Audi van gangsterbroers opgevist uit kanaal: na negen jaar nieuw spoor in onwaarschijnlijk verdwijningsdossier

Speurders hebben eindelijk een belangrijk nieuw spoor te pakken in de zaak van Claude en Frédéric Hilger. De gangsterbroers verdwenen negen jaar geleden van de aardbodem en zijn wellicht opgelost in zuur. Krijgt het onwaarschijnlijke verdwijningsdossier toch nog een doorbraak?

Geen politieman in dit land die nog een cent gaf voor de slaagkansen van het onderzoek naar de verdwenen gangsterbroers Frédéric en Claude Hilger. Het duo, gekend van spectaculaire overvallen op geldtransporten, verdween op 8 maart 2016, goed negen jaar geleden. Frédéric (toen 52) en Claude (toen 50) woonden in die tijd in Antwerpen en zouden die avond een hapje gaan eten zijn in een pizzeria in Zaventem. Daarna zijn ze nooit meer levend gezien.

Het onderzoek schoot aanvankelijk nochtans goed op. Twee dagen na de verdwijning, op 10 maart 2016, doken speurders een bestelwagen op uit het kanaal in het Waalse Seneffe. Daarin vonden ze niet alleen een identiteitskaart van een van de broers, maar ook een voet in een schoen en doppen van bidons chemische producten. Speurders vermoedden dat de broers in zuur zijn opgelost, en dat het ging om een lugubere afrekening in het milieu. De broers werden ooit zelf verdacht van moorden waarbij hun slachtoffers in zuur werden opgelost. “Nu zijn ze met hun eigen wapens omgebracht”, klonk het bij speurders.

“Frusterend”

Na de vondst in het kanaal raakte het onderzoek in het slop. De daders en opdrachtgevers van de ‘zuurmoord’ op de gangsters bleven onvindbaar. “Een frustrerende zaak, omdat de dood van de broers in veel beruchte maar onopgeloste zaken een rol lijkt te hebben gespeeld”, klinkt het daarover in politiemiddens. Er kwam nog een opsporingsbericht met naast een foto van iedere broer ook de vraag om uit te kijken naar hun Audi met nummerplaat 1-JTU-799. Maar ook dat zorgde niet voor een doorbraak.

De broers werden ooit zelf verdacht van moorden waarbij hun slachtoffers in zuur werden opgelost. “Nu zijn ze met hun eigen wapens omgebracht”, klonk het bij speurders
Jaren gingen voorbij en de zaak raakte helemaal vast, tot twee weken geleden.

Bij een routineuze zoekactie in het kanaal van Vilvoorde eind maart, stootten speurders van de Cel Vermiste Personen ter hoogte van het viaduct op een autowrak. Dat lag op de bodem van het kanaal. Het voertuig werd bovengehaald en bleek zowaar de Audi te zijn van de broers Hilger. Het parket van Charleroi beaamt de vondst. “We kunnen bevestigen dat een Audi die toebehoord heeft aan de broers Hilger, teruggevonden is in het kanaal van Willebroek, ter hoogte van het viaduct van Vilvoorde”, stelt het parket in een mail. “In de auto zijn geen menselijke resten aangetroffen. Meer kunnen we voorlopig niet kwijt.”

Zuur verkocht

Toch hopen speurders hartsgrondig dat deze vondst uiteindelijk tot een doorbraak zal leiden. Want zoals gezegd, vermoeden politiemensen dat de moordenaars van de gangsterbroers ook de hand hebben in twee andere bizarre en onopgeloste zaken.

Zo is er de moord op Johan Verhaeghe, een drogist met een winkel in Schaarbeek. Speurders vermoeden dat hij zuur verkocht heeft aan de latere moordenaars van de broers. Op 3 mei 2016, nog geen twee maanden na de verdwijning van de broers Hilger, wachtte een onbekende Verhaeghe op toen die net voor middernacht met zijn auto de oprit van zijn woning in Kampenhout opreed. Nog voor hij kon uitstappen, kreeg Verhaeghe een nekschot.

Speurders vermoeden dat hij uit de weg is geruimd omdat hij te veel wist. In de week voor de moord op de broers zou drogist Verhaeghe 195 liter zwavelzuur verkocht hebben aan een onbekende die hem “royaal” vergoedde. De dop van een bidon zwavelzuur die in de bestelwagen lag die uit het kanaal van Seneffe gehaald werd, zou ook afkomstig zijn uit de winkel van Verhaeghe.

Bizarre aanslag

De tweede zaak die aan de ‘zuurmoord’ wordt gelinkt, is de bizarre aanslag op het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC), een belangrijke bewaarplaats voor bewijsmateriaal in criminele zaken. We zijn nog eens vier maanden verder. In de nacht van 28 op 29 augustus van datzelfde jaar 2016, niet lang nadat de voet en ander gevonden DNA-materiaal uit de bestelwagen bij het NICC werd binnengebracht, breken drie onbekenden het gebouw binnen. Op camerabeelden is te zien hoe ze eerst op het dak van hun auto klimmen, een raam inslaan en dan het gebouw binnendringen.

Daar plaatsen ze explosieven waarna ze terug naar hun auto gaan. Vanuit de achterklep van de wegrijdende wagen rolt een van hen een bobijntje af die de springlading tot ontploffing brengt, net zoals in films. De vleugel waar het DNA-materiaal van de broers – en mogelijk ook dat van de daders – ligt opgeslagen, gaat helemaal in vlammen op.

Net voor de brand kreeg het NICC een bizar telefoontje van iemand die het juiste dossiernummer van de zaak-Hilger gaf en vroeg waar precies het materiaal opgeslagen was. Speurders gaan ervan uit dat de daders het gemunt hadden op het DNA uit deze zaak – en dat dus de vermoedelijke moordenaars van de gangsterbroers ook hierin een hand hebben. Maar een dader is nooit gevonden, het onderzoek is inmiddels afgesloten.

Albanese bende

Blijft er nog de vraag van één miljoen. Wie heeft de broers Hilger doen verdwijnen en opgelost in zuur? Wie zit er bijgevolg ook achter de moord op de drogist en de brandstichting van het NICC?

De waarheid is dat gerecht en politie het niet weten. Er is geen gram bewijs gevonden in de twee belangrijke pistes die de revue gepasseerd zijn. De eerste piste is dat de broers overhoop lagen met een Albanese bende. Zonder dat we veel details kennen over de vete, zou de ruzie wel van dien aard geweest zijn dat de broers uit de weg moesten worden geruimd.

De tweede piste naar de opdrachtgevers is de spectaculairste. In 2014 zat de Fransman Mohamed Benabdelhak, toen Europa’s grootste drugsbaron, in de gevangenis in Sint-Gillis. De man staat gekend als nietsontziend en plande een ontsnappingspoging. Daarvoor zou hij, zo vermoeden de speurders, de broers Hilger, ervaren en schietgrage gangsters, gecontacteerd hebben. Op 13 april beukte een commando van vier personen de gevangenispoort in. Ze schoten in het rond en gijzelden zelfs even een verpleegster.

De ontsnappingspoging mislukte en het commando droop af. De broers zouden 100.000 euro gekregen hebben voor hun medewerking. Maar omdat de zaak mislukt was en omdat de broers geen andere pogingen meer wensten te ondernemen, viseerde de drugsbaron hen, zo denken de speurders. Ook voor die piste is er tot op heden geen spat bewijs gevonden.

Door de vondst van de auto in het kanaal van Vilvoorde hopen de speurders nu op een nieuwe impuls in het onderzoek naar de broers Hilger.

Bron » Het Nieuwsblad

Federale politie zoekt in kanaal in Humbeek naar autowrakken met sporen naar vermiste personen

In Humbeek, een deel van Grimbergen, is de Federale Politie bezig met een bijzondere zoekactie. Ze gebruiken speciale boten en apparatuur om de bodem van het Zeekanaal Brussel-Schelde te onderzoeken tussen Humbeek en Kapelle-op-den-Bos. Ze halen autowrakken boven om een mogelijk spoor te vinden van vermiste personen.

De politie wil oude autowrakken uit het kanaal halen. Dat kan helpen bij het oplossen van zaken van vermiste personen. Het is een grote actie die ook verderop richting Antwerpen doorgaat. Korpschef Jurgen Braeckmans van de politiezone Grimbergen bevestigt dat ze op de hoogte zijn van de actie en dat ze de federale politie helpen waar nodig.

Buurtbewoners moeten zich geen zorgen maken

In Humbeek zijn ongeveer zestien plekken waar mogelijk voertuigen op de bodem van het kanaal liggen. Tot nu toe zijn er al drie oude auto’s boven water gehaald, maar ze lijken niets te maken hebben met een onderzoek naar vermiste personen. Burgemeester Bart Laeremans benadrukt dat mensen zich geen zorgen hoeven te maken als ze politie aan het kanaal zien. Dit hoort allemaal bij de zoekactie.

De eerste autowrakken lijken niets te maken te hebben met vermiste personen
De eerste autowrakken lijken niets te maken te hebben met vermiste personen

Oplossen van verdwijningszaken

Jana Verdegem, een woordvoerster van de Federale Politie, legt uit dat de zoekactie deel uitmaakt van een groter plan. “We werken samen met verschillende instanties om te kijken of er voertuigen in kanalen of rivieren zijn beland. Die voertuigen kunnen mogelijk verband houden met vermiste personen.”

De zoekactie strekt zich uit van Vilvoorde tot Antwerpen. “Eerst wordt er met een sonarboot gekeken waar de hotspots zijn, en daarna komen duikers in actie om verder onderzoek te doen. We hopen dat deze actie zal helpen bij het oplossen van belangrijke zaken “, besluit Verdegem.

Bron » VRT Nieuws

Drie moordzaken mogelijk opgehelderd na uitwisseling met Italiaanse DNA-databanken

De Belgische justitie wisselt sinds vorige week de DNA-gegevens in openstaande misdaadonderzoeken uit met het Italiaanse gerecht. Dat leverde meteen 378 matches op. “In drie moordzaken kunnen we nu een naam kleven op het dossier.”

Honderden misdaden in ons land raken maar niet opgelost, hoewel de speurders het DNA van een mogelijke dader hebben gevonden op de plek van de misdaad. Maar ze vinden geen match met het DNA van een verdachte, en er duikt ook geen match op bij de vergelijking met de DNA-databanken van justitie. Een mogelijke verklaring is dat de dader na de misdaad België heeft verlaten.

Daarom wisselt België sinds 2014 DNA-gegevens uit met intussen 27 andere landen, in de hoop dat daar wel een match opduikt. Tientallen misdaden konden zo al worden opgelost.

Sinds 12 februari wisselt ons land die DNA-gegevens ook uit met Italië. “Dat land stond al lang op ons lijstje, omdat er een vermoeden was dat er connecties konden zijn tussen de dossiers van beide landen”, zegt Bieke Van Hooydonck, DNA-experte bij het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie (NICC).

Italië lag achter met het tegemoetkomen aan de Europese regelgeving. Nu dat in orde is, was België een van de eerste landen om een uitwisseling te regelen. “Die uitwisseling kwam er op onze vraag”, zegt Van Hooydonck.

Drie databanken

België heeft drie DNA-databanken, met daarin 41.000 sporenprofielen. Er is de databank met onbekende daders: daarin zitten DNA-sporen die zijn aangetroffen op de plek van onopgehelderde misdaden. Dat kan om geweldsdelicten gaan, maar ook om zedenzaken, inbraken of diefstallen.

Daarnaast heeft België een databank met alle DNA van veroordeelde misdadigers, en nog een databank met het erfelijke materiaal van vermiste personen. In Italië bestaan alleen de eerste twee databanken.

De vergelijking tussen die databanken leverde meteen 378 matches op. “In 247 gevallen is er een link tussen een niet-geïdentificeerd sporenprofiel dat in België op de plek van een misdaad werd gevonden, en een persoon die gekend is bij de Italiaanse autoriteiten”, zegt Van Hooydonck. Het zou dus kunnen zijn dat de dader van die misdaden is gevonden. “In drie moorddossiers kunnen we nu een naam kleven op het dossier.”

Zedenfeiten en drugs

In 131 gevallen gaat het om een match tussen een sporenprofiel dat in België is gevonden, en een sporenprofiel dat in Italië bij een onopgeloste misdaad is gevonden. Ook dat kan relevant zijn: als speurders een verband zien tussen de beide zaken, kan dat een spoor naar de dader opleveren.

De resultaten worden de komende dagen doorgegeven aan de betrokken parketten in ons land. Vervolgens moeten de magistraten beslissen of de mogelijke link verder onderzocht wordt, wat eventueel tot vervolging kan leiden. In welke drie moordzaken er een mogelijke hoofdverdachte is opgedoken, is nog niet bekend.

Naast de drie moordzaken gaat het om vijf dossiers van het federaal parket, vijf zedenfeiten, en heel wat matches uit drugsdossiers, bendevorming en diefstallen. “Het grootste aantal overeenkomsten werd gevonden in ­Antwerpen, en daarna in Dendermonde, Gent en Brussel”, zegt Van Hooydonck. “Voor de slachtoffers binnen deze gerechtelijke dossiers betekent dat dat er mogelijk een nieuwe stap gezet kan worden om hun zaak op te lossen.”

Bron » De Standaard

Speurders weten na 33 jaar hoe de moordenaar van Ingrid (26) eruitziet dankzij DNA-onderzoek

De speurders die de moord op Ingrid Caeckaert uit 1991 moeten ophelderen, weten nu dankzij DNA-onderzoek hoe de dader eruitziet. Het zou de allereerste keer zijn dat het Belgische gerecht dergelijke mogelijkheid benut.

Al meer dan 30 jaar hebben de speurders die de moord op de blonde Ingrid Caeckaert proberen op te lossen, het erfelijk materiaal van de dader in handen. De 26-jarige vrouw werd door haar moordenaar verrast, toen ze op zaterdag 16 maart 1991 arriveerde op haar appartementje aan het Heldenplein in Heist. De dader bracht haar met 62 messteken om het leven, in de hal op de zevende verdieping van het pand.

De dader kwetste zich ook aan zijn eigen mes. Daardoor liet hij een bebloedde handafdruk na op de glazen toegangsdeur van het appartementsgebouw, en liet hij een lang spoor van bloeddruppels door de straten van Heist.

Wie de moordenaar is, of waarom Ingrid Caeckaert moest sterven, is na al die jaren nog altijd een mysterie. Uit het DNA-spoor dat de dader achterliet, mochten de speurders en wetenschappers tot nu toe alleen maar afleiden dat de dader een man is. Het DNA werd vergeleken met dat van tientallen verdachten, maar nooit leidde tot een match.

Nieuwe DNA-wet

Maar eind februari stemde het federaal parlement op initiatief van justitieminister Paul Van Tigchelt (Open VLD) een nieuwe DNA-wet. Die wet moest de speurders in cold cases nieuwe troeven geven, om dossiers zoals deze van Ingrid Caeckaert op te helderen.

Drie maanden na de stemming van deze wet, bevestigt het parket-generaal van Oost-Vlaanderen dat de nieuwe wet aangewend wordt in het dossier Caeckaert.

“Dankzij de wetswijziging worden in het dossier door het Nationaal Instituut voor Criminologie en Criminalistiek (NICC) meerdere pistes tegelijk onderzocht”, zo zegt het parket-generaal Oost-Vlaanderen. “Zo worden met de DNA-profielen van de onbekende man, wiens bloed werd aangetroffen op de plaats delict, bijkomende zoekingen uitgevoerd in de DNA-databanken naar potentieel directe en verdere verwanten van de onbekende man.”

Veroordeelde familie?

De speurders weten al lang dat de dader niet in de DNA-databanken van justitie zit: hij is nooit meer tegen de lamp gelopen in een politie-onderzoek naar een andere misdaad, en nooit veroordeeld. Maar door de nieuwe wet mogen de speurders nu ook nagaan of er een familielid van de onbekende dader ooit betrapt is bij een onderzoek, en hij of zij DNA heeft moeten afstaan. In dat geval zouden ze de moordenaar via zijn familie kunnen identificeren.

Daarnaast mogen speurders nu via DNA-onderzoek ook nagaan hoe een onbekende dader eruitziet. De nieuwe wet laat toe dat ze zijn fenotypering bestuderen: ze kunnen een inschatting maken van wat het haarkleur is van de dader, welke kleur van ogen hij heeft, hoe oud de dader was op het moment van de misdaad, en van welke regio hij afkomstig is. Met die info kunnen ze als het ware een digitale robotfoto van de dader bouwen.

Allereerste keer

Dit is ook gebeurd in het dossier van Ingrid Caeckaert, zo bevestigt het parket-generaal: “Uit het bloed van de onbekende man werden bijkomende fenotypische kenmerken bepaald, zoals zijn biogeografische origine.” Het zou de allereerste keer zijn dat speurders in België van deze technische mogelijkheid gebruikmaken.

Deze informatie geldt niet als bewijs in een onderzoek, maar kan gebruikt worden als opsporingsindicatie. Op basis van dit profiel, wil het gerecht daarom nu op zoek naar verdere verdachten van de moord. “Samen met de tactische elementen uit het dossier zullen ze de basis vormen om de nodige selectie uit te voeren.”

Bron » Het Nieuwsblad | Cedric Lagast

Man uit West-Europa, van (toen) ongeveer 40 jaar: na 33 jaar achterhalen onderzoekers hoe moordenaar Ingrid Caeckaert er wellicht uitzag

Na 33 jaar weet het gerecht dat de moordenaar van Ingrid Caeckaert (26) wellicht uit West-Europa komt en op het moment van de feiten een veertiger was. Dat blijkt uit het DNA-spoor dat in 1991 op de plek van de moord gevonden werd. Pas nu kon en mocht het gerecht dat DNA uitgebreider onderzoeken.

Onderzoekers hebben uit het DNA dat op de plek van de moord op Ingrid Caeckaert gevonden werd, meer informatie kunnen halen over zijn identiteit. Dat meldt Het Nieuwsblad en bevestigt het parket-generaal van Gent aan onze redactie.

“We hebben de mogelijkheid nu om bijkomend DNA-onderzoek te verrichten, en zo zijn we er onder andere in geslaagd om meer informatie over onze onbekende verdachte man te achterhalen”, zegt magistrate Céline D’havé.

Die informatie blijkt redelijk concreet te zijn: “Momenteel weten we dat de man die verantwoordelijk is voor haar dood wellicht van West-Europa komt en op het moment van de feiten ongeveer veertig jaar was. Die resultaten zullen we nu mee opnemen in ons onderzoek om te komen tot de identificatie.”

In principe zouden de onderzoekers ook de haarkleur en de kleur van de ogen van de man kunnen achterhalen uit het DNA-onderzoek. Dat hebben ze nog niet gedaan. Het is geen prioriteit, omdat de resultaten misleidend kunnen zijn, klinkt het.

Wat gebeurde er op die fatale dag in maart 1991?

Om het verhaal te begrijpen, moeten we terug naar zaterdag 16 maart 1991. Ingrid Caeckaert, een immomakelaar van 26, keert op de middag terug naar haar appartement in Knokke-Heist om te lunchen. Normaal doet ze dat bij haar ouders, maar omdat ze die middag nog werk heeft, besluit ze om naar haar appartement te gaan. Vlak daarvoor loopt ze nog even langs bij de kledingwinkel van een vriendin. “Ze was goedgezind”, vertelt die vriendin achteraf. “Iedereen was goedgezind, omdat het zulk mooi weer was. Het was geen dag om te sterven.”

In de trappenhal op de zevende verdieping wordt ze vermoord met maar liefst 62 messteken. Haar lichaam valt enkele treden naar beneden en wordt gevonden door een onderbuurvrouw.

Terwijl de vrouw in paniek naar beneden loopt om de hulpdiensten te bellen, kan de dader ontsnappen. Hij raakt wel gewond, vermoedelijk aan zijn rechterhand. Hij laat een bebloede handafdruk na op de deur van het appartement, en ook buiten loopt het bloedspoor nog 170 meter door. Daar is de dader mogelijk in een auto gestapt.

Zeker weten we dat de dader een man is, dat hebben de speurders kunnen opmaken uit het DNA-spoor. Ook zeker is dat hij zelf niet in een DNA-databank zit. Zijn DNA werd ook vergeleken met tal van verdachten, maar zonder succes.

Daar stopt de informatie, want meer konden en mochten de speurders niet onderzoeken in het gevonden bloedspoor, simpelweg omdat dat in ons land niet toegelaten was.

De vrouw is niet bestolen en niet verkracht. In de jaren en decennia die volgen, pluist het gerecht alle pistes uit, van een moord in de relationele sfeer tot fraude in de immosector. Duizenden mensen zijn ondervraagd, talloze tips werden nagetrokken, er kwamen verschillende oproepen in de media. Het DNA werd vergeleken met dat van haar vriend, maar dat was negatief. Ook verschillende beruchte moordenaars in ons land – denk aan Ronald Jansen – worden bekeken. Maar ook dat levert niks op.

Er zijn ook wel wat opmerkelijke zaken gebeurd in de loop van de jaren. Kort voor de moord laat een onbekende paarse anjers leveren op haar kantoor. Waarom? Geen idee. “Ingrid haatte anjers en vond paars geen mooie kleur: dat geef je alleen aan dode mensen, vond ze”, vertelde haar moeder in 2002 in Ooggetuige, een opsporingsprogramma van VRT.

Kort na haar dood en later, in 1993 en 1996, legt iemand bloemen op haar graf in Maldegem. Telkens drie bloemen, de laatste keer zit er ook een anjer bij. Opnieuw: geen idee wie ze daar gelegd heeft.

Enkele jaren geleden deden de moeder en vader van Ingrid nog een ultieme oproep voor informatie: “We willen maar één ding, dat er toch iemand spreekt. Tenslotte zijn wij zwaar afgestraft, heel zwaar. We hebben niemand meer, geen kleinkinderen, niks. Voor ons is het leven blijven stilstaan.”

Al het onderzoek ten spijt is en blijft het tot vandaag – 33 jaar later – een raadsel wie Ingrid Caeckaert vermoord heeft en waarom.

Is die zaak nog niet verjaard na 33 jaar? Volgens het parket alleszins niet. “De wet op de verjaring is ook veranderd, dus wij zijn van oordeel dat het onderzoek nog niet verjaard is. Er gebeurt dus nog volop onderzoek.”

Nieuwe DNA-wet, nieuwe mogelijkheden

Maar onlangs is de DNA-wet in ons land gewijzigd. Sindsdien is er dus meer mogelijk in het onderzoek naar onopgeloste misdaden.

Via DNA-onderzoek mogen onderzoekers nu dus bijvoorbeeld nagaan hoe een dader er vermoedelijk uitziet, een fenotypering dus. Dat gaat dan om kenmerken als haarkleur, kleur van de ogen en of hij afkomstig is uit bijvoorbeeld Europa, dan wel uit Azië of Afrika. Zo kunnen de onderzoekers een beter beeld vormen van de dader, zoals in dit dossier dus gebeurd is.

Let op: het gaat niet om een echte robotfoto. Want dat kan (nog) niet. “Sinds enkele jaren gebeurt er wel veel onderzoek naar”, zegt Ronny Decorte, professor Forensische Genetica aan de KU Leuven. “Er zijn al een aantal mogelijkheden om bijvoorbeeld een digitale robotfoto op basis van DNA te maken, maar het onderzoek zit nog altijd in een experimentele fase.”

Hier in ons land is het dus nog nooit toegepast in de praktijk, zegt Decorte. In bijvoorbeeld de Verenigde Staten wel. “Maar de onderzoekers zeggen zelf dat het nog niet op punt staat, ze kunnen die robotfoto nog niet met 100 procent zekerheid opstellen en zo een identificatie verkrijgen.”

Een snelcursus van ons DNA

“Ons DNA bepaalt wie we zijn en hoe we eruit zien”, legt professor genetica Peter Claes uit. “Door markers op ons DNA, door die codes te ontcijferen, kunnen we inschattingen maken van bijvoorbeeld oogkleur of afkomst. Die accuraatheid ligt hoog, maar het blijven voorspellingen.” 100 procent zekerheid is er met andere woorden nooit.

Daardoor kunnen we bijvoorbeeld ook niet voorspellen hoe iemands volledige gelaat eruitziet. Want ook de omgeving is een grote factor en die blijft altijd onbekend. “Dat gaat dan om de manier waarop je opgroeit, de voeding die je krijgt als kind, het gebruik van alcohol tijdens de zwangerschap… Die dingen kun je niet uitlezen uit het DNA. Dus een volledige robotfoto blijft een utopie”, benadrukt ook Claes.

Dat dit onderzoek nu ingezet wordt, is een primeur voor ons land. “Als er zo antwoorden gegeven kunnen worden, is dat echt een meerwaarde. Het is dus zeker een gamechanger.”

Naast die fenotypering mogen onderzoekers ook DNA-verwantschapsonderzoek doen. Er mag dus gezocht worden naar gedeeltelijke matches met familieleden. Aan de hand van het DNA kan er dus een groter onderzoek gedaan worden in de familielijn. Daar is wel één belangrijke voorwaarde aan verbonden: het DNA van het familielid moet ook al voorkomen in een van de DNA-databanken. Want, bij deze onderzoeken komt er ook altijd een luik ethiek en privacy.

Ook dat onderzoek loopt nog in dit dossier, zegt D’havé. “Op basis van het Y-chromosoom kunnen we wetenschappelijk komen tot de familie waartoe die man behoort. Dan kunnen we een vergelijking doen met de DNA-databank en met een beetje geluk komen we tot zijn familie. Er kan dus nog meer informatie naar boven komen, hopelijk gebeurt dat ook. Zodat we de nabestaanden antwoorden kunnen geven.”

Want daar wachten de ouders van Ingrid Caeckaert na al die jaren nog steeds op.

Bron » VRT Nieuws | Hanne Decré