De Belgische toepassing van de Strategie van de Spanning
In een acht pagina’s tellend memorandum met betrekking tot het Bende-onderzoek somde de Nijvelse substituut van de Procureur des Konings, Yves de Prelle de la Nieppe, redenen op waarom hij ervan uitging dat de Bende van Nijvel de Belgische toepassing is van de strategie van de spanning en dat we hier te maken hebben met de Belgische variant op de Italiaanse Loge P2.
In hetzelfde document verwijst substituut de Prelle naar een vergadering in januari 1987 waaraan door alle verantwoordelijken in het Bende-onderzoek werd deelgenomen, met uitzondering van procureur Deprêtre, die blijft beweren dat de Bende uit ordinaire gangsters bestaat, en waar alle aanwezigen bevestigden dat de politico-criminele filière à la P2 de belangrijkste te volgen piste was en is.
Dit document is een onderdeel van deze nota. Yves de Prelle de la Nieppe is de ondergeschikte van procureur des Konings Jean Deprêtre.
Samenvatting nota
In het dossier van de Bende van Nijvel, waar ik me officieel gedurende meer dan drie jaar – van september 1983 tot januari 1987 – mee bezig heb gehouden, heeft mijn rol zich hoofdzakelijk beperkt tot het schrijven van rapporten voor het parket-generaal omtrent de evolutie van het onderzoek.
Die rapporten werden overgemaakt omdat het hier om uitzonderlijke feiten ging. Dat was overigens ook de reden waarom mijn korpsoverste, de procureur des Konings van Nijvel – Jean Deprêtre – in overleg met de onderzoeksrechter het onderzoek persoonlijk leidde.
Ik ben ervan overtuigd dat er in het Bende-onderzoek een verkeerde strategie werd gevolgd, zowel bij het politie als bij sommige magistraten. Het onderzoek werd maar in één richting gevoerd. Natuurlijk is het zo dat de angstpsychose die zich in de herfst van 1985 over ons land verspreidde, niet bevorderlijk was voor de sereniteit waarin een gerechtelijk onderzoek moet worden uitgevoerd.
Denk maar aan de manier waarop de huisvaders in Waals-Brabant toen de wapenwinkels overrompelden. Volgens mij kunnen de enorme inspanningen die werden geleverd om iedereen die groter is dan 1,90 meter te arresteren en het oppakken van de Borains begin 1986 enkel worden verklaard door de wens te allen prijze schuldigen te vinden, in plaats van het risico te willen lopen veel tijd te verliezen met het zoeken naar de echte daders.
Het onderzoek naar de Borains heeft op geen enkele manier een verklaring geleverd voor de slachtpartijen van 1985. Uit het onderzoek naar het tijdsgebruik van Michel Cocu en co heeft men kunnen opmaken dat zij daar nooit bij betrokken hadden kunnen zijn. Overigens beantwoorden de Borains ook niet aan het beeld van de Bende van Nijvel: een uit beroepsmoordenaars samengesteld militair commando. Het onderzoek heeft de volgende gegevens opgeleverd:
- Over het gedrag van de daders: Gedisciplineerd en foutloos doelbewust.
- Over het gebruik van wapens: De onderzoekers in Aalst waren verbaasd over de gevechtstechniek van de daders, de agenten die na de dramatische gebeurtenissen op de Colruytparking in Nijvel de misdadigers achtervolgden, waren onder de indruk van de manier waarop die hen in Eigenbrakel in een valstrik lokten.
- Over het militair aandoende optreden: De overvallen werden afgewerkt met een aanpak die enkel op een militair of een paramilitair oefenveld kan zijn aangeleerd. En de kennis van het actieterrein en van de details van de veiligheidsmaatregelen die politie en rijkswacht tijdens de weekends troffen was indrukwekkend.
- Over het ombouwen van het interieur van de gebruikte voertuigen: Verwijderen van zetels, de vijfde deur die van binnen uit kon worden geopend.
- Over de quasi-zekerheid dat het ‘klassieke milieu’ niet bij de Bende-feiten was betrokken. Vanuit dat milieu is geen enkele tip gekomen, alhoewel de onderwereld een gruwelijke hekel heeft aan kindermoordenaars. En hadden de daders overigens in 1983 al niet bewezen dat zij niet in staat waren om de deuren van de Colruyt in Nijvel open te krijgen? Terwijl iedereen in het milieu zo’n eenvoudige klus toch wel kan klaren.
- Tenslotte – en vooral – was er een totale discrepantie tussen de omvang van de buit en het aantal slachtoffers. Met andere woorden: de buit – nauwelijks een half miljoen voor de acht doden in Aalst – stond niet in verhouding tot het gebruikte geweld en de aangewende middelen. Als men, bij deze objectieve vaststellingen een aantal andere aanwijzingen voegt, is men wel gedwongen om rekening te houden met de mogelijkheid van een politiek-crimineel spoor, dan moet men gaan denken aan terrorisme, zoals dat zich meermaals in Italië heeft gemanifesteerd.
- Het Bois de la Houssière: De plek waar de cheques van de Delhaize-overval in Overijse en de voertuigen die werden gebruikt bij de drie Bende-raids in 1985, zijn teruggevonden. Dit is een plek in de onmiddellijke omgeving van het kanaal Brussel-Charleroi in Ronquières, waar in november 1986 onderdelen van wapens zijn teruggevonden die zowel in 1983 als in 1985 zijn gebruikt. Bovendien is vastgesteld dat het bos werd gebruikt door extreem-rechtse militanten voor hun para-militaire oefeningen.
- In het Bois de la Houssière werden ook geschreven notities van de ex-vriendin van Jean Bultot ontdekt. Bultot is de vroegere adjunct-directeur van de gevangenis van Sint-Gillis. Hij was een vriend van Francis Dossogne van het extreem-rechtse Front de la Jeunesse en van Pierre-Paul de Rycke, uitbater van de nachtclub Le Jonathan in Sint-Gillis, een ontmoetingsplaats voor extreem-rechtse militanten. Samen met Eric Lammers, een militant van de extreem-rechtse Westland New Post was Bultot een beoefenaar van het Practical Shooting, een uit de VS geïmporteerde, zeer agressieve manier om de edele kunst van het schieten aan te leren. Bij deze vaststellingen moet echter wel rekening worden gehouden met het feit dat deze notities misschien wel in bos werden neergelegd om de onderzoekers op een vals spoor te zetten.
- De manier waarop de teruggevonden wapens waren gedemonteerd: Volgens een proces verbaal van commissaris George Marnette van de Brusselse gerechtelijke politie, dat was gebaseerd op verklaringen van de WNP-chef Paul Latinus, is het wapen dat gebruikt werd voor het plegen van de twee moorden in de Herderliedstraat in Anderlecht, weggegooid in een vijver nadat het op dezelfde manier was gedemonteerd als de Bendewapens, die werden teruggevonden in het kanaal in Ronquières.
Indien dit politiek-criminele spoor tijdens het onderzoek niet voldoende is uitgezocht, heeft dit te maken met de houding van de leiders van het onderzoek, die er a priori van uit gingen dat het motief van de slachtpartijen geld was. In dit verband moet worden gewezen op:
- De verklaringen van Frans Reyniers, hoofdcommissaris van de Brusselse gerechtelijk politie, dat al heel vlug rekening werd gehouden met het mogelijke belang van een politiek spoor, maar dat dat spoor nooit afdoende is onderzocht.
- De laatste vergadering van de Infocel in Nijvel in januari 1987 waar, in afwezigheid van procureur Deprêtre, men eindelijk serieus is beginnen praten over deze hypothese. Tot mijn eigen grote verbazing vertelden de onderzoekers toen hoe belangrijk zij dit spoor wel vonden.