Het onderzoek begint
Drie dagen later, op zaterdag 7 september 1996, moet De Baets opnieuw in Neufchâteau zijn. De adjudant krijgt van Connerotte het kantschrift genummerd 62 bis mee. Opdracht: de genaamde Tania V gaan verhoren in Gent. “Nihoul?” werpt De Baets op. “Er was toch afgesproken dat de gerechtelijke Nihoul zou doen?” Nee, knikt Connerotte. In enkele dagen tijd hebben zich rond commissaris Marnette net iets te veel incidenten voorgedaan, vindt hij.
Het ogenschijnlijk valse pv van Marnette over Jean-Paul Raemaekers is trouwens de reden waarom De Baets en drie van zijn collega’s die dag naar Neufchâteau zijn getrokken. En er is nog meer. Toen Annie Bouty een eerste keer werd verhoord, had zij het plots over twee nachtelijke telefoongesprekken die ze onlangs voerde met … Georges Marnette. Wat er toen precies is gezegd, is een goed bewaard geheim.
Nu is telefoneren in België niet verboden – en zijn het overigens de ondergeschikten van Marnette zelf die de verklaring van Bouty opnamen – maar hier bleef het niet bij. Kort nadat Bouty was gearresteerd, werd Marnette aangesproken door de Brusselse procureur Benoit Dejemeppe. Die vroeg hem of die even kon nagaan op welke gronden dat was gebeurd en wat zij zoal had verklaard. Het is niet Marnette zelf, maar de nationale GP-commissaris Eddy Suys die Connerotte inlichtte over de interventie van Dejemeppe. “Daarom heb ik liever dat jullie dit doen”, zegt Connerotte. Op maandag 9 september gaan adjudant Patriek De Baets en eerste wachtmeester Philippe Hupez op pad.
Ze voelen haar verbazing. Het drieletterwoord BOB, legt Tania V later uit, associeert ze intuïtief met kort geknipte lui die vanuit R4’tjes linkse demonstranten fotograferen. “Je mag alleen praten met Connerotte of Bourlet”, heeft haar vriendin haar op het hart gedrukt. Dat is de reden waarom Tania op 4 september naar eigen zeggen van ’s ochtends af urenlang de telefooncentrale van het justitiepaleis in Neufchâteau heeft zitten terroriseren. “Als ik dan later hoor dat ik met opzet zou hebben gebeld op een ogenblik dat De Baets daar zat, dat wij elkaar kenden er, dat alles opgezet spel was, dan moet ik hard lachen”, zegt Tania V.
Ze steekt aarzelend van wal. De vrouw heeft iets hulpeloos over zich. Ze praat zacht. Ze heeft haar vriendin – van wie ze de naam niet wil noemen – aan het einde van de jaren tachtig leren kennen bij de vzw Tegen Haar Wil, een opvanghuis voor seksueel mishandelde vrouwen in Gent. Drie weken geleden, vertelt Tania, kwam ze op bezoek. De tv stond aan. “Ze zag die Brusselaar de trappen van het justitiepaleis van Neufchâteau afdalen. Ze kromp ineen. Ken je die, vroeg ik. Ze knikte. We hebben toen de hele nacht zitten praten. Ze had me al vaker verteld over haar jeugd, over haar pooier die haar uitleende, maar nooit met zoveel details. Van de meeste van haar daders heeft ze nooit de familienamen gekend, zei ze. Voor haar was Nihoul Mich. Ik hoor haar nog zeggen: Nihoul, echt een naam voor hem.”
De Baets en Hupez blijven de hele namiddag zitten. Nu en dan kijken ze elkaar ongelovig aan. Het door Tania navertelde verhaal gaat over een machtig netwerk van kinderprostitutie, kindermoorden, handel in videocassettes, de rol van Nihoul als organisator van seksfuiven met kinderen … “Tja, we kunnen hier natuurlijk weinig mee aanvangen als we uw vriendin zelf niet te spreken krijgen”, merkt De Baets op. Tania geeft hem weinig hoop. “Ze heeft het netwerk eigenlijk pas vorig jaar definitief verlaten. Ze heeft een gezin en tracht een nieuw leven op te bouwen. Ik geloof nooit dat ze dat allemaal zal willen opgeven. Ze is trouwens erg bang.”
Wanneer de BOB’ers aanstalten maken om te vertrekken, is het voor Tania min of meer duidelijk dat ze geen al te beste beurt heeft gemaakt. Ze geloven er niks van en laten daar enkel uit beleefdheid niks van merken, denkt ze. Dan schiet het haar te binnen dat haar vriendin in 1989 een manuscript heeft geschreven waarmee ze ooit nog naar de Leuvense uitgever Acco is getrokken. Ergens heeft ze nog een exemplaar liggen, een bundeltje fotokopieën met een gekleurd voorblad. In het manuscript, waarschuwt Tania, staat maar een klein, onschuldig deel van het verhaal. Ze overhandigt een exemplaar aan De Baets. Die doorbladert de bundel vluchtig en laat zijn oog rusten op de laatste pagina. Daar staat: Regina Louf, december 1989.
“Zo maakt u het ons wel erg gemakkelijk.”
“Hemel, staat haar naam erin? Ze vermoordt me.”
“Tja, nu we haar naam kennen, kunt u haar net zo goed even bellen.”
“Misschien is dat beter, ja.”
De twee BOB’ers horen hoe Tania zich in bochten wringt om haar vriendin te verzekeren dat het allemaal uitstekend is verlopen, dat die twee rijkswachters geen bullebakken zijn en dat ze er een hele namiddag mee heeft zitten praten. `Ze zitten hier trouwens nog steeds.’ Er volgt een lange stilte. Regina Louf heeft blijkbaar begrepen dat ze haar anonimiteit nu al mag vergeten. Dan wenkt Tania De Baets: “Ze wil met u praten.”
“Ze zullen u niet laten doen”
De stem klinkt totaal anders dan diegene die de publieke opinie anderhalf jaar later zal schokken. Stil, neerslachtig. Het valt De Baets op dat de vrouw zichzelf blijkbaar als een potentiële Neufchâteau-verdachte ziet. “Ik beklaag me nu al dat ik Tania heb gevraagd contact op te nemen”, zucht ze. De Baets tracht haar gerust te stellen. Anoniem getuigen kan. Dat valt te regelen. “Goed, één keer dan. Maar jullie moeten beloven dat jullie me daarna met rust laten.”
Patriek De Baets en Regina Louf maken een afspraak voor zondag 15 september. De meest recente richtlijnen voor de opvang van incestslachtoffers indachtig, zal hij haar verhoren in de zaal Serge Creuz van de Brusselse BOB. Dat is een met vier videocamera’s uitgeruste verhoorkamer die het mogelijk maakt dat slachtoffers, doorgaans kinderen, hun verhaal slechts één keer hoeven te doen.
Regina Louf stuurt haar kat. Op de dag dat het verhoor zou plaatsvinden, krijgt De Baets een telefoontje van Bie Heyse, een therapeute uit Gent, die informeert of ze daar bij de rijkswacht “helemaal gek geworden zijn”. Haar patiënte, zegt Heyse, lijdt aan dissociatieve stoornissen. “En ja, die zijn een gevolg van het zware seksueel misbruik in haar jeugd. Haar therapie is een succes aan het worden. Als jullie haar nu gaan verplichten om al die gebeurtenissen van vroeger weer op te rakelen, kan ik niet instaan voor de gevolgen.” Jammer, denkt De Baets. In overleg met Bourlet was al een juridisch kader Uitgedokterd dat zou toelaten haar te verhoren als anonieme getuige. Ze had zelfs al een code gekregen: X1. Het manuscript is overgemaakt aan het CBO, en er zijn al opzoekingen verricht rond de daarin vermelde ‘pooier’ Tony V.
De Baets piekert nog over een andere manier om meer te weten te komen over deze vrouw, wanneer in de namiddag van 20 september zijn gsm rinkelt: “Hallo, Regina Louf hier. Ik heb me bedacht. Ik heb lang met mijn man en mijn therapeute gepraat. Ze zijn akkoord.” Later legt ze uit dat ze na het eerste contact met De Baets geen oog meer dicht deed. “Ik dacht: ze hebben nu mijn naam, binnen de kortste keren staan ze hier toch. Dus leek het me beter om toch maar zelf de stap te zetten.”
Majoor Daniel Decraene van het CBO is in het bureau van De Baets aanwezig wanneer het onverhoopte telefoontje binnenloopt. Er wordt meteen afgesproken voor dezelfde avond. Het enthousiasme onder de speurders is groot. Want zonder de medewerking van Regina Louf zou er inderdaad evengoed een onderzoek zijn gestart. Een dag eerder, op 19 september, is Operatie Bagou officieel gelanceerd.
Philippe Hupez stelt het initiële proces- verbaal op: Anonieme informatie. Een handelsreiziger uit Antwerpen bijgenaamd Tony leverde in de jaren ’80 kinderen aan pedofielen. Hij was hoofdzakelijk actief in Antwerpen en Vlaanderen, maar ook in Brussel. De kinderen werden geleverd door hun familie. De volwassenen hadden seksuele betrekkingen met de kinderen. Er werden foto’s getrokken en video-opnamen gemaakt. Soms werd er geweld gebruikt. Het maken van foto- en video- opnamen gebeurde in de lokalen van een publiciteitsfirma. De klanten kozen zelf de plaatsen. De slachtoffers hebben schrik om te praten omwille van de mogelijke gevolgen voor hun ouders. Een van de beschuldigden in dossier 86/96 zou klant geweest zijn. Het is ons niet bekend wie.
De laatste twee zinnen doen de waarheid geweld aan. De Baets en Hupez weten perfect dat de van Tania V verkregen informatie vooral betrekking heeft op Michel Nihoul. De reden waarom ze dit verzwijgen, heeft echter weinig te maken met wantrouwen jegens de GP Het is juridische spitstechnologie met een dubbel doel. Nihoul is aangehouden en heeft toegang tot de dossiers die tegen hem worden aangelegd in Neufchâteau. Door in het initiële proces- verbaal zijn naam weg te laten, wordt dit omzeild.
Men heeft in die begindagen trouwens geen flauw idee welk vlees men met Xl in de kuip heeft. Indien achteraf zou blijken dat zij een fantaste is, zou dat in het voordeel spelen van Dutroux en co. Daarom worden de krachtlijnen van wat er te gebeuren staat verduidelijkt in een aan het pv vastgehechte confidentiële nota aan Bourlet. Het resultaat is een nieuw dossier, het supergeheime dossier met het nummer 109/96.
Het laatste wat De Baets haar die dag aan de telefoon hoort zeggen, is iets wat hem in de maanden die volgen nog lang zal heugen: “Ik hoop dat u beseft waar u aan begint.” De Baets grinnikt. Dat hebben ze hem al vaker gezegd. “Goed”, besluit Regina Louf. “U zal in elk geval nooit kunnen zeggen dat ik u niet gewaarschuwd heb. Ze zullen u niet laten doen.”
Bron » De X-dossiers | A. Bulte, D. de Coninck & M. Van Heeswijck | 1999