Eerste “Cold Case Bureau” van het land opent in Aarschot: “Moordenaars die hun geheim meedragen, kunnen bij ons terecht”

Onderzoekscollectief Bureau Van Meerbeeck opent in Aarschot een Cold Case Bureau. In het kantoor kunnen mensen terecht die meer weten of te weten willen komen over onopgeloste misdaden.

In de Leuvensestraat in Aarschot kan je binnenkort naar het eerste “Cold Case Bureau” van het land. Het wordt een ontmoetingsplaats voor mensen die geïnteresseerd zijn in onopgehelderde misdaden of een bepaalde cold case graag opgelost zien. “Al jaren staan we nabestaanden en achterblijvers bij met het samenstellen van een dossier in de hoop dat het gerecht daar opnieuw mee aan de slag kan gaan. Onze medewerkers deden dat altijd van op verschillende locaties en er was een noodzaak ontstaan om dat onder te brengen in één bureau”, vertelt oprichter Kurt Wertelaers.

Moordenaars met wroeging

Niet alleen nabestaanden die met vragen zitten, maar ook daders die willen praten, kunnen in het kantoor terecht. “Naast moordenaars die heel lang met hun geheim zitten, zijn er vaak mensen die dat geheim delen en daar al jaren over zwijgen”, legt Wertelaers uit. “We zijn ervan overtuigd dat, hoe oud een zaak ook is, er ergens wel iemand moet rondlopen die meer weet. Die mensen kunnen bij ons terecht, in de grootst mogelijke discretie.”

In het kantoor zal niet alleen onderzoekswerk gebeuren, maar er zullen ook opleidingen en evenementen worden georganiseerd. “We willen binnenkort ook een bibliotheek openen waar je alle mogelijke boeken en andere publicaties over cold cases kunt lenen of lezen. Iedereen is vrij om daar naartoe te komen.”

Bron » VRT Nieuws

Geef haar een team en wat tijd, en ze lost cold case na cold case op: “Het zal zijn vruchten afwerpen”

Een team vol specialisten dat zich voltijds op de vele honderden onopgeloste misdaadverhalen stort. Dat is de wensdroom van Karolien Van Dijck, forensisch adviseur bij het NICC en verbindingsadviseur bij het Antwerpse parket. “Hoog tijd om cold cases echt gestructureerd te gaan uitpluizen.”

486 dossiers van zware zedenfeiten werden in Engeland door zo’n gespecialiseerd cold case-team opnieuw onder de loep genomen. ‘Oude’ verhalen van verkrachtingen en misbruik gepleegd door een dader op vrije voeten, door iemand die hoopte voorgoed buiten schot te blijven en daar ook wonderwel in leek te slagen. Zo’n ‘review’ van dossiers leverde over het Kanaal spectaculaire resultaten op: 340 doorbraken kwamen er al uit voort. Met dank aan een team van speurders, magistraten en DNA-specialisten, dat zich uitsluitend bezighoudt met het opnieuw onder de loep nemen van dossiers die om tal van redenen stof lagen te vergaren.

Genekt door twee haartjes

“Slachtoffers na al die jaren van wanhoop alsnog gerechtigheid kunnen bieden, is zo belangrijk”, zegt Karolien Van Dijck. Ze werkt als forensisch adviseur voor het NICC, het Nationaal Instituut voor Criminalistiek en Criminologie, en biedt al tien jaar ondersteuning aan magistraten van het Antwerps parket bij het wetenschappelijk luik van hun dossiers. Zo vaak zo cruciaal als bewijslast.

Weinigen in Vlaanderen die meer afweten van forensische wetenschap in gerechtelijke dossiers. Zonder Van Dijck en haar collega’s geen doorbraak in het dossier van seriedoder Stephaan Du Lion, de glazenwasser uit Deurne die onlangs levenslang kreeg voor de moord op vier vrouwen. Du Lion werd na al die jaren van vruchteloos speuren finaal genekt door de DNA-sporen die hij achterliet bij één van zijn slachtoffers. Door doorgedreven forensisch onderzoek, dus.

Labo en speurders, één strijd

Van Dijck is iemand die in de luwte opereert, als een soort verbindingsofficier tussen wetenschap en Justitie. Ze spreekt de taal van het labo én van de magistraten. Haar grote troef: dossiers vanonder het stof halen en met de fijne kam doorploegen.

Momenteel brengt ze alle oude dossiers in kaart in het Antwerpse, veelal dossiers van moord en doodslag, die nog niet rond zijn. Ze maakte al een eerste selectie van 236 dossiers die ze op termijn minstens wil proberen op te lossen. In de meeste gevallen is er dus geen naam van de dader. Maak die oefening voor heel Vlaanderen en de noodzaak voor een aanpak op z’n Engels lijkt nogal wiedes.

Maar tot verbazing van velen blijkt het in ons land voorlopig allemaal nattevingerwerk, zo’n cold case alsnog proberen op te lossen. Vaak terug te brengen tot die ene overijverige magistraat, het buikgevoel van een ervaren speurder of een toevallige DNA-match.

“Dat moet structureel anders”, stelt Van Dijck. “Het is hoog tijd dat we ook hier een professioneel cold case-team oprichten. Maak een lijst van alle dossiers, zet speurders, forensische wetenschappers én magistraten samen in een bureau en laat ze dag in, dag uit samenwerken. Simpel. Het zal vruchten afwerpen.”

In elke hooiberg zit een speld

Van Dijck verwijst naast Engeland ook naar Nederland, dat elf zulke teams kent. Of naar Frankrijk, waar drie nationale onderzoeksrechters speciaal opgeleid zijn in de materie. Wat kan je wettelijk doen qua DNA-onderzoek met oude en (later) nieuwe verdachten? Dat soort zaken. Ze verwijst naar de revolutie de voorbije jaren in DNA-land.

“Met de huidige technieken kan je als wetenschapper veel gerichter zoeken. Koppel dat aan een gerichte strategie en mijn aanvoelen is dat je veel onopgeloste zaken alsnog kan oplossen. Is er DNA? Hoe is dat bewaard? Zijn er bewijsstukken? Waar kunnen we misschien nog iets vinden? Waar liepen we destijds op vast? Zijn er wettelijk intussen nieuwe opties?”

Haar filosofie is helder als pompwater: op zijn minst professioneel te werk gaan, alles in kaart brengen, de nodige expertise rond de tafel verzamelen en speuren naar dat ene naaldje in de hooiberg. Zoals onder meer de achtergebleven haartjes van seriedoder Du Lion.

Capaciteit en centen

Zoals zo vaak in het land van Vrouwe Justitia wordt het ook een verhaal van capaciteit en centen. Er is al structureel te weinig geld om extra personeel aan te werven, om de kwaliteit in de gevangenissen te verbeteren, om renovatiewerken uit te voeren, om de slabakkende digitalisering van Justitie aan te pakken. De lijst is lang, de ambitie in het Vlinderpaleis desondanks groot.

Haar ultieme wensdroom, naast een eigen team: een cold case-databank waar je, zoals in Amerikaanse films, met enkele magische drukken op de knop alles uit labo’s digitaal aan openstaande dossiers kan linken. Het blijft, klinkt het, voorlopig een verhaal uit fictiereeksen als CSI: Miami.

Van Dijck hoopt binnenkort de minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD) alvast te overtuigen om (een klein beetje) budget vrij te maken. Ze diept een quote van hem op, uit 2022: “Elke onopgehelderde zaak is er één te veel.” Van Dijck: “Ik vraag niet veel: geef me een team van drie specialisten – een bevoegde magistraat, een ervaren speurder die in alle archieven kan en een allround forensisch adviseur –, een lokaal, archiefkasten en wat tijd.”

Bron » Gazet van Antwerpen | Pieter Huyberechts

Justitie zet punt achter moordonderzoek Peter De Vleeschauwer: ‘We moeten aanvaarden dat de waarheid nooit aan het licht mag komen’

Na bijna 27 jaar zet justitie definitief een punt achter het onopgeloste onderzoek naar de moord op rijkswachter Peter De Vleeschauwer. De agent werd tijdens zijn dienst overmeesterd en kort daarna geëxecuteerd met een nekschot.

Rijkswachter Peter De Vleeschauwer (37) werd in de avond van 14 ­november 1996 ontvoerd tijdens zijn wachtdienst in de kazerne van Sint-Niklaas. Dat een politieagent – de rijkswacht was de voorloper van de huidige federale politie – was geschaakt in een politiekantoor leek volkomen absurd, al gold De Vleeschauwer als milieuactivist binnen het korps als een buitenbeentje. Hij was net vanuit de brigade van ­Lokeren per petitie weggestemd en verbannen naar die van Sint-Niklaas.

Wekenlang gingen speurders uit van een enscenering, waarbij de rijkswachter in het buitenland een nieuw leven zou zijn begonnen. Tot op 26 december 1996 het levenloze lichaam van De Vleeschauwer werd teruggevonden langs de Schelde in Hamme. De man bleek al vrij kort na de ontvoering te zijn geëxecuteerd met een nekschot. De Vleeschauwer liet een echtgenote en een zoon van 7 achter.

Tijdens het strafonderzoek werden in totaal vijf mensen van hun vrijheid beroofd. Het ging telkens om verdachten uit eerder marginale criminele milieus. Voor broer Chris De Vleeschauwer stond het vast dat de moord enkel kon zijn gepleegd door collega-rijkswachters. De speurders – ook rijkswachters – ­lieten volgens hem na om in eigen rangen te zoeken.

In mei 2009 trok het Gentse hof van beroep het dossier naar zich toe. Het stelde een raadsheer-onderzoeksrechter aan die met een vernieuwd speurdersteam aan de slag ging. Na diens pensionering in 2014 lijkt het onderzoek helemaal te zijn stilgevallen.

BOM-controle

Deze week ontvingen alle partijen, ook de vijf ten onrechte opgesloten ex-verdachten, een oproepingsbrief om op maandag 26 juni te verschijnen voor de Gentse Kamer van ­Inbeschuldingstelling (KI). Die gaat over tot een zogenaamde BOM-controle, een toetsing aan de wet op de bijzondere opsporingsmethoden.

“Dat is de voorlaatste stap naar het afsluiten van het onderzoek en het ontlasten van de onderzoeksrechter”, zegt Walter Van Steenbrugge, advocaat van Chris De Vleeschauwer. “Wij verwachten dat dat laatste na de zomer zal gebeuren op een volgende KI-zitting. Nu, het onderzoek was de facto al stilgelegd. We zagen dit al een hele tijd aankomen.”

Peter De Vleeschauwer stond ­bekend als buitengewoon integer en botste bijna dagelijks met collega-­rijkswachters. “Wie anders dan een rijkswachter zou een in theorie toch goed bewaakte rijkswachtkazerne binnengaan?”, argumenteerde Chris De Vleeschauwer de afgelopen 25 jaar in talloze interviews.

Hij schreef twee (fictie)boeken over de zaak, wees in een daarvan ook enkele collega-rijkswachters aan die hij als daders beschouwde. “Dit is waar ik al lang op zat te wachten”, reageert hij nu. “Het is nu klaar en duidelijk dat de piste van de interne afrekening nooit kon en nooit zal ­worden onderzocht . We moeten aanvaarden dat de waarheid nooit aan het licht mag komen.”

Ex-profwielrenner Johnny Vanderveken (69) uit Beveren had de ­twijfelachtige eer om twee keer te worden aangehouden op beschuldiging van de moord op Peter De Vleeschauwer. Hij bracht in totaal drie maanden onschuldig in voorarrest door.

“Bij elke ondervraging, uren aan een stuk en tot laat in de avond, ­bleven ze mij toeroepen dat ik de moord op De Vleeschauwer moest bekennen”, zegt Vanderveken. “Waarop ik dan terugriep: ‘Zijde gullie zot?’ Ik heb nooit goed begrepen hoe ze bij mij uitgekomen zijn, tenzij door dronkenmanspraat in Beverse cafés.”

Het parket-generaal in Gent ­bevestigt de agendering van de BOM-zitting op 26 juni, maar wenst geen verdere toelichting te geven.

Bron » De Morgen | Douglas De Coninck

Nieuwe wet op DNA-onderzoek kan cold cases oplossen

Een wetswijziging breidt de mogelijkheden voor DNA-opsporing straks flink uit. De mosterd voor zijn plan haalde minister Van Quickenborne bij een jonge onderzoekster uit Leuven. ‘Het net rond de dader zal zich makkelijker kunnen sluiten.’

In 1991 werd de 26-jarige Ingrid Caeckaert voor haar deur in Knokke-Heist door een onbekende doodgestoken. Ruim dertig jaar later is de moordenaar nog altijd niet gevat. Zijn DNA werd nochtans op de plaats delict aangetroffen, maar kwam niet overeen met dat van verdachten in het onderzoek, noch met dat van voor eerdere misdrijven veroordeelde mannen.

Een laatste kans om de dader te traceren moesten de speurders van overheidswege laten liggen. Theoretisch hadden ze hem kunnen vinden door via het DNA-spoor familieleden van hem op het spoor te komen, en zo via een omweg bij hem uit te komen. Maar de Belgische wetgeving staat zo’n verwantschapsonderzoek niet toe. DNA-stalen van een plaats delict mogen alleen worden vergeleken met het DNA van verdachten en met in gerechtelijke databanken opgeslagen DNA-profielen van veroordeelden. Niet met het DNA van mensen die nergens van worden verdacht.

Zo werd de zaak-Caeckaert een van de schrijnendste cold cases uit de Belgische geschiedenis. Tot nu. Want volgens Sofie Claerhout, doctor in de forensische genetica, legt minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD) momenteel de laatste hand aan een wetsontwerp dat bepaalt dat het Belgische gerecht verwantschapsonderzoek straks wél mag bevelen in strafzaken. Claerhout, die aan de KU Leuven de techniek op punt stelde waarmee zo’n verwantschapsonderzoek kan worden uitgevoerd, schreef er een boek over, waarover Het Nieuwsblad eerder berichtte en dat vanavond wordt voorgesteld.

Hoe werkt de techniek?

Sofie Claerhout: ‘Hij leest specifieke DNA-stroken uit van het y-chromosoom, dat alleen bij mannen voorkomt. Het DNA-profiel van zo’n y-chromosoom verschilt tussen families, maar wordt binnen een familie nagenoeg ongewijzigd doorgegeven van vader op zoon, vele generaties lang. Neven, achterneven en achter-achterneven uit eenzelfde familie delen allemaal een vrijwel gelijkaardig y-chromosoom. Wordt op een plaats delict een specifiek type y-chromosoom aangetroffen, dan kun je enkele honderden mannen uit de buurt vragen om vrijwillig DNA af te staan voor onderzoek. Een match kan dan aangeven in welke familie de dader moet worden gezocht. Zo kan het net zich rond de dader sluiten, zonder dat hij zelf zijn DNA voor onderzoek heeft afgestaan.’

Hoeveel tijd vraagt DNA-verwantschapsonderzoek?

‘Dat verschilt van geval tot geval. In de zaak-Caeckaert kan het binnen een paar maanden afgerond zijn. Omdat de moord niet in een grote stad gebeurde, kan beperkt verwantschapsonderzoek met enkele tientallen mannen volstaan. Caeckaert werd met 62 messteken om het leven gebracht. Dat haar moordenaar een buitenstaander was, is niet waarschijnlijk. Hij moet haar hebben gekend.’

Wat kost zo’n onderzoek?

‘Ook dat hangt van de zaak af: onderzoek je honderd DNA-stalen, of duizend? Het Nederlandse Forensische Instituut hanteert een richtprijs van minder dan 80 euro per DNA-staal. Voor België zijn geen tarieven vastgelegd.’

Heeft de KU Leuven patent op de techniek?

‘De aanvraag loopt. Maar verwantschapsbepaling is technisch zo veeleisend, dat je het echt in de vingers moet hebben. Zelfs met de handleiding ernaast zullen weinig laboratoria het ons nadoen.’

De Nederlandse politie heeft met de Leuvense techniek zaken opgelost, die al tientallen jaren stof lagen te vergaren.

‘Tien jaar geleden kwamen ze voor het eerst aankloppen. Ons diensthoofd, professor Ronny De Corte, heeft toen DNA-stalen geanalyseerd in het kader van de moord op Marianne Vaatstra (die in 1999 op zestienjarige leeftijd met overgesneden keel in een weiland werd gevonden, red.). Die zaak sleepte al dertien jaar aan. Zelf heb ik bijgedragen aan het onderzoek naar de moord op Nicky Verstappen, dat al 20 jaar aansleepte (De elfjarige jongen verdween in 1998 uit een jeugdkamp in Nederlands-Limburg en werd een dag later dood teruggevonden, red.).’

Hoeveel Belgische cold cases hoopt u op te lossen, eenmaal de wet is gewijzigd?

‘Dat is lastig te voorspellen. België heeft geen databanken waarin valt op te zoeken bij welke cold cases DNA van de dader is aangetroffen en de sporen aangeven dat de dader een man was. Overigens hopen we straks niet alleen cold cases op te lossen. Ook ongeïdentificeerde lichamen, van personen die door niemand als vermist zijn opgegeven, kunnen ermee op naam worden gebracht, door hun DNA-profiel in te voeren in commerciële databanken met DNA van mensen over de hele wereld.’

DNA-verwantschapsonderzoek geeft geen resultaat als de dader een vrouw is.

‘In theorie kun je ook verwantschapsonderzoek voor vrouwelijke daders opzetten, door te mikken op een type DNA dat alleen van moeders op dochters wordt doorgegeven. Maar dit zogeheten mitochondriaal DNA is korter dan dit van het Y-chromosoom, en minder informatief om verwantschappen mee te traceren. Komt daar nog bij dat de meeste stambomen in de mannelijke lijn worden opgesteld, en het dus tamelijk lastig is om nichten, achternichten en achter-achternichten over meerdere generaties aan elkaar te linken. Overigens: in de praktijk wordt naar schatting 90 procent van de geweldsmisdrijven gepleegd door mannen.’

Het boek Dader onbekend van Sofie Claerhout is uit bij Lannoo.

Bron » De Standaard

Interview Wetsdokter Philippe Boxho: ‘De stofzuiger leverde uiteindelijk het bewijs: in de zak werden as en botrestjes van haar ex teruggevonden’

De Luikse wetsdokter Philippe Boxho snijdt al dertig jaar in lijken en ontrafelt Waalse moordmysteries in opdracht van het gerecht. Over zijn ervaringen als medisch detective schreef hij Les morts ont la parole (De doden hebben het woord), een boek waardoor je wat vaker over je schouder gaat kijken.

Ooit wilde hij priester worden, en als jonge misdienaar op begrafenissen zag hij zijn eerste lijken. Maar gaandeweg besefte hij dat hij niet écht gelovig was. “Ik had alleen een enorme honger naar kennis en discussieerde graag over ongrijpbare zaken. Toen ben ik medicijnen gaan studeren.” Vandaag is Philippe Boxho (55) zowat de bekendste wetsdokter aan de andere kant van de taalgrens. In het instituut voor gerechtelijke geneeskunde van de Universiteit van Luik, waar hij directeur is, onderzoeken hij en zijn assistenten elk jaar bijna vierhonderd mensen uit Luik en Luxemburg die een verdachte of gewelddadige dood stierven. Verschijnt een opsporingsbericht op televisie, dan weet Boxho dat hem over een paar dagen wellicht een nieuwe autopsie wacht.

Hij werkte mee aan spraakmakende onderzoeken naar seriemoordenaars als Michel Fourniret, die elf meisjes en vrouwen heeft verkracht en vermoord. Naar de moorden op de stiefzusjes Stacy (7) en Nathalie (10), die in 2006 op een braderie in Luik verdwenen en achttien dagen later werden teruggevonden. Slachtoffers van terroristische aanslagen, natuurrampen en grote branden belanden op zijn snijtafel. Maar daar heeft Boxho het niet over in Les morts ont la parole.

Philippe Boxho: “Ik heb die drama’s bewust vermeden omdat ik er geen triest boek van wilde maken. Ik heb het over onbekende verhalen die me het meest zijn bijgebleven in die dertig jaar als wetsdokter. Dingen die soms bijna niet te geloven zijn, maar allemaal echt gebeurd.”

Allemaal? Ook het verhaal van de varkensboer die van zijn vrouw af wilde?

“(knikt) Er zijn van die telefoontjes die je nooit vergeet. Een magistraat belde me in vertwijfeling: ‘Philippe, we krijgen een melding binnen over een boer die zijn vrouw aan de varkens heeft gevoerd. Wat moeten we daarmee?’

“Het was wat je noemt een raar verhaal. Twee boeren die naast elkaar wonen, vechten al jaren een oorlogje uit over een stuk grond. Vanuit hun keukenraam kunnen ze elkaars erf zien. Op een dag ziet de ene boer dat zijn buurman met het lichaam van zijn vrouw in de armen naar buiten komt en haar bij de varkens gooit. Hij belt onmiddellijk de politie. Die komt kijken en stelt vast dat de vrouw van de varkensboer onvindbaar is. De auto staat nog voor de deur, in de keuken staat het middageten nog op het vuur, maar van de vrouw is geen spoor. Niets in huis doet denken aan een gevecht, nergens zit een spatje bloed – ook niet in de varkensstal. Uit de boer zelf is geen zinnig woord te krijgen, die brabbelt nonsens. De politie kent hem wel, vanwege zijn agressiebuien en bedreigingen tegen wandelaars.”

“‘Slacht het dikste varken’, zei ik tegen de magistraat. ‘Dat eet het meest. Als we sporen van de vrouw kunnen vinden, zal het in de maag van dat dier zijn. En doe het onmiddellijk: we moeten de spijsvertering zo snel mogelijk stoppen.’

“De politieagenten waren niet erg enthousiast maar deden het toch, want het enige alternatief is dat ze ’s anderendaags in de uitwerpselen van de varkens gingen zoeken naar tanden en haren – de enige dingen die de dieren niet verteren.

“Zo belandde het dikste varken op mijn autopsietafel. En inderdaad, in de maag vonden we onverteerde stukjes van 2 tot 5 centimeter. Uit een DNA-test bleek dat het de resten waren van de vrouw. Acht varkens, twintig minuten, en er bleef niets van haar over. Alles was opgegeten, tot het laatste stukje schoen.”

Ik dacht dat zoiets alleen in films gebeurde.

“(knikt) In de film Hannibal zie je everzwijnen een lijk opeten, en zo gebeurt het ook echt. Varkens eten alles, zeker als ze uitgehongerd zijn. Daarom moet je nooit te lang alleen in een varkensstal blijven.”

Leefde de vrouw nog toen ze werd opgegeten?

“Dat kon ik niet meer afleiden uit wat ik van haar teruggevonden heb, en dat was frustrerend. De doden vertellen niet altijd alles.”

De verdwenen date

Uw job heeft soms veel weg van detectivewerk. Is dat wat u zo boeit?

“(knikt) Ik hou van speuren naar de waarheid. En soms is er een totaal onverwachte ontknoping.

“Op een dag moet ik een vermoedelijke moord met een vuurwapen gaan onderzoeken op een adres in de Ardennen. Het slachtoffer woont in een klassiek Ardens huis in natuursteen. Binnen tref ik het lijk aan van een verzorgde vijftiger, gekleed in een peignoir waaronder hij poedelnaakt is. Hij draagt pantoffels zonder sokken. Op een tafeltje staat een fles champagne in een ijsemmer, maar het ijs is al gesmolten. Kennelijk wachtte de man op een date, maar de dame is nergens te bekennen. Het slachtoffer heeft een rond gaatje in zijn peignoir en daaronder een gaatje in de hartstreek, roodomrand door erosie, zoals een schotwonde.”

“Een fout gelopen afspraakje is het voor de hand liggende scenario: de dame is boos geworden, heeft haar minnaar met een schot afgemaakt en is met het wapen gevlucht.”

“Tijdens de autopsie ga ik op zoek naar de kogel. Die moet in het lichaam zijn blijven steken, misschien in een rib op het borstbeen, want ik vind nergens een gaatje waarlangs hij het lichaam kan hebben verlaten. Maar hij is nergens te bespeuren. Het is een mysterie. Ik ben boos op mezelf omdat ik blijkbaar bewijsmateriaal ben kwijtgeraakt.”

“Ten einde raad breken we de autopsietafel zelfs af om te kijken of het ding niet in de sterfput is verdwenen.”

Er was geen sprake van een kogel.

“Een collega vertelde me toen dat ze iets soortgelijks had meegemaakt. Ook zij had wanhopig de autopsietafel afgebroken. In haar geval bleek het moordwapen een ijspriem. En toen kwam de plaats delict me weer voor de geest: de ijsemmer met de champagnefles, de bloemen en… de ijspriem. Het ding ging onmiddellijk naar het laboratorium, waar duidelijke sporen van bloed en vet werden gevonden.

“Een ijspriem als moordwapen, dat zie je niet vaak. Het is even uitzonderlijk als de kruisboog die ik ooit heb weten bezigen.”

Wat is het populairste moordwapen?

“Een mes. Kost 10 euro bij IKEA, werkt perfect, ligt gewoon in de keukenlade. Mensen grijpen meestal naar een wapen waar ze direct bij kunnen. Vroeger zagen we meer moorden met een vuurwapen, maar sinds justitieminister Laurette Onkelinx (PS) de wapenwetgeving strenger heeft gemaakt (in 2006, red.) kiezen de mensen sneller voor messen. Het enige nadeel is dat je je slachtoffer moet aanraken, waardoor je sporen kunt achterlaten: kledingvezels of DNA.”

Dood voor de TV

Tijdens de coronacrisis zagen we overal een toename van intrafamiliaal geweld. Ook van moorden?

“Nee, dat was echt gek. Toen iedereen thuis moest blijven, viel ook het moorden stil. Enfin, toch in deze streek. We hebben amper autopsieën hoeven te doen.”

“Zodra de regels werden versoepeld en we weer wat vrijheid genoten, begonnen we elkaar weer te doden. In drie maanden tijd zaten we weer op het niveau van voor de pandemie. Overvallen, passionele moorden, afrekeningen, noem maar op. Alleen de inbraken met dodelijk geweld bij juweliers en banken zien we al een tijdje niet meer: gangsters wagen zich er niet meer aan omdat winkels en bankgebouwen veel te goed beveiligd zijn.”

U bent geen priester geworden, maar ook als wetsdokter ziet u de achterkant van de maatschappij.

“We zien de ellende. Mensen die zelfmoord plegen zijn meestal niet gelukkig, mensen die anderen doden zijn dat over het algemeen evenmin. De huizen waar we komen liggen dikwijls vol rotzooi en troep. Als je sommige misdaadseries mag geloven, wordt de plaats delict net voor de moord vaak nog even gedweild. Niet dus. Ik ben altijd blij dat ik tegen tetanus gevaccineerd ben.”

“Soms voel je de peilloze eenzaamheid in een vertrek hangen. Ik heb eens een oude man dood in zijn zetel aangetroffen, met de televisie aan. Hij woonde op de derde verdieping van een klein appartementsblok. Ik kwam binnen en zag hem zitten, niet meer dan een skelet en flarden huid bijeengehouden door zijn kleren. De afstandsbediening lag vlak bij zijn hand. Op de tv speelde een bekend spelprogramma met Jean-Luc Reichmann, een presentator die ik ook graag bezig zie. Het was een bevreemdend tafereel: de presentator die onverstoorbaar tegen het skelet bleef kletsen, alsof hij wilde zeggen dat het leven voortging, ondanks de dood.”

“De man zat daar al maanden en niemand had hem gemist. De buren vertelden dat ze een tijd geleden een stank hadden geroken, maar ze dachten dat die van het vuilnis kwam, en de geur was ook weer weggegaan.”

“Toen ik het appartement van de onderburen van de man bezocht, zag ik een vlek op het plafond: de lichaamssappen van de man waren door de vloer gesijpeld. De buren hadden het plafond opnieuw geschilderd.”

“Er was een defect aan de centrale verwarming in het gebouw nodig om de dode te ontdekken. De loodgieters kregen geen gehoor bij de bewoner van de derde verdieping en hadden de politie verwittigd.”

“Zo snel kun je dus in de vergetelheid verdwijnen. Het doet me niets om dode lichamen te zien, maar de eenzaamheid waarin sommige mensen geleefd hebben, grijpt me telkens weer naar de keel.”

Perfecte moorden

Boxho leidt ons rond in zijn wit betegelde autopsiezaal, waar de muffe geur van formol en reinigingsproducten hangt. Bijna achteloos wijst hij naar een bokaal op de vensterbank: een long op sterkwater, doorboord met een houten spies. ‘Iemand dacht dat die man een vampier was.’

De sleetse vloer, de ouderwetse autopsietafels en de honderdjarige weegschaal maken duidelijk dat de forensisch patholoog kampt met dezelfde geldproblemen als zijn vakgenoten Wim Van de Voorde (UZ Leuven) en Werner Jacobs (UZA) in Vlaanderen. Er is nauwelijks budget voor forensische geneeskunde, en de job is zo slechtbetaald dat bijna niemand er nog voor kiest.

Boxho: “In de jaren 2000 waren er 42 wetsdokters in België, nu nog een stuk of 20. Al mijn assistenten vertrekken omdat ze elders meer kunnen verdienen of omdat hun vrouw meer verdient dan zij. Forensische geneeskunde is bovendien zo veeleisend dat de combinatie met een gezinsleven nauwelijks mogelijk is.”

“Ik heb er ook genoeg van, eerlijk gezegd. We sukkelen voort met de middelen die we hebben. De metalen autopsietafels die je hier ziet, dateren van 1962. Ik heb ze cadeau gekregen van een begrafenisondernemer. Als een machine defect raakt, weet ik niet hoe ik ze moet vervangen: er zijn gewoon geen centen voor. En van mijn eigen prestaties voor het gerecht wordt 15 procent gewoon nooit betaald door justitie, vanwege de ingewikkelde administratie.”

“Eigenlijk kan ik dit alleen volhouden omdat ik als hoogleraar betaald word door de universiteit, en omdat ik met medische expertises wat geld in het laatje breng. Koen Geens (cd&v) heeft als justitieminister (tussen 2014 en 2020, red.) zo fors bespaard dat we de boel bijna kunnen sluiten.”

Als er over enkele jaren geen wetsdokters meer zijn, wordt het in België wel heel makkelijk om de perfecte moord te plegen.

“Precies! Nu al blijven elk jaar 75 moorden onder de radar en gaan de daders vrijuit. Dat blijkt uit verschillende studies van mijn collega’s. Destijds hebben we tegen minister Geens gezegd: ‘Geef ons 20 miljoen euro extra per jaar, en we zullen meer schuldigen vinden.’ Zijn reactie: ‘Maar meneer Boxho, de gevangenissen zitten nú al overvol!’

“Er gebeuren bijvoorbeeld veel te weinig autopsieën. De Europese aanbeveling is om bij 10 procent van alle overlijdens een autopsie uit te voeren, in België blijft het bij 1 à 2 procent. Wij doen 86 autopsieën per jaar, de andere doden onderwerpen we aan een uitwendig onderzoek: dat is veel goedkoper, maar daardoor mis je ook meer.”

“Dat ligt aan de mentaliteit in België – ‘Aan de doden raakt men niet’ – maar dus nog meer aan het budget. Sinds Koen Geens de magistraten bezuinigingen heeft opgelegd, letten ze zeer goed op. Ik krijg geregeld een njet van de onderzoeksrechter als ik een autopsie wil doen. ‘Neenee, het politieonderzoek zal volstaan.’ Tegenwoordig schuiven ze me vaak een foto van het lijk onder de neus: ‘Wat denkt u: is dit een moord?’ Meestal kan ik daar niet op antwoorden, en dan laten ze het maar zo. En dan rijzen er nadien toch twijfels en moeten we het lijk opgraven. In België gebeurt dat veel vaker dan in het buitenland, omdat we de lijken te vlug begraven zonder onderzoek.”

Maakt u dat zelf weleens mee?

“Natuurlijk. Ik denk nu aan die man die in een kroeg zat op te scheppen tegen een vriend: hij had zijn vrouw drie maanden geleden vermoord en was er mee weggekomen. Tegen de huisarts had hij gezegd dat zijn vrouw zichzelf door het hoofd had geschoten. Die arts geloofde hem, hij maakte er officieel een zelfmoord van, en de vrouw werd begraven.”

“Toevallig zat een tafeltje verderop een politieman in burger: die had zijn oren gespitst en stapte met het verhaal naar het gerecht. En zo kwam het op mijn bureau terecht: ‘Wat kunnen we doen om dit te controleren?’”

“‘Simpel: opgraven,’ antwoordde ik. De vrouw was toen al drie maanden begraven. Als de schedel nog niet vergaan was, kon ik uit de vorm van het kogelgat afleiden waar de kogel was binnengedrongen. En zo geschiedde. Ik kreeg de vrouw op de autopsietafel en had geluk: de ontbinding was nog niet zo ver gevorderd en de kogel was in de schedel blijven zitten. En er was maar één kogelgat, achteraan in de nek. Zo liep die man dan toch tegen de lamp.”

Wel naïef van die huisarts om hem op zijn woord te geloven.

“Ik neem hem niets kwalijk, een huisarts is daar niet voor opgeleid. Aan mij moet je ook niet vragen om mensen tegen ziektes te behandelen. Ik heb één keer een medicijn voorgeschreven voor mijn ouders: het bleek al vijftien jaar niet meer te bestaan.”

“Maar ze hadden beter een wetsdokter kunnen bellen, ja. Dan was die kerel nooit met die moord weggekomen. Zover zijn we gekomen: de perfecte misdaad bestaat in België alleen door het falen van de overheid.”

Een moord plegen is één ding. Wie niet tegen de lamp wil lopen, moet ook het lichaam doen verdwijnen.

“Het spectaculairste dat ik ooit heb meegemaakt, was het onderzoek naar een vrouw die haar ex had doodgeslagen tijdens een ruzie bij haar thuis. Nadat ze van de eerste schrik bekomen was, besloot ze het lijk te doen verdwijnen. Ze wilde niet dat haar kinderen ooit zouden weten wat ze hun vader had aangedaan.”

“Welnu, die vrouw had ooit in een slagerij gewerkt, waar ze honderden varkens aan mootjes had gehakt. Je raadt het al: ze hakte haar man in stukken die ze in vershoudzakjes in de diepvriezer stak. Elke avond liet ze een gezellig haardvuur branden, en als de kinderen naar bed waren, gooide ze telkens een zakje op het vuur: in twee uur tijd bleef er niets meer van over.”

“In enkele dagen tijd verdween de ex volledig in het haardvuur, zonder een spoor achter te laten. Dat maakte het verhaal moeilijk te controleren. De vrouw had alles bekend, maar de onderzoekers konden haar amper geloven. Een psychiater meende zelfs dat ze alles verzon.”

“De stofzuiger, waarmee ze de haard schoonmaakte, leverde uiteindelijk het bewijs: in de zak werden as en botrestjes van de ex teruggevonden.”

Verdwijntruc

Over onontdekte moorden gesproken: u onderzocht vorig jaar ook de 39 dodelijke slachtoffers van de overstromingen in de Vesdervallei, om te kijken of ze wel degelijk verdronken waren. Veel cynischer kan het niet worden.

“Vindt u? Zulke rampen zijn anders een uitstekende gelegenheid om je van iemand te ontdoen. Je slaat hem het hoofd in, gooit ’m in het water – en klaar. Of kijk naar de aanslagen op de Twin Towers in 2001: verschillende mensen hebben daarvan gebruikgemaakt om te ‘verdwijnen’. Ze werden doodverklaard, tot jaren later bleek dat ze elders met een nieuwe identiteit een nieuw leven waren begonnen. Dat is in Amerika natuurlijk makkelijker dan hier.”

“Ook bij de slachtoffers van branden controleren we of de brand hun dood echt veroorzaakt heeft. In 2010 hadden we in Luik een megabrand in de Leopoldstraat: twee woonblokken waren ingestort na een ontploffing, gevolgd door een hevige brand. Er vielen veertien doden. Bij alle slachtoffers hebben we een autopsie gedaan om een vermomde moord uit te sluiten, maar ook een DNA-test om zeker te zijn dat we de juiste mensen voor ons hadden. Het zou niet de eerste keer zijn dat in een brand een bewuste persoonsverwisseling plaatsvindt.”

“Voor één van de slachtoffers zijn we vér gegaan: Paulette was een alleenstaande dame die in een appartementje woonde. Haar lichaam was zo verkoold dat ze onherkenbaar was. Normaal kunnen we het DNA vergelijken dat we op een tandenborstel of een hoofdkussen vinden, maar haar hele appartementje en al haar spullen waren in rook opgegaan. In zulke gevallen gaan we op zoek naar familieleden, maar Paulette bleek niemand meer te hebben. Haar enige zoon, Eduard, was twee jaar eerder aan een overdosis drugs gestorven. En omdat ze niet veel geld had – alles was opgegaan aan haar bodemloze zoon – was Eduard door de stad als ‘behoeftige’ begraven in een eenvoudige kist.”

“Er zat niets anders op dan Eduard op te graven. Die dag stonden we met de mensen van DVI (Disaster Victim Identification, de slachtofferidentificatiedienst van de federale politie, red.) en enkele magistraten rond het graf van Eduard, terwijl de arbeiders van het kerkhof met hun graafmachine aan de slag gingen. 1 meter diep, dan 1,5 meter, dan 2 meter… en nog altijd geen kist. Dieper moet je ook niet gaan: geen enkele kist wordt onder dat niveau begraven. De kist met Eduard was in twee jaar volledig verteerd, sneller dan ik me ooit had kunnen voorstellen. Gelukkig vonden we in de aarde nog enkele botrestjes, zodat we Paulette toch nog konden identificeren. Zo’n opgraving is als een doos met chocolaatjes: je weet nooit wat je gaat vinden. Eduard was helemaal verdwenen, maar ik heb ook al lichamen opgegraven die na twintig jaar bijna intact waren, en herkenbaar. Alles hangt af van de aarde waarin ze zijn begraven.”

Als wetsdokter moet u geregeld op assisenprocessen getuigen. Doet u dat graag?

“Ach, het hoort erbij. Het is een soort rollenspel: je moet op een eenvoudige manier uitleggen wat de autopsie aan het licht heeft gebracht aan mensen die daar niets van kennen. Mijn probleem is dat ik de neiging heb om met humor over mijn vak te praten: bij een jury is dat niet altijd gepast.”

“Het is weleens gebeurd dat een jurylid flauwviel wanneer ik gruwelijke details uit de doeken moest doen. Eén keer viel de beklaagde zelf flauw toen hij me hoorde uitleggen wat hij had gedaan. Die man had zijn vrouw in bed dood geklopt met een hamer en uit het raam van de eerste verdieping gegooid. Hij stak het lijk in de koffer van de auto en parkeerde hem een eind verderop met de dode vrouw achter het stuur, helemaal naakt. Je kon aan de verwondingen zien dat het een moord uit woeste wraak was.”

“Maar goed, ik zie elke dag gruwel, en dat went. We zijn gepantserd.”

En de geur, went die ook?

“O, nee. Daar wen je nooit aan. Hij is onverdraaglijk. Je kunt maar één ding doen: direct naar binnen gaan en de lucht opsnuiven, zodat je neus snel verzadigd is.”

“En die geur gaat ook niet zomaar weg. Een man had zelfmoord gepleegd in zijn auto, een Porsche, maar werd pas dagen later ontdekt. Het was volop zomer en erg heet, waardoor zijn lichaam in recordtempo was gaan ontbinden. Toen ze hem vonden, zaten de stoelen al onder het lichaamsvocht. Later zijn ze uit de auto gehaald in de hoop de auto nog te kunnen recupereren, maar tevergeefs. De geur blééf – en de mooie Porsche is op de schroothoop beland.”

Korte armpjes

Het is niet altijd makkelijk om zelfmoord te plegen, leer ik uit uw boek.

“Ik heb veel pogingen zien mislukken, vooral met medicatie. Dikwijls weten mensen niet welke middelen doeltreffend zijn, en ik ga het hier ook niet vertellen. Je polsen oversnijden is ook hopeloos. Vaak zijn dat eerder kreten om hulp.”

“Sommige mensen pakken het gewoon onhandig aan. Ik herinner me een man die wilde sterven door zich te verhangen én een kogel door zijn hoofd te jagen. Hij ging op een stoel staan, maakte een touw vast aan het plafond en legde het rond zijn nek. Dan nam hij de loop van het jachtgeweer in zijn mond en hij schoot. Helaas waren zijn armen net te kort om goed bij de trekker te kunnen, waardoor hij het wapen een beetje scheef richtte. De kogel ging niet door zijn schedel maar door zijn linkerwang en sneed het touw doormidden, waardoor de man zijn evenwicht verloor. Hij viel van de stoel, recht op zijn hoofd, en stierf aan een schedelbreuk.”

“Ik heb ook eens een vrouw onderzocht die geprobeerd had om haar hart te doorboren. Ze boorde op de verkeerde hoogte en raakte een rib, wat zoveel pijn deed dat ze ermee moest ophouden. Ze heeft de boor netjes terug in de gereedschapskist gerangschikt. Nadien heeft ze zich opgehangen.”

En dan was er nog de oude boer die zelfmoord pleegde met veertien kogels.

“Dat was ongezien. In de Verenigde Staten is er zelfs een wetenschappelijk artikel aan gewijd.”

“De man werd gevonden op de keukenvloer van zijn hoeve, met veertien kogels in zijn borstkas, links van het hart. Op de tafel lag een afscheidsbriefje – hij had duidelijk genoeg van het leven – naast een beduimelde doos vol patronen en munitie. Tussen zijn benen lag een lang geweer, gericht naar de bovenkant van zijn lichaam. Toen de magistraat ter plaatse kwam, dacht hij meteen aan moord en ontbood de cavalerie: het laboratorium, de wapenexpert en de wetsdokter – dat was ik.”

“Het bleek wel degelijk een zelfmoord. Het drama van die man was dat ook hij te korte armen had. Hij probeerde de karabijn naar zijn hart te richten maar kon net niet bij de trekker. Dus hield hij het wapen een beetje scheef, waardoor hij telkens naast zijn hart schoot. Dertien keer heeft hij het geprobeerd. Na zes pogingen moest hij herladen, want er pasten maar zes patronen in het magazijn. Pas de veertiende keer is het gelukt, en dat was alleen omdat hij zoveel bloed verloren had.”

Wat een doorzettingsvermogen moet die man niet gehad hebben.

“De menselijke verbeelding kent geen grenzen. Ik heb ingenieuze systemen gezien van mensen die het leven moe waren. Een student elektriciteit had een constructie gemaakt om zichzelf te elektrocuteren terwijl hij zich ophing. Een andere jongeman, die ook iets van elektriciteit kende, hoopte dat de dood hem zou verrassen in zijn slaap: hij wist dat mannen nachtelijke erecties krijgen en monteerde een systeem op zijn penis dat een stroomstoot door zijn lijf joeg zodra dat die nacht bij hem gebeurde.”

Tot slot: u wordt weleens opgeroepen voor een ‘levend’ lijk. Vertel.

“Dat zijn ongelooflijke verhalen, zoals dat van de 85-jarige Lucette. Ik kreeg telefoon van de magistraat: ‘Ga eens kijken, het is iets speciaals.’”

“Bij mijn aankomst zie ik dat de begrafenisondernemer al is langs geweest. Voor de ramen hangen al rouwdoeken. Ik denk: ze zijn er wel érg snel bij.”

“Binnen zie ik een lege doodskist op de tafel staan. Voor de kist ligt een dame dood op de grond. Het is níét Lucette.”

“Wat er gebeurd was, zou ik niet geloven als ik het niet met eigen ogen had gezien. De familie had Lucette dood op haar bed gevonden, de huisarts stelde een natuurlijk overlij


den vast, en de begrafenisondernemer kwam langs om de vrouw te wassen, aan te kleden en in een kist te leggen. Nog dezelfde dag nodigde de familie buren en vrienden uit om een laatste groet te komen brengen. Ook Jeannine, een buurvrouw en één van Lucettes oudste vriendinnen kwam op bezoek. Terwijl ze voor de kist stond, ging Lucette plots rechtop zitten: ‘Ah, Jeannine, zo lief van je dat je langskomt!’ Jeannine kreeg ter plekke een hartaanval: ze had zich – letterlijk – doodgeschrokken.”

“Lucette had een lange aanval van catalepsie doorgemaakt, een verschijnsel waardoor ze schijndood was geweest. Ook de huisarts en de begrafenisondernemer hadden niets opgemerkt.”

Ik ben alweer bang om levend te worden begraven.

“Ik kan je geruststellen: zelfs als je levend wordt begraven, zul je niet langer dan een kwartier overleven. In zo’n kist is er veel te weinig zuurstof: je stikt in je eigen CO2. De verhalen over kisten met krassen aan de binnenkant van het deksel zijn onzin.”

Bent u zelf bang om te sterven?

“Dat heeft geen enkele zin. We zullen allemáál sterven: die simpele zekerheid helpt me om er niet bang voor te zijn. Wat het leven draaglijk maakt, is dat je niet weet welke dag je laatste zal zijn.”

Philippe Boxho – Les morts ont la parole, Kennes Éditions

Bron » Humo | Annemie Bulté


Wie met vragen zit rond zelfdoding, kan terecht bij de Zelfmoordlijn op het nummer 1813 of via zelfmoord1813.be