Interview Catherine Van Camp
Inleiding
Catherine Van Camp was 27 toen de Bende van Nijvel haar vader doodschoot. Plaats van de moord: het parkeerterrein van Les Trois Canards, de bistro in het Waals-Brabantse Ohain die Jacques Van Camp samen met zijn vrouw runde. Moordwapen: het pistool van een politieman die twee weken tevoren was afgemaakt bij de bloedige overval op de Colruyt van Nijvel. Er was een artisanale geluidsdemper op geknutseld en de moordenaar van Jacques Van Camp droeg roze afwashandschoenen. De killers vluchtten weg in Catherines VW Golf, die later werd gebruikt bij enkele andere Bendeovervallen.
De moord vond plaats in de nacht van 1 op 2 oktober 1983. Officieel werd ze nooit opgehelderd, net zo min als de zevenentwintig andere moorden van de Bende van Nijvel in de jaren ’82 tot ’85. Aanvankelijk begonnen de speurders te spitten in het verleden van Jacques Van Camp, hij werd er zelfs even van verdacht zelf lid van de Bende te zijn geweest. Inmiddels heeft Catherine te horen gekregen dat de politie één van de moordenaars van haar vader kent, en zelfs weet waar hij zich bevindt. En dat is niet in een graf in het Bois de la Houssière, waar de Bendecel van Jumet in september 2004 opgravingen begon te doen.
Catherine Van Camp: “Ik heb jaren nodig gehad om mijn leven weer op te bouwen. Ik ben ondertussen getrouwd, heb kinderen en ben zelf een restaurant begonnen. Na de dood van mijn vader was ik ook de steun en toeverlaat geworden van mijn moeder, maar zij is een paar jaar geleden omgekomen in een verkeersongeval. Om maar wat te zeggen: ik heb al die tijd wel wat anders aan mijn hoofd gehad dan te gaan achterhalen waarom mijn vader vermoord is.”
“Toch heb ik alle vergaderingen van de Bendecel in Jumet met de nabestaanden bijgewoond, behalve de laatste omdat mijn man toen in het ziekenhuis lag. Klanten van ons restaurant bezorgen me weleens knipsels, en die lees ik. Van de mogelijkheid om het gerechtelijk dossier door te nemen heb ik geen gebruik gemaakt. En de verslagen van de Tweede Bendecommissie liggen naast mijn bed, maar ik heb nog nooit de moed gehad om ze te lezen.”
Naar aanleiding van de Bende-overvallen is er een fonds opgericht voor steun aan slachtoffers van extreem geweld. Hebt u daaruit een schadevergoeding ontvangen?
“Nee, ik heb er ook geen gevraagd. Mijn advocaat zei dat ik er toch niet voor in aanmerking zou komen: we leden immers geen geldgebrek, meende hij. Nou, een jaar voor de moord had iemand mijn ouders meer dan honderdduizend euro aangeboden om hun restaurant over te nemen. Ze waren daar toen niet op ingegaan. Toen we de zaak een halfjaar na de dood van mijn vader toch verkochten, hebben we niet eens een kwart van dat bedrag gekregen. De klanten bleven weg, ze waren te bang geworden om te komen.”
De overval
Denkt u nog vaak aan de nacht dat het gebeurd is?
“Ik denk nog elke dag aan mijn vader. Een paar maanden voor de moord was ik teruggekeerd uit Australië, en ik werkte zelf ook in het restaurant. Het moeten tegen één uur ‘s nachts geweest zijn. De laatste klanten waren weg, ons werk zat erop, de boel was aan de kant en mijn vader zou twee jobstudenten – twee zussen die bij ons klusten – naar huis rijden. Ik zie hem nog altijd zijn jasje aantrekken. Dat is het laatste beeld dat ik van hem heb: hij doet zijn jasje aan en gaat met die twee meisjes naar buiten, naar de parkeerplaats. Ik zat aan de keukentafel wat na te praten met mijn moeder en een stuk of vier medewerkers, toen opeens iemand in het Frans riep dat we allemaal op de grond moesten gaan liggen. We hadden niemand horen binnenkomen, en ook geen auto horen stoppen. We hadden helemaal geen geluiden van buiten gehoord.”
Zag u het gezicht van die indringer?
“Nee, hij droeg het masker van een oude man.”
Met een lodderoog en rare tanden, zoals bij enkele eerdere Bendeovervallen?
“Weet ik niet meer precies, het was in elk geval heel eng. De man eiste de sleutels van mijn vaders Porsche. Mijn ouders zouden de dag nadien met vakantie vertrekken met mijn VW Golf, en mijn vader had mij de sleutels van zijn auto gegeven. Ik wist waar ze lagen, maar ik was verstijfd van angst, ik heb niet gereageerd. Mijn moeder antwoordde in mijn plaats: ‘Vraag ze aan de baas. Die is buiten.’ Maar ik heb de sleutels boven weggeborgen, en ze hebben ze niet gevonden. Terwijl we daar lagen, hoorden we een tweede overvaller in de eetzaal in de kassa rommelen, maar die hadden we eerder al zelf leeggemaakt.”
“De mannen schreeuwden naar elkaar, ik weet niet in welke taal. Het leek Arabisch, zeker geen Europese taal. Die andere dader heb ik trouwens op geen enkel moment te zien gekregen. Inmiddels waren de twee jobstudenten terug naar binnen gevlucht. Toen het tweede meisje binnenstormde, vuurde de overvaller die ons bewaakte op haar, maar hij mikte te hoog. Ze kwam die dag voor het eerst een handje helpen in de zaak en heeft nadien een depressie gekregen? Ze is de schok nu, eenentwintig jaar later, nog altijd niet te boven. Toen de speurders haar een tijd geleden onder hypnose wilden verhoren, heeft de dokter het haar verboden. Ik heb haar nooit durven vragen of ze iets gezien had op de parkeerplaats.”
De moordenaars zijn weggevlucht in uw Golf, nadat ze op de parkeerplaats uw vader hadden vermoord en de banden van de andere wagens hadden stukgeschoten. Hadden ze nog meer dingen gestolen?
“Nee, alleen mijn wagen. Geen juwelen, en ook het Frans geld niet dat mijn vader had afgehaald voor zijn vakantie.”
Het ging om een aanzienlijk bedrag, omgerekend een paar tienduizend Belgische franken.
“Ja, dat geld zat nog in zijn jasje toen we hem vonden. Toen ze wegstoven, hadden de daders geschreeuwd dat we ons niet mochten bewegen of ze zouden door de vensters schieten. We hoorden een wagen vertrekken, en toen heeft de jongen die vlak bij de deur lag gauw de sleutel in het slot gedraaid. We hebben gewacht of er geen tweede auto startte, maar het bleef stil. Toen durfden we eindelijk onder de ramen door naar buiten sluipen. Op de parkeerplaats lag mijn vader. Ze hadden hem door het hoofd geschoten en hem dan zijn jas over zijn hoofd getrokken. Hij ademde nog. Het duurde eeuwen voor er hulp kwam. Eerst de dokter, na misschien twintig minuten wachten, dan ziekenwagens en ten slotte de rijkswacht. Niet dat ze mijn vader nog hadden kunnen redden, hij heeft nog een paar geleefd maar is niet meer bij bewustzijn gekomen.”
Albert en Delphine
Wat was uw vader eigenlijk voor een man?
“Een warme man. Ik vind het zo erg dat mijn dochtertjes hem nooit gekend hebben. Hij was architect, had onder meer de brandweerkazerne in Anderlecht ontworpen, en ook de tribunes van het voetbalstadion van Anderlecht. Halfweg de jaren ’70 had mijn moeder Les Trois Canards overgenomen, en hijs was daar de populaire gastheer. Ik weet niet voor wie de mensen het meest naar het restaurant kwamen, voor de keuken van mijn moeder of voor de verhalen, de grappen en de gezelligheid van mijn vader.”
Kort na de moord zijn de speurders beginnen te graven in het verleden en de boekhouding van uw vader. Wie of wat heeft hen op het idee gebracht hem te gaan verdenken?
“Ze vonden het verdacht dat twee gangsters in een godvergeten uithoek in de bossen auto kwamen stelen. Zij gingen ervan uit dat ze niet waren gekomen voor de Porsche in te pikken, maar om mijn vader van kant te maken.”
De moordenaars zijn zonder Porsche vertrokken. Dan ligt het toch voor de hand dat de speurders dachten dat ze iets anders zochten? Blijkbaar wilde justitie weten of er in uw vaders leven een aanwijzing te vinden was, een reden waarom hij vermoord zou kunnen zijn.
“Ja. Daarvoor hebben ze mijn moeder jarenlang lastiggevallen. Op een dag hebben ze haar twaalf uur aan een stuk verhoord en al die tijd kreeg ze niets te eten en niets te drinken. ‘U vliegt in Nijvel de gevangenis in,’ dreigden ze. ‘U doet niets dan liegen.’ Ze hebben mijn moeder gek gemaakt. We durfden thuis de telefoon niet meer op te nemen, zo bang waren we geworden.”
Er deden ook veel verhalen de ronde over uw vader, verhalen die hem volgens sommigen koppelden aan de Bende van Nijvel.
“U hebt geen idee wat er in die jaren allemaal verteld en verzonnen werd. Mijn oom zou gevoetbald hebben met Jef Jurion. Die Jurion moet een klepper geweest zijn, want toen mijn oom voetbalde, was Jurion nog maar drie jaar oud. En mijn tante – de zus van mijn moeder – zou zogenaamd in de zeilmakerij in Temse gewerkt hebben waar de Bende zeven kogelvrije vesten gestolen had en de man van de conciërge had doodgeschoten. Wat een onzin, mijn tante heeft altijd in Brussel gewoond, haar vader heeft het dak van de basiliek van Koekelberg nog verzinkt. Zou u in Temse werk gaan zoeken als u in Brussel woonde? Maar nee, prompt werd er een heel dossier geopend over de ‘betrokkenheid’ van mijn vader en mijn tante bij de slachtpartij in de zeilmakerij.”
Uw vader zou ook lid geweest zijn van het CEPIC, de extreem-rechtse vleugel van de PSC, de toenmalige Franstalige christen-democraten.
“Het CEPIC? Wat is dat? Mijn vader was lid van geen enkele partij, zeker niet van de PSC. Zijn lievelingskleur was blauw.”
‘Le tout Bruxelles’ was kind aan huis in Les Trois Canards. Ook de toenmalige prins Albert.
“Eén keer is hij bij ons komen eten, één enkele keer, en net toen was ik er niet. Maar mijn vader was door het dolle heen en belde dat ik meteen moest komen, wat ik gedaan heb. Albert was er met de moeder van Delphine Boël. Prins Alexander kwam wel vaker bij ons langs.”
Waren er onder uw klanten andere Bendeslachtoffers.
“Voor zover ik weet niet, maar maakt u zich ergens bekend bij de kokkin als u ergens gaat lunchen? De speurders hebben ons fotoalbums met foto’s van slachtoffers en verdachten in het Bende-dossier voorgelegd, maar daarin hebben we niemand herkend. Ook niemand van de verdachten trouwens, zoals Patrick Haemers. Hij is in de buurt van Ohain komen wonen, maar toen was mijn vader al een jaar dood. En ik weet echt niet of hij ooit bij ons is komen eten.”
Uw vader zou een zwaar fuifnummer geweest zijn.
“Wanneer zou hij daar tijd voor gevonden hebben? Hij was omzeggens vierentwintig uur per dag bij ons, we leefden in elkaars vestzak. Maar de speurders waren er echt van overtuigd dat hij een dubbelleven leidde. ‘Hij ging toch boodschappen doen in Brussel? Dan weet u toch niet waar hij allemaal uithing?’ Hij bracht de boodschappen echt wel mee, hoor. Anders hadden we ons restaurant wel kunnen sluiten.”
“Hij ging vaak buurten bij een vriend. ‘Hoe weet u dat hij daar werkelijk was?’ vroegen ze. Wel, als we hem daar belden, kregen we hem aan de lijn. Maar die uitleg was blijkbaar te simpel. Twee jaar aan een stuk werd mijn vader beschouwd als lid van de Bende van Nijvel. Eind jaren ’80, precies op de verjaardag van de moord, zijn de speurders ons komen vertrellen dat ze ons uiteindelijk toch als slachtoffers zagen.”
De link tussen uw vader en de Bende van Nijvel is voor het eerst gelegd door een lid van de beruchte gangstersbende van de Borains. Die werden eerst zelf verdacht van enkele Bendemisdaden, maar weren laten vrijgesproken door het Hof van Assisen. Uw vader zou, nog steeds volgens die gangster, ’te veel geweten’ hebben over enkele louche zaakjes, en dus moest hij verdwijnen. Zo staat het in de verslagen van de tweede Bendecommissie.
“Ik weet daar niks van. Het zou me trouwens heel erg verbazen dat mijn vader één of ander geheim gekend zou hebben, want hij kon zijn mond niet houden. Wat hij wist bazuinde hij uit.”
Een amateurdetective zou gepreciseerd hebben waarop dat begrip ‘louche zaakjes’ sloeg: de Bende zou onder meer champagne gestolen hebben bij een overval op een warenhuis in het Franse Maubeuge, en uw vader zou die champagne gekocht hebben voor zijn restaurant.
“Ik was verantwoordelijk voor de wijnkelder van het restaurant, ik weet wat er was en wat er niet was. Al onze champagne kwam van hetzelfde huis, en dat nam de onverkochte flessen altijd terug. De speurders hebben onze hele boekhouding en al onze agenda’s en telefoonboekjes uitgekamd. Iedereen die erin stond, leveranciers, klanten, klanten, vrienden en kennissen, mocht opdraven voor een verhoor. Als er echt iets verdacht was geweest, zouden ze dat toch ontdekt hebben, nee?”
Een andere Bendeverdachte beschuldigde uw vader ervan dat hij, kort voor hij vermoord werd, zelf deelgenomen zou hebben aan de overval op de Colruyt in Nijvel. Daar ging de Bende opnieuw met voedingswaren aan de haal: koffie, olie.
“Dat was weer het verhaal van de ‘verdachte afwezigheid op het cruciale moment’. Dat zat zo. Elke vrijdagavond gingen wij samen met ons personeel eten in Chez Rino in Eigenbrakel. De nacht van de overval op de Colruyt heeft mijn vader één van de jobstudenten naar huis gebracht. Die woonde aan het andere eind van Brussel. Wij, de rest van het gezelschap, zijn misschien vijf minuten na hem vertrokken naar Les Trois Canards. Toen we onderweg een kruispunt in de buurt passeerden, had de politie daar al een versperring opgesteld. De overval op de Colruyt was toen dus al gebeurd. Amper een paar minuten na ons is mijn vader ook thuisgekomen.”
Kus op de laarzen
Hebt u zelf enig idee waarom uw vader vermoord werd? In De Morgen stond onlangs dat hij voor zijn dood zou zijn gefolterd. Dat maakt roofmoord niet echt waarschijnlijk.
“Wij hebben dat soort rare verhalen ook gehoord. Zo zou mijn vader, voor hij doodgeschoten werd, eerst de laarzen van de moordenaar hebben moeten kussen. Maar de speurders hebben mij nooit zoiets gezegd, en de jobstudente die zich met mijn vader op de parkeerplaats bevond ook niet. En wie anders kan het weten? Er heeft zich nooit een andere getuige gemeld.”
Uw vader heeft wel kneuzingen opgelopen. Dat wees op een gevecht, vertelde een magistraat die het dossier heeft doorgenomen.
“Ik heb alleen het gat in zijn hoofd gezien.”
Onderzoeksrechter Jean-Marie Schlicker, die jarenlang het onderzoek naar de moord op uw vader en zijn activiteiten heeft geleid, denkt dat uw vader zich verzet heeft en daarom werd vermoord. Het leek toch meer op een roofmoord dan op een liquidatie, vertelde hij in de tweede Bendecommissie.
“Ik heb dat altijd gedacht. Ik denk dat de daders echt die wagen wilden, de Porsche. Misschien dat ze razend werden toen ze merkten dat mijn vader de sleutels niet had? Misschien heeft hij zich inderdaad verweerd, en die ene dader zijn masker afgerukt? Dan zou hij hem gezien hebben, en werd hij een hinderlijke getuige.”
Het onderzoek naar uw vader is op gang gekomen nadat het gerecht twee verdachten had laten gaan die amper twee na de moord al gearresteerd waren. Het ging om Philippe De Staerke en om de nobele onbekende Mohammed El Bourajradji, van wie alleen bekend is dat hij ooit als tuinier gewerkt heeft in Waterloo. Twee dagen na de moord gearresteerd, dat moet zowat de snelste opheldering in de Belgische gerechtelijke geschiedenis geweest zijn.
“Juist ja. Een paar maanden voor de moord op mijn vader, in januari, hadden mensen van de clan-De Staerke de Porsche van mijn ouders gestolen. Ze hadden er Brussel mee doorkruist en enkele uren later achtergelaten op een paar honderd meter van de plek waar hij tevoren geparkeerd stond.”
Murat Kaplan heeft die diefstal bekend. Hoe weet u zo zeker dat hij tot de entourage van De Staerke behoorde?
“Dat zeiden de speurders ons toch. En de toenmalige bazin van Le Messager de Bruxelles, een eettent in Ohain, had De Staerke de nacht van de moord in haar taverne gezien, in het gezelschap van een andere man.”
Ze zouden daar ongeveer een uur voor de moord geweest zijn. De bazin had het duo eruit gepikt toen een politieman was langsgekomen met het grote ‘holduppers-familiealbum’, dat staat in de verslagen van de tweede Bendecommissie. Het alibi van De Staerke was zoals gewoonlijk vrij verward, maar dat maakt toch nog geen moordenaar van hem?
“Absoluut niet, maar ze zijn dus wel gearresteerd. Ik vermoed dat de speurders nog over andere elementen beschikten. Misschien had de waardin iets gehoord of gezien dat haar twee klanten in verband bracht met de moord?”
Volgens datzelfde parlementaire rapport werd de vrouw in de dagen na de arrestatie van de twee bedreigd, en is ze daarom op haar woorden teruggekomen.
“Dat weet ik niet. Eén ding weet ik wel, de dader die op ons geschoten heeft in de keuken, zit nu in de gevangenis.”
In de broek geplast
Wat bedoelt u nu? Dat de politie de dader kent?
“Absoluut. Volgens de speurders heeft die verdachte tegen een celgenoot zijn mond voorbijgepraat. Hij zou gezegd hebben dat het er die nacht ‘heel grappig’ toegegaan was in Les Trois Canards, want ‘één van de meisjes had in haar broek geplast’. In feite had de dader, toen hij op die jobstudente vuurde, door de koelkastdeur geschoten, daar stond een fles witte wijn in, en die was uitgelopen.”
Had hij het verhaal niet ergens in een krant gelezen of zo?
“Wie zoiets vertelt, was er zelf bij. Maar de verdachte heeft later tegengesproken dat hij zoiets ooit gezegd zou hebben.”
Zit de verdachte nu nog steeds in de gevangenis?
“Hij is ondertussen uitgeleverd aan Tunesië of Marokko, vertelden de speurders, maar dat is alweer jaren geleden. Op een dag, toen die man nog in een Belgische cel zat, moesten we met het vroegere personeel van Les Trois Canards naar Jumet komen voor een identificatie. De man die in het politiekantoor voor ons stond, leek kleiner dan de dader die ik in mijn hoofd had, maar bij de overval lag ik op de grond: dan lijkt iemand die rechtstaat imposanter. Over zijn stem kon ik al helemaal niks zeggen, want met een masker voor de mond is die sowieso vervormd. Niemand van ons zevenen kon met zekerheid zeggen of hij de juiste man was of niet. Dat was de enige keer in meer dan twintig jaar onderzoek dat ik met een verdacht geconfronteerd ben. Ze hebben me ook nooit de stem van de tweede verdachte laten horen.”
Die man moet Mohammed El Bourajradji geweest zijn, volgens de verslagen van de Bendecommissie zijn alle getuigen in Les Trois Canards met hem geconfronteerd. Alleen, El Bourajradji beweert dat hij niet eens in België was, de nacht dat uw vader vermoord werd.
“Het gerecht heeft hem uiteindelijk niet vervolgd, de bewijslast woog te licht om hem voor een Assisenhof te brengen. Het was het woord van de ene tegen de andere, zeiden de speurders.”
Het bos in
Vrij snel na de moord liet de onderzoeksrechter El Bourajradji – die in de parlementaire stukken soms ook El Barajraji wordt genoemd – en De Staerke weer gaan. Een paar dagen na hun arrestatie was de Delhaize van Beersel overvallen, waarbij opnieuw iemand was doodgeschoten. En dus konden De Staerke en El Bourajradji, die immers in de gevangenis zaten, de Bende van Nijvel niet zijn, redeneerden de speurders.
Maar in 1987 werd El Bourajradji opeens aangehouden in Nederland, wegens illegaal verblijf. In februari 1988 werd hij uitgeleverd aan België voor de moord op Jacques Van Camp. De cafébazin kreeg De Staerke en El Bourajradji dit keer in levenden lijve te zien. Ze twijfelde over De Staerke, maar de gewezen tuinier herkende ze formeel. “Dat laatste mocht dan al waar zijn, onderzoeksrechter Lacroix stopte het verdere onderzoek naar El Barajraji”, aldus het parlementair verslag.
Waarom? Dat staat er niet bij. Jean-Claude Lacroix is heel verbaasd als hij verneemt dat hij ooit een verdachte zou hebben laten arresteren en uitleveren in het onderzoek naar de moord op Jacques Van Camp.
Jean-Claude Lacroix: “Ik heb in het hele Bende-dossier nooit iemand aangehouden, en ook nooit om iemands uitlevering gevraagd.”
Het staat nochtans met citaten uit uw eigen documenten zo beschreven in de verslagen van de Kamercommissie.
“De naam El Bourajradji zegt me vaagweg iets, en ook de getuigenis van die cafébazin. Maar het is allemaal zo lang geleden. Het spoor zal wel doodgelopen zijn, veronderstel ik, anders zouden we er op doorgegaan zijn.”
Bron » Humo | Hilde Geens | Oktober 2004