Mobutu financierde extreem-rechts in België

De opgedoekte extreemrechtse groepering Front de la Jeunesse legde in de tweede helft van de jaren 70 in opdracht van het Moboetoe-regime lijsten aan van tegenstanders in België van de Zaïrese president. Benoît baron de Bonvoisin laat er weinig twijfel over bestaan dat hij als scharnier fungeerde tussen het Front de la Jeunesse en Moboetoe. De Zaïrese president wist de sympathie van extreemrechts te waarderen. Volgens een gewezen lid van de CEPIC (de rechtervleugel van de PSC) hielp Moboetoe in de jaren zeventig mee aan de financiering van deze beweging.

In het kader van het onderzoek naar de manier waarop Benoît baron de Bonvoisin extreemrechts financierde, werd in 1990 een huiszoeking gedaan bij Victor Dossogne, de vader van het kopstuk van het Front de la Jeunesse Francis Dossogne. Bij die huiszoeking kwam een lange lijst aan het licht met vaak gedetailleerde informatie over opposanten in België van het regime van president Moboetoe. Er staan zo’n 280 personen, zowel Afrikanen als Europeanen, op die lijst.

Een aantal van die personen was volgens de samensteller aanwezig op het ‘Séminaire d’Etudes sur le Zaïre’. Onder hen voor de hand liggende namen zoals Paul Janssens, professor en voorzitter van het Zaïre-comité, en Walter Zinzen, BRTN-journalist. Ook medewerkers van Broederlijk Delen en Amnesty International kwamen per definitie op de opposantenlijst terecht. Voor het overige staan er heel wat namen op de lijst van personen met rechtstreekse of onrechtstreekse bindingen met de FNLC, met andere woorden de Katangese gendarmes die sinds de Katanga-crisis in de jaren 60 in Angola in het maquis zitten.

Benoît de Bonvoisin

Benoît de Bonvoisin

Een naam op de lijst die vandaag meer dan toen in het oog springt, is die van Laurent Kabila. Hij wordt omschreven als ‘ex-instituteur, muluba du Katanga, président du PRP, marxiste recevant des appuis de la Tanzanie; en Belgique des contacts avec Amada’. Dat het Front de la Jeunesse ten gunste van Moboetoe politieke informatie vergaarde, was onder meer voor baron de Bonvoisin een middel om bij de Zaïrese president in de gratie te staan.

De baron had in de jaren 70 en 80 tal van contacten met Moboetoe. De Bonvoisin prees bij de president onder meer de mérites aan van de Franse maatschappij Compagnie Générale des Eaux (CGE). De baron was van oordeel dat de dominante rol die de Generale Maatschappij via onder meer Belgolaise, Union Minière en Sibeka in Zaïre speelde, ongezond was. Het was dus volgens de baron aangewezen CGE als tegengewicht in te zetten.

Of het Front de la Jeunesse door Moboetoe voor zijn diensten betaald werd, is niet naspeurbaar. Een bevoorrecht getuige – ex-lid van de CEPIC en nog steeds politiek actief bij de PSC – neemt hierover echter elke twijfel weg. Volgens hem mocht elkeen “die rechts was en zei dat hij Moboetoe heel erg sympathiek vond” een geldenveloppe gaan ophalen in de Zaïrese ambassade te Brussel.

De Zaïre-lijst van het Front de la Jeunesse bevindt zich ook tussen de zogenaamde ‘zachte informatie’ die de speurders naar de Bende van Nijvel hebben verzameld. Het extreemrechtse spoor in het Bende-onderzoek is nooit grondig uitgespit. De belangstelling van extreemrechts voor Zaïre was in de jaren zeventig klaarblijkelijk behoorlijk groot, want uit het gerechtelijke dossier rond de dood van Paul Latinus blijkt dat deze leider van de ondergrondse organisatie Westland New Post (WNP) over ‘een dossier-Zaïre’ beschikte dat mogelijk met de Katangese rebellie in 1977 en 1978 te maken heeft.


Bron » De Tijd | René De Witte & Dirk Selleslagh | Juni 1997