Christine Van Hees
Wie heeft Christine Van Hees niet vermoord?
Geen enkele moord is zo onopgelost als die op het Brusselse tienermeisje Christine Van Hees. Satanisme, de Bende van Nijvel, dolgedraaide punks, Michel Strée, extreem-rechts, Michel Nihoul, Marc Dutroux… Het is maar een kleine greep uit het geheel van sporen dat sinds 1984 gevolgd werd. Gisteravond, ruim veertien jaar na de feiten, werd via de televisie een ultieme oproep aan getuigen gedaan. Het is maandag 13 februari 1984, 17.20 uur. In een krantenwinkel in de Anderlechtse Wayezstraat staat Didier L.B.d.H. fotokopie’s te maken.
Twee vriendinnen komen hem groeten. Het zijn Chantal V.I. en Christine Van Hees. Didier maakt zich zorgen over Christine. Tot voor enkele maanden was hij haar scoutsleider. Sinds de zomer heeft zij aan geen enkele activiteit meer deelgenomen. In haar school is het een publiek geheim dat ze tegenover haar ouders de scouts blijft gebruiken als excuus voor langere afwezigheden. Christine heeft die ochtend gespijbeld – wat ze wel vaker doet. Ook Chantal is niet gerust op het tweede leven dat haar vriendin lijkt te leiden. Onlangs hebben ze op school een taak gekregen: voer een theaterstuk op. Christine wou een verhaal brengen over een sekte.
Samen nemen ze de metro. Halfweg lijn 1A stapt Chantal uit. Christine rijdt verder, tot aan het station Pétillon, vlak bij haar ouderlijke huis. Buurtbewoners hebben haar daar iets voor zessen nog gezien, maar de getuigenissen lopen sterk uiteen. Volgens sommigen heeft ze op een kruispunt staan praten met een punker, een ander ziet een jongen van zeventien “met halflange blonde haren”. De laatste persoon van wie het vaststaat dat ze Christine nog gezien heeft, is Chantal V.I.
Pierre en Antoinette Van Hees vernemen het via RTL. Het is dan al dinsdagavond. Vrouwenlijk ontdekt in de oude champignonkwekerij te Oudergem. Gruwelijk toegetakeld. Er gaat nog een etmaal overheen alvorens de ouders hun nachtmerrie bevestigd horen. “Doodsoorzaak onbekend,” luidt op 14 februari de voorlopige conclusie van de wetsdokters Voordecker en Rillaert. De artsen vinden sporen van alle mogelijke martelingen. De enige constante in hun drie autopsierapporten is het onvermogen om tot een conclusie te komen. Ze kunnen nog net vaststellen dat het slachtoffer geen maagd meer was, maar merken op dat hele delen van het lichaam zijn weggebrand. Na te zijn gefolterd is ze vastgebonden met een elektrisch snoer. Daarna werd ze overgoten met brandstof.
“Ik ben daar waar ik liever niet zou willen zijn”
Om 18.45 uur heeft poetsvrouw Yvonne L. vanuit een aanpalende school de kreten van een meisje gehoord: “Non, non, non. Arrêtez! Maman!” Om 19.05 ziet ze twee twintigers de Triomflaan oversteken en naar de campus van de Vrije Universiteit van Brussel lopen. Wanneer de Brusselse gerechtelijke politie bij vriendinnen van Christine Van Hees gaat polsen naar ontmoetingsplaatsen en kalverliefdes, opent zich een wereld waarin elke tiener wel wat te verbergen – of te fantaseren – heeft. Er zijn geen zekerheden, tenzij deze: van 20 tot 25 januari heeft Christine Van Hees middels een medisch attest een hele week gespijbeld. Even wordt gedacht dat ze die week in Soignies, bij haar vriendje, heeft vertoefd, maar dat blijkt niet te kloppen. Een huiszoeking in haar slaapkamer maakt duidelijk dat ze wel correspondeert met een gedetineerde en er een ‘geheime’ vriendenkring op na houdt.
Daags voor haar dood schreef ze een brief aan ‘Patty’, haar boezemvriendin. De brief eindigt met: “Ik ben niet thuis op het nummer 24, ik ben daar waar ik liever niet zou willen zijn. Ik mis de ambiance en de kameraden van de gemeenschap enorm, zodat ik wegzink in een diepe luiheid/nostalgie.” Mysterie. Patricia S. vertikt het om de GP uitleg te geven. Het buurmeisje Nathalie G. kent Christine al sinds ze vier jaar is en zag haar het laatst op zaterdag 11 februari.
“Toen ze wegging, vroeg ze me aan de deur te blijven staan tot ze zelf haar huis binnen was,” verklaart zij. Ook andere vriendinnen hebben het over angsten die gerelateerd worden aan de “vriendenkring”. Fabienne K., die dagelijks met Christine de bus neemt, spreekt over “een groep waar de vrije liefde werd bedreven” en meent zich te herinneren dat Christine zich door hen bedreigd voelde. “Ik merkte dat ze blauwe plekken had en een brandplek van een sigaret op haar arm. Ze legde uit dat het begonnen was als een spel, maar daarna gewelddadig werd. (…) Het had weinig zin, zei ze, om er met iemand over te praten. Niemand zou haar geloven.”
Volgens K. ging het niet om punks, maar haar nuance krijgt bij de speurders nauwelijks aandacht. Op aansturen van een eigen tipgever zullen de GP’ers zich wekenlang in het milieu van de nabij de Brusselse Grote Markt verzamelende punks verdiepen. Een huiszoekingsmandaat leidt hen naar de met doodskoppen behangen slaapkamer van Sylvie E. Zij wijst hen de weg naar Moustique, alias Muriel C., die verhalen vertelt over Lucifer en Beëlzebub, seks met kippen en zwarte missen.
Het gerechtelijke dossier krijgt het karakter van een repertorium voor punknamen: Coco, Le Petit Tondu, Clochard, Vicious, Moustique… Uit de getuigenissen komt een lijstje van verdachten naar voor, met bovenaan de Irokees (Serge C.) en Le Petit Tondu (Serge B.). Een van de punks die tegen hen getuigt, is Alain L. Hij wordt later zelf een verdachte. Eind mei 1984 verricht de GP een huiszoeking in een kraakpand langs de Brand Whitlocklaan. Tussen de spullen van de twee Serges vinden ze een schoolschrift van hetzelfde merk als dat van Christine Van Hees. Er zijn bladzijden uit gescheurd.
Een hoofdverdachte
Serge C., hoofdverdachte, zal in totaal zestien keer worden verhoord, elf keer zijn versie wijzigen en ruim drie jaar in voorarrest zitten. Dit ondanks het feit dat hij een pracht van een alibi heeft. Op 13 februari 1984 heeft hij zijn hand gebroken en is hij daarvoor verzorgd in het militair ziekenhuis te Neder-over-Heembeek. De GP heeft zich echter vastgebeten in het punkspoor en laat niet los. Het probleem van C. is lijm. Hij is verslaafd. Hij zegt later dat de GP’ers hem nu en dan een tube toestopten, waarop hij bereidwillig begon te bekennen – om bij de eerstvolgende gelegenheid weer te ontkennen en te informeren naar lijm.
Onder de vele warrige verklaringen die C. in de loop der jaren aflegt, zit er één opmerkelijke. Ze dateert van 28 september 1984: “Alain L. heeft mij verteld dat Christine Van Hees op de hoogte was van een aanval op een kazerne in Oostende of Vielsalm. Het was de bedoeling dat men wapens zou stelen die zouden dienen voor hold-ups. Ik ben ervan overtuigd dat zij om die reden geëxecuteerd is.” Het is in die periode dat een deel van het dossier-champignonniëre naar het parket in Nijvel verhuist, waar men achter de Bende aanzit. Er zijn nog andere getuigen die gewag maken van “politieke motieven” of “extreem-rechts”. De broer van Christine Van Hees wordt eind 1984 door een GP’er uit zijn klas gehaald voor een autoritje. “Hij legde me uit dat het onderzoek evolueerde in de richting van belangrijke, hooggeplaatste personen,” zegt Michel Van Hees later. “Hij zei dat het beter was om die mensen met rust te laten.”
In 1991 is er nog even een spoor naar Michel Strée, de jongeman die ooit een bus vol Waalse schoolkinderen kaapte. Ook dat spoor loopt dood. Van de bijna honderd jongelui die destijds als getuige of verdachte zijn verhoord, zijn er dan al acht overleden. Onder hen ook Moustique en een van de punks die ooit aan een cafétoog uitbazuinde dat hij de dader was. Ook Clochard, alias Marc D., is niet meer. Hij heeft lang in voorarrest gezeten, en is amper vrij of hij trekt naar een fuif. Hij ontmoet daar Alain L. Het is L. die hem een fatale dosis heroïne toedient. De rol van L. is nooit uitgeklaard.
Satanisme, complotten, hooggeplaatsten, Bende van Nijvel, extreem-rechts… het is allemaal al prominent in de procedure aanwezig wanneer Regina Louf, getuige X1, eind 1996 tegenover het parket van Neufchâteau over een zekere “Kristien” begint te getuigen. Het is dankzij haar dat het medio 1996 gesloten onderzoek heropend wordt. Een deel van haar kennis is accuraat, een ander deel lijkt contradictorisch met de feiten van toen en haar eigen verleden. Op de dag van de feiten staat zij in haar school ingeschreven als “aanwezig”. Bernard, hoofdrolspeler in het verhaal van Louf, zat in januari ’84 nog in een Franse gevangenis. De getuigenis over hoe de moord gebeurde, werd bevestigd aan de hand van voorwerpen die destijds in en rond de oude kwekerij werden teruggevonden. Haar beschrijving van een in 1986 afgebroken aanpalend gebouw – waar de feiten zich ten dele afspeelden – is dan weer foutloos.
De komst van de X’en
Lange tijd gaat men er op het Brusselse parket vanuit dat Louf een pion was in een complot – opgezet door haar ondervrager, BOB-adjudant Patriek De Baets. Hij zou haar de relevante delen van haar verhaal ingefluisterd hebben en zo het hele X1-onderzoek vervalst hebben om rekeningen te kunnen vereffenen met zijn oversten. Onderzoeksrechter Jacques Pignolet opent eind 1997 meerdere onderzoeken tegen De Baets en is inmiddels ook op een dood punt aanbeland. Van de vele verdenkingen van manipulatie lastens De Baets kon er geen enkele bewezen worden. Regina Louf wees onder meer Marc Dutroux en Michel Nihoul aan als daders.
Een analyse van het oude dossier toont aan dat de kans reëel is dat zij begin 1984 allebei het pad van Christine Van Hees hebben gekruist. Nihoul was actief bij de vrije zender Radio Activité, gelegen boven het zwembad waar Christine Van Hees wekelijks kwam zwemmen. In het oude dossier zit een nooit geëxploiteerde getuigenis lastens Nihouls stamcafé Le Dolo. Getuigen hebben het in 1984 ook over een vriend van Christine Van Hees die met een Amerikaanse wagen rijdt met een arend op de motorkap. Nihoul reed met zo’n wagen.
Francis H., de kompaan waarmee Marc Dutroux in die tijd op schaatsbanen meisjes ging lastig vallen – onder meer Michelle Martin – was destijds actief bij een vrije zender: Radio Arc-en-Ciel in Schaarbeek . Daar werkte ook ene Philippe M., wiens naam werd teruggevonden in het persoonlijke telefoonboekje van Christine Van Hees. Het meisje zou geregeld hebben gespijbeld om tijd met hem door te brengen. H. en Dutroux gingen eind 1983 vaak schaatsen op de Poseidon in Woluwe. Christine Van Hees kwam daar wekelijks. “Allemaal toeval, België is een klein land,” denken de speurders vandaag. In Neufchâteau aanziet men het als vaststaand feit dat Dutroux en Nihoul elkaar pas in 1995 leerden kennen.
Veertien jaar na datum is het de poetsvrouw die centraal staat in de ultieme zoektocht van onderzoeksrechter Damien Vandermeersch. Via het programma Oproep 2020 wendden de speurders zich gisteravond tot mogelijke andere getuigen. Iemand zag vanaf de VUB-campus een met hakenkruisen getooide jongeman uit de richting van de oude kwekerij weglopen. Noch hij noch de blonde jongen is ooit geïdentificeerd. “Als iemand ons zou kunnen helpen om hen terug te vinden, zou dat een grote stap vooruit kunnen zijn,” zegt Vandermeersch. Het wordt op het Brusselse parket niet met zoveel woorden gezegd, maar de motivatie om na al die jaren nog energie te investeren in dit onderzoek – en dan met name in de piste van de vermeende “kennissenkring” – vloeit bijna uitsluitend voort uit de vele mythes die er rond zijn ontstaan. Het lijkt alsof dit de hamvraag geworden is: wie heeft Christine Van Hees niet vermoord?
Bron » De Morgen | Douglas De Coninck | 1998