Nieuwe wet op DNA-onderzoek kan cold cases oplossen

Een wetswijziging breidt de mogelijkheden voor DNA-opsporing straks flink uit. De mosterd voor zijn plan haalde minister Van Quickenborne bij een jonge onderzoekster uit Leuven. ‘Het net rond de dader zal zich makkelijker kunnen sluiten.’

In 1991 werd de 26-jarige Ingrid Caeckaert voor haar deur in Knokke-Heist door een onbekende doodgestoken. Ruim dertig jaar later is de moordenaar nog altijd niet gevat. Zijn DNA werd nochtans op de plaats delict aangetroffen, maar kwam niet overeen met dat van verdachten in het onderzoek, noch met dat van voor eerdere misdrijven veroordeelde mannen.

Een laatste kans om de dader te traceren moesten de speurders van overheidswege laten liggen. Theoretisch hadden ze hem kunnen vinden door via het DNA-spoor familieleden van hem op het spoor te komen, en zo via een omweg bij hem uit te komen. Maar de Belgische wetgeving staat zo’n verwantschapsonderzoek niet toe. DNA-stalen van een plaats delict mogen alleen worden vergeleken met het DNA van verdachten en met in gerechtelijke databanken opgeslagen DNA-profielen van veroordeelden. Niet met het DNA van mensen die nergens van worden verdacht.

Zo werd de zaak-Caeckaert een van de schrijnendste cold cases uit de Belgische geschiedenis. Tot nu. Want volgens Sofie Claerhout, doctor in de forensische genetica, legt minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD) momenteel de laatste hand aan een wetsontwerp dat bepaalt dat het Belgische gerecht verwantschapsonderzoek straks wél mag bevelen in strafzaken. Claerhout, die aan de KU Leuven de techniek op punt stelde waarmee zo’n verwantschapsonderzoek kan worden uitgevoerd, schreef er een boek over, waarover Het Nieuwsblad eerder berichtte en dat vanavond wordt voorgesteld.

Hoe werkt de techniek?

Sofie Claerhout: ‘Hij leest specifieke DNA-stroken uit van het y-chromosoom, dat alleen bij mannen voorkomt. Het DNA-profiel van zo’n y-chromosoom verschilt tussen families, maar wordt binnen een familie nagenoeg ongewijzigd doorgegeven van vader op zoon, vele generaties lang. Neven, achterneven en achter-achterneven uit eenzelfde familie delen allemaal een vrijwel gelijkaardig y-chromosoom. Wordt op een plaats delict een specifiek type y-chromosoom aangetroffen, dan kun je enkele honderden mannen uit de buurt vragen om vrijwillig DNA af te staan voor onderzoek. Een match kan dan aangeven in welke familie de dader moet worden gezocht. Zo kan het net zich rond de dader sluiten, zonder dat hij zelf zijn DNA voor onderzoek heeft afgestaan.’

Hoeveel tijd vraagt DNA-verwantschapsonderzoek?

‘Dat verschilt van geval tot geval. In de zaak-Caeckaert kan het binnen een paar maanden afgerond zijn. Omdat de moord niet in een grote stad gebeurde, kan beperkt verwantschapsonderzoek met enkele tientallen mannen volstaan. Caeckaert werd met 62 messteken om het leven gebracht. Dat haar moordenaar een buitenstaander was, is niet waarschijnlijk. Hij moet haar hebben gekend.’

Wat kost zo’n onderzoek?

‘Ook dat hangt van de zaak af: onderzoek je honderd DNA-stalen, of duizend? Het Nederlandse Forensische Instituut hanteert een richtprijs van minder dan 80 euro per DNA-staal. Voor België zijn geen tarieven vastgelegd.’

Heeft de KU Leuven patent op de techniek?

‘De aanvraag loopt. Maar verwantschapsbepaling is technisch zo veeleisend, dat je het echt in de vingers moet hebben. Zelfs met de handleiding ernaast zullen weinig laboratoria het ons nadoen.’

De Nederlandse politie heeft met de Leuvense techniek zaken opgelost, die al tientallen jaren stof lagen te vergaren.

‘Tien jaar geleden kwamen ze voor het eerst aankloppen. Ons diensthoofd, professor Ronny De Corte, heeft toen DNA-stalen geanalyseerd in het kader van de moord op Marianne Vaatstra (die in 1999 op zestienjarige leeftijd met overgesneden keel in een weiland werd gevonden, red.). Die zaak sleepte al dertien jaar aan. Zelf heb ik bijgedragen aan het onderzoek naar de moord op Nicky Verstappen, dat al 20 jaar aansleepte (De elfjarige jongen verdween in 1998 uit een jeugdkamp in Nederlands-Limburg en werd een dag later dood teruggevonden, red.).’

Hoeveel Belgische cold cases hoopt u op te lossen, eenmaal de wet is gewijzigd?

‘Dat is lastig te voorspellen. België heeft geen databanken waarin valt op te zoeken bij welke cold cases DNA van de dader is aangetroffen en de sporen aangeven dat de dader een man was. Overigens hopen we straks niet alleen cold cases op te lossen. Ook ongeïdentificeerde lichamen, van personen die door niemand als vermist zijn opgegeven, kunnen ermee op naam worden gebracht, door hun DNA-profiel in te voeren in commerciële databanken met DNA van mensen over de hele wereld.’

DNA-verwantschapsonderzoek geeft geen resultaat als de dader een vrouw is.

‘In theorie kun je ook verwantschapsonderzoek voor vrouwelijke daders opzetten, door te mikken op een type DNA dat alleen van moeders op dochters wordt doorgegeven. Maar dit zogeheten mitochondriaal DNA is korter dan dit van het Y-chromosoom, en minder informatief om verwantschappen mee te traceren. Komt daar nog bij dat de meeste stambomen in de mannelijke lijn worden opgesteld, en het dus tamelijk lastig is om nichten, achternichten en achter-achternichten over meerdere generaties aan elkaar te linken. Overigens: in de praktijk wordt naar schatting 90 procent van de geweldsmisdrijven gepleegd door mannen.’

Het boek Dader onbekend van Sofie Claerhout is uit bij Lannoo.

Bron » De Standaard

Interview Wetsdokter Philippe Boxho: ‘De stofzuiger leverde uiteindelijk het bewijs: in de zak werden as en botrestjes van haar ex teruggevonden’

De Luikse wetsdokter Philippe Boxho snijdt al dertig jaar in lijken en ontrafelt Waalse moordmysteries in opdracht van het gerecht. Over zijn ervaringen als medisch detective schreef hij Les morts ont la parole (De doden hebben het woord), een boek waardoor je wat vaker over je schouder gaat kijken.

Ooit wilde hij priester worden, en als jonge misdienaar op begrafenissen zag hij zijn eerste lijken. Maar gaandeweg besefte hij dat hij niet écht gelovig was. “Ik had alleen een enorme honger naar kennis en discussieerde graag over ongrijpbare zaken. Toen ben ik medicijnen gaan studeren.” Vandaag is Philippe Boxho (55) zowat de bekendste wetsdokter aan de andere kant van de taalgrens. In het instituut voor gerechtelijke geneeskunde van de Universiteit van Luik, waar hij directeur is, onderzoeken hij en zijn assistenten elk jaar bijna vierhonderd mensen uit Luik en Luxemburg die een verdachte of gewelddadige dood stierven. Verschijnt een opsporingsbericht op televisie, dan weet Boxho dat hem over een paar dagen wellicht een nieuwe autopsie wacht.

Hij werkte mee aan spraakmakende onderzoeken naar seriemoordenaars als Michel Fourniret, die elf meisjes en vrouwen heeft verkracht en vermoord. Naar de moorden op de stiefzusjes Stacy (7) en Nathalie (10), die in 2006 op een braderie in Luik verdwenen en achttien dagen later werden teruggevonden. Slachtoffers van terroristische aanslagen, natuurrampen en grote branden belanden op zijn snijtafel. Maar daar heeft Boxho het niet over in Les morts ont la parole.

Philippe Boxho: “Ik heb die drama’s bewust vermeden omdat ik er geen triest boek van wilde maken. Ik heb het over onbekende verhalen die me het meest zijn bijgebleven in die dertig jaar als wetsdokter. Dingen die soms bijna niet te geloven zijn, maar allemaal echt gebeurd.”

Allemaal? Ook het verhaal van de varkensboer die van zijn vrouw af wilde?

“(knikt) Er zijn van die telefoontjes die je nooit vergeet. Een magistraat belde me in vertwijfeling: ‘Philippe, we krijgen een melding binnen over een boer die zijn vrouw aan de varkens heeft gevoerd. Wat moeten we daarmee?’

“Het was wat je noemt een raar verhaal. Twee boeren die naast elkaar wonen, vechten al jaren een oorlogje uit over een stuk grond. Vanuit hun keukenraam kunnen ze elkaars erf zien. Op een dag ziet de ene boer dat zijn buurman met het lichaam van zijn vrouw in de armen naar buiten komt en haar bij de varkens gooit. Hij belt onmiddellijk de politie. Die komt kijken en stelt vast dat de vrouw van de varkensboer onvindbaar is. De auto staat nog voor de deur, in de keuken staat het middageten nog op het vuur, maar van de vrouw is geen spoor. Niets in huis doet denken aan een gevecht, nergens zit een spatje bloed – ook niet in de varkensstal. Uit de boer zelf is geen zinnig woord te krijgen, die brabbelt nonsens. De politie kent hem wel, vanwege zijn agressiebuien en bedreigingen tegen wandelaars.”

“‘Slacht het dikste varken’, zei ik tegen de magistraat. ‘Dat eet het meest. Als we sporen van de vrouw kunnen vinden, zal het in de maag van dat dier zijn. En doe het onmiddellijk: we moeten de spijsvertering zo snel mogelijk stoppen.’

“De politieagenten waren niet erg enthousiast maar deden het toch, want het enige alternatief is dat ze ’s anderendaags in de uitwerpselen van de varkens gingen zoeken naar tanden en haren – de enige dingen die de dieren niet verteren.

“Zo belandde het dikste varken op mijn autopsietafel. En inderdaad, in de maag vonden we onverteerde stukjes van 2 tot 5 centimeter. Uit een DNA-test bleek dat het de resten waren van de vrouw. Acht varkens, twintig minuten, en er bleef niets van haar over. Alles was opgegeten, tot het laatste stukje schoen.”

Ik dacht dat zoiets alleen in films gebeurde.

“(knikt) In de film Hannibal zie je everzwijnen een lijk opeten, en zo gebeurt het ook echt. Varkens eten alles, zeker als ze uitgehongerd zijn. Daarom moet je nooit te lang alleen in een varkensstal blijven.”

Leefde de vrouw nog toen ze werd opgegeten?

“Dat kon ik niet meer afleiden uit wat ik van haar teruggevonden heb, en dat was frustrerend. De doden vertellen niet altijd alles.”

De verdwenen date

Uw job heeft soms veel weg van detectivewerk. Is dat wat u zo boeit?

“(knikt) Ik hou van speuren naar de waarheid. En soms is er een totaal onverwachte ontknoping.

“Op een dag moet ik een vermoedelijke moord met een vuurwapen gaan onderzoeken op een adres in de Ardennen. Het slachtoffer woont in een klassiek Ardens huis in natuursteen. Binnen tref ik het lijk aan van een verzorgde vijftiger, gekleed in een peignoir waaronder hij poedelnaakt is. Hij draagt pantoffels zonder sokken. Op een tafeltje staat een fles champagne in een ijsemmer, maar het ijs is al gesmolten. Kennelijk wachtte de man op een date, maar de dame is nergens te bekennen. Het slachtoffer heeft een rond gaatje in zijn peignoir en daaronder een gaatje in de hartstreek, roodomrand door erosie, zoals een schotwonde.”

“Een fout gelopen afspraakje is het voor de hand liggende scenario: de dame is boos geworden, heeft haar minnaar met een schot afgemaakt en is met het wapen gevlucht.”

“Tijdens de autopsie ga ik op zoek naar de kogel. Die moet in het lichaam zijn blijven steken, misschien in een rib op het borstbeen, want ik vind nergens een gaatje waarlangs hij het lichaam kan hebben verlaten. Maar hij is nergens te bespeuren. Het is een mysterie. Ik ben boos op mezelf omdat ik blijkbaar bewijsmateriaal ben kwijtgeraakt.”

“Ten einde raad breken we de autopsietafel zelfs af om te kijken of het ding niet in de sterfput is verdwenen.”

Er was geen sprake van een kogel.

“Een collega vertelde me toen dat ze iets soortgelijks had meegemaakt. Ook zij had wanhopig de autopsietafel afgebroken. In haar geval bleek het moordwapen een ijspriem. En toen kwam de plaats delict me weer voor de geest: de ijsemmer met de champagnefles, de bloemen en… de ijspriem. Het ding ging onmiddellijk naar het laboratorium, waar duidelijke sporen van bloed en vet werden gevonden.

“Een ijspriem als moordwapen, dat zie je niet vaak. Het is even uitzonderlijk als de kruisboog die ik ooit heb weten bezigen.”

Wat is het populairste moordwapen?

“Een mes. Kost 10 euro bij IKEA, werkt perfect, ligt gewoon in de keukenlade. Mensen grijpen meestal naar een wapen waar ze direct bij kunnen. Vroeger zagen we meer moorden met een vuurwapen, maar sinds justitieminister Laurette Onkelinx (PS) de wapenwetgeving strenger heeft gemaakt (in 2006, red.) kiezen de mensen sneller voor messen. Het enige nadeel is dat je je slachtoffer moet aanraken, waardoor je sporen kunt achterlaten: kledingvezels of DNA.”

Dood voor de TV

Tijdens de coronacrisis zagen we overal een toename van intrafamiliaal geweld. Ook van moorden?

“Nee, dat was echt gek. Toen iedereen thuis moest blijven, viel ook het moorden stil. Enfin, toch in deze streek. We hebben amper autopsieën hoeven te doen.”

“Zodra de regels werden versoepeld en we weer wat vrijheid genoten, begonnen we elkaar weer te doden. In drie maanden tijd zaten we weer op het niveau van voor de pandemie. Overvallen, passionele moorden, afrekeningen, noem maar op. Alleen de inbraken met dodelijk geweld bij juweliers en banken zien we al een tijdje niet meer: gangsters wagen zich er niet meer aan omdat winkels en bankgebouwen veel te goed beveiligd zijn.”

U bent geen priester geworden, maar ook als wetsdokter ziet u de achterkant van de maatschappij.

“We zien de ellende. Mensen die zelfmoord plegen zijn meestal niet gelukkig, mensen die anderen doden zijn dat over het algemeen evenmin. De huizen waar we komen liggen dikwijls vol rotzooi en troep. Als je sommige misdaadseries mag geloven, wordt de plaats delict net voor de moord vaak nog even gedweild. Niet dus. Ik ben altijd blij dat ik tegen tetanus gevaccineerd ben.”

“Soms voel je de peilloze eenzaamheid in een vertrek hangen. Ik heb eens een oude man dood in zijn zetel aangetroffen, met de televisie aan. Hij woonde op de derde verdieping van een klein appartementsblok. Ik kwam binnen en zag hem zitten, niet meer dan een skelet en flarden huid bijeengehouden door zijn kleren. De afstandsbediening lag vlak bij zijn hand. Op de tv speelde een bekend spelprogramma met Jean-Luc Reichmann, een presentator die ik ook graag bezig zie. Het was een bevreemdend tafereel: de presentator die onverstoorbaar tegen het skelet bleef kletsen, alsof hij wilde zeggen dat het leven voortging, ondanks de dood.”

“De man zat daar al maanden en niemand had hem gemist. De buren vertelden dat ze een tijd geleden een stank hadden geroken, maar ze dachten dat die van het vuilnis kwam, en de geur was ook weer weggegaan.”

“Toen ik het appartement van de onderburen van de man bezocht, zag ik een vlek op het plafond: de lichaamssappen van de man waren door de vloer gesijpeld. De buren hadden het plafond opnieuw geschilderd.”

“Er was een defect aan de centrale verwarming in het gebouw nodig om de dode te ontdekken. De loodgieters kregen geen gehoor bij de bewoner van de derde verdieping en hadden de politie verwittigd.”

“Zo snel kun je dus in de vergetelheid verdwijnen. Het doet me niets om dode lichamen te zien, maar de eenzaamheid waarin sommige mensen geleefd hebben, grijpt me telkens weer naar de keel.”

Perfecte moorden

Boxho leidt ons rond in zijn wit betegelde autopsiezaal, waar de muffe geur van formol en reinigingsproducten hangt. Bijna achteloos wijst hij naar een bokaal op de vensterbank: een long op sterkwater, doorboord met een houten spies. ‘Iemand dacht dat die man een vampier was.’

De sleetse vloer, de ouderwetse autopsietafels en de honderdjarige weegschaal maken duidelijk dat de forensisch patholoog kampt met dezelfde geldproblemen als zijn vakgenoten Wim Van de Voorde (UZ Leuven) en Werner Jacobs (UZA) in Vlaanderen. Er is nauwelijks budget voor forensische geneeskunde, en de job is zo slechtbetaald dat bijna niemand er nog voor kiest.

Boxho: “In de jaren 2000 waren er 42 wetsdokters in België, nu nog een stuk of 20. Al mijn assistenten vertrekken omdat ze elders meer kunnen verdienen of omdat hun vrouw meer verdient dan zij. Forensische geneeskunde is bovendien zo veeleisend dat de combinatie met een gezinsleven nauwelijks mogelijk is.”

“Ik heb er ook genoeg van, eerlijk gezegd. We sukkelen voort met de middelen die we hebben. De metalen autopsietafels die je hier ziet, dateren van 1962. Ik heb ze cadeau gekregen van een begrafenisondernemer. Als een machine defect raakt, weet ik niet hoe ik ze moet vervangen: er zijn gewoon geen centen voor. En van mijn eigen prestaties voor het gerecht wordt 15 procent gewoon nooit betaald door justitie, vanwege de ingewikkelde administratie.”

“Eigenlijk kan ik dit alleen volhouden omdat ik als hoogleraar betaald word door de universiteit, en omdat ik met medische expertises wat geld in het laatje breng. Koen Geens (cd&v) heeft als justitieminister (tussen 2014 en 2020, red.) zo fors bespaard dat we de boel bijna kunnen sluiten.”

Als er over enkele jaren geen wetsdokters meer zijn, wordt het in België wel heel makkelijk om de perfecte moord te plegen.

“Precies! Nu al blijven elk jaar 75 moorden onder de radar en gaan de daders vrijuit. Dat blijkt uit verschillende studies van mijn collega’s. Destijds hebben we tegen minister Geens gezegd: ‘Geef ons 20 miljoen euro extra per jaar, en we zullen meer schuldigen vinden.’ Zijn reactie: ‘Maar meneer Boxho, de gevangenissen zitten nú al overvol!’

“Er gebeuren bijvoorbeeld veel te weinig autopsieën. De Europese aanbeveling is om bij 10 procent van alle overlijdens een autopsie uit te voeren, in België blijft het bij 1 à 2 procent. Wij doen 86 autopsieën per jaar, de andere doden onderwerpen we aan een uitwendig onderzoek: dat is veel goedkoper, maar daardoor mis je ook meer.”

“Dat ligt aan de mentaliteit in België – ‘Aan de doden raakt men niet’ – maar dus nog meer aan het budget. Sinds Koen Geens de magistraten bezuinigingen heeft opgelegd, letten ze zeer goed op. Ik krijg geregeld een njet van de onderzoeksrechter als ik een autopsie wil doen. ‘Neenee, het politieonderzoek zal volstaan.’ Tegenwoordig schuiven ze me vaak een foto van het lijk onder de neus: ‘Wat denkt u: is dit een moord?’ Meestal kan ik daar niet op antwoorden, en dan laten ze het maar zo. En dan rijzen er nadien toch twijfels en moeten we het lijk opgraven. In België gebeurt dat veel vaker dan in het buitenland, omdat we de lijken te vlug begraven zonder onderzoek.”

Maakt u dat zelf weleens mee?

“Natuurlijk. Ik denk nu aan die man die in een kroeg zat op te scheppen tegen een vriend: hij had zijn vrouw drie maanden geleden vermoord en was er mee weggekomen. Tegen de huisarts had hij gezegd dat zijn vrouw zichzelf door het hoofd had geschoten. Die arts geloofde hem, hij maakte er officieel een zelfmoord van, en de vrouw werd begraven.”

“Toevallig zat een tafeltje verderop een politieman in burger: die had zijn oren gespitst en stapte met het verhaal naar het gerecht. En zo kwam het op mijn bureau terecht: ‘Wat kunnen we doen om dit te controleren?’”

“‘Simpel: opgraven,’ antwoordde ik. De vrouw was toen al drie maanden begraven. Als de schedel nog niet vergaan was, kon ik uit de vorm van het kogelgat afleiden waar de kogel was binnengedrongen. En zo geschiedde. Ik kreeg de vrouw op de autopsietafel en had geluk: de ontbinding was nog niet zo ver gevorderd en de kogel was in de schedel blijven zitten. En er was maar één kogelgat, achteraan in de nek. Zo liep die man dan toch tegen de lamp.”

Wel naïef van die huisarts om hem op zijn woord te geloven.

“Ik neem hem niets kwalijk, een huisarts is daar niet voor opgeleid. Aan mij moet je ook niet vragen om mensen tegen ziektes te behandelen. Ik heb één keer een medicijn voorgeschreven voor mijn ouders: het bleek al vijftien jaar niet meer te bestaan.”

“Maar ze hadden beter een wetsdokter kunnen bellen, ja. Dan was die kerel nooit met die moord weggekomen. Zover zijn we gekomen: de perfecte misdaad bestaat in België alleen door het falen van de overheid.”

Een moord plegen is één ding. Wie niet tegen de lamp wil lopen, moet ook het lichaam doen verdwijnen.

“Het spectaculairste dat ik ooit heb meegemaakt, was het onderzoek naar een vrouw die haar ex had doodgeslagen tijdens een ruzie bij haar thuis. Nadat ze van de eerste schrik bekomen was, besloot ze het lijk te doen verdwijnen. Ze wilde niet dat haar kinderen ooit zouden weten wat ze hun vader had aangedaan.”

“Welnu, die vrouw had ooit in een slagerij gewerkt, waar ze honderden varkens aan mootjes had gehakt. Je raadt het al: ze hakte haar man in stukken die ze in vershoudzakjes in de diepvriezer stak. Elke avond liet ze een gezellig haardvuur branden, en als de kinderen naar bed waren, gooide ze telkens een zakje op het vuur: in twee uur tijd bleef er niets meer van over.”

“In enkele dagen tijd verdween de ex volledig in het haardvuur, zonder een spoor achter te laten. Dat maakte het verhaal moeilijk te controleren. De vrouw had alles bekend, maar de onderzoekers konden haar amper geloven. Een psychiater meende zelfs dat ze alles verzon.”

“De stofzuiger, waarmee ze de haard schoonmaakte, leverde uiteindelijk het bewijs: in de zak werden as en botrestjes van de ex teruggevonden.”

Verdwijntruc

Over onontdekte moorden gesproken: u onderzocht vorig jaar ook de 39 dodelijke slachtoffers van de overstromingen in de Vesdervallei, om te kijken of ze wel degelijk verdronken waren. Veel cynischer kan het niet worden.

“Vindt u? Zulke rampen zijn anders een uitstekende gelegenheid om je van iemand te ontdoen. Je slaat hem het hoofd in, gooit ’m in het water – en klaar. Of kijk naar de aanslagen op de Twin Towers in 2001: verschillende mensen hebben daarvan gebruikgemaakt om te ‘verdwijnen’. Ze werden doodverklaard, tot jaren later bleek dat ze elders met een nieuwe identiteit een nieuw leven waren begonnen. Dat is in Amerika natuurlijk makkelijker dan hier.”

“Ook bij de slachtoffers van branden controleren we of de brand hun dood echt veroorzaakt heeft. In 2010 hadden we in Luik een megabrand in de Leopoldstraat: twee woonblokken waren ingestort na een ontploffing, gevolgd door een hevige brand. Er vielen veertien doden. Bij alle slachtoffers hebben we een autopsie gedaan om een vermomde moord uit te sluiten, maar ook een DNA-test om zeker te zijn dat we de juiste mensen voor ons hadden. Het zou niet de eerste keer zijn dat in een brand een bewuste persoonsverwisseling plaatsvindt.”

“Voor één van de slachtoffers zijn we vér gegaan: Paulette was een alleenstaande dame die in een appartementje woonde. Haar lichaam was zo verkoold dat ze onherkenbaar was. Normaal kunnen we het DNA vergelijken dat we op een tandenborstel of een hoofdkussen vinden, maar haar hele appartementje en al haar spullen waren in rook opgegaan. In zulke gevallen gaan we op zoek naar familieleden, maar Paulette bleek niemand meer te hebben. Haar enige zoon, Eduard, was twee jaar eerder aan een overdosis drugs gestorven. En omdat ze niet veel geld had – alles was opgegaan aan haar bodemloze zoon – was Eduard door de stad als ‘behoeftige’ begraven in een eenvoudige kist.”

“Er zat niets anders op dan Eduard op te graven. Die dag stonden we met de mensen van DVI (Disaster Victim Identification, de slachtofferidentificatiedienst van de federale politie, red.) en enkele magistraten rond het graf van Eduard, terwijl de arbeiders van het kerkhof met hun graafmachine aan de slag gingen. 1 meter diep, dan 1,5 meter, dan 2 meter… en nog altijd geen kist. Dieper moet je ook niet gaan: geen enkele kist wordt onder dat niveau begraven. De kist met Eduard was in twee jaar volledig verteerd, sneller dan ik me ooit had kunnen voorstellen. Gelukkig vonden we in de aarde nog enkele botrestjes, zodat we Paulette toch nog konden identificeren. Zo’n opgraving is als een doos met chocolaatjes: je weet nooit wat je gaat vinden. Eduard was helemaal verdwenen, maar ik heb ook al lichamen opgegraven die na twintig jaar bijna intact waren, en herkenbaar. Alles hangt af van de aarde waarin ze zijn begraven.”

Als wetsdokter moet u geregeld op assisenprocessen getuigen. Doet u dat graag?

“Ach, het hoort erbij. Het is een soort rollenspel: je moet op een eenvoudige manier uitleggen wat de autopsie aan het licht heeft gebracht aan mensen die daar niets van kennen. Mijn probleem is dat ik de neiging heb om met humor over mijn vak te praten: bij een jury is dat niet altijd gepast.”

“Het is weleens gebeurd dat een jurylid flauwviel wanneer ik gruwelijke details uit de doeken moest doen. Eén keer viel de beklaagde zelf flauw toen hij me hoorde uitleggen wat hij had gedaan. Die man had zijn vrouw in bed dood geklopt met een hamer en uit het raam van de eerste verdieping gegooid. Hij stak het lijk in de koffer van de auto en parkeerde hem een eind verderop met de dode vrouw achter het stuur, helemaal naakt. Je kon aan de verwondingen zien dat het een moord uit woeste wraak was.”

“Maar goed, ik zie elke dag gruwel, en dat went. We zijn gepantserd.”

En de geur, went die ook?

“O, nee. Daar wen je nooit aan. Hij is onverdraaglijk. Je kunt maar één ding doen: direct naar binnen gaan en de lucht opsnuiven, zodat je neus snel verzadigd is.”

“En die geur gaat ook niet zomaar weg. Een man had zelfmoord gepleegd in zijn auto, een Porsche, maar werd pas dagen later ontdekt. Het was volop zomer en erg heet, waardoor zijn lichaam in recordtempo was gaan ontbinden. Toen ze hem vonden, zaten de stoelen al onder het lichaamsvocht. Later zijn ze uit de auto gehaald in de hoop de auto nog te kunnen recupereren, maar tevergeefs. De geur blééf – en de mooie Porsche is op de schroothoop beland.”

Korte armpjes

Het is niet altijd makkelijk om zelfmoord te plegen, leer ik uit uw boek.

“Ik heb veel pogingen zien mislukken, vooral met medicatie. Dikwijls weten mensen niet welke middelen doeltreffend zijn, en ik ga het hier ook niet vertellen. Je polsen oversnijden is ook hopeloos. Vaak zijn dat eerder kreten om hulp.”

“Sommige mensen pakken het gewoon onhandig aan. Ik herinner me een man die wilde sterven door zich te verhangen én een kogel door zijn hoofd te jagen. Hij ging op een stoel staan, maakte een touw vast aan het plafond en legde het rond zijn nek. Dan nam hij de loop van het jachtgeweer in zijn mond en hij schoot. Helaas waren zijn armen net te kort om goed bij de trekker te kunnen, waardoor hij het wapen een beetje scheef richtte. De kogel ging niet door zijn schedel maar door zijn linkerwang en sneed het touw doormidden, waardoor de man zijn evenwicht verloor. Hij viel van de stoel, recht op zijn hoofd, en stierf aan een schedelbreuk.”

“Ik heb ook eens een vrouw onderzocht die geprobeerd had om haar hart te doorboren. Ze boorde op de verkeerde hoogte en raakte een rib, wat zoveel pijn deed dat ze ermee moest ophouden. Ze heeft de boor netjes terug in de gereedschapskist gerangschikt. Nadien heeft ze zich opgehangen.”

En dan was er nog de oude boer die zelfmoord pleegde met veertien kogels.

“Dat was ongezien. In de Verenigde Staten is er zelfs een wetenschappelijk artikel aan gewijd.”

“De man werd gevonden op de keukenvloer van zijn hoeve, met veertien kogels in zijn borstkas, links van het hart. Op de tafel lag een afscheidsbriefje – hij had duidelijk genoeg van het leven – naast een beduimelde doos vol patronen en munitie. Tussen zijn benen lag een lang geweer, gericht naar de bovenkant van zijn lichaam. Toen de magistraat ter plaatse kwam, dacht hij meteen aan moord en ontbood de cavalerie: het laboratorium, de wapenexpert en de wetsdokter – dat was ik.”

“Het bleek wel degelijk een zelfmoord. Het drama van die man was dat ook hij te korte armen had. Hij probeerde de karabijn naar zijn hart te richten maar kon net niet bij de trekker. Dus hield hij het wapen een beetje scheef, waardoor hij telkens naast zijn hart schoot. Dertien keer heeft hij het geprobeerd. Na zes pogingen moest hij herladen, want er pasten maar zes patronen in het magazijn. Pas de veertiende keer is het gelukt, en dat was alleen omdat hij zoveel bloed verloren had.”

Wat een doorzettingsvermogen moet die man niet gehad hebben.

“De menselijke verbeelding kent geen grenzen. Ik heb ingenieuze systemen gezien van mensen die het leven moe waren. Een student elektriciteit had een constructie gemaakt om zichzelf te elektrocuteren terwijl hij zich ophing. Een andere jongeman, die ook iets van elektriciteit kende, hoopte dat de dood hem zou verrassen in zijn slaap: hij wist dat mannen nachtelijke erecties krijgen en monteerde een systeem op zijn penis dat een stroomstoot door zijn lijf joeg zodra dat die nacht bij hem gebeurde.”

Tot slot: u wordt weleens opgeroepen voor een ‘levend’ lijk. Vertel.

“Dat zijn ongelooflijke verhalen, zoals dat van de 85-jarige Lucette. Ik kreeg telefoon van de magistraat: ‘Ga eens kijken, het is iets speciaals.’”

“Bij mijn aankomst zie ik dat de begrafenisondernemer al is langs geweest. Voor de ramen hangen al rouwdoeken. Ik denk: ze zijn er wel érg snel bij.”

“Binnen zie ik een lege doodskist op de tafel staan. Voor de kist ligt een dame dood op de grond. Het is níét Lucette.”

“Wat er gebeurd was, zou ik niet geloven als ik het niet met eigen ogen had gezien. De familie had Lucette dood op haar bed gevonden, de huisarts stelde een natuurlijk overlij


den vast, en de begrafenisondernemer kwam langs om de vrouw te wassen, aan te kleden en in een kist te leggen. Nog dezelfde dag nodigde de familie buren en vrienden uit om een laatste groet te komen brengen. Ook Jeannine, een buurvrouw en één van Lucettes oudste vriendinnen kwam op bezoek. Terwijl ze voor de kist stond, ging Lucette plots rechtop zitten: ‘Ah, Jeannine, zo lief van je dat je langskomt!’ Jeannine kreeg ter plekke een hartaanval: ze had zich – letterlijk – doodgeschrokken.”

“Lucette had een lange aanval van catalepsie doorgemaakt, een verschijnsel waardoor ze schijndood was geweest. Ook de huisarts en de begrafenisondernemer hadden niets opgemerkt.”

Ik ben alweer bang om levend te worden begraven.

“Ik kan je geruststellen: zelfs als je levend wordt begraven, zul je niet langer dan een kwartier overleven. In zo’n kist is er veel te weinig zuurstof: je stikt in je eigen CO2. De verhalen over kisten met krassen aan de binnenkant van het deksel zijn onzin.”

Bent u zelf bang om te sterven?

“Dat heeft geen enkele zin. We zullen allemáál sterven: die simpele zekerheid helpt me om er niet bang voor te zijn. Wat het leven draaglijk maakt, is dat je niet weet welke dag je laatste zal zijn.”

Philippe Boxho – Les morts ont la parole, Kennes Éditions

Bron » Humo | Annemie Bulté


Wie met vragen zit rond zelfdoding, kan terecht bij de Zelfmoordlijn op het nummer 1813 of via zelfmoord1813.be

Hoe ‘X1’ de onderzoekers in de zaak rond de moord op Katrien De Cuyper veel tijd heeft gekost

Kort na het uitbarsten van de affaire-Dutroux, in 1996, meldt een vrouw zich bij de politie. Ze heet Regina Louf, maar wil enkel anoniem getuigen. De reden waarom ze in documenten ‘X1’ genoemd wordt. Ook over de zaak Katrien De Cuyper (15) doet ze een aantal beweringen. Het meisje werd 30 jaar geleden vermoord teruggevonden. Volgens Louf gebeurde dat op een seksfeest in Antwerpen.

Kort na het uitbarsten van de affaire-Dutroux, in 1996, meldt een vrouw zich bij de politie. Ze heet Regina Louf, maar wil enkel anoniem getuigen. De reden waarom ze in documenten ‘X1’ genoemd wordt. Ook over de zaak Katrien De Cuyper (15) doet ze een aantal beweringen. Het meisje werd 30 jaar geleden vermoord teruggevonden. Volgens Louf gebeurde dat op een seksfeest in Antwerpen.

Ze vertelt dat ze aanwezig was op verschillende sadistische seksfeesten, waarbij tal van politici, magistraten, notarissen, zakenmannen en ook Dutroux en sommige van zijn handlangers aanwezig waren.

Tijdens haar vijfde verhoor, op 31 oktober 1996, begint Louf plots over de onopgeloste moord op Christine Van Hees (16). Ze vertelt hoe verschillende aanwezigen – onder wie Dutroux – Van Hees meermaals verkrachtten en vervolgens Louf dwongen om het meisje te wurgen. Daarna werd Van Hees in brand gestoken in een vervallen champignonkwekerij.

Hoewel het verhaal van Louf enkele ongerijmdheden bevat, weet ze de plaats delict perfect te beschrijven. Ook enkele zaken die ze in principe niet kan weten, heeft ze juist. Toeval, denken sommigen. Maar onderzoeker Patriek De Baets is ervan overtuigd dat hij een enorm pedofilienetwerk op het spoor is, en weet zijn grote bazen daarvan te overtuigen. Hij krijgt maar liefst vijftig speurders toegewezen.

Sommige media gaan ook volop mee in Loufs verhalen. De druk van de publieke opinie neemt toe. Zeker nadat er zich nog X’en hadden gemeld, met soortgelijke verhalen. En Louf beperkt zich niet tot de moord op Van Hees. Onder meer de Antwerpse kinderen Kim en Ken Heyrman en de Brusselse Loubna Benaissa wijst ze op foto’s aan als slachtoffers van het netwerk. Net als Katrien De Cuyper.

“Die moord gebeurde tijdens een seksfeest in een kasteeltje ten noorden van Antwerpen”, zegt Louf. Vanuit Brussel krijgen de Antwerpse speurders de opdracht om die piste uitgebreid te onderzoeken. Er worden vijf agenten voltijds op de zaak gezet. Ze ondervragen Louf dagenlang, verhoren tal van andere mogelijke getuigen, en gaan op zoek naar de plek waar De Cuyper volgens Louf vermoord zou zijn. Ze eindigen uiteindelijk na een lange zoektocht in ’s-Gravenwezel, in het kasteel dat toebehoort aan de antiquair Axel Vervoordt en dat door Louf als de juiste locatie wordt aangewezen. Maar eens binnen blijkt dat Louf zowat alle details over het kasteel fout heeft.

Het hele verhaal wordt uiteindelijk naar het rijk der fabelen verwezen. “Wij hadden als familie meteen door dat dat onzin was”, zegt Katriens moeder Godelieve. “Spijtig dat daar zoveel tijd en middelen in gestopt zijn.”

Loubna Benaissa bleek later vermoord door pompbediende Patrick Derochette in Elsene. Ook van andere meisjes die Louf aanwees, kon worden vastgesteld dat ze geen slachtoffer waren van een netwerk. Uit later onderzoek bleek dat er tijdens de verhoren grove beroepsfouten waren gemaakt: zo werden vragen soms herhaald als het eerste antwoord niet juist was. Op die manier kon Louf een tweede keer ‘gokken’.

In een interview in 2020 met de krant La Dernière Heure hield Louf vol dat ze de waarheid sprak. “Ik heb jarenlang nachtmerries gehad waarin de vermoorde meisjes me kwaad vroegen waarom ik niet meer voor hen gedaan heb.”

Niet de enige cold case

Het lichaam van het Roemeense jongetje Puia Marinescu (9) werd eind juli 1999 in Antwerpen in een sporttas aangetroffen. Hij was toen al zes dagen vermist. Het jongetje liep vaak alleen op straat omdat hij moest gaan bedelen. De dader werd nooit gevonden.

Liam Vanden Branden (2) verdwijnt op 3 maart 1996 uit een huis nabij het Zennegat in Mechelen verdwijnt. Er wordt gevreesd dat hij verdronken is. Al blijft ook de piste dat hij ontvoerd is open. Liam is nooit gevonden.

De Duitse Carola Titze (16) was met haar ouders op vakantie in De Haan. Ze verdween op 5 juli 1996 en werd enkele dagen later vermoord teruggevonden. Volgens getuigen trok ze in de dagen voor haar verdwijning vaak op met een vermoedelijk Oost-Duitse jongeman. Die werd nooit geïdentificeerd. De moord blijft onopgelost.

Joke Van Steen (17) werd in de nacht van 11 op 12 november 1995 na een fuif om het leven gebracht in Welden. In 1999 werd Olav Herreman door een vriend van de moord beschuldigd. Het kwam tot een assisenproces waarop al snel bleek dat de vriend gelogen had. Herreman werd vrijgesproken, de moord blijft tot op vandaag onopgelost.

Broer en zus Ken (8) en Kim Heyrman (11) verdwenen op 4 januari 1994 in Antwerpen. Kims lichaam werd een maand later aangetroffen in het Asiadok. Ze was vermoord. Ken is tot op vandaag spoorloos, net als de dader.

Nathalie Geijsbregts (10) verdween op 26 februari 1991 toen ze op de bus wachtte in Leefdaal. Ze zou in een auto gestapt zijn. In de loop der jaren kwamen verschillende verdachten in het vizier, maar tot een doorbraak kwam het nooit. Geijsbregts werd nooit gevonden.

Christine Van Hees (16) werd in 1984 gruwelijk vermoord. Haar lijk werd in brand gestoken. Ten tijde van de zaak-Dutroux beweerde X1 dat ze Van Hees had moeten vermoorden op een seksfeestje. Dat bleek een verzinsel. De punker S.C. kwam in beeld als dader, maar er werd geen bewijs tegen hem gevonden. De zaak is sinds 2014 verjaard.

Lieve Desmet (13) reed in mei 1984 na school met de fiets naar huis in Dentergem, maar kwam daar nooit aan. Vier maanden later werd haar lichaam gevonden, met een touw rond de hals. Tien jaar later meldde een anonieme briefschrijver dat cafébaas G.V.V. de dader was. Maar die was kort na de vondst van Lieves lichaam zelf verdwenen en bleef spoorloos.

Carine Dellaert (16) uit Gent verdween op 3 augustus 1982. Pas drie jaar later werd haar lichaam vermoord teruggevonden in een uitgedroogde aalput. Het onderzoek wees uit dat ze nog enkele maanden geleefd moet hebben voor haar dood. Haar vader werd even opgepakt, maar uiteindelijk vrijgelaten.

Maddy Hollanders (13) werd op 31 augustus 1976 het laatst gezien met haar schoonbroer Claudy Pierret. Ze is nooit teruggevonden. Later bleek dat Pierret erotische foto’s van het meisje genomen had, maar hij bleef ontkennen iets met haar verdwijning te maken te hebben. In de jaren negentig pleegde de fabrieksarbeider dan twee sadistische moorden, op Yolanda Prinsen (29) en Marie-José De Nocker (56). ‘Het Monster van het Waasland’ werd voor die moorden veroordeeld, maar werd nooit aangeklaagd voor de verdwijning van Maddy Hollanders. De zaak is intussen verjaard.

Bron » Gazet van Antwerpen

‘Te veel daders ontlopen straf na “perfecte moord”’

Naar schatting een op de drie zaken van moord of doodslag in ons land wordt afgedaan als een ‘natuurlijk overlijden’. Dat zegt forensisch patholoog Wim Van de Voorde (KU Leuven). ‘Als er niet snel iets verandert, zal dat aandeel nog toenemen.’

Dertien jaar geleden ondernam een vrouw uit Borgloon drie pogingen om haar 51-jarige man te vermoorden. Eerst draaide ze vijf slaappillen door zijn spaghettisaus. Een kleine maand later vermaalde ze dertien slaappillen in zijn frisdrank. Nog eens tien dagen later mengde ze twintig slaappillen in een oplossing met een pijnstiller. Toen haar man na het drinken in slaap viel in de zetel, verstikte ze hem met een plastic zak. De zaak ging de annalen in als de ‘spaghetti-moord’, maar het had geen haar gescheeld of de daderes was ermee weggekomen.

De huisarts die de 51-jarige man dood in de zetel had aangetroffen, zag geen aanwijzingen voor een verdacht overlijden. Hij duidde dat aan op het zogeheten ‘Model III’, dat is het formulier dat na elk sterfgeval in ons land wordt opgemaakt. Daarna gebeurde er niets. ‘Op de dag voor de ­crematie werd ik opgebeld door de onderzoeksrechter’, zegt Wim Van de Voorde, forensisch patholoog en professor aan de KU Leuven. ‘De wijkagent had geruchten opgevangen die deden vermoeden dat er meer aan de hand was. “Voor de zekerheid” voerden we een autopsie uit, waarbij we de kalmeermiddelen in het bloed van de man hebben ontdekt. Bijna was zijn vrouw met de moord weggekomen.’

Niet altijd komt de waarheid bovendrijven. Van de Voorde zegt dat in ons land naar schatting tussen een op de drie tot een op de vier dodingen – (on)opzettelijke doodslag of moord – nooit aan het licht komt en als een ‘natuurlijk overlijden’ wordt afgedaan. Het gaat om zo’n vijftig sterfgevallen per jaar, waarvoor niet eens een dader wordt gezocht. Van de Voorde baseert zich onder meer op de ervaringen in Limburg. ‘Sinds een rondzendbrief van het parket-generaal uit 2016 worden in die provincie na elk “ongewoon sterfgeval” een specialist gerechtelijke geneeskunde, het gerechtelijk lab en een rechercheur opgeroepen. Volgens de politie zijn door die aanpak in vijf jaar tien dodingen ontdekt die anders onder de ­radar zouden zijn gebleven.’

Hoe kan het dat zoveel gevallen van moord en doodslag onopgemerkt blijven?

‘De verklaring begint bij wat wij de “afstappingsparadox” noemen. De eersten die ter plaatse komen na een overlijden en die beslissen of verder onderzoek nodig is, hebben de minste ervaring met verdachte overlijdens. Denk aan de huisarts in de zaak van de “spaghetti-moord”. Wanneer hij “nee” invult op het formulier, wordt het parket niet op de hoogte gebracht en gebeurt er verder niets. Maar huisartsen zijn opgeleid om mensen te genezen, niet om overlijdens te onderzoeken.’

‘Bovendien staan huisartsen vaak voor een moreel dilemma. Vaak kennen zij het slachtoffer en zijn familie en willen zij voor die personen zorg dragen. Ze weten dat als ze “ja” aankruisen op de vraag of het om een verdacht overlijden gaat, ze de familie met een gerechtelijk onderzoek opzadelen, en mogelijk met een stigma in de ogen van hun buren. Dat is een terechte zorg. Maar zo glippen moorden door de mazen van het net.’

In België gebeurt na ongeveer 1 procent van de overlijdens een autopsie. De Europese richtlijn is 10 procent en in de Scandinavische landen vindt zelfs na 30 tot 50 procent van de overlijdens een autopsie plaats.

‘We weten dat hoe meer autopsieën we doen, hoe meer dodingen we ontdekken. Maar zoals het er vandaag voorstaat, stevenen we veeleer af op nog minder onderzoeken en dus nog meer onontdekte moorden. Door een gebrek aan financiële middelen bij het departement justitie kunnen wij amper nog nieuwe specialisten in de gerechtelijke geneeskunde opleiden. Van de vijf ­assistenten die vorig jaar aan de KU Leuven aan de opleiding begonnen, hebben er drie voortijdig afgehaakt. Ze kiezen een ander specialisme, waarbij ze wel waardig betaald worden en ze meer zekerheid hebben.’

‘Het gevolg is een enorme werkdruk voor de forensisch pathologen die overblijven. Als er niet snel meer middelen komen, dreigt de arts die zich vijf jaar lang specialiseert in het onderzoek van overlijdens, te verdwijnen.’

Wat zouden de gevolgen daarvan zijn?

‘Dan keren we terug naar de vorige eeuw, waarin onderzoek na een overlijden een zaak van amateurs en hobbyisten was. Er zullen meer moorden onontdekt blijven. Maar het gaat verder dan dat. Na een zelfdoding zitten nabestaanden met veel vragen. Wanneer is het gebeurd? Heeft hun geliefde pijn geleden? Die vragen kunnen alleen na een professioneel onderzoek een antwoord krijgen. Dat is belangrijk voor het rouwproces.’

Uw beroepsgroep is in gesprek met het kabinet van minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD). Wat vragen jullie?

‘Alles begint bij een betere ondersteuning van ons vakgebied. Wat dat betreft, is het geen vijf voor, maar kwart over twaalf. Ook vragen we wetgeving die het aantal onontdekte dodingen kan terugdringen – door bijvoorbeeld de Limburgse praktijk te verankeren. Een goed voorbeeld is het coroner-systeem uit Groot-Brittannië. Elk overlijden van iemand die in de laatste veertien dagen niet bij een arts heeft aangeklopt, en elk overlijden met een onbekende oorzaak, moet er gemeld en onderzocht worden. Zo verkleint de kans drastisch dat iemand na een “perfecte moord” op vrije voeten blijft.’

Bron » De Standaard

Wetsdokters trekken aan alarmbel: 75 ‘perfecte misdrijven’ per jaar onopgemerkt door gebrek aan budget

In België blijven elk jaar 75 misdrijven onopgemerkt. Daarvoor waarschuwen de wetsdokters vandaag in de krant Le Soir.

Hoewel Europa aanbeveelt om bij 10 procent van de overlijdens een autopsie uit te voeren, gebeurt dat in België maar in 1 à 2 procent van de gevallen, zeggen zij.

De artsen die voor Justitie werken, trekken aan de alarmbel. Ze kampen met onbetaalde facturen en veel papierwerk. Volgens hen zouden er met 20 miljoen euro per jaar minder onopgemerkte doodslagen zijn.

De specialisten rekenen dat 15 procent van de “natuurlijk” verklaarde overlijdens dat in werkelijkheid niet zijn.

Bron » De Morgen