Het verhaal van Nathalie W.
“Nathalie werd gebruikt om andere X’en ongeloofwaardig te maken”
Indien X1 vandaag aangeschoten wild is geworden voor een deel van de pers, politiediensten en magistratuur, dan komt dat vooral doordat het parket in Neufchâteau niet zo beste ervaringen heeft met sommige andere getuigen. Heel wat enquêteurs zijn het gewoon spuugzat om nog langer de rol van therapeut op zich te nemen. En misschien is dat niet eens onbegrijpelijk.
Marc Dutroux werkt in opdracht van Yasser Arafat, Louis Tobback en de gewezen Amerikaanse president Georges Bush. Deze laatste heeft een sleutel van de voordeur van het huis van Dutroux in Marcinelle. Loubna Benaïssa is op verzoek van Paus Johannes Paulus II in mootjes gesneden en naar het Vaticaan gebracht in de vorm van hondenvoer. Niet waar, laat een Russische piloot door bemiddeling van de Rwandese consul in Brussel weten. Zijn contactpersoon op de Verenigde Arabische Emiraten heeft hem foto’s laten zien.
Het is niet altijd duidelijk wat politiediensten in verschillende delen van het land er eind 1996 toe aanzet om deze nonsens de vorm van een proces-verbaal te geven. De sfeer is in die dagen een van: álles zou wel eens waar kunnen zijn. In politiekringen gaan de gruwelijke verhalen over de getuigen van Neufchâteau van mond tot mond.
Het verhaal van die getuigen begint vóór de zaak-Dutroux zelf. Op 6 juli 1996 stapt ene Nathalie W. de burelen van de Brusselse BOB binnen. Haar klacht gaat over seksueel misbruik vanaf haar kinderjaren door haar vader. Al snel blijkt dat dit meer is dan een gewoon incestverhaal. Nathalie wordt van kindsbeen af uitgeleend aan andere mannen. Als grote boosdoener wijst ze ‘Vincent’ aan, haar pooier. Het feit dat Nathalie W. reeds in de maand juli aan het getuigen is, plaatst haar in de ogen van het parket van Neufchâteau boven elke verdenking. Op 5 september 1996 wordt Nathalie de allereerste “getuige” in wat zal uitgroeien tot een kluwen van nevendossiers in Neufchâteau.
Naarmate de verhorenvorderen, komen er verhalen boven over zwarte missen, babyoffers en satanische rituelen. Het heeft er in die eerste weken alle schijn van dat “het netwerk” het deze getuige niet bepaald in dank afneemt dat ze naar Neufchâteau is gestapt. Nathalie W. is altijd bereikbaar. Ze heeft telefoon, gsm en sema-digit. Er gebeuren vreemde dingen. Om de haverklap komen er anonieme telefoontjes, onder meer een ongevraagde oproep van de wekdienst van Belgacom. Even bizar is een telefoontje, afkomstig van de op dat ogenblik gesloten ambassade van Japan. Is Nathalie W. een geniale telefoonhackster of wordt ze echt bedreigd? De BOB laat de oproepen natrekken, maar blijft met veel vragen zitten.
Fantasie
Op 14 oktober 1996 wordt Nathalie bedreigd op een parking in Bettincourt. Via de pers wordt een robotfoto verspreid van de door Nathalie beschreven dader. Ze wordt nog eens bedreigd, op de ring rond Brussel te Anderlecht. Wekenlang wordt onderzoek verricht naar de vermeende aanranders, maar dat leidt enkel tot een toenemend vermoeden dat de aanrandingen alleen hebben bestaan in de fantasie van de getuige.
De speurders staan er ook van te kijken wanneer Nathalie haar arm toont. Daarin staat een V. gekerfd. Dat heeft Vincent gedaan, zegt ze. De verhoren verlopen niet echt vlot meer. Bij de minste allusie op een kasteel of een seksfuif krimpt Nathalie in elkaar of begint ze met haar hoofd tegen een muur te bonken. Drie rijkswachters en een psycholoog moeten haar op 12 december tijdens een verhoor overmeesteren en tot bedaren brengen.
Nathalie bouwt een vertrouwensrelatie op met BOB’er Theo Vandyck en blijft verder – met vallen en opstaan – getuigen. Er duiken opmerkelijke dingen op in haar verklaringen. Nathalie herkent de pooier van X1 (T. uit Borgerhout) op foto en weet hoe hij heet. Ze haalt ook de moeder van X4 uit een reeks foto’s. Eind januari wordt Vandyck geveld door een hersenbloeding. Nathalie krijgt andere ondervragers: Philippe Pourbaix en Baudouin Dernicourt. De toon tijdens de ondervragingen slaat om. Pourbaix windt er geen doekjes om: hij gelooft geen sikkepit van wat ze beweert. Nathalie reageert op haar manier. Ze overhandigt de BOB een uitnodiging voor een offerfeest op een blad vol bloedplekken en haren.
De naam van Nathalie staat in bloed geschreven. De speurders nemen niet eens de moeite om na te trekken waar het feest kan plaatshebben. Voor hen staat het, ook zonder analyse, als een paal boven water dat Nathalie de brief met haar eigen bloed heeft geschreven. De sfeer wordt vijandig. Eind januari beschrijft Nathalie, onder hypnose, een rituele moord op een baby. “Nathalie heeft haar hypnose gemanipuleerd”, besluiten de BOB’ers zonder meer. In de verhalen van Nathalie duiken anderzijds steeds meer tegenstrijdigheden op. In februari 1997 geeft ze toe dat de ‘Vincent’ waarover ze het heeft, eigenlijk ‘Claudio’ heet… Een BOB’er stelt een pertinente vraag: waarom kerfde Claudio een V in haar arm en geen C?
Begin februari komt Nathalie W. in contact met kinderrechtenactiviste Marie-France Botte. Die verwelkomt haar als een geschenk uit de hemel. Botte is zwaar onder vuur komen te liggen in de Franstalige pers, onder meer omdat zij na de zaak-Dutroux onder het licht van tv-camera’s het gerechtsgebouw van Neufchâteau binnenstapte met de belofte “een lijst met namen” te overhandigen aan procureur Bourlet. Inmiddels is duidelijk dat Botte die dag niet eens een papiersnipper heeft meegebracht.
“Marie-France zag mij als de wandelende lijst”, zegt Nathalie nu. “Via mij hoopte ze haar belofte alsnog waar te maken.” Botte pleegt enkele telefoontjes met de BOB. Een wild plan krijgt vorm. Marie-France Botte zal Nathalie W. verhoren en daarover rapporteren aan de BOB. Tijdens het weekeinde van 13 en 14 februari 1997 trekken de twee vrouwen samen naar een hotelletje in Ovifat, in de Oostkantons. Het doel bestaat erin daar tot “een chronologie van het leven van Nathalie W.” te komen. Het wordt zonder meer een catastrofe.
Marie-France Botte keert naar Brussel terug met iets totaal anders dan een biografie. Wat ze de BOB wel kan overhandigen is een indrukwekkende lijst van namen. Zowat de helft van ’s lands bouwpromotoren, politici en bekende Belgen worden in het rapport-Botte tot pedofiel gebombardeerd. “Het was erg, heel erg”, blikt Nathalie W. zelf terug. “Marie-France gedroeg zich tijdens dat weekeinde als een echte detective in plaats van de steunende vriendin naar wie ik zo opkeek. Ze wilde steeds maar namen uit mij persen. Ik wilde haar niet teleurstellen. Op een bepaald ogenblik noemde ik een zekere ‘François-Xavier’. Marie-France noteerde: Francois-Xavier de Donnea. Ik corrigeerde haar. Nee, het was niet de Donnea! ‘Kom, kom’, onderbrak ze mij, ‘er zijn toch geen achtenzestig François-Xaviers in dit land?’.”
De lijst
Wanneer Marie-France Botte de lijst overhandigt aan de BOB ziet ze zich verplicht er enige toelichting bij te verschaffen. Ze geeft de speurders de raad er niet de minste aandacht aan te schenken. Het verhaal dat Botte op 15 februari tegenover de BOB over het weekendje doet, wordt dé dijenkletser van dossier 96/110. Op zondagavond, vertelt Botte, is Nathalie plots spoorloos verdwenen uit haar hotelkamer.
Botte ontvangt tijdens Nathalies afwezigheid op haar hotelkamer twee telefoontjes. De hoorn wordt neergelegd van zodra Botte haar naam zegt. Wanneer Nathalie enkele uren later terug in het hotel aankomt, heeft ze verwondingen aan het hoofd. Ze legt uit dat ze die avond op haar sema-digit de volgende oproep heeft ontvangen: 75834970. Dat is een code die ze met “Claudio” heeft afgesproken. De eerste vier cijfers hebben betrekking op Nathalie zelf, de laatste vier op de postcode van de gemeente waar ze onmiddellijk naartoe moet en zich naar het station moet begeven: 4970. Nathalie is als de weerlicht per taxi naar het station van Verviers gereden, waar ze Claudio heeft ontmoet. Claudio slaat haar bont en blauw.
Nathalie heeft een klein detail over het hoofd gezien. De postcode van Verviers is niet 4970, maar 4800. De BOB’ers vinden een taxichauffeur die Nathalie die avond doelloos heeft zien rondwandelen aan het station van Verviers. De anonieme telefoons die Marie-France heeft ontvangen, blijken afkomstig uit een telefooncel aan de overkant van het station van Verviers. Vanaf deze dag is het onderzoek er enkel nog op gericht Nathalie te ontmaskeren als leugenaarster.
Familie, ex-vriend en buren worden door de BOB ondervraagd. Het beeld dat daarbij van de vrouw naar voren komt, is weinig verheffend: gepatenteerde leugenares, mythomane, geobsedeerd door een hunkering naar aandacht… In de pers groeit de 31-jarige vrouw uit tot een nieuw symbool van het “ontsporen” van de onderzoeken in Neufchâteau. Nathalie W. zou ook nog haar eigen medische dossiers hebben vervalst en haar eigen bedreigingen hebben geëensceneerd. De kranten vermelden gretig hoeveel gevangenisstraf ze riskeert.
Inmiddels heeft Nathalie W. een advocaat. Het is meester Laurent Arnauts, de raadsman van de familie Benaïssa. “Mijn cliënte heeft fouten begaan, dat staat vast”, zegt hij. “Maar laat ons alsjeblief niet vergeten dat we hier te maken hebben met een slachtoffer. Volgens mij is ze wel degelijk een bron van informatie. Eens haar vaste ondervrager ziek werd, is alles fout gelopen. Zijn opvolgers zijn deze zaak gaan behandelen als een doordeweeks geval van oplichting.
De vraag is of de enquêteurs het er met hun gedrag niet naar gemaakt hebben. Volgens mij was het destabiliseren van Nathalie de perfecte context waarmee bepaalde onderzoekers de val van alle X’en wilden voorbereiden. Ik kan aantonen dat de BOB’ers vroegere kennissen van haar hebben bewerkt om ze tot lasterlijke verklaringen te brengen. Ik heb daar een uitgebreid verslag van opgesteld en heb dit opgestuurd naar onderzoeksrechter Langlois. Ik wacht nog steeds op een antwoord.”
Autodestructie
In een ultieme poging de geloofwaardigheid van Nathalie W. te redden, deed Arnauts in het voorjaar van 1997 een beroep op de Brusselse psychiater Marc Reisinger. Dat draaide even anders uit. Reisinger velde een vernietigend oordeel over Nathalie. Volgens hem lijdt ze aan “pathomimie, een ziekelijke drang tot fabuleren”. Reisinger gaat nog een stap verder en schrijft op 24 april 1997 in zijn rapport: “Het is niet uitgesloten dat zij liegt in opdracht van iemand anders.”
Wat mag dat betekenen? “Mijn hypothese is dat Nathalie gestuurd is door mensen die het hele onderzoek-Neufchâteau willen saboteren. Ik kan best aannemen dat een getuige onder druk komt te staan en vreemde dingen doet, maar wat we in dit dossier hebben zien gebeuren, tart elke verbeelding. Het lijkt wel alsof ze doelbewust een strategie volgt om het begrip ‘getuige over pedofilienetwerken’ voor eens en voorgoed te associëren met ‘waanzin’.”
Reisinger vertelt nonsens, repliceert Arnauts. “Die man had twee ontmoetingen van amper drie kwartier met Nathalie. Voor het overige staat zijn rapport vol elementen die veel met roddel, maar weinig met psychiatrie te maken hebben. Er is iets wat vele mensen niet begrijpen over slachtoffers van seksueel geweld. Men vergeet soms dat die mensen kapotgemaakt zijn. Normaal zou men, als men ontdekt dat een getuige gaat raaskallen, het onderzoek gewoon moeten stopzetten. Maar nee. Deze BOB’ers gingen door om haar compleet te vernietigen.”
Vorige zaterdag zocht Nathalie W. contact met ons. Ze vertelde ons dat ze al die maanden, ook toen het onderzoek nog liep, contacten bleef onderhouden met de geheimzinnige “Claudio” en andere leden van “het netwerk”. Wat later kwam er een ander, nog onwaarschijnlijker verhaal: “X1 liegt. Niet zij, maar ik was in de Champignonnière. Ik heb alles gezien…”
Sinds augustus 1997 heeft Nathalie W. Yves De Keyser als psycholoog. “Ik denk dat Nathalie aan een vorm van autodestructie lijdt. Ik ben er zeker van dat ze het slachtoffer werd van zwaar seksueel geweld. Maar met dit nieuwe verhaal wist ze op voorhand dat ze zichzelf compleet ongeloofwaardig zou maken. Het is allemaal zo complex. Ik kan hier maar één les uittrekken: de therapeut die Nathalie er destijds toe heeft aangezet om te gaan getuigen voor het gerecht, heeft geen goede zet gedaan. Ik vrees dat ze er nog geschondener uitkomt dan ze al was.”
Bron » De Morgen | Annemie Bulté & Douglas De Coninck | Januari 1998