar. Het idee dat de CCC gemanipuleerd werd door die netwerken uit de Koude Oorlog om anticommunistische sentimenten bij de bevolking los te weken, leek toen heel plausibel. Dat was het idee van de strategie van de spanning. Gemakshalve schoven we alles opzij wat niet in dat plaatje paste. Maar hoe meer bronnen ik vond voor dit boek, hoe onwaarschijnlijker dat idee werd.”

Humo: Wat was de belangrijkste openbaring?

Ponsaers: “Het scherpste voorbeeld is de wapendiefstal in de legerkazerne van de Ardense Jagers in Vielsalm, op 13 mei 1984. Die diefstal heeft mythische proporties aangenomen. Tot vandaag leeft de hypothese dat de diefstal destijds is gepleegd door Gladio-militanten, die de wapens daarna in de handen hebben gestopt van de CCC, Action Directe en de RAF, de groepen waar de wapens later zijn teruggevonden.”

“Dat is gewoon niet waar. Een commando van de terreurgroepen heeft zélf in de kazerne ingebroken en de wapens gestolen. Carette en Sassoye waren er ook bij. Die laatste heeft er trouwens een maand legerdienst verricht vóór hij deserteerde, en kende de kazerne dus goed. Eén van de leiders van Action Directe, Jean-Marc Rouillan, deed het verhaal gedetailleerd uit de doeken in zijn memoires. Alleen lijkt niemand in België die gelezen te hebben.”

Humo: Waarom nam iedereen zomaar aan dat de terroristen de diefstal niet zelf hadden gepleegd?

Ponsaers: “Niet lang na de diefstal lekte uit dat Amerikaanse special forces net in die periode een militaire oefening in de streek hadden gehouden, samen met Belgische para’s. Een antiterreuroefening onder de noemer Oesling 84. Op het programma stonden infiltratieopdrachten, verrassingsaanvallen op kazernes, sabotages én een overval op de kazerne van Vielsalm. De afloop van de operatie is altijd in nevelen gehuld, maar men ging ervan uit dat de wapens door militairen waren gestolen, en later doorgespeeld aan de terroristen.”

Humo: Hoe verliep het volgens jou echt?

Ponsaers: “Rouillan vertelt in zijn memoires hoe ze die nacht, totaal onwetend, midden in de oefening van de Amerikaanse soldaten terechtkwamen. Ze slopen de kazerne binnen, waar in het weekend bijna niemand van de dienstplichtigen aanwezig was. Er lag een milicien te slapen, die door hen werd beroofd. ‘Zijn jullie Amerikanen?’ vroeg hij, alsof hij die verwachtte. Eén van de indringers antwoordde: ‘Nee, wij zijn de Russen.’ – ‘O, dan is het goed,’ zei de soldaat, die zich omdraaide en verder sliep. Hij dacht dat de man een grapje maakte (lacht). Een onwaarschijnlijk verhaal!”

“Rouillan geeft zoveel details dat het niet anders kan dan dat hij daar bij was. Oesling 84 had de wapendiefstal van Action Directe en de CCC dus eerder vergemakkelijkt dan bemoeilijkt. Trouwens: tijdens de overval krijgt een wachtmeester die hen betrapt verschillende kogels in zijn lijf, en hij overleeft het maar net. Nog maar eens een bewijs dat de CCC het niet zo nauw nam met mensenlevens.”

Bebloede handen

Humo: Uit die memoires blijkt dat de CCC ook aanwezig was bij de spectaculaire diefstal van explosieven in de steengroeve van Écaussinnes, in juni 1984.

Ponsaers: “Ze roofden er 816 kilo explosieven, de grootste diefstal van springstoffen ooit in ons land. Als journalisten dachten we destijds: hoe kun je zoveel springstof stelen? Hoe raak je in hemelsnaam in zo’n bunker zonder medeweten van de veiligheidsdiensten?”

“Rouillan beschrijft met zijn zwierige pen hoe ze dat geflikt hebben, een ongelofelijke krachttoer. Het springstofdepot was een gepantserde bunker achter een betonnen muur met prikkeldraad, drie poorten en twee getraliede deuren met gecodeerde sloten. Om zich daar een weg doorheen te banen, met drilboren en elektrische zagen, zijn de daders drie keer ter plekke geweest. Drie keer! Ze proberen de deuren open te zagen, met bebloede handen, maar het lukt niet. Dus keren ze terug, maar de laatste centimeters krijgen ze niet doorgezaagd. En dus gaan ze nog een keer terug. Uiteindelijk zijn ze met dat spul buiten geraakt. Zonder hulp van buitenaf. Het waren doorzetters, dat kun je wel zeggen.”

Humo: Ze kregen meer hulp uit het buitenland dan werd vermoed.

Ponsaers: “Ja, zonder de hulp van Action Directe en de RAF hadden ze nooit al die aanslagen kunnen plegen. Zonder die twee had de CCC wellicht niet eens bestaan. Vergeet niet dat Carette en Sassoye het eerste jaar maar met z’n tweeën waren. De twee anderen zijn er pas veel later bij gekomen.”

Humo: Ze hebben een paar spectaculaire dingen voor elkaar gekregen, zoals het simultaan opblazen van de NAVO-pijpleidingen op vijf verschillende plaatsen. Legerdeskundigen stonden perplex omdat het zo professioneel was gedaan. De daders moesten wel over geheime informatie beschikken.

Ponsaers: “Volgens de CCC-jongens was het nochtans kinderlijk eenvoudig. Ze hadden inspiratie gevonden in een krantenartikel in Le Soir, over een inwoner in de streek die wist dat er een NAVO-pijpleiding door zijn tuin liep. Om geld te besparen had de man besloten om er een klep op aan te sluiten voor persoonlijk gebruik. Maar het resultaat was niet wat hij verwachtte: zijn weiland zat in geen tijd onder een laag ruwe olie.”

“Dat had de CCC op ideeën gebracht. Ze beschreven met veel ironie hoe ze met behulp van het ‘ultrageheime’ telefoonboek achter de zogenaamd hypergeheime ligging van de pijpleidingen waren gekomen. Hoe ze eerst de adressen van de pompstations van Defensie opzochten. En hoe het daarna kinderspel was om ’tijdens lange wandelingen onder de julizon’ het spoor van gemarkeerde palen in de velden te volgen. Al die plekken hadden ze met rode punaises op een grote landkaart aangeduid, en daar lag het geheime plan.”

“Ze hadden dus inderdaad hulp gekregen, maar van Action Directe. Níét van één of ander geheim leger.”

Humo: Toch blijft het raar dat het meer dan een jaar duurde voor de CCC’ers werden opgepakt, terwijl iedereen wist dat Pierre Carette en de zijnen achter de aanslagen zaten.

Ponsaers: “Veel mensen dachten dat de Staatsveiligheid hen met opzet zo lang hun gang lieten gaan. Maar ze wisten gewoon niet waar ze zaten, want ze waren alle vier ondergedoken. Bovendien had de politie geen enkel materieel bewijs tegen Carette. ‘Ik kan toch niet iemand oppakken omdat die een boeventronie heeft?’ zei onderzoeksrechter Francine Lyna, en gelijk had ze. Pas eind november 1985 hebben ze het eerste en enige bewijs tegen hem gevonden: een vingerafdruk op een zwarte tape die werd gebruikt bij de aanslag op een bank.”

Misleid

Humo: Kunnen we het idee van de strategie van de spanning naar de vuilnisbak verwijzen?

Ponsaers: “Voor de CCC wel, ja. Maar dat wil niet zeggen dat die niet bestaan heeft in ons land. Ik denk dat het in het Bendedossier nog altijd een valabel spoor is. In Italië hebben de stay-behindnetwerken wel degelijk een cruciale rol gespeeld in grote aanslagen, denk maar aan het bloedbad in Bologna in 1980, met 89 doden. Eerst dacht men dat die aanslagen waren gepleegd door anarchisten. Later bleek dat het de fascisten waren, en dat ze daarin gedekt werden door de geheime diensten van Gladio.”

“Bij ons is het bestaan van de stay-behindnetwerken bewezen, maar niet dat ze een rol hebben gespeeld in het Bendedossier. Wat wel zeker is, is dat de CCC er niks mee te maken had. Zij hadden een eigen logica die daar los van stond.”

Humo: Je doet me denken aan een speurder die na veertig jaar een cold case wil oplossen, en ontdekt dat hij altijd de verkeerde verdachte voor zich had. Er is moed nodig om dat toe te geven.

Ponsaers (lacht): “Dan was het weleens tijd om het recht te zetten, nee? We hebben ons als journalisten serieus laten misleiden. Ik heb mijn gedachten helemaal moeten herschikken. Het verandert je beoordeling van een heel stuk geschiedenis.”

Humo: Heb je geprobeerd om Pierre Carette te interviewen?

Ponsaers: “Ja! Ik heb hem een mail gestuurd. Hij antwoordde dat de waarheid over de CCC enkel en alleen te vinden was op hun website, waar ze al hun persberichten van destijds hebben verzameld, en hij noemde mijn project ‘onvermijdelijk oneerlijk’. Nog voor hij een letter had gelezen, had hij zijn oordeel al klaar. Dat is Carette ten voeten uit.”

Bron: Humo | Annemie Bulte | 15 April 2025

De CCC plaatste 40 jaar geleden hun eerste bom in Evere

De eerste bom van de Cellules Communistes Combattantes (CCC) ontplofte 40 jaar geleden, op 2 oktober 1984, in Evere. Die dag richtte de clandestiene extreemlinkse organisatie zich op Litton, een Amerikaans bedrijf in militaire elektronica. Daarna volgden meer aanslagen, waarbij bedrijven die met de NAVO samenwerkten werden geviseerd, met uitsluitend materiële schade als gevolg.

De CCC zou in totaal 21 aanslagen opeisen, in een tijd die gekenmerkt werd door de Koude Oorlog, demonstraties tegen Europese raketten in Europa en de Bende van Nijvel. In oktober 1984 nam de CCC het op tegen de hoofdkwartieren van de PRL (nu MR) en de CVP (nu CD&V) van premier Wilfried Martens. Daarna volgde de “Operatie Mammoet”, een grote golf van huiszoekingen binnen extreemlinkse bewegingen, die er echter niet in slaagde de CCC te pakken te krijgen. De bekende leden waren Pierre Carette, Bertrand Sassoye, Didier Chevolet en Pascale Vandegeerde.

Op 11 december 1984 viel de CCC pijpleidingen van de NAVO aan, tegelijkertijd op vier verschillende locaties. De acties van de groep namen een dramatische wending op 1 mei 1985. Een bestelwagen met explosieven ontplofte in de buurt van het hoofdkwartier van de Federatie van Belgische Ondernemingen (FEB) in de Stuiversstraat in Brussel. Twee brandweerlieden kwamen hierbij om het leven.

Na een laatste aanslag op een NAVO-pijpleiding in Wortegem-Petegem op 6 december 1985, werden Pierre Carette, Bertrand Sassoye, Didier Chevolet en Pascale Vandegeerde tien dagen later in Namen gearresteerd. Op 21 oktober 1988 werden de vier leden van de CCC tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld.

In 1996 kwamen ze in aanmerking voor voorwaardelijke vrijlating, maar ze moesten wachten tot het jaar 2000 voordat Pascale Vandegeerde, Didier Chevolet en Bertrand Sassoye de gevangenis konden verlaten. Pierre Carette werd in 2003 vrijgelaten na zijn derde verzoek om voorwaardelijke vrijlating. Pascale Vandegeerde overleed in december 2022 op 64-jarige leeftijd.

Bron » Belga

De loden jaren 80

De vele verhalen over de Bende van Nijvel laten zich lezen als de puzzelstukken die samen de jaren 1980 vorm geven. Een handleiding bij een weinig opwekkende Belgische puzzel.

De Bende van Nijvel

Het is met de Bende van Nijvel zoals met het monster van Loch Ness of het gestolen paneel De rechtvaardige rechters: geregeld kondigen zich grote onthullingen aan, maar eigenlijk is er erg weinig over bekend, zowel over de bende zelf (die is genoemd naar de plaats waar het strafonderzoek ernaar startte) als over haar motieven. Tussen 1982 en 1988, met een hoogtepunt in 1985, maakte ze 28 dodelijke slachtoffers, met overvallen op warenhuizen van Delhaize als meest bloedige acties. De daders werden nooit geïdentificeerd, laat staan berecht.

Het is zelfs mogelijk dat de overvallen, uitgevoerd in reeksen met soms lange pauzes ertussen, het werk van verschillende criminelen waren en onterecht aan die ene Bende worden toegeschreven. Bij meerdere drieste overvallen maakten de daders gebruik van gesofisticeerde wapens en welhaast militaire tactieken. Een dader die vanwege zijn gestalte ‘de reus’ werd genoemd, sprak fel tot de publieke verbeelding. De kans is groot dat de politie in het onderzoek geregeld werd misleid door gemanipuleerde getuigenissen of andere doelbewust uitgezette dwaalsporen.

Rijkswacht

Het aanpakken van zware criminaliteit was een opdracht voor de militair georganiseerde rijkswacht en haar Bewakings- en Opsporingsbrigades (BOB). Voor het zware werk was er een elite-eenheid, de Groep Diane, later het Speciaal Interventie-escadron (SIE). Van een heldere afbakening van taken en bevoegdheden met de gerechtelijke politie (GP) (of zelfs met de Staatsveiligheid) was amper sprake.

Dat leidde tot rivaliteiten, een gebrek aan coördinatie en aan onderlinge communicatie en soms zelfs tot regelrechte tegenwerking. Aan die ‘politieoorlog’ kwam pas een einde nadat de nefaste invloed ervan nogmaals duidelijk was geworden in de zaak-Dutroux. De politiehervorming van 2001 leidde tot de oprichting van een federale politie, waarbij de rijkswacht werd opgeheven en de BOB fuseerde met de GP.

Malgoverno

In de jaren tachtig was een Belgische regering nooit een lang leven beschoren. Tussen het voorjaar van 1979 en het najaar van 1991 kende het land tien regeringen, de meeste geleid door de christendemocraat Wilfried Martens. Een moeizame staatshervorming (1980, 1988), die al meteen ter discussie stond, de oplopende overheidsschuld en de blijvend hoge werkloosheid droegen bij tot het gevoel dat het land politiek en economisch vierkant draaide. De devaluatie van de Belgische frank (1982) was er een teken van. In grote betogingen protesteerden de vakbonden tegen de besparingspolitiek van de regering, de vredesbeweging hield een breed verzet tegen het bij de bevolking erg onpopulaire Navo-besluit om ook in België Amerikaanse nucleaire raketten te bewaren.

Dat na het Heizeldrama (1985, 39 doden) geen enkele minister politieke gevolgen trok uit de gebreken in de ordehandhaving, die toen aan het licht kwamen, versterkte niet alleen de indruk dat de politiek in een malgoverno verzonk, maar ook dat politici weigerden om er de verantwoordelijkheid voor op te nemen. Het wankele politieke klimaat ondermijnde het vertrouwen van burgers in de politiek en in de efficiëntie van de staatsinstellingen – wat de bereidheid om complottheorieën te geloven, alleen kon verhogen.

Extreemrechts complot

De raadselachtige en moorddadige overvallen van de Bende van Nijvel deden snel tal van politiek getinte complottheorieën ontstaan. Ze zouden passen in een strategie van de spanning in die loden jaren. Extreemrechtse groeperingen zouden terreur organiseren met gelijkgestemden in de politie of bij veiligheids- en inlichtingendiensten, ook buitenlandse. De terreur zou de bevolking angst moeten inboezemen en haar rijp maken voor een rechts-autoritair regime.

In die context zouden de overvallen van de Bende niets met misdadigheid, maar alles met terreur te maken hebben gehad. In de jaren 70 deden al geruchten de ronde over nog verdergaande plannen, waarbij hoge officieren plannen maakten voor een extreemrechtse militaire staatsgreep. Van de namen die toen werden genoemd, zouden meerdere weer opduiken in de hypothesen rond de Bende, wat de indruk versterkte dat het ene in het verlengde lag van het andere.

Gladio

In de jaren 1990 zou het bestaan bekend worden van zogeheten stay behind-groepen, een breed vertakt anticommunistisch netwerk dat bekend is als Gladio. Die geheime paramilitaire organisaties waren opgezet in een Navo-context en werkten onder controle van de veiligheidsdiensten, in België de militaire inlichtingendienst.

De twee meest prominente Belgen die achteraf openlijk hun rol erin erkenden, waren Albert Raes, jarenlang de chef van de (burgerlijke) Staatsveiligheid, en de omstreden liberale politicus Armand De Decker, ooit nog voorzitter van de Senaat. ‘Gladio’ diende in het geval van een Sovjet-Russische invasie het verzet te organiseren en beschikte daartoe over clandestiene wapen- en munitieopslagplaatsen. In onder andere Italië, Frankrijk en Luxemburg speelde de organisatie in de jaren 80 een rol bij een reeks extreemrechtse terreuraanslagen.

Golf GTI

In de jaren tachtig zouden de Belgische politiediensten, aldus politiek rechts, niet over voldoende middelen of het gepaste materiaal beschikken om het efficiënt op te nemen tegen de grote dreigingen van de tijd: banditisme, maar ook eventuele politieke subversie en communistische agitatie. Een symbool daarvan was de toen nieuwe, kleine, snelle en vinnige Volkswagen Golf GTI.

De Bende van Nijvel maakte er graag gebruik van; daartegen waren de klassieke politiecombi’s of de rijkswacht-R4’tjes niet opgewassen. Als, in de complottheorie, een extreemrechtse machtsovername niet lukte, dan zou een betere uitrusting van de rijkswacht – de Golfjes inbegrepen – een geschikt plan B zijn geweest.

CCC

Op het hoogtepunt van de overvallen van de Bende van Nijvel sloeg ook de extreemlinkse terreur toe. De Cellules Communistes Combattantes (CCC) pleegden in 1984-85 ruim een dozijn bomaanslagen op doelwitten die ze op hun symboolwaarde hadden geselecteerd. Daarbij vielen twee doden. De groep, die geen half dozijn leden telde, werd snel opgedoekt. De CCC pasten zozeer bij de maatschappelijke en politieke destabilisering van de tijd dat al snel de theorie opdook dat ook deze terreurgroep was gemanipuleerd door (buitenlandse?) veiligheidsdiensten.

Paul Vanden Boeynants

In de vele, nooit bewezen theo­rieën over een extreemrechtse machtsgreep in België, direct via een coup of indirect, met een carambole via de terreur à la Bende van Nijvel, dook geregeld de naam op van Paul Vanden Boeynants. Deze flamboyante Brusselse christendemocratische politicus (1919-2003) was een sterkhouder van het Belgische unitarisme. ‘VDB’ diende zelfs even als (interim)premier, maar maakte vooral naam als minister van Defensie, wat hij acht jaar lang bleef. Als zijn carrière toch in mineur eindigde, had politiek extremisme daar niets mee te maken, wel zijn veroordeling wegens fiscale fraude.

CEPIC

‘Fatsoenlijk’ rechts en het rechts-radicalisme vonden een snijpunt in onder meer het Cepic (Centre Politique des Indépendants et Cadres Chrétiens). Deze drukkingsgroep in de christendemocratische partij PSC was het politieke vehikel waarmee vooral Paul Vanden Boeynants een tegengewicht wilde vormen voor de invloed van de christelijke vakbond in de partij. De kleurrijke baron ­Benoît de Bonvoisin speelde er een belangrijke rol.

Als deze organisatie – die ideologisch niet te vergelijken valt met analoge verenigingen in Vlaanderen – in het dossier van de Bende opduikt, komt het doordat ze volgens de complottheorieën ook als schakel zou hebben gediend (om contacten te organiseren en financiële middelen te versassen) tussen onder meer sympathiserende rijkswachters en (doorgaans vrij marginale) extreemrechtse organisaties als de NEM-clubs, Forces Nouvelles, het Front de la Jeunesse of Westland New Post. Ook schietclubs, de zogeheten practical shooting clubs, zouden hebben gediend als plek waar rijkswachters en extreemrechtse militanten elkaar ontmoetten.

Groep G

In de rijkswacht zouden de extreemrechtse sympathisanten zich hebben verenigd in een zogeheten Groep G. In deze context duiken de namen op van rijkswachters als Madani Bouhouche, Robert Beijer en Christian Amory. Vanuit deze vrij informele organisatie, waarover overigens maar weinig details bekend zijn, zouden ze contacten hebben onderhouden met onder meer de bevriende schietclubs, extreemrechtse organisaties, gevestigde politici, of gelijkgezinde figuren in het justitiële milieu, zoals Jean Bultot, adjunct-directeur van de gevangenis van Sint-Gillis. De rijkswachttop was op de hoogte van het bestaan van deze groep, maar sanctioneerde de leden nooit.

Roze balletten

Tot de wat ranzige politieke folklore uit de jaren zeventig en tachtig behoren de zogeheten roze balletten, seksfeestjes waaraan vooral leden van de Brusselse beau monde deelnamen. Het bestaan ervan kwam aan het licht bij een vrij banale, uit de hand gelopen echtscheiding (het dossier-Pinon).

Het kreeg een betekenis voor de Bende van Nijvel (maar ook in tal van andere complottheorieën), omdat extreemrechtse militanten, zoals Jean Bultot, het dossier-Pinon zouden hebben ingezet om politici te chanteren. Het delicate eraan was dat er minderjarigen bij betrokken zouden zijn geweest. Dat laatste geldt ook voor een ander omstreden dossier uit die tijd, de verkoop aan het Saudische leger van een medisch complex, dat pas tot een ‘goed’ einde kwam met de inzet van smeergeld en van callgirls, onder wie misschien minderjarigen.

Bizar genoeg dook een tiental jaar geleden op het internet een filmpje op van zo’n seksfeestje, waarop kenners onder anderen Jean Bultot herkennen. Het voldoet nagenoeg geheel aan eerdere beschrijvingen van de confituur-orgieën die de roze balletten hun kleur hebben gegeven. De amper geverifieerde verhalen errond speelden ook een grote rol in de theorieën die de roze balletten opnieuw lieten opduiken in de zaak-Dutroux, waarbij ook ‘hooggeplaatsten’ direct betrokken zouden zijn geweest.

Bron » De Standaard | Marc Reynebeau