Getuige X3
Een gruwelijk verhaal
Eind 1998 wordt een Brusselse vrouw van in de vijftig ontvangen op het kabinet van minister van Justitie Tony Van Parys. Ze heeft een onderhoud met zijn kabinetschef Patrick Duinslaeger, twee jaar daarvoor als nationaal magistraat nog een van de drijvende krachten achter het X1-onderzoek. Duinslaeger wordt daar liever niet aan herinnerd. In de Wetstraat is het werk van Bourlet en zijn mensen tegen die tijd alleen nog goed voor hoongelach. De Franstalige vrouw heeft in de maand december een brief geschreven aan de minister. Daarin uit ze haar verwondering over het gemak waarmee na het afsluiten van de X1-dossiers werd geconcludeerd dat er in België geen georganiseerde kindermishandeling zou bestaan. “Hoe wil u dat, in de huidige omstandigheden, andere slachtoffers nu nog spreken?”, had ze geschreven. “Ik geloof niet dat het nuttig is te weten wie er nu juist verantwoordelijk is, maar wel hoe de georganiseerde criminaliteit met kinderen in elkaar zit. Daarom mag er geen verjaringstermijn zijn voor georganiseerde misdaad waarvan kinderen het slachtoffer zijn.” Het was een beetje tot haar eigen verbazing dat ze meteen werd uitgenodigd voor een gesprek. Haar codenaam was X3.
Er gaan vijf lange gesprekken overheen alvorens eerste wachtmeester Serge Winkel op 10 december 1996 het eerste proces-verbaal opstelt over zijn contacten met deze vrouw. Ze is een kennis van Marie-Noëlle Bouzet, moeder van de verdwenen Elisabeth Brichet. Al voor de zaak-Dutroux heeft ze de aandacht-willen vestigen op het bestaan van netwerken van half-familiale, half- commerciële kinderprostitutie. In interviews en in een boek vertelde ze – anoniem – over haar verleden, en dat van haar zus, die door de hel die haar jeugd was, in de psychiatrie terecht kwam. Herinneringen aan hun vader die ’s nachts in hun kamer het licht aanknipte en de tweestrijd in de hoofden van de twee meisjes. Wat was groter, de angst of het schuldgevoel dat de ander die nacht uit bed zou worden gehaald? Het kaartspel onder gedempt licht. De winnaar mocht met haar, een klein kind nog, doen wat hij wou. Letterlijk. Een van de winnaars sneed haar onderbuik open – ze was acht.
Haar ouders brachten haar naar ‘avondjes’ in chique villa’s. Daar werden heren aangevoerd in Mercedessen-met-chauffeur. Ze zag er hoe een jongen van acht gruwelijk werd gefolterd, hoe de apotheose van de avond erin bestond dat zijn genitaliën werden afgesneden en op zijn buik gelegd. Zelfs het begraven van de jongen was aanleiding tot een soort ceremonie. Regina Louf is tot buiten ’s lands grenzen aan de schandpaal genageld voor zaken die ze nooit heeft verklaard. Over X1 is gezegd dat ze satanische rituelen beschreef en dat ze leden van het koningshuis beschuldigde. In werkelijkheid heeft ze nooit iets van die strekking verklaard. X3 deed dat wel.
Geen wereld kent zoveel ongeschreven wetten als het politiewezen. Eén ervan wil dat elk gerechtelijk onderzoek onverbiddelijk haar eindpunt heeft bereikt van zodra daarin, op wat voor wijze ook, een referentie wordt gemaakt naar een lid van het Hof. Bij de financiële sectie van de Brusselse BOB, waar de X-getuigen verhoord worden, weet men dat beter dan wie ook. Het is ooit voorgevallen in een fraudezaak. Het constitutionele drama dat Serge Winkel in de maand november 1996 in de lucht voelt hangen, heeft weinig te maken met bewezen feiten, maar alles met een niet in te calculeren risico op een soort volkswoede die het protest na het wegsturen van Connerotte, enkele weken daarvoor, in het niets kan doen verzinken.
Rond de nevendossiers zijn de scherpste maatregelen genomen voor de handhaving van de discretie, maar lekken zijn nooit uit te sluiten. De door X3 beschreven feiten dateren uit de periode tussen 1950 en 1962. Ze hebben niks te maken met Marc Dutroux – die toen nog in de luiers zat. Maar de getuigenis wordt wel afgelegd tegenover het parket van Neufchâteau, in het dossier 109/96, waarin ook de verklaringen van X1, X2 en later X4 terecht komen. Dit zijn geen gewone tijden. Nooit eerder is de pers zo hongerig geweest. De publieke opinie heeft weinig nodig om achter de verwijdering van Connerotte achterkamertjespolitiek te zien. Winkel ziet de koppen al voor zich: ‘Hof betrokken bij zaak-Dutroux!’
De vrouw die hem haar levensverhaal vertelt, doet dat heel sereen. Binnen de wereld van de hulpverlening aan slachtoffers van seksueel geweld geniet ze veel aanzien. De Franstalige kinderrechtencommissaris Claude Lelièvre heeft haar gevecht tegen kinderprostitutie gesteund. De tijd is er niet naar om haar zonder meer weg te sturen. In samenspraak met zijn oversten besluit Winkel X3 zo lang als mogelijk aan de praat te houden en zo weinig mogelijk te noteren. De X1speurders zullen later het voorwerp uitmaken van een gerechtelijk onderzoek waarin hen wordt verweten dat ze niet alles wat hun getuige verklaarde onmiddellijk in een proces-verbaal hebben gegoten. Hun collega’s van de derde ploeg worden ertoe aangezet het omgekeerde te doen.
Ze voeren met X3 breedvoerige gesprekken op 7, 19 en 28 november, en nog eens op 4 december. Toch duurt het tot 10 december 1996 voor het allereerste pv wordt opgesteld. Daarin vertelt X3 de grote lijnen van haar verhaal, maar niets over de notabele mensen die ze zich herinnert. Ze heeft vanaf haar twaalfde als een kindhoertje gefungeerd, zegt ze, werd toen ook even in een bar geplaatst, moest in haar omgeving andere kinderen zien te vinden. Die moest ze dan ‘initiëren’. Op haar vijftiende hield ze aan de mishandeling door een klant enkele breuken over. Dat werd op school uitgelegd als het gevolg van een val met de fiets.
Er verstrijken zes maanden voor er een eerste echt verhoor van X3 plaatsvindt. Het dossier vermeldt 26 mei 1997 als datum, maar het is verre van zeker of er tussenin niet nog meer niet-geregistreerde ‘gesprekken’ zijn geweest. Zeker is wel dat het proces-verbaal eindigt met een vrij merkwaardig zinnetje: ‘Identiek verhoor als 151.829, maar nu citeert zij geen personen die verbonden zijn aan het Hof.’ Er bestaan blijkbaar twee versies van de verhoren van X3, eentje mét verschrikkelijke beschuldigingen aan het adres van het Hof en eentje zonder. De maand mei, de periode waarin de verklaringen van X3 eindelijk aan het dossier 109/96 worden toegevoegd, is de periode waarin onder leiding van commandant Jean-Luc Duterme aanvang is gemaakt met het ontmantelen van de getuigenissen van X1. De vrees voor constitutionele drama’s is dan al weggeëbd en datgene wat Marc Verwilghen later ‘de restauratie’ zal noemen, is al volop aan de gang. Tijdens haar op 26 mei gedateerde verhoor beschuldigt X3 een gewezen topminister van de SP, de door X1 ook al genoemde ex-toppoliticus E., een bekende Brusselse bouwpromotor, een vooraanstaand PSC-politicus en enkele kennissen van haar eigen ouders.
In een dossierstuk dat gedateerd is op 2 juni 1997 doet X3 haar hele verhaal. Een gruwelijk verhaal. Over een door een park omgeven kasteel waar kinderen in kerkers opgesloten zaten ‘om hun beurt af te wachten’. In het torentje van het kasteel, zegt ze, was er een soort expositie van kinderlijken in diverse stadia van ontbinding. Het was een vaste groep van mensen, een vijftigtal slechts, en ze kon er maar weinigen van herkennen. De avondjes, hier, eindigden nooit zonder doden. Notabelen maakten met behulp van dobermannen in het park jacht op losgelaten naakte kinderen. Kinderen werden vastgebonden aan planken en gefolterd met scheermesjes en naalden. “Ik heb ook menselijk vlees moeten eten, vingers van kinderen die werden opgediend in gelatine.”
Wie de getuigenis wil projecteren op de latere perceptie van de X-dossiers in de media, staat voor een raadsel. De getuigenis van X3 lijkt wel een persiflage op alles wat in de marge van de zaak-Dutroux is gefluisterd en geïnsinueerd. Je zou verwachten dat X3 nog veel eerder dan de andere Neufcháteau-getuigen zou zijn afgeblaft door de speurders die na het wegsturen van adjudant De Baets het roer in handen namen. Je zou verwachten dat haar verklaringen veelvuldig zijn herlezen en geridiculiseerd en dat er een compleet dossier zou worden aangelegd met verklaringen van jeugdvriendinnen die zich alleen nog herinneren dat ze ‘wel eens een beetje doorsloeg’. Toch is dat blijkbaar niet gebeurd.
Wanneer in januari 1998 in de media de Xl-storm losbreekt, laat X3 onmiddellijk van zich horen. In een kort interview met de krant Le Soir zegt ze dat zij alvast niets heeft gemerkt van problemen in het door de antenne- Neufchâteau gevoerde onderzoek: “Persoonlijk heb ik geen enkele reden tot ongerustheid. Er blijven ernstige speurders, wier bedoeling het is een ernstig onderzoek te voeren (…). Ik ken alleen mijn eigen verhaal. En ik herhaal dat ik voor tweehonderd procent vertrouwen heb in de speurders met wie ik werk (…). Er zijn van die momenten dat die gedachten door mijn hoofd schieten: een persconferentie houden en alles ineens te zeggen en dan, op het eind van de getuigenis, de namen te noemen van de betrokken personen. Maar ik doe het niet, in het belang van het onderzoek en in het belang van de kinderen (…). Als het de bedoeling is een einde te maken aan het lijden van de kinderen, als men wil dat het stopt, dan moet men geduldig zijn.”
In Le Soir heeft X3 het ook over een speurder die haar enkele maanden eerder belde en die haar er blijkbaar wou van overtuigen dat het niets zou worden met dat hele onderzoek. Hij vroeg haar of ze er niet eens over wou praten. Het ging om Michel Clippe, zo blijkt later. X3 is het er helemaal niet mee eens en belt diezelfde dag naar een van de speurders die aanwezig was tijdens haar verhoren. Het gaat om eerste wachtmeester Dany Lesciauskas, de favoriete ondervrager van Jean-Paul Raemaekers. Lesciauskas stelt tegen zijn ex-collega meteen een procesverbaal op over een ‘poging tot destabilisatie.’ X3 heeft het nochtans niet zo bedoeld, zo blijkt. Ze beschouwde Clippe als een speurder ‘met een groot hart’ die alleen iets te hard van stapel wou gaan. “Hij probeerde mij dingen te doen zeggen die ik nooit heb gezien”, zegt ze, zonder daar kwade wil achter te zoeken. Het pv van Lesciauskas voegt zich wel toe aan de reeks van disciplinaire onderzoeken die binnen de rijkswacht tegen Clippe zijn geopend-en die overigens op niets zullen uitdraaien.
X3 gaat in 1998 nog af en toe langs bij de antenne-Neufchâteau. Ze wordt er zeer hartelijk ontvangen door commandant Jean-Luc Duterme en door enkele van zijn gezellen. Er wordt haar verteld dat het onderzoek nog ‘volop aan de gang is’. Ja, Langlois heeft ook voor haar dossier een herlezing bevolen, maar dat zal wel meevallen. Ze moet natuurlijk wel begrijpen dat moorden in België na maximaal twintig jaar verjaard zijn en dat geen van de door haar gesignaleerde feiten – hoe schokkend en onaanvaardbaar ook – nog in aanmerking kunnen komen voor vervolging. Ze moet ook inzien dat een aantal van de door haar genoemde mensen een bij de grondwet gegarandeerde immuniteit voor rechtsvervolging geniet. Ze hebben daar bij de Brusselse BOB ook andere X’en over de vloer gehad, zo laat X3 zich vertellen, maar hun getuigenissen konden niet worden geobjectiveerd, zo heet het. Tot begin 1999 leeft X3 nog steeds in de overtuiging dat er met man en macht rond haar getuigenis gewerkt wordt. Het is niet duidelijk of X3 zich er zelf van bewust is welk effect haar verklaringen op het onderzoek in de marge van de zaak-Dutroux heeft gehad.
Wordt X3 voor de gek gehouden? Je zou denken van wel. Wanneer de commissie-Verwilghen in de zomer van 1997 begint aan het tweede deel van haar zoektocht – naar bescherming dit keer – wordt raadsheer Etienne Marique van het Brusselse hof van beroep aangetrokken. Marc Verwilghen heeft echo’s opgevangen over een malaise bij de antenne-Neufchâteau. Marique krijgt de opdracht enkele leden van de antenne te verhoren. Een van de eerste speurders die aan de beurt komt, is eerste opperwachtmeester Jean-Luc Decker, de rechterhand van commandant Duterme. Het verhoor vindt plaats op 17 augustus 1997. Enkele weken later brengt Decker zijn bazen in een lichtjes paniekerig klinkende nota – onder de hoofding ‘vertrouwelijk’ – op de hoogte van wat er tijdens het onderhoud met Marique is gezegd.
Decker verwondert zich erover dat de raadsheer zoveel weet. Hij kent de grote lijnen van de X- getuigenissen, heeft een vrij duidelijk beeld van welke speurders er met welke dossiers bezig zijn en is ook op de hoogte van de spanningen binnen de onderzoekscel. Deze passage uit zijn nota, verstuurd aan majoor Guissard in Neufchâteau en mee ondertekend door Duterme, geeft een idee over wat er in die periode achter de schermen gebeurt: “Wat de verklaring van X3 betreft, die de koninklijke familie in opspraak brengt, moet men weten dat deze verklaring tot op heden niet in de procedure zit (beslissing van Mijnheer Langlois). Ik heb van de gelegenheid gebruik gemaakt om tegenover raadsheer Marique te preciseren dat geen enkele speurder van de antenne-Neufcháteau onderzoek verrichtte tegen personen die onschendbaarheid, immuniteit of een privilege van jurisdictie genieten. In dezelfde gedachteorde heb ik gepreciseerd dat geen enkele magistraat ook maar de minste onderzoeksopdracht heeft uitgeschreven betreffende deze personen.”
Wat kan je hiervan bakken? Langlois heeft beslist dat er niet tegen leden van het Hof of tegen andere ongenaakbaren mag worden getuigd. Met welk nut X3 dan zovele keren is verhoord door de BOB, is onduidelijk. Er rijst nog een andere vraag: waarom gaan de speurders terzelfder tijd als razenden te keer tegen de andere X-getuigen en wordt X3 bij elk bezoek als een prinses ontvangen, wordt ze later zelfs ontboden op het kabinet-Justitie? Er is niet veel verbeelding nodig om tot een min of meer coherente hypothese te komen. Zonder het zelf te beseffen, heeft X3 het dossier 109/96 doen exploderen. Het ging niet meer om haar geloofwaardigheid of die van andere getuigen, het ging allang niet meer om onopgeloste moorden of om de antecedenten van Dutroux en/of Nihoul. Het ging over politiek. X3 creëerde blijkbaar een patstelling.
Door ook maar een fractie van het dossier 109/96 te credibiliseren – bijvoorbeeld door een oude moord op te lossen – zou een soort constitutionele bom aan het tikken zijn gegaan. “Liever dan dat risico te lopen, is halfweg 1997 beslist dat de onderzoeken kapot moesten, goedschiks of kwaadschiks”, zegt een speurder van toen. “Je moet je trachten te verplaatsen in de leefwereld van magistraten. Voor hen is een pv in de eerste plaats een juridisch stuk, een klein heiligdom. Als zoiets van X3 op pv staat, dan is dat iets dat hun loopbaan kan kraken. De geringste positieve evolutie in de X-dossiers, verhoogde het risico dat de verklaringen van X3 de pers zouden halen. Ook al staan de diverse getuigenissen los van elkaar. In zo’n situatie moet alles wijken voor de raison d’état.”
Bron: De X-dossiers: wat België niet mocht weten over de zaak Dutroux | Annemie Bulté, Douglas De Coninck en Marie-Jeanne Van Heeswyck