Overzicht

Getuige Natalie W.

Inleiding: 10 Juli 1996

De IJzeren Kruisstraat in Brussel, nog voor de uitbarsting van de zaak-Dutroux. Ze is de eerste en zeker niet de laatste, de bleke jonge vrouw uit Hannuit die de lokalen van de BOB binnenstapt. Nathalie W., bijna dertig, richt zich tot de eerste wachtmeester, Theo Van Dijck.

De dochter van de rijke gepensioneerde bediende van de wapenfabriek FN wendde zich al eens tot het gerecht in januari van 1996. Toen stuurde de Brusselse gerechtelijke politie haar resoluut wandelen. De vrouw verklaart dat ze al vanaf haar 4 jaar door haar vader werd misbruikt. Later werd ze ook door hem uitgeleend aan andere. Een pooier, een onbekende, bemiddelde.

Hij gaf haar zomaar weg aan families, rijke families. Dit alles vond steeds plaats in de regio van Namen of Dinant en daar waren vaak dezelfde lieden, Michel, Jean-Michel, Pierre, Gérard. En een prins. Ze misbruikten het meisje, avonden lang samen met andere meisjes. Ze gebruikten brandende kaarsen en scharen. Ze raakte verscheidene keren zwanger en onderging elke keer weer een abortus in een kliniek in Eigenbrakel.

De vrouw is bereid om het kasteel te tonen waar ze regelmatig misbruikt werd met andere kinderen. De rijkswachter, Theo Van Dijck, gelooft zijn ogen niet als hij inderdaad het kasteel kan terugvinden en dat de beschrijving klopt die Nathalie W. had gegeven. Een navraag leert de rijkswachter dat het kasteel inderdaad toebehoort aan een adellijke familie.

Het verhaal

15 februari 1997, Ovifat, Duitstalig België. Aan de receptie van het sjieke Domaine des Hautes Fagnes zit de receptionist met nachtdienst gebogen over een kruiswoordraadsel. Er is geen sneeuw, dit jaar. Toeristen zijn er nauwelijks. Om twee uur ’s ochtends strompelt wel nog iemand het hotel binnen, een nerveuze jonge vrouw met een gezwollen gezicht. De receptionist heeft haar anderhalf uur eerder zien buitengaan. Ze begeeft zich meteen naar haar kamer.

“Nathalie! Waar zat je?”
“Het netwerk heeft me opgeroepen, via de semafoon. Marie-France, zo doen ze het altijd! Ze tikken de postcode in van een gemeente en daar wachten ze dan op mij aan het station. Dit keer was het 4970. Verviers. Het was al bijna middernacht. Ik heb een taxi genomen.”
“Wat is er met je gezicht?”
“Claudio… Hij heeft me geslagen. Hij wilde weten hoe het staat met het onderzoek. Ze waren met z’n drieën. Claudio sloeg me, maar ik heb niks gezegd.”
“En toen?”
“Toen hebben ze me laten gaan.”

Marie-France Botte weet niet goed wat ze ervan moet denken. Er zijn vreemde dingen gebeurd, die avond. Even na middernacht rinkelde in haar kamer twee keer de telefoon. Er werd niets gezegd, alleen ingehaakt. Toen ze ging kijken in de kamer van Nathalie, bleek die leeg. “Heb jij me daarstraks gebeld?”, vraagt ze. Nathalie schudt het hoofd en begint te huilen.

Marie-France Botte bevecht al jaren de kinderprostitutie in Thailand. Dat heeft haar roem, erkenning en zelfs de verheffing in de adelstand opgeleverd. De Belgische publieke opinie leert haar pas echt kennen in augustus 1996. Ze is rad van tong, zegt precies die dingen die België wil horen en trekt van tv-studio naar tv-studio. Op de rekeningen van de Opérations Marie-France Botte stroomt meer geld binnen dan ze kan besteden. Een deel van dat geld, 545.183 frank om precies te zijn, ging naar steun en opvang voor Nathalie W. “Voor Botte is de 28-jarige vrouw niet alleen een welgekomen uitgavenpost, maar ook een retroactieve bron van informatie. Lichtjes overmoedig heeft de barones in september 1996 staan pochen dat ze beschikt over ‘een lijst’ met klanten van Dutroux. Met de camera’s op zich gericht, stapte ze met die belofte het justitiepaleis van Neufchâteau binnen. Pas later verklaart procureur Bourlet dat Botte hem nooit wat voor lijst ook heeft overhandigd.

Marie-France Botte ontmoette Nathalie W voor het eerst in december. Ze was een en al oor toen ze besefte dat het hier ging om een van die getuigen van Neufchâteau, waar iedereen zo geheimzinnig over deed. Ze hoorde haar uit over het onderzoek en beloofde te zullen helpen waar ze kon. Dat kon. Blijkbaar had Botte ook bij de Brusselse BOB aanbidders. “Toen ik daar op het laatst kwam, hing daar een gigantische affiche van Marie-France”, zegt Nathalie W later. De reden waarom de twee vrouwen het Valentijnsweekeinde samen doorbrengen in Ovifat is vrij bijzonder. Marie-France Botte zou Nathalie W ondervragen. “Doet ze moeilijk? Laat haar maar aan mij over”, had ze tegen de speurders gezegd. Vrouwen onder elkaar, dat ging beter. En ja: na afloop zou ze een verslag opstellen voor de BOB. Een lijst.

Wanneer Botte op 17 februari 1997 bij de BOB langsgaat, is haar boodschap weinig hoopgevend: “Dat mens is zo gek als een achterdeur.” Een kleine dosis simpele logica bracht Botte al een eind vooruit. 4970, de postcode waarmee Nathalie door ‘haar pooier Claudio’ naar het station van Verviers werd geroepen via de semafoon, was het postnummer van Stavelot. Waarom ging Nathalie dan aan het station van Verviers staan? BOB’er Philippe Pourbaix gaat enthousiast verder speuren en vindt de taxichauffeur terug die Nathalie die nacht voor het hotel heeft opgepikt. Ze wilde inderdaad naar de trein, maar aangezien er in Stavelot noch Malmédy een station is, was het Verviers geworden, zo herinnert de chauffeur zich. “Ze heeft me nog gevraagd wat de postcode van de regio was”, zegt hij nog.

Volgens de taximan die haar naar het hotel terugbracht, bleef Nathalie een uur lang doelloos rondwandelen aan het station van Verviers. Ze was de hele tijd alleen. Gewond was ze niet, toch niet aan haar gezicht. Blijkbaar heeft Nathalie zichzelf net voor haar terugkeer in het hotel wat meppen toegediend. De BOB’ers trekken de herkomst na van de telefoontjes die Marie-France Botte in haar hotelkamer ontving. Ze werden beide gepleegd vanuit de openbare telefooncel recht tegenover het station van Verviers. Ook voor het biepje per semafoon en de blauwe plekken op haar gezicht heeft Nathalie W zelf gezorgd, blijkt later. Wanneer het dossier ‘Moulin’ op 25 april 1997 wordt afgesloten, is Nathalie onder de speurders een voorwerp van spot.

Aanvankelijk wordt de getuigenis nochtans beschouwd als belangrijker dan wat dan ook. Nathalie was een X avant la lettre. In februari 1996, een half jaar voor de zaak-Dutroux, is ze samen met haar therapeute al naar een inspecteur van de Brusselse GP getrokken. Ze vertelde over haar vader, die haar voor het eerst verkrachtte toen ze zes was. Later, zegt ze, leende hij haar op feestjes in villa’s in en rond Waterloo uit aan vrienden en familieleden. Het verhoor is geëindigd met een zucht van de GP’er: “Dit kan ik niet opschrijven.”

Nathalie was boos weggelopen, zonder de verklaring te ondertekenen. Vier maanden later had ze meer succes. Na een toevallige ontmoeting met haar therapeute, namen de Brusselse BOB’ers Joël Gérard en Théo Vandyck wel de tijd om te luisteren. Op 6 juli 1996 stelden ze een uitvoerig proces-verbaal op, waarin Nathalie de contouren schetste van het netwerk dat haar jarenlang misbruikte. Er volgde een lange opsomming van namen en voornamen – vooral voornamen. Toen ze tien was, vertelde Nathalie, emigreerde haar vader naar Spanje en leverde hij haar af bij ene Vincent, veertig jaar, 1,90 meter groot. Hij nam haar als prille tiener mee naar seksfeesten in kastelen in Waals- en Vlaams-Brabant. Drie keer is ze zwanger geweest – één keer van haar vader – drie keer volgde een abortus.

Later zal er discussie ontstaan of Nathalie die dag écht gesproken heeft over ‘Mick uit Brussel’. Zeker is wel dat het na de arrestatie van Michel Nihoul een kwestie van dagen is voor alle stukken rond Nathalie W worden overgemaakt aan het parket van Neufchâteau. “Het was Joël die me belde met de vraag of ‘Mich’ Nihoul was. Ja, zei ik. Ik had hem onmiddellijk herkend op tv. Ik zag hem niet als de belangrijkste persoon. Hij was erbij in de periode van de Atrebatenstraat, toen ik vijftien à zestien jaar was. Dat was alles.” Bij Nathalie W verlopen de verhoren nog moeizamer dan bij de X-getuigen. De stiltes duren nog langer, om de haverklap geeft ze te kennen dat het ‘niet meer gaat’. Soms verliest ze zich in doelloos gestamel, wordt ze hysterisch en verklaart ze dat wat ze eerder zei verzonnen is. “Je moest geduld hebben met haar”, vergoelijkt Théo Vandyck later. “Maar als je ziet wat zij ons in een vroeg stadium van het onderzoek allemaal kon vertellen, dan weet je: zij kent het milieu dat ons toen zo interesseerde door en door.”

Begin september 1996 praat Nathalie W voor het eerst over de vroegere privé-club in de Atrebatenstraat in Etterbeek. Het is inderdaad een adres waar Nihoul vaste klant is geweest. “Het was een ontmoetingsplaats voor de daders”, zegt Nathalie. “Ik heb er nog andere kinderen gezien.” Nathalie wijst een van de vaste klanten van The Dolo aan, waarvan de speurders later ontdekken dat die te maken heeft met een reisbureau dat bekend staat vanwege seksreizen naar Thailand. Lang voor de media daarover berichten, identificeert ze enkele andere klanten en wijst ze hun villas aan. Ze meent ook Bernard Weinstein ooit te hebben gezien in The Dolo. Later heeft ze het over een adres in Etterbeek waar ze zegt verkracht te zijn. Het gebouw in de Dietrichstraat blijkt bij de politie van Etterbeek een slechte reputatie te hebben vanwege zedenfeiten.

In een van haar verklaringen vermeldt Nathalie W ook leden van de familie de Borchgrave als intieme vrienden van Vincent – of hoe die ook mag heten. De speurders letten er niet op, en Nathalie W schijnt het zelf niet te weten, maar de bewuste familie is in het begin van de jaren negentig zwaar in opspraak gekomen doordat een van haar telgen in het huwelijk trad met een jonge joods-Amerikaanse. Na de scheiding en haar terugkeer naar de VS schreef zij een boek over haar belevenissen. Sheri Heller, alias barones Sheri de Borchgrave, portretteerde het deel van de Belgische adel dat ze zelf te zien kreeg als extreem pervers. Tijdens haar jaren in België, zegt ze, werd ze door haar man meegetroond van seksfuif naar seksfuif, was ze getuige van incest en werd ze verplicht tot echangisme. Ze kreeg van haar tijdelijke familieleden onder taboes beladen verhalen te horen over een erg jong dienstmeisje dat tijdens een van de feestjes de dood had gevonden. Het zou kunnen dat Nathalie W daar ooit iets van opgevangen heeft, maar erg evident is dat niet. De familie de Borchgrave liet het boek destijds meteen uit de handel nemen.

Velen zijn geneigd Nathalie te geloven, wanneer zij in de eerste weken beweert dat ‘het netwerk’ het onderzoek op de voet volgt. Nathalie beklaagt zich over bedreigingen en anonieme telefoontjes. Op 14 oktober 1996 dient een onbekende man haar klappen toe op een parking langs de autosnelweg in Bettincourt. Op basis van haar beschrijvingen wordt een robotfoto verspreid, wat ertoe leidt dat Nathalie Jean-Louis Delamotte herkent op foto – de partner van Nihoul in het autobedrijf Asco. De speurders merken dat iemand met een mes een ‘V’ in haar arm heeft gekerfd. Een aandenken van Vincent, zegt Nathalie. Ook hij is haar komen afraden om nog verder te getuigen.

Er volgt nog een tweede incident op een autoweg, dit keer op de Brusselse Grote Ring. Een man in een groene wagen heeft haar van de weg trachten af te rijden, heet het. Even wordt een verband gelegd met een klacht van de Luikse procureur-generaal Anne Thily. Zij zegt in oktober 1996 te zijn achtervolgd door een groene wagen. Marie-France Botte deelt in de klappen. Een man wachtte haar voor haar woning op en trachtte haar te wurgen. Het Brussels parket opent een apart dossier rond deze bedreigingen en aanslagen, maar dat zal na iets meer dan een jaar zonder gevolg worden afgesloten.

Drie rijkswachters en een psycholoog moeten Nathalie W op 12 december tijdens een verhoor overmeesteren en tot bedaren brengen. Het is het begin van een reeks verhoren over extreem seksueel sadisme, rituele babymoorden en iets wat verdacht sterk lijkt op zwarte missen. Het is de periode waarin sommige speurders zich in alle ernst het hoofd breken over geheime, satanische genootschappen waar Dutroux en Weinstein banden mee zouden hebben.

Op 16, 23 en 30 januari 1997 wordt Nathalie W in de verhoorkamer onder hypnose gebracht door dokter Mairlot, een specialist terzake. Het onderzoek wordt er niet minder chaotisch op. “Het bloed van de baby wordt vermengd met dat van het geslachte schaap (…). Ze verbranden de baby en het schaap, en iedereen vrijt met iedereen (…). Het monster is vertrokken. Ze rukken het hart van de baby uit. Aan het eind van deze sessie verklaart Nathalie dat ze de indruk heeft dat ze het spektakel vanuit verschillende invalshoeken zag, alsof zijzelf in meerdere persoonlijkheidsvormen aanwezig was. Als er ook maar een deel klopt van wat zij ons vertelt, dan is het perfect normaal dat dat op deze manier gebeurt”, bezweert Théo Vandyck zijn collega’s.

Sommige onderzoeksgegevens zijn niet te reconstrueren. Even fel als ze er later van worden beschuldigd hun getuigen te hebben ‘geholpen’, houden Vandyck en zijn collega’s tot vandaag vol dat ze er rigoureus over waakten dat de X-getuigen via hen niets maar dan ook niets te weten konden komen over hun geestelijke zusjes. Als dat klopt, blijven enkele kleine gegevens uit het dossier 110/96 vragen oproepen. Begin november 1996 wordt Nathalie een hele collectie foto’s voorgelegd van mannen en vrouwen. De foto van X1 zegt haar niets, maar ze haalt er wel een andere uit: “Dit is Anthony, een vriend van Nihoul.” De aangewezen foto is die van Tony V. Later haalt Nathalie W ook de moeder van X4 uit een reeks foto’s en noemt ze die ook correct bij de voornaam. Omgekeerd wordt Nathalie W als slachtoffer herkend door zowel X1 als X4. X1 herkent dan weer de foto van de vader van Nathalie.

Eind januari, kort na het meest schokkende van de drie hypnoseverhoren, wordt Théo Vandyck geveld door een hersenbloeding. Hij was de enige politieman die Nathalie W volledig vertrouwde. Nu nemen Philippe Pourbaix en Baudouin Dernicourt de rol van ondervragers over. Zij hebben kort daarvoor in een verbazend snel tempo het vermogensonderzoek rond Marc Dutroux afgerond. Pourbaix windt er geen doekjes om: hij gelooft geen sikkepit van wat Nathalie W beweert. Nathalie reageert op haar manier. Ze overhandigt de BOB een uitnodiging voor een ‘offerfeest’ op een blad vol bloedplekken en haren. Haar eigen naam is geschreven met bloed. De speurders nemen al niet meer de moeite om na te trekken waar het feest kan plaatshebben. Voor hen staat het als een paal boven water dat Nathalie de brief met haar eigen bloed heeft geschreven – wat later overigens blijkt te kloppen.

Nathalie W kan het helemaal niet goed verkroppen dat men haar van de ene dag op de andere voor een gekkin aanziet. De stoppen slaan door. Claudio, Vincent, de prins… Nu eens omschrijft Nathalie W de een als rechterhand van de ander, dan weer zijn Vincent en de prins één en dezelfde persoon. Dan weer Claudio en Vincent. “Hoe verklaren we dan de ‘V’ die in haar arm is gekerfd, indien nu blijkt dat deze persoon niet Vincent heet?”, schrijft BOB’er Pourbaix op 10 maart 1997 in een rapport waarin hij brandhout maakt van de getuigenis.

Dat Dernicourt en Pourbaix het spuugzat zijn, is ergens begrijpelijk. Op 18 maart hebben ze van een vriendin van Nathalie vernomen dat die de beschreven kastelen vooraf is gaan verkennen. Ze is zelfs bij het kantoor voor toerisme enkele foldertjes gaan ophalen. Of het klopt wat derden over Nathalie W vertellen, is Dernicourt en Pourbaix nauwelijks een zorg. “Zij heeft aan een getuige bekend dat ze haar eigen medisch dossier heeft gestolen”, klinkt het op 10 maart. Nathalie W ‘bewees’ eerder dat ze ooit zwanger was aan de hand van een echografie. De twee BOB’ers melden nu dat de naam van de patiënt van de foto is weggeknipt en dat dit vast niets anders kan betekenen dan dat Nathalie de boel heeft vervalst.

Op 17 maart 1997 doet Nathalie haar beklag tegenover ‘Philippe’ – ook tegenover BOB’er Pourbaix stapt ze niet af van haar vaste gewoonte om iedereen bij de voornaam aan te spreken.

“Met Théo ging het helemaal anders. Hij vertrouwde me.”
“Laat ons dan op een of andere manier zien dat je niet aan het liegen bent. Bel die Claudio van jou eens op.”
“Nee.”
“Komaan. Je hebt ons drie telefoonnummers van Claudio gegeven. Bel hem dan op, nu, hier.”
“Ik wil niet. Mijn vertrouwen in jullie is weg. Ik stop ermee.”

In het verslag dat Philippe Pourbaix achteraf over dit onderhoud met Nathalie maakt, verduidelijkt hij dat hij de drie zogenaamde telefoonnummers van Claudio vooraf heeft nagetrokken, en vaststelde dat zij niet bestonden.

“De houding die de speurders zich in dit dossier hebben aangemeten is op zijn minst twijfelachtig”, zegt advocaat Laurent Arnauts, de raadsman van Nathalie. “Nathalie heeft het hen lastig gemaakt, zoveel is zeker. Maar omgekeerd is dat nog meer het geval.” Therapeut Yves de Keyser, die Nathalie W een tijdje in behandeling had, beschrijft haar als een getraumatiseerde vrouw die haar verleden van seksueel misbruik nooit verwerkte. “Ze was eigenlijk niet klaar om ermee naar het gerecht te stappen. Ze kon de dingen die ze meemaakte niet helder zien.”

Nathalie W zelf heeft er geen problemen mee om toe te geven dat ze soms spelletjes speelde. “In Ovifat ben ik inderdaad door niemand bedreigd”, zegt ze. “Maar de weergave van de feiten door Marie-France was ook eenzijdig. We hadden zogezegd alle tijd van de wereld. Wel, voor Marie-France kon het niet snel genoeg gaan. Het was Valentijn. Haar vriendje zou zondagavond overkomen uit Brussel. Ik was plots het derde wiel aan de wagen. Tijdens ons laatste gesprek keek ze de hele tijd op haar klok. Ik moést en zou namen noemen. Nu, meteen. Het werd een puinhoop. Er was iemand van wie ik me meende te herinneren dat hij Deridder heette of zoiets. Ze vroeg me of hij een blauw pak droeg. Dat zou kunnen, zei ik. Voilà, dat werd dan rijkswachtgeneraal Willy De Ridder. Naar mijn protest luisterde ze niet eens. Hetzelfde gebeurde met François-Xavier, een dader van wie ik alleen deze voornaam kende. ‘Zozo’, zei Marie-France: ‘De burgemeester van Brussel.’ Ik riep nog dat het helemaal niet om de Donnéa ging, maar ze had blijkbaar geen zin om te schrappen.”

Marie-France Botte, zo blijkt later, heeft met haar vriend in Ovifat voor rekening van de vzw voor vele duizenden franken wijn geconsumeerd en er ook nog een compleet ‘gastronomisch weekeinde’ doorgedraaid. “Ik was geschokt”, zegt Nathalie W. “Ik zat erdoor, hoopte op een avondje nakaarten. Toen die vriend kwam, wou ik daar onmiddellijk weg, om het even hoe. Ik wou inderdaad de trein nemen naar Brussel, maar die was al weg.” Andere ‘onthullingen’ over de wijze waarop ze het onderzoek zou hebben vervalst, wuift Nathalie W weg. “Die echografie was wel degelijk van mij. Ik heb die inderdaad gestolen in het ziekenhuis van Braine-l’Alleud, anders had ik die nooit in mijn bezit gekregen. Nee, mijn naam staat er niet op. Maar in die tijd was abortus nog verboden en was het overal de gewoonte om de naam van de patiënt weg te knippen. Anders riskeer den die artsen een gevangenisstraf. Als de speurders nu doen alsof ze dat niet weten, zijn ze van kwade wil.”

Laurent Arnauts stelt voor om een beroep te doen op een psychiater. Dat wordt Marc Reisinger, die later op de voorgrond zal treden als de pleitbezorger bij uitstek van Regina Louf. Na vijf consultaties, samen goed voor vijf uur gesprekken, levert Reisinger een rapport af dat echter zonder meer vernietigend is voor Nathalie. Volgens hem lijdt ze aan ‘pathomimie, een ziekelijke drang tot fabuleren’. Hij sluit zelfs niet uit dat Nathalie W is ‘gestuurd’ om alles in het honderd te doen lopen. Het rapport is waardeloos, repliceert Arnauts dan weer. “Reisinger had twee ontmoetingen van amper drie kwartier met Nathalie, een keer in het bijzijn van de speurders. Voor het overige staat zijn rapport vol elementen die veel met roddel, maar weinig met psychiatrie te maken hebben. Die man liet zich leiden door wat de speurders en enkele journalisten hem toen vertelden.”

Volgens Reisinger toont de reactie van Arnauts aan tot op welk punt hij ‘bedot’ is door zijn cliënte.”Men vroeg mij om me uit te spreken over de waarde van haar getuigenis, niet over de vraag of zij een slachtoffer was of niet. Het is ook niét zo dat ik mij op sleeptouw liet nemen door haar toenmalige ondervragers, zoals Arnauts beweert. Ik heb in een totale onafhankelijkheid kunnen werken.” Reisinger kan ook, de eigen administratie in de hand, aantonen hoe vaak hij Nathalie W op consultatie kreeg.

Begin maart 1997 start de BOB met het ondervragen van familie, ex-vriend en buren. Het beeld dat van Nathalie naar voren komt, is zoals te verwachten weinig verheffend: ze is een gepatenteerde leugenares, geobsedeerd door een hunkering naar aandacht… Haar moeder kleurt het beeld bij door haar af te schilderen als “een gevaarlijke mythomane die probeert mensen te vernietigen als zij hen iets kwalijk neemt”. Volgens haar zijn de beschuldigingen aan het adres van haar ex-man volledig uit de lucht gegrepen. Die stelling krijgt bijval van grootmoeder, broers en ex-vriend: dat Nathalie door haar vader lastig gevallen werd, is ondenkbaar. Schande. Twee mensen worden niet ondervraagd. Nathalie’s vader, over wie de Spaanse politie bij de aanvang van het onderzoek aan de speurders signaleerde dat ‘deze man beschermd schijnt te worden’. Ook zijn nieuwe echtgenote wordt niet ondervraagd. Zij zou Nathalie vanuit Spanje zorgelijk gecontacteerd hebben om te vertellen dat haar vader ‘opnieuw begonnen is’.

Toch zijn de meningen over Nathalie W helemaal niet zo eensluidend als uit de processen-verbaal moet blijken. Na het bezoek van deze speurders schrijven enkele vriendinnen – en zelfs haar grootmoeder – boze brieven aan Bourlet en Arnauts. Cécile Z., de levensgezellin van Nathalie, schrijft: “Pourbaix bleef maar herhalen dat alles wat Nathalie verklaarde geverifieerd was en dat niets klopte (…). Hij stelde me voor om de spullen van Nathalie te doorzoeken en zo mijn eigen onderzoek uit te voeren (…).” Aan het eind van haar brief schrijft Cécile Z., die zelf politieagente is, dat ze ook wel weet dat er in een gerechtelijk onderzoek harde bewijzen nodig zijn. “Maar beweren, zoals Pourbaix deed, dat Nathalie een fantaste is, een psychopaat, een mythomane en de grootste manipuleerster van de wereld, dat gaat echt te ver. Geloof me, dit zijn geen interpretaties, dit zijn de woorden die ik letterlijk gehoord heb.”

Ludmilla D., psychologe bij de stichting Opérations Marie-France Botte, schrijft dat zij meermaals getuige was van gesprekken waarbij de speurders er alles aan deden om hun getuige zo gek en gevaarlijk als mogelijk af te schilderen. “Volgens mij was dit opgezet spel en ging het om foutieve informatie, die niet alleen bedoeld was om het slachtoffer uit evenwicht te brengen, maar ook om haar minder geloofwaardig te maken tegenover haar omgeving.” Marie-France Botte is een persoonlijke vriendin van Dernicourt en zou met hem al voor het vertrek naar Ovifat enkele gesprekken hebben gevoerd over Nathalie W Botte staat in die periode ook in nauw contact met Marc Reisinger.

In wat voor klimaat het onderzoek na de hersenbloeding van Vandyck verloopt, blijkt misschien nog het duidelijkst uit het relaas van Marie-Christine M., de buurvrouw van Nathalie. Op 19 maart 1997 komt er een rijkswachter langs die haar waarschuwt dat Nathalie ‘gevaarlijk kan zijn’ en dat ze haar kinderen zeker niet met haar moet alleen laten. De rijkswachter zegt dat hij dit weet ‘van de BOB van Brussel’. Wanneer Marie-Christine M. enkele dagen later een telefoontje krijgt van Pourbaix, neemt ze het gesprek op.

Pourbaix geeft op het bandje toe dat hij de rijkswachter gevraagd heeft om haar te waarschuwen. “Je weet nooit wat ze zou kunnen doen, zei Pourbaix. Ze zou de dingen die ze heeft meegemaakt kunnen herhalen. Statistieken bewijzen dat, zei hij nog.” Marie-Christine is vrij geschokt over wat hier allemaal gebeurt, en laat Nathalie W naar de opname luisteren. Nathalie belt onmiddellijk Pourbaix, wil een verklaring. Het enige antwoord is een huiszoeking bij Nathalie, op 1 april 1997, waarbij de gewraakte cassette in beslag wordt genomen. Dezelfde dag belt Philippe Pourbaix naar Marie-Christine M. om haar mee te delen dat hij een cassette met daarop hun telefoongesprek heeft gevonden. “Hij dreigde ermee een proces-verbaal op te stellen voor het verbreken van de geheimhouding van een onderzoek”, schrijft Marie-Christine in haar klachtenbrief.

Laurent Arnauts maakt deze en andere verklaringen over aan onderzoeksrechter Langlois en vraagt op zijn beurt uitleg. Die krijgt hij nooit.

Begin april bemoeit ook commandant Jean-Luc Duterme zich met de zaak. Hij stelt een proces-verbaal op waarin hij de magistraten persoonlijk wil waarschuwen voor ‘het gedrag van Nathalie W’. Hij stelt dat Nathalie W van plan is om klacht in te dienen tegen Pourbaix. “Zij doet alsof het onderzoek in de doofpot is gestopt en vertelt alles wat ze weet van het onderzoek aan vrienden en familie door.” Duterme ontwaart ook een risico op een mediacampagne ‘aangezien Nathalie contact opneemt met journalisten’. De speurders lopen zo het risico op represailles, stelt Duterme. Het duurt amper twee weken of er komt in de media inderdaad een soort campagne op gang. Niet diegene waar Duterme voor heeft gewaarschuwd, maar tegen Nathalie W zelf. In de pers groeit de 31-jarige vrouw uit tot een symbool van het ‘ontsporen’ van de onderzoeken in Neufchâteau.

Weekbladen en kranten laten geen spaander van haar heel. Haar getuigenis is niet alleen te gek om los te lopen, Nathalie W zou ook nog haar eigen medische dossiers hebben vervalst en bedreigingen hebben geënsceneerd. De kranten vermelden gretig hoeveel gevangenisstraf ze riskeert.

Voor Théo Vandyck, halfweg 1997 nog steeds herstellende, wordt het vrij snel duidelijk waar de pers de mosterd haalde. Twee dagen nadat het RTBf-programma Au Nom de la Loi zijn getuige breedvoerig door het slijk haalt, schrijft hij een lange brief aan Langlois. Hij legt uit dat hij tijdens zijn herstelperiode af en toe zijn ex-collega’s van de antenne-Neufchâteau ging opzoeken en verbaasd was over de plotse agressie waarmee sommigen praatten over Nathalie.

“Philippe Pourbaix hield maar niet op om het slachtoffer uit te maken voor allerlei slechts”, aldus Vandyck. “Volgens hem was Nathalie een ‘hoer’ (sic). Hij probeerde mij ook te beïnvloeden door Nathalie een ‘leugenaarster’ te noemen ‘die niets anders deed dan iedereen manipuleren’. Ergens in mei vorig jaar, ik denk dat het vrijdag 17 mei 97 was, kwam ik tegen 11.45 uur aan op het bureau. Ik wilde mijn collega’s uitnodigen voor een etentje (…). Philippe Pourbaix sloeg mijn uitnodiging af met de mededeling dat hijzelf, Baudouin Dernicourt, Yves D’hainaut en Patrick Noller een afspraak hadden met de journalist Philippe Brewaeys van het weekblad Le Soir Illustré. Op mijn vragen antwoordde hij dat hij de bommen moest ontmijnen die Nathalie had gelegd. Hij legde me uit dat zij de media had gecontacteerd om een echte lastercampagne op gang te zetten. Ik kreeg echter al zeer snel de indruk dat de onderzoekers zelf deze campagne op touw hadden gezet. Op dat moment verschenen er inderdaad regelmatig artikels in de pers over verschillende getuigen van Neufchâteau en dan vooral over Nathalie (…). Pourbaix vertelde me trouwens dat hij van plan was de journalist Gérard Rogge op te zoeken in dezelfde context.”

Daarna, schrijft Vandyck, heeft hij Pourbaix nog gebeld, in de hoop hem tot rede te kunnen brengen en hem te wijzen op de gevaren voor een sanctie wegens schending van het beroepsgeheim. Maar daar was blijkbaar geen gevaar voor. “Hij zei dat hij alles deed met goedkeuring van de onderzoeksrechter, en dat zowel commandant Duterme als kolonel Brabant achter hem stonden. Zij waren op de hoogte van zijn acties en keurden die ook goed (…) Tijdens dit gesprek liet Philippe Pourbaix me weten dat de pers nu op de hoogte was van de waarheid en hij raadde me aan om naar de uitzending van Au nom de la loi te kijken, want dan zouden ‘eindelijk'(sic) de puntjes op de i worden gezet”.

Als enige antwoord krijgt Vandyck van onderzoeksrechter Langlois een korte zakelijke brief met de dwingende raad zich niet meer met het onderzoek rond Nathalie W te bemoeien. Later blijkt dat Pourbaix inderdaad van zijn oversten toestemming heeft gekregen om zijn visie op de hele zaak uit te spreiden voor journalisten. Dat is vrij uniek, zeker in een onderzoek waar alle speurders enkele maanden eerder te horen kregen dat het minste lek zou worden bestraft met ontslag op staande voet. “Het is juist dat ikzelf en Dernicourt Baudouin, met de toestemming van onze hiërarchie alsook van onderzoeksrechter Langlois, bepaalde journalisten hebben ontmoet die initieel benaderd werden door Nathalie W.”, verklaart hij begin 1998 tijdens een verhoor door het Comité P.

“Zij is inderdaad ‘haar verhaal’ gaan vertellen en het was nodig dit te rectificeren.. Dit alles is echter niet gebeurd in de maand mei 1997, zoals Vandyck voorhoudt, maar op woensdag 18 juni 1997, toen we de journalisten (…) hebben ontmoet. Een verslag werd opgesteld ter attentie van de onderzoeksrechters Langlois en Vandermeersch op datum van 21 januari 1998.” Het verslag zit aangehecht aan het pv van Pourbaix’ verhoor. Merkwaardig: het verslag dateert van enkele dagen nadat een krant melding heeft gemaakt van de brief van Vandyck en van het feit dat leden van de commissie-Verwilghen zich grote vragen stellen over deze gang van zaken.

Laurent Arnauts blijft verwonderd achter. Het heeft er alle schijn van dat de speurders Nathalie W aanzien als een groter gevaar voor de samenleving dan de hele bende-Dutroux bij elkaar. Dernicourt, Noller en Dehainaut, dienen een klacht in tegen Nathalie W wegens ‘laster en eerroof’ nadat ze in een weekblad haar beklag heeft gemaakt over de wijze waarop ze werd behandeld. Dat gebeurt – voor een goed begrip – nà de smeuïge verhalen over haar in Le Soir Illustré en andere media. Tijdens schietoefeningen in de kazerne vervangt Pourbaix de roos door een foto van Nathalie W.

De moegetergde vrouw is halfweg 1998 allang niet meer geïnteresseerd in wat voor vorm van getuigen ook. Het dossier 110/96 is al een jaar eerder afgesloten. Wanneer ze in die periode eindelijk een baan vindt in een grootwarenhuis, is het maar een kwestie van dagen of daar staat de rijkswacht plots aan de deur. “Ze zat toen nog in haar proefperiode”, vertelt Arnauts. “Waar alles tot dan toe, zoals het ook hoort, discreet was verlopen, kwamen ze nu luidruchtig aan haar oversten melden dat ze moest worden verhoord ‘in verband met de zaak-Dutroux’. Een brief schrijven of even bellen kon plots niet meer. Nochtans is Nathalie met haar semafoon altijd en overal bereikbaar. Uiteraard was ze haar baan kwijt.”


 

Bron: De X-dossiers: wat België niet mocht weten over de zaak Dutroux | Annemie Bulté, Douglas De Coninck en Marie-Jeanne Van Heeswyck