‘Ik heb vertrouwen in onze democratie, maar er speelt zich achter de schermen heel wat af dat onttrokken is aan het zicht van het publiek’

Historicus Emmanuel Gerard (70) is niet vies van delicate dossiers. Hij heeft mee de moorden op de Waalse communistische politicus Julien Lahaut en de Congolese premier Patrice Lumumba opgelost, maar nu lijkt hij zich pas echt in een mijnenveld te begeven als commissievoorzitter van de Canon van Vlaanderen. Gerard is gebelgd door de scherpe verwijten van collega’s. Als hij begin mei de canon voorstelt, zullen die ook niet mild zijn. Maar het succes van het televisieprogramma Het verhaal van Vlaanderen sterkt hem in zijn voornemen: ‘Ik wil me bezighouden met dingen die ertoe doen.’

Uw collega’s hebben de Canon van Vlaanderen ‘staatspropaganda’ genoemd, en ze verwezen naar ‘een collaboratiecommissie’. Was u suïcidaal toen u eraan begon?

Emmanuel Gerard: “Ik wist dat de canon gevoelige materie is. U herinnert zich de discussie in de zomer van 2019 over de formateursnota van Bart De Wever (N-VA): er waren weinig voorstanders van het initiatief. Ik begreep de meeste kritiek, maar een interview met Frits van Oostrom, die in 2006 de canon van Nederland had samengesteld, trok me over de streep. Hij legde uit hoe hij de valkuil van het identitaire denken had vermeden. Beschouw je de canon als een instrument om de identiteit van een volk vorm te geven of om mensen iets bij te leren? Voor mij is het uitsluitend dat laatste.”

“Aan het succes van Het verhaal van Vlaanderen merk je dat mensen benieuwd zijn naar wat zich in het verleden op deze plek heeft afgespeeld. Ze hebben ook het recht dat te weten. Maar voor sommige collega’s kan het niet dat je het verleden tot deze regio beperkt. ‘Een identitair project’, noemen ze het. Ik betwist dat.”

Kunnen Vlamingen niet objectief naar het verleden kijken?

“Je kunt niet kijken naar iets dat er niet is. Voor veel Vlamingen is het verleden een zwart gat. Leopold II kennen ze nog, en de Vlaamse collaboratie ook, maar ze kunnen die niet plaatsen. Het is onze taak die te verduidelijken. Ik heb dertig jaar lang lesgegeven aan de universiteit, en een van mijn vakken was de politieke geschiedenis van België. Dat was ook niet identitair, ik heb van mijn studenten echt geen belgicisten gemaakt.”

Een van uw studenten was Bart De Wever.

“Ja (lacht).

“Wat is een canon? Een lijst van elementen die duidelijkheid verschaffen over wat zich in het verleden heeft afgespeeld. Dat impliceert een zekere rangorde. Ik behoor niet tot degenen die vinden dat in de loop van de geschiedenis stof neerdwarrelt waar geen enkele structuur of hiërarchie in zit. De Canon van Vlaanderen is omstreden omdat Vlaanderen zoals we het nu kennen, vroeger niet bestond.”

Dat is een moeilijke oefening, toch?

“Moeten we het dan hebben over ‘de canon van wat tegenwoordig Vlaanderen is, maar vroeger anders heette’? Op den duur mag je geen woorden meer gebruiken waarmee je jezelf verstaanbaar maakt. Ik weet ook dat Vlaanderen vóór 1830 niet bestond. Kun je daarom op het grondgebied van wat later Vlaanderen zal worden, geen politieke, sociale of culturele ontwikkelingen ontwaren?”

Op die manier ga je, volgens historici Jo Tollebeek, Marc Boone en Karel Van Nieuwenhuyse in een artikel voor de Koninklijke Vlaamse Academie van België voor Wetenschappen en Kunsten, van Peter Paul Rubens een Vlaming maken, terwijl hij een Duitser is.

“Rubens is geboren uit ouders die uit Antwerpen waren gevlucht naar wat nu Duitsland heet. Ben je alleen Vlaming als je op Vlaams grondgebied wordt geboren? (Zucht) Ik begrijp die discussie niet. Ik heb ook geen zin meer om ze nog te voeren.”

De opdracht van uw commissie is het loskoppelen van identiteit en canon, staat er op de site. Slaagt u daarin?

“Wij schetsen op basis van bronnen een aantal ontwikkelingen uit het verleden. Dat zegt niets over identiteit. Je kunt natuurlijk wel een debat voeren over de identiteit van vandaag en daarvoor elementen uit het verleden aanvoeren, maar dat doet de commissie niet.”

Minister-president Jan Jambon (N-VA) noemt de canon een middel om de Vlaamse identiteit te bevorderen. ‘Dat staat in ons programma’, zei hij in De Standaard. ‘We zouden anders kiezersbedrog plegen.’

“Politici hebben vaak een idee van het verleden dat niet noodzakelijk strookt met hoe het werkelijk was. De commissie probeert een verhaal te brengen van het verleden van deze regio, los van de bekommernis wie daar welke identiteit uit afleidt. Maar als politici naar identiteit blijven verwijzen, creëren ze een nooit eindigende polemiek.”

In De Morgen zei uw commissielid Jan Dumolyn: ‘In de canon is het nog veel duidelijker dat het project een politiek oogmerk heeft.’ Duidelijker dan in Het verhaal van Vlaanderen, bedoelde hij.

“Ik heb de woorden van Jan Dumolyn anders begrepen. Het verhaal van Vlaanderen is ontstaan in een productiehuis (De Mensen, red.), en de Canon van Vlaanderen tijdens de vorming van de Vlaamse regering.”

“Er is géén politieke druk. Toen ik de opdracht aanvaardde, heb ik twee voorwaarden gesteld: ik zou de commissie zélf samenstellen. En er zou vanuit de politiek geen bemoeienis met de inhoud zijn. Vlaams minister van Onderwijs Ben Weyts (N-VA, red.) respecteert onze onafhankelijkheid volkomen. De commissie bestaat uit verstandige mensen die erg goed weten wat hun deontologie is. Ze gooien die niet te grabbel voor een politiek geïnspireerde canon.”

Als er politieke druk komt, houdt het op?

“Wat zou dat zijn, politieke druk?”

Dat je voor bepaalde ‘vensters’, ankerpunten in de Vlaamse geschiedenis, kiest en voor andere niet.

“Daar heb ik niemand over gehoord. En het is niet omdat wij denken dat bepaalde mensen bepaalde vensters erin willen, dat wij dat zullen doen. Intern is er heel wat discussie. Maar ik heb op geen enkel moment gemerkt dat iemand iets zegt wat tegen zijn of haar persoonlijke overtuiging ingaat.”

Hoe is minister Weyts bij u uitgekomen?

“Ik ben sinds 2014 curator van het bezoekerscentrum van het Vlaams Parlement. Als historicus beweeg ik me op het snijpunt van politieke wetenschappen en geschiedenis. Zo heb ik van minister Weyts de uitnodiging gekregen om over de canon te spreken.”

Hoe hebt u uw commissie samengesteld?

“De acht leden moesten voor mij vier mannen en vier vrouwen zijn. Ik heb het verwijt gekregen dat er slechts twee historici wilden meedoen, Jan Dumolyn en uw dienaar. Dat is nonsens. Ik wilde een commissie met voldoende diverse expertise en, vanuit pluralistisch oogpunt, een vertegenwoordiging van de grote Vlaamse universiteiten. Het leek me ook razend interessant dat al die mensen de koppen bij elkaar zouden steken. Vóór deze commissie had ik met geen enkel van hen al samengewerkt. Het zijn mensen van verschillende horizonten. Botsende intellecten. Dat is op zich al een waarborg dat de canon geen eenzijdig instrument zal zijn.”

“Ik heb weinig kritiek gehoord op de samenstelling, tenzij van collega’s historici die een groot dedain toonden voor de niet-historici. (Zwijgt) U voelt dat ik daar een beetje ambetant van word, hè.”

Jo Tollebeek, Marc Boone en Karel Van Nieuwenhuyse noemden u in hun artikel ‘gepokt en gemazeld in de christelijke zuil’, bekend met Jan Peumans – u was nog net geen loopjongen van de N-VA. Hun artikel was tot stand gekomen na overleg met heel wat collega’s. Voelt u zich in het nauw gedreven?

(hoofdschuddend) “Het pamflet waarnaar u verwijst, is van drie auteurs. Mensen die in het voorwoord worden bedankt, staan daar niet noodzakelijk achter. In mijn carrière heb ik moorden onderzocht – die op Julien Lahaut en Patrice Lumumba – maar met karaktermoorden heb ik me nooit beziggehouden. Dat gebeurt hier wel. Voor de canon hebben wij een beroep gedaan op tientallen experts, van wie bijna niemand heeft geweigerd. De meesten zien het nut van een canon in.”

Tegen 23 april moet u klaar zijn.

“De presentatie is gepland voor begin mei.”

U hebt netjes uw deadline gehaald.

(blaast) “Corona was geen geschenk. Dit zijn gesprekken die je aan tafel moet voeren, niet digitaal.”

Zult u de canon kunnen beperken tot vijftig vensters, zoals afgesproken?

“Het worden er zestig (lacht). Een canon moet een zekere eenvoud hebben, net als een tv-programma. Collega’s weigeren dat soms in te zien. Ze uiten kritiek op Het verhaal van Vlaanderen alsof het een wetenschappelijk werkstuk is met vijfhonderd voetnoten, waarin je verklaart waarom je de ene wel en de andere niet vernoemt.”

Jan Breydel, bedoelt u.

“Ik begrijp die kritiek, maar pedant is het wel. Verplaats je eens in de logica van de makers, die in elke aflevering een drietal onderwerpen behandelen. Daar kunnen ze geen fiorituren rond weven, dat maakt het alleen maar ingewikkeld.”

Is toegankelijkheid ook een criterium voor de canon?

“Absoluut, de canon moet nuttig zijn voor een breed publiek. In de praktijk zullen dat vooral mensen uit het onderwijs zijn.”

En uit de integratiesector.

“Een van de punten van verzet is de onterechte vrees dat de canon wordt verplicht in het onderwijs. Het Grondwettelijk Hof heeft de eindtermen in het onderwijs vernietigd, die worden nu aangepast. Het lijkt me weinig zinvol daar ook de canon in onder te brengen.”

“Ook als het over inburgering en integratie gaat, worden de karikaturen niet geschuwd. Een nieuwkomer zou aan de hand van zijn kennis van de canon moeten bewijzen dat hij een Vlaming is. Ik kan u verzekeren: in de integratiesector denkt niemand zo. Ook daar is de canon een bron van inspiratie.”

Laten we enkele vensters opnoemen die al zijn uitgelekt. Patrice Lumumba zou er één zijn. Kan dat?

“In de Canon van Vlaanderen hoort te staan wat zinvol is voor mensen die hier wonen. Waarom zou het een probleem zijn om Lumumba een venster te geven? Er zijn, ondanks alle staatshervormingen, nog altijd bredere verbanden die zowel voor het zuiden als het noorden van dit land gelden. Per slot van rekening is er ook maar één grondwet voor Vlamingen en Franstaligen. Waarom zouden we de grondwet, die zo bepalend is, níét opnemen?”

Komen de zwarte bladzijden van de Vlaamse Beweging aan bod?

“Het zou wel vreemd zijn als we het niet over de collaboratie zouden hebben.”

Hebt u ook aan F.C. De Kampioenen gedacht?

“Nee (lacht). Volkscultuur en media spelen ook een rol, maar je moet daar een selectie in maken.”

Tussentaal Tom

Kijkt u elke zondag naar Het verhaal van Vlaanderen?

(overloopt voor zichzelf) “De neanderthalers, de Romeinen, Vlaanderen, 1302, de Bourgondiërs – ja, ik heb alle afleveringen tot nog toe gezien. Heel goed gemaakt, vind ik. Natuurlijk heb ik ook vragen, maar bij zo’n project zul je altijd opmerkingen krijgen van specialisten.”

Wat vindt u zo goed?

“De toegankelijkheid. Het is een verhaal dat spannend en filmisch wordt verteld. Daarom kijken zoveel mensen. Tegelijk leveren de makers een grote inspanning om hen iets bij te leren. Natuurlijk, hoe dichter we bij de huidige tijd komen, hoe meer kritiek er zal zijn.”

De eerste hoge horde, de Guldensporenslag, is alvast genomen.

“Zowel de commentaarstem als Tom Waes heeft het geregeld over ‘wij’ en de verwijzing naar ‘onze voorouders’. Dat vermijden wij in de canon, omdat je op die manier een lijn naar het verleden trekt die er misschien niet is. Maar bon, die ‘wij’ is ook maar de manier waarop we met elkaar spreken. Je kunt het moeilijk hebben over ‘de mensen van wie sommigen voorouders zijn en anderen niet’.”

Is Het verhaal van Vlaanderen een uitvloeisel van de canon?

“Ze zijn los van elkaar ontstaan.”

Er is iets met de chronologie van het tv-programma. Vlaams minister van Media Benjamin Dalle (cd&v) zei in het parlement dat productiehuis De Mensen het format in 2019 aan de VRT heeft verkocht. De omroep heeft pas in 2021 gecommuniceerd dat Het verhaal van Vlaanderen er zat aan te komen. Waarom zo laat?

“Dat is vrij laat voor een productie, maar toen de commissie van start ging, in oktober 2020, hebben wij wel vernomen dat die er kwam. Ik zou er niet te veel achter zoeken. Dit soort programma’s verdraagt het niet om in één jaar te worden gemaakt: aan de scenario’s gaat veel onderzoek vooraf.”

Gemiddeld kijken 1,2 miljoen Vlamingen. Hoe verklaart u die hoge cijfers?

“Het moet zijn dat mensen nieuwsgierig zijn naar het verleden van deze plek. Maar onderschat ook het belang van Tom Waes als leading figure niet.”

‘Dees is een genocide’, zei Tom Waes op een bepaald moment. Stoort het gebruik van tussentaal u?

“Het is vreemd, maar naarmate de uitzendingen vorderen, heb ik er minder problemen mee. Laten we er geen halszaak van maken. De voice-over is in het Nederlands, de directe confrontatie met de kijker is, welja, iets vlotter.”

U bent een West-Vlaming die Algemeen Nederlands spreekt. Uw Nederlands neigt zelfs naar dat van wijlen Hugo Claus. Is het jammer dat steeds minder mensen bereid zijn die inspanning te leveren?

“Het Algemeen Nederlands is een emanciperend gegeven. Nieuwkomers en Franstaligen die de moeite doen onze taal te leren, verstaan ons niet als we in het ziekenhuis of op het werk een tussentaal spreken. Ik heb niets tegen dialect, maar in de openbare ruimte moet Algemeen Nederlands de norm zijn.”

De Vlaamse regering heeft 2 miljoen euro subsidie vrijgemaakt voor Het verhaal van Vlaanderen. Ook de canon wordt gul begiftigd en binnenkort komt er ook een virtueel museum. Er wordt flink wat geld tegen de Vlaamse identiteit aan gegooid.

“Het bedrag voor de canon, een half miljoen euro, is niet groot. Maar het is duidelijk dat de Vlaamse regering initiatieven financiert die een rol kunnen spelen in het bevorderen van de Vlaamse identiteit. Daarom zijn dat nog geen politieke vehikels. Er zit spanning op, akkoord, maar de Vlaamse regering financiert veel projecten. Spreken al die mensen met their master’s voice? Ik dacht het niet.”

In de buitenwereld woedt een cultuurstrijd, aangevoerd door Bart De Wever, die het graag heeft over de postmoderne brigade van menswetenschappers. Wat u doet, zal hoe dan ook in die strijd gebruikt worden.

“Moeten wij de armen kruisen omdat er een cultuurstrijd woedt? Op den duur mag je het woordje ‘Vlaanderen’ niet meer gebruiken omdat er een politieke partij is die ‘Vlaams’ in haar naam heeft. Ik wil mijn vrijheid behouden. Laten we wel wezen: die cultuurstrijd wordt ons ook grotendeels aangepraat. Waar ziet u die? In de krantenkolommen. Ik laat me er niet door verlammen.”

Geld van de elite

Kijkt u ook elke zondag naar 1985?

(straalt) “Ja, en ik moet zeggen: ik vind die serie geweldig. Ze is goed gebracht. Wat vindt u?”

Ik kijk ook graag.

“Het is natuurlijk niet zo duidelijk als Het verhaal van Vlaanderen, niet alles wordt stapje voor stapje uitgelegd. Het is fictie, waar een spanningsboog in zit.”

Vindt u de vermenging van feiten en fictie problematisch?

“Ik heb daar geen probleem mee: de reeks wordt ook als fictie in de markt gezet. Natuurlijk, fictie bepaalt je blik als je verder over weinig informatie beschikt. Iemand die nooit iets over de jaren 80 heeft gelezen, zal nu naar de Bende van Nijvel kijken door het vizier van 1985. (Zwijgt) Het verleden in al zijn complexiteit reconstrueren is onmogelijk. Zeker voor het brede publiek is een vertaalslag nodig. Dat is moeilijk, maar onvermijdelijk. En geschiedenis is niet het eigendom van historici.”

1985 zal bij u een gevoelige snaar raken. U bent in 2015 door de speurders naar de Bende van Nijvel aangezocht om samen te werken.

“Ik had toen samen met Widukind De Ridder en Françoise Muller het onderzoek naar de moord op de communistische politicus Julien Lahaut afgerond – een politieke moord die nooit was opgelost. De modus operandi van André Moyen was de speurders opgevallen: Moyen stond aan het hoofd van een netwerk dat met geld van de haute finance communisten schaduwde en aanviel. Wij hadden hem aangewezen als de opdrachtgever voor de moord op Lahaut.”

Voor alle duidelijkheid: de moordenaar van Lahaut was al bekend vóór jullie aan het onderzoek begonnen.

“Eén figuur was bekend, François Goossens (dankzij het onderzoek van historici Rudi Van Doorslaer en Etienne Verhoeven, red.). Wie het dodelijke schot heeft gelost, Goossens of Eugène Devillé, is nog altijd niet zeker: ze stonden met zijn tweeën bij Lahaut aan de deur. Wij hebben gewezen op het gevaar van de grijze zone die ontstond door de samenwerking tussen een privé-inlichtingendienst en officiële politiediensten. André Moyen kon met zijn mannen ongehinderd misdaden plegen omdat hij de politie tipte.”

“Tussen haakjes: toen het rapport op tafel lag, met onthullende gegevens over de samenwerking tussen criminele milieus en de politie, is daar weinig aandacht aan besteed. Dat verbaasde me. Zou zoiets vandaag niet meer mogelijk zijn? De speurders naar de Bende van Nijvel waren wél onder de indruk: ze zagen de gelijkenissen met hun dossier. Ze dachten ook dat wij, door onze aanpak, iets konden bereiken in het onderzoek naar de Bende.”

Wat is het verschil tussen jullie aanpak en die van een strafonderzoek?

“Een onderzoeksrechter kan niet om het even welke organisatie of persoon natrekken: er moet een verband zijn met de misdaad. Een historicus hoeft zich daar niet aan te houden.”

‘Werken vanaf de buitenste schil’ hebt u dat ooit genoemd.

“Van buiten naar binnen, ja. Ik geef u een voorbeeld uit het dossier-Lahaut: in 1963 overlijdt Herman Robiliart, topman van Union Minière. Een respectabele man, op wie niets aan te merken viel – een onderzoeksrechter zou nooit bij hem zijn afgestapt. Maar wij vernemen dat de inhoud van zijn kluis onmiddellijk na zijn dood is vernietigd. Wat níét is vernietigd, is de inventaris. Als je die leest, weet je: ‘Dit gaat over de financiering van het netwerk van Moyen.’ In de papieren van Robiliart die wel bewaard zijn gebleven, vonden we ook veel verslagen van Moyen terug, onder meer de aankondiging dat hij explosieven zou gooien naar een zaal van Vrouwen voor de Vrede. Achteraf stuurde hij ook foto’s van zijn actie. We stelden vast dat Moyen in een groot netwerk zat. We zijn te weten gekomen wie zijn agenten waren, en wie hij benaderde met zijn rapporten.”

De top van de politiek en het gerecht.

(knikt) “Herman Robiliart is geen secundaire figuur die iets ontvangt wat hij niet heeft gevraagd. Union Minière had baat bij de criminele activiteiten van Moyen. In 1950 bevindt de Koude Oorlog zich op een hoogtepunt. De twee mannen die plots aan de deur van Lahaut opduiken, zijn geen loslopende gekken, ze maken deel uit van een groter plaatje.”

Suggereert u dat de moorden van de Bende van Nijvel, net als de moord op Lahaut, het werk zouden zijn van een stay behind-netwerk?

“Van een grijze zone waarin privédetectives er criminele methodes op na houden zonder dat ze daarvoor worden gestraft, omdat ze met de politiediensten samenwerken. Het dossier van de Bende van Nijvel is duidelijk gemanipuleerd. Op dit moment ga ik ervan uit dat het federale parket ernstig werk levert, maar de dertig jaar ervoor zijn één grote mislukking. Dat duidt op sabotage: het gaat om meer dan 28 moorden waarop we geen antwoord hebben gekregen.”

“Minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open Vld, red.) heeft een voorontwerp van wet klaar om de verjaringstermijn van misdaden te wijzigen. Eén voorstel is om gevallen van zwaar banditisme en terrorisme niet meer te laten verjaren, zoals dat ook met oorlogsmisdaden niet gebeurt. Ik begrijp dat. Ik wil de schuldigen van de Bende van Nijvel ook voor de rechter. Maar zijn die, veertig jaar na dato, nog in leven? Niet-verjaring heeft alleen zin als verdachten nog voor het gerecht kunnen worden gebracht. En dan blijft nog de vraag: waarom is dit allemaal gebeurd?”

“De Brusselse kamer van inbeschuldigingstelling heeft in 2011 beslist dat de moord op Lumumba een oorlogsmisdaad is. De zaak zou niet verjaren, er mocht verder onderzoek naar gedaan worden. Intussen zijn we elf jaar later. Wat heeft het opgeleverd? Er is nog één van de tien geviseerde Belgen in leven (zucht).”

U had graag een historisch onderzoek naar de Bende gevoerd?

“Het gaat niet om mij, maar je zou daar een taskforce op kunnen zetten.”

Hoe hebt u in de zaak-Lahaut zestig jaar later bewijs gevonden?

“Er is geen bekentenis van Moyen of van de dader. Het gaat om de coherentie van de informatie, om elementen die elkaar versterken, waardoor je slechts één conclusie kunt trekken. Maar het blijft een voorwaardelijke conclusie: er is niemand meer om die te bevestigen. De moord op Lahaut is opgelost doordat er materiaal is bewaard. Dat is mijn grote bezorgdheid in het onderzoek naar de Bende van Nijvel: het dossier, een onoverzichtelijke berg van processen-verbaal, is er nog wel, maar het andere materiaal verdwijnt.”

In dat materiaal is er altijd wel een detail dat u op het spoor zet?

“Mijn overtuiging is: als je intensief zoekt, vind je altijd wel een spoor. Mensen die iets willen laten verdwijnen, hebben geen vat op wat alsnog doorsijpelt.”

In het geval van Julien Lahaut stond de naam van de moordenaar in het gerechtelijk dossier. Staat de naam van de Reus ook in het dossier van de Bende van Nijvel?

“Het zou me verbazen als die er níét in staat. Maar je moet zo’n naam natuurlijk wel kunnen linken aan strafbare feiten. Misschien kan dat, misschien ook niet.”

Gelooft u nog in de rechtsstaat?

“Ik heb vertrouwen in onze democratie, al heb ik door de onderzoeken naar Julien Lahaut en Patrice Lumumba vastgesteld dat zich achter de schermen heel wat afspeelt dat onttrokken is aan het zicht van het publiek. Als het echt spannend wordt, zijn er instellingen die zichzelf zo belangrijk achten dat ze de grens van het wettelijke overschrijden.”

Twintig jaar geleden maakte u als expert deel uit van de parlementaire onderzoekscommissie naar de moord op Patrice Lumumba. Klopt het dat u de laatste hand aan het rapport hebt gelegd?

“Samen met Philippe Raxhon heb ik daar een groot gedeelte van geschreven.”

De laatste versie zou behoorlijk afgezwakt zijn.

“Je hebt twee dingen: het rapport van de vier experts en het rapport van de commissie. Het rapport van de commissie is, zoals dat gaat in de politiek, met geven en nemen tot stand gekomen. Het rapport van de experts is onveranderd aanvaard, ook al waren sommigen niet gelukkig met het hoofdstuk over de rol van koning Boudewijn.”

Was Boudewijn actief of passief betrokken bij de moord op Lumumba?

“Hij was goed op de hoogte van wat zich in Congo afspeelde, en zeker in Katanga, waar hij kon rekenen op de onvoorwaardelijke steun van kolonel Guy Weber, de militair adviseur van Moïse Tshombe (president van Katanga, dat zich na de onafhankelijkheid van Congo in juni 1960 had afgescheurd, red.). In een brief aan de koning maakte Weber melding van een gesprek tussen Tshombe en Joseph-Désiré Mobutu, de opperbevelhebber van het Congolese leger die net een mislukte staatsgreep had uitgevoerd.”

“Eigenlijk waren ze gezworen vijanden, maar Mobutu zat zonder geld en was daarom toch bereid met Tshombe te onderhandelen. In de brief staat dat ze beloven elkaar tot eind december 1960 met rust te laten. En dan duikt dat ene zinnetje op: ‘On neutralise complètement, et si possible physiquement, Lumumba’ – we schakelen, desnoods fysiek, Lumumba volledig uit. Je zou verwachten dat Boudewijn meteen vraagt wat dat allemaal te betekenen heeft. Maar nee, hij stuurt een brief naar Tshombe waarin hij hem prijst als een groot staatsman. Later licht Weber de koning met een nieuwe brief in over de moord op Lumumba (in januari 1961, red.). Die brief is verdwenen, spijtig genoeg.”

U bent al een poos met pensioen, maar u hebt het drukker dan ooit. De dossiers waar u zich mee inlaat, worden ook alleen maar delicater.

“Het wordt alleen maar interessanter. Ik heb altijd dingen gedaan die een directe band met de samenleving hadden. Onder historici is dat omstreden: je begeeft je op het publieke domein, waar de politiek een rol speelt. Je krijgt snel het verwijt dat je een politieke handpop bent. Ik vind dat snijvlak net interessant.”

Is het pas interessant als het gevaarlijk is?

“Als het nuttig is, hoe banaal dat ook klinkt. Tom Waes verwoordde het laatst treffend in De afspraak. ‘Na al die programma’s die ik al heb gemaakt,’ zei hij, ‘heb ik nu het gevoel dat Het verhaal van Vlaanderen er wel toe doet.’ Ik wil me bezighouden met dingen die ertoe doen.”

Bron » Humo

DNA van familie mag binnenkort worden gebruikt om daders op te sporen, mogelijke doorbraak voor cold cases

De ministerraad heeft een wetsontwerp goedgekeurd waardoor het mogelijk wordt om daders op te sporen via het DNA van naaste verwanten. Dat kan leiden tot doorbraken in vastgelopen zaken (cold cases). Daarnaast zal genetisch materiaal van verwanten van vermiste personen ook met internationale databanken mogen worden vergeleken.

Daders van een misdrijf opsporen met behulp van DNA: het nekte Stephaan Du Lion, die nu terechtstaat voor viervoudige moord. Maar bij strafzaken waar wél DNA-sporen gevonden zijn, maar geen exacte match met DNA uit databanken, loopt het onderzoek wel eens vast. De federale ministerraad keurde nu een wetsontwerp van minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD) goed dat voor doorbraken kan zorgen in cold cases.

Match met dichte naasten

Het wetsontwerp maakt breder DNA-onderzoek mogelijk: als er geen rechtstreekse match is tussen het DNA van een dader en profielen in de bestaande databanken, mag nu ook gezocht worden naar gedeeltelijke matches met broers, zussen, ouders en kinderen: een “familiale zoeking”.

Ouders geven namelijk de helft van hun DNA door aan hun kinderen. Als de dader onbekend is, maar er zit in de databank DNA van naaste familie, kan dat de zaak dus vooruithelpen. Al mag die gedeeltelijke match dus énkel bij familie van de eerste lijn. In ons land hebben we zo 120.000 profielen, internationaal natuurlijk nog veel meer.

Een tweede verandering is gericht op verdwijningszaken. In Europese en internationale databanken zitten profielen van familie van vermiste personen wereldwijd. Die bevatten ook duizenden DNA-profielen van niet-geïdentificeerde lichamen. Nu zal ook de Belgische politie genetisch materiaal van verwanten mogen vergelijken met die databanken. Dat zou nu nog kunnen leiden tot antwoorden in onopgeloste verdwijningszaken.

Bovendien zullen DNA-stalen zelf langer bewaard worden, wat nu enkel het geval is voor de profielen. “Nu zit dat vaak op zes maanden, dat gaat naar dertig jaar. Dat is belangrijk, want verdwijningszaken worden niet op één-twee-drie opgelost”, zegt minister Van Quickenborne.

Y-chromosoom

De derde wijziging gaat over het Y-chromosoom, een klein stukje van het DNA dat enkel mannen hebben. Dat wordt bijna identiek doorgegeven van vader op zoon, waardoor je zelfs bij verre familie (tot de veertigste graad!) een match kan vinden. In zedenzaken zou daar binnenkort consequent een profiel van gemaakt worden.

Met deze beslissingen volgt onze overheid Nederland. Daar is de techniek al sinds 2012 legaal. Met grootschalige oproepen naar vrijwilligers om hun DNA af te staan, konden speurders zoeken in duizenden stalen. Zo werden al enkele zaken opgelost. “Als je alleen nog maar naar onze noorderburen kijkt, zie je een heel grote succeskans van zo’n familiale zoekopdracht”, zegt postdoctoraal onderzoeker Sofie Claerhout (KULeuven), die aan de techniek werkt en al jaren pleit voor een wetswijziging.

Claerhout is blij dat ook bij ons nu stilaan een databank op basis van die Y-chromosomen zal worden uitgebouwd. Een databank aanleggen met ieders (volledig) DNA-profiel is volgens haar niet nodig, net omdat we met het Y-chromosoom veel daders kunnen vatten. “Het Y-chromosoom is ook zo nuttig omdat je er niets mee weet over iemand, zoals erfelijke ziektes of uiterlijke kenmerken, buiten het feit dat het een man is”, legt Claerhout uit.

Bron » VRT Nieuws | Heleen Vander Beken

Criminoloog Cyrille Fijnaut publiceert memoires: “Samenleving moet niet aanvaarden dat op de rechtbank allerlei scenario’s tevoorschijn worden getoverd alleen maar om cliënt vrij te pleiten”

De kiemen van de georganiseerde drugscriminaliteit liggen in het verkeerd begrepen tolerantiebeleid in de jaren 70 in Nederland. Dat zegt Cyrille Fijnaut die als professor criminologie verbonden was aan tal van parlementaire onderzoekscommissies. Hij schreef zijn memoires en vertelt daarover in Terzake.

Als Cyrille Fijnaut begin jaren 70 bij de drugssectie van de politie van Tilburg gaat werken, valt hem iets op. “De harde kern waren lieden uit de traditionele misdaad: inbrekers, overvallers, geweldplegers. Zij konden groot geld verdienen met weinig risico. De overheid greep echt niet echt in. Ze liet betijen en begaan. Het werd met de mantel der liefde bedekt.”

Het duurde lang vooraleer iedereen besefte wat de impact van de georganiseerde misdaad in een samenleving is. “Het valt niet mee voor een democratische samenleving om te erkennen dat er zo’n zwaar probleem in haar schoot is ontstaan. Dat is toch een beetje een nederlaag.”

Volgens Fijnaut moet er in de toekomst nog meer ingezet worden op een brede aanpak van het probleem, die ook focust op de economische aspecten van de drugshandel. “Hoe kan het zijn dat je zwart verdiend geld opeens in een witte sector kunt inbrengen? Dan moet je toch bruggenbouwers hebben? En notarissen en advocaten zijn bij uitstek bruggenbouwers.”

Cyrille Fijnaut is erg scherp voor de wijze waarop sommige strafpleiters hun verdediging voeren. “Ik vind dat een samenleving ook niet moet aanvaarden dat mensen op de rechtbank alle mogelijke scenario’s tevoorschijn toveren alleen maar met het oog op het vrijpleiten van hun cliënt.”

“Over grenzen” (uitg. Prometheus), de memoires van Cyrille Fijnaut, ligt vanaf morgen in de boekhandel.

Bron » VRT Nieuws

Deze Kortrijkse wetenschapper heeft mogelijk het antwoord op talloze Belgische cold cases

Via het DNA van familieleden een moordenaar opsporen die al tientallen jaren vrijuit gaat: met die techniek vergaart biowetenschapper Sofie Claerhout al jaren faam in het buitenland. Dankzij een wetswijziging kan ze binnenkort eindelijk ook Belgische cold cases helpen oplossen.

Georges en Marie-Josephe Caeckaert krijgen op 16 maart 1991 een telefoontje dat elke ouder doet rillen: er is iets met hun dochter gebeurd. Onmiddellijk vertrekken ze naar Knokke-Heist, waar ze van de politie te horen krijgen dat ze zich op het ergste moeten voorbereiden. Op klaarlichte dag werd hun dochter Ingrid Caeckaert, nauwelijks 26, met 62 messteken om het leven gebracht aan de lift van haar appartement.

Ondanks duizenden getuigenverhoren wordt de zaak nooit opgehelderd. Vandaag, dertig jaar later, heeft het koppel er nog steeds het gissen naar wie hun dochter vermoord heeft, en waarom. Zoals de zaak-Caeckaert zijn er tientallen cold cases in ons land. Maar er is hoop. Minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open Vld) werkt momenteel een wetsontwerp uit dat bepaalt dat het Belgische gerecht straks via DNA-onderzoek familieleden van de dader kan opsporen, om zo via een omweg bij hem uit te komen.

Dat die wet er komt, is voor een groot stuk te danken aan het pionierswerk van de Kortrijkse Sofie Claerhout. De doctor in de forensische genetica (KU Leuven) houdt zich sinds 2015 bezig met onderzoek naar een chromosoom dat ze zelf niet bezit: het mannelijke Y-chromosoom. Met Dader onbekend, haar pas uitgebrachte boek, wil ze de resterende sceptici overtuigen dat het Y-chromosoom het redmiddel kan zijn bij tal van onopgeloste moordzaken. De eerste cold case die ze in België hoopt op te lossen, is die van Ingrid Caeckaert.

Hoe leerde u over deze moordzaak?

Sofie Claerhout: “Ik was derdejaars doctoraatsstudente toen ik online op deze zaak botste. Ik las dat er een DNA-spoor gevonden was, maar dat dat tot niks leidde. Ik zag hoe de ouders uit wanhoop op Telefacts een oproep hadden gedaan. Op dat moment was ik al drie jaar bezig met verwantschapsonderzoek, en ik besefte dat we wetenschappelijk de sleutel in handen hadden om die zaak misschien op te lossen: het Y-chromosoom! Ik dacht: hoe kan het toch dat zoveel veelbelovend onderzoek gebeurt en dat we dat hier niet gebruiken?”

Hoe kan onderzoek op basis van het Y-chromosoom tot een doorbraak leiden?

“In de zaak-Caeckaert leverde het DNA tot nu toe geen doorbraak, omdat volgens de Belgische wet een DNA-spoor alleen vergeleken mag worden met dat van de verdachten of mensen die in ons land eerder veroordeeld werden. Maar we zouden dat DNA-spoor ook kunnen gebruiken om (verre) familieleden van de dader te vinden, en dat is waar het Y-chromosoom van pas komt.”

“Het Y-chromosoom is een geslachtschromosoom. Het wordt ook wel ‘the genetic wasteland’ genoemd, het genetische braakland: het bevat namelijk heel weinig informatie over je genen of je uiterlijk. Het bepaalt alleen of je een man bent en welke vaderlijke lijn je volgt. Maar wat zo handig is aan het Y-chromosoom, is dat het daardoor van vader op zoon bijna ongewijzigd wordt overgedragen. Terwijl achterneven maar 12,5 procent van hun DNA delen, is 95 procent van hun Y-chromosoom identiek. Door naar het Y-chromosoom te kijken, hoef je dus niet eens de naaste familie van de dader te vinden, het DNA van een verre achterneef kan genoeg zijn.”

Hoe komt u dan bij die familieleden terecht?

“Dat kan door een oproep te doen aan een honderdtal mannen uit de buurt om hun DNA af te geven. Daarna kunnen onderzoekers zoals ik aan de slag met het Y-chromosoom. Als we bij die DNA-samples een gelijkaardig Y-chromosoom terugvinden als dat van op de plaats delict, focussen we daarop. Door te kijken naar de kleine verschillen tussen de chromosomen, kunnen we nagaan of het om een dicht familielid, bijvoorbeeld een broer, of eerder verre familie gaat. Dat combineren we met stamboomonderzoek, waardoor we bijvoorbeeld takken van de familie kunnen uitsluiten die naar andere steden verhuisd zijn. Op die manier kun je al binnen een aantal maanden bij de dader komen, zonder dat hij zelf DNA afgegeven heeft.”

We hebben het tot nu toe alleen over mannen gehad. Kan deze techniek ook toegepast worden bij vrouwen?

“De tools die ik ontwikkeld heb, focussen specifiek op het mannelijke Y-chromosoom. Mijn toekomstige doctoraatsstudent van ons lab in Kortrijk (KULAK) zal zich deels concentreren op het DNA dat moeders aan dochters doorgeven, het zogenaamde mitochondriaal DNA. Alleen is dat DNA korter dan dat van het Y-chromosoom en is het voorlopig minder interessant om verwantschappen mee te achterhalen. Bovendien is stamboomonderzoek via vrouwelijk DNA een pak moeilijker, omdat de familienamen doorgaans de mannelijke familielijn volgen.”

“Voor de toepassing op cold cases hebben we daar dus nog een langere weg af te leggen. Maar als je de statistieken erop nagaat, zie je dat meer dan 90 procent van de moorden in België gepleegd wordt door mannen.”

Dat soort verwantschapsonderzoek wordt al jaren toegepast in het buitenland. Toch kloppen buitenlandse speurders vaak aan bij uw lab voor hulp. Wat doen jullie anders?

“Verwantschapsonderzoek op zich is inderdaad niks nieuws. Maar samen met mijn promotor heb ik een aantal tools ontwikkeld die het proces minder duur en tijdrovend kunnen maken. De eerste is CSYseq, waarmee we in detail het Y-chromosoom van honderd mannen tegelijk kunnen detecteren. Met Ysurnames, een andere tool, kunnen we vervolgens berekenen hoe groot de kans is dat de dader dezelfde familienaam draagt als de DNA-match uit het onderzoek. En met YMrCA, een soort verwantschapsrekenmachine, kunnen we berekenen hoeveel generaties tussen de dader en het familielid uit het onderzoek zitten.”

De Nederlandse politie heeft, onder meer met jullie hulp, al verschillende cold cases opgelost die tientallen jaren vastzaten.

“Inderdaad. Tien jaar geleden hielp professor Ronny Decorte met analyses van DNA-stalen in het kader van de moord op Marianne Vaatstra (die in 1999 op zestienjarige leeftijd verkracht en gewurgd werd in het Friese dorpje De Westereen, JL). Door die zaak werd de Nederlandse wetgeving rond verwantschapsonderzoek aangepast.”

“Zelf was ik betrokken bij het onderzoek naar de moord op Nicky Verstappen (die als elfjarige jongen in 1998 verdween op een jeugdkamp en een dag later dood werd teruggevonden, JL). Twintig jaar later, in 2018, kwam er een verwantschapsonderzoek waarbij meer dan 21.000 mensen werden opgeroepen om een DNA-staal af te geven. Uiteindelijk werd de dader Jos B. in Spanje ontdekt.”

In het buitenland kwam er dankzij verwantschapsonderzoek een doorbraak in tal van cold cases, maar in ons land is het nog altijd niet toegelaten. De frustratie daarover is voelbaar in uw boek.

“Eigenlijk is het absurd. Ik doe al jaren onderzoek met binnenlands geld, maar door de verouderde DNA-wetgeving kan ik het voorlopig enkel gebruik toepassen om buitenlandse cold cases te helpen oplossen.”

“Er was een moment dat ik twijfelde of ik er gewoon mee moest stoppen, of blijven doorbomen tot de wetgeving ook bij ons zou veranderen. Het is het tweede geworden.” (lacht)

Verschillende landen, zoals het Verenigd Koninkrijk, hebben inmiddels een grote DNA-databank waaruit ze kunnen putten. Moet ons land daar een voorbeeld aan nemen?

“Het Verenigd Koninkrijk is op dat vlak inderdaad een pionier. Het houdt het DNA bij van iedereen die ooit veroordeeld werd, of het nu kwam door te snel te rijden of een handtas te stelen. In 2003 loste het VK als eerste wereldwijd een moord op door DNA-verwantschapsonderzoek. Ze hebben inmiddels een databank van bijna 7 miljoen mensen, en daardoor ook heel weinig cold cases.”

“Ook bij ons gingen al stemmen op om de DNA-databank aanzienlijk uit te breiden (procureur-generaal Yves Liégeois zei in 2013 dat iedereen vanaf de geboorte in een DNA-bank zou moeten zitten, JL) Maar eigenlijk is dat niet nodig. Dankzij onze methode op basis van het Y-chromosoom kunnen we ook met veel minder DNA-sporen tot de dader komen.”

Het wetsontwerp van minister Van Quickenborne schrijft voor dat bij een onopgeloste moordzaak vrijwilligers geronseld kunnen worden om DNA af te geven. Na het onderzoek zou hun DNA weer vernietigd worden. Is dat ook hoe u het ziet?

“Inderdaad. Het is echt de bedoeling om case per case te bekijken, want de groep mannen die bijvoorbeeld voor de zaak-Caeckaert opgeroepen wordt, helpt ons niet noodzakelijk veel verder voor een andere moordzaak in Brussel. Ik denk dat dat ook het vertrouwen van mensen zal opkrikken. In de Nederlandse onderzoeken nam vaak 90 procent van de mensen die een oproep kregen deel aan het onderzoek. Dat toont dat mensen gemotiveerd zijn om hun steentje bij te dragen om een moordzaak in hun buurt op te lossen, maar ze moeten er ook op kunnen vertrouwen dat je daarna hun DNA niet bijhoudt.”

Lijk je niet automatisch verdacht als je liever niet meewerkt aan zo’n onderzoek? In buitenlandse voorbeelden zagen we al dat speurders mensen die niet ingingen op zo’n oproep nadrukkelijker opvolgden.

“Dat gebeurt alleen in een latere fase van het onderzoek. De eerste fase is louter vrijwillig. Pas als de politie na heel wat onderzoek een specifiek persoon oproept om DNA af te staan en die persoon verzint telkens een excuus, dan wordt die als verdacht bestempeld.”

“Je moet je natuurlijk ook bedenken wat het alternatief is. Bij de moord op lerares Mieke Verlinden (die thuis met 101 messteken door een ex-leerling vermoord werd, JL) werden honderden ex-leerlingen als verdacht bestempeld, gewoon om aan DNA-onderzoek te kunnen doen. Het heeft gewerkt: de dader werd gevonden. Maar volgens mij is honderden mensen als verdacht bestempelen toch nog een pak verregaander.”

Een ander heikel punt: het DNA-spoor van de dader bevat informatie over diens afkomst. Hoe communiceer je daarover?

“Het DNA vertelt ons inderdaad welke afkomst de dader heeft. Bij de moord op Marianne Vaatstra gingen de dorpsbewoners er meteen van uit dat een asielzoeker de schuldige moest zijn, omdat ze vlak bij het asielzoekerscentrum gevonden werd. Maar uit het DNA-onderzoek bleek dat de dader van Noord-Europese origine was. Bij de moordzaak op Milica van Doorn werden dan weer alleen mannen opgeroepen die Turkse roots hadden en in 1992 in Kogerveld woonden, waardoor ze aan 133 vrijwilligers genoeg hadden.”

“Het is belangrijk om voorzichtig te zijn in de communicatie. Het is niet omdat iemand Turkse roots heeft, dat die persoon er vandaag Turks uitziet. En als onderzoek erop wijst dat de dader de familienaam Claerhout heeft, gaan we geen grote oproep in de media doen dat alle mensen met de naam Claerhout zich moeten aanmelden. Dat gebeurt allemaal achter de schermen. Voor dat soort zaken moet er een ethische commissie komen, en op dat vlak hebben we al veel geleerd uit buitenlandse voorbeelden.”

Waar focust uw onderzoek nu op?

“We doen op dit moment onderzoek om slaagkansen van zo’n verwantschapsonderzoek te berekenen. Bijvoorbeeld: hoeveel kans op slagen heeft het in een dorp, in een (middel)grote stad, in een wereldstad, of in zaken die zich op meerdere plekken afspelen?”

“Maar daarnaast hoop ik vooral eindelijk mijn onderzoek in België te kunnen toepassen. Ik ben al acht jaar aan het ijveren om de wet te veranderen. Dat lijkt nu eindelijk te gebeuren, maar ik ga pas tevreden zijn zodra ik een onderzoek kan opstarten, te beginnen met de moordzaak van Ingrid Caeckaert.”

Het lijkt alsof de zaak-Caeckaert bijna een persoonlijke missie geworden is. Wat grijpt u zo aan in die zaak?

“Ik weet zelf hoeveel pijn het doet om iemand dierbaar te verliezen. Enkele jaren geleden verloor ik in korte tijd twee goede vriendinnen, aan diabetes en kanker. Plots werden ze uit mijn leven weggerukt en dat raakt me tot vandaag. Ik denk dat ik daardoor gevoeliger geworden ben voor de dood. En ik kan me voorstellen dat het onmenselijk is om iemand te verliezen, te weten dat er een verantwoordelijke is en er nooit achter te komen wie het deed of waarom.”

“Toen ik over Ingrid Caeckaert las, besefte ik voor het eerst dat ons onderzoek een verschil kan maken in het oplossen van dergelijke moordzaken. Oop den duur voelde ik me ook persoonlijk verbonden met Ingrid. We hebben allebei West-Vlaamse roots. Op het moment dat ik over haar zaak hoorde, was ik 26, even oud als zij gebleven is. Inmiddels heb ik de ouders meermaals ontmoet en zijn we alweer vijf jaar later. Het wordt nu echt tijd dat we ermee aan de slag kunnen.”

Het boek Dader onbekend van Sofie Claerhout is uit bij Lannoo. Meer informatie over haar onderzoek vindt u op de website van CSY-Leuven: www.csy-leuven.be

Bron » De Morgen

Nieuwe wet op DNA-onderzoek kan cold cases oplossen

Een wetswijziging breidt de mogelijkheden voor DNA-opsporing straks flink uit. De mosterd voor zijn plan haalde minister Van Quickenborne bij een jonge onderzoekster uit Leuven. ‘Het net rond de dader zal zich makkelijker kunnen sluiten.’

In 1991 werd de 26-jarige Ingrid Caeckaert voor haar deur in Knokke-Heist door een onbekende doodgestoken. Ruim dertig jaar later is de moordenaar nog altijd niet gevat. Zijn DNA werd nochtans op de plaats delict aangetroffen, maar kwam niet overeen met dat van verdachten in het onderzoek, noch met dat van voor eerdere misdrijven veroordeelde mannen.

Een laatste kans om de dader te traceren moesten de speurders van overheidswege laten liggen. Theoretisch hadden ze hem kunnen vinden door via het DNA-spoor familieleden van hem op het spoor te komen, en zo via een omweg bij hem uit te komen. Maar de Belgische wetgeving staat zo’n verwantschapsonderzoek niet toe. DNA-stalen van een plaats delict mogen alleen worden vergeleken met het DNA van verdachten en met in gerechtelijke databanken opgeslagen DNA-profielen van veroordeelden. Niet met het DNA van mensen die nergens van worden verdacht.

Zo werd de zaak-Caeckaert een van de schrijnendste cold cases uit de Belgische geschiedenis. Tot nu. Want volgens Sofie Claerhout, doctor in de forensische genetica, legt minister van Justitie Vincent Van Quickenborne (Open VLD) momenteel de laatste hand aan een wetsontwerp dat bepaalt dat het Belgische gerecht verwantschapsonderzoek straks wél mag bevelen in strafzaken. Claerhout, die aan de KU Leuven de techniek op punt stelde waarmee zo’n verwantschapsonderzoek kan worden uitgevoerd, schreef er een boek over, waarover Het Nieuwsblad eerder berichtte en dat vanavond wordt voorgesteld.

Hoe werkt de techniek?

Sofie Claerhout: ‘Hij leest specifieke DNA-stroken uit van het y-chromosoom, dat alleen bij mannen voorkomt. Het DNA-profiel van zo’n y-chromosoom verschilt tussen families, maar wordt binnen een familie nagenoeg ongewijzigd doorgegeven van vader op zoon, vele generaties lang. Neven, achterneven en achter-achterneven uit eenzelfde familie delen allemaal een vrijwel gelijkaardig y-chromosoom. Wordt op een plaats delict een specifiek type y-chromosoom aangetroffen, dan kun je enkele honderden mannen uit de buurt vragen om vrijwillig DNA af te staan voor onderzoek. Een match kan dan aangeven in welke familie de dader moet worden gezocht. Zo kan het net zich rond de dader sluiten, zonder dat hij zelf zijn DNA voor onderzoek heeft afgestaan.’

Hoeveel tijd vraagt DNA-verwantschapsonderzoek?

‘Dat verschilt van geval tot geval. In de zaak-Caeckaert kan het binnen een paar maanden afgerond zijn. Omdat de moord niet in een grote stad gebeurde, kan beperkt verwantschapsonderzoek met enkele tientallen mannen volstaan. Caeckaert werd met 62 messteken om het leven gebracht. Dat haar moordenaar een buitenstaander was, is niet waarschijnlijk. Hij moet haar hebben gekend.’

Wat kost zo’n onderzoek?

‘Ook dat hangt van de zaak af: onderzoek je honderd DNA-stalen, of duizend? Het Nederlandse Forensische Instituut hanteert een richtprijs van minder dan 80 euro per DNA-staal. Voor België zijn geen tarieven vastgelegd.’

Heeft de KU Leuven patent op de techniek?

‘De aanvraag loopt. Maar verwantschapsbepaling is technisch zo veeleisend, dat je het echt in de vingers moet hebben. Zelfs met de handleiding ernaast zullen weinig laboratoria het ons nadoen.’

De Nederlandse politie heeft met de Leuvense techniek zaken opgelost, die al tientallen jaren stof lagen te vergaren.

‘Tien jaar geleden kwamen ze voor het eerst aankloppen. Ons diensthoofd, professor Ronny De Corte, heeft toen DNA-stalen geanalyseerd in het kader van de moord op Marianne Vaatstra (die in 1999 op zestienjarige leeftijd met overgesneden keel in een weiland werd gevonden, red.). Die zaak sleepte al dertien jaar aan. Zelf heb ik bijgedragen aan het onderzoek naar de moord op Nicky Verstappen, dat al 20 jaar aansleepte (De elfjarige jongen verdween in 1998 uit een jeugdkamp in Nederlands-Limburg en werd een dag later dood teruggevonden, red.).’

Hoeveel Belgische cold cases hoopt u op te lossen, eenmaal de wet is gewijzigd?

‘Dat is lastig te voorspellen. België heeft geen databanken waarin valt op te zoeken bij welke cold cases DNA van de dader is aangetroffen en de sporen aangeven dat de dader een man was. Overigens hopen we straks niet alleen cold cases op te lossen. Ook ongeïdentificeerde lichamen, van personen die door niemand als vermist zijn opgegeven, kunnen ermee op naam worden gebracht, door hun DNA-profiel in te voeren in commerciële databanken met DNA van mensen over de hele wereld.’

DNA-verwantschapsonderzoek geeft geen resultaat als de dader een vrouw is.

‘In theorie kun je ook verwantschapsonderzoek voor vrouwelijke daders opzetten, door te mikken op een type DNA dat alleen van moeders op dochters wordt doorgegeven. Maar dit zogeheten mitochondriaal DNA is korter dan dit van het Y-chromosoom, en minder informatief om verwantschappen mee te traceren. Komt daar nog bij dat de meeste stambomen in de mannelijke lijn worden opgesteld, en het dus tamelijk lastig is om nichten, achternichten en achter-achternichten over meerdere generaties aan elkaar te linken. Overigens: in de praktijk wordt naar schatting 90 procent van de geweldsmisdrijven gepleegd door mannen.’

Het boek Dader onbekend van Sofie Claerhout is uit bij Lannoo.

Bron » De Standaard